Herziening normen en bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen kunstenaars
met ingang van 15 april 2005
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt op grond
van artikel 18, zevende lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars bekend
dat met ingang van 15 april 2005:
1. in artikel 8, onderdeel a, `€ 1172,59' wordt herzien in: €
1177,57; `€ 1387,21' in € 1395,33; en `€ 1549,47' in €
1558,90;
2. in artikel 15, eerste lid, `€ 735,00' wordt herzien in: €
737,26 `€939,33' in € 944,29; en `€ 1073,86' in € 1080,95;
3. in artikel 16, tweede lid, `€ 1582,08' wordt herzien in: €
1588,69; `€ 1968,95' in € 1979,09; en `€ 2202,24' in €
2213,00.
's-Gravenhage, 25 april 2005.
De Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,
De wnd. directeur Werk
en Bijstand,
W. Meijerink.
Toelichting
De bedragen genoemd in de artikelen 8, onderdeel a, 15, eerste lid, en
16, tweede lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) dienen te worden
herzien voor zover de ontwikkeling van het netto minimumloon en de netto vakantieaanspraak
op minimumvakantiebijslag daartoe aanleiding geeft.
Bij de wet van 24 maart 2005 tot aanvulling van het inkomen van ouderen
met een bescheiden inkomen en aanpassing berekening vakantie-uitkering voor
uitkeringsgerechtigden (Wet inkomensaanvulling 2005) (Stb. 192) is de definitie
van het begrip netto minimumloon bedoeld in artikel 18, tweede lid,van de
WWIK herzien.
Dit resulteert in een verhoging van het netto minimumloon met € 4,13
per maand. Als gevolg daarvan dient toepassing te worden gegeven aan artikel
18, eerste lid, van de WWIK.
De bruto bedragen worden zodanig vastgesteld dat deze netto gelijk zijn
aan de van het netto minimumloon afgeleide bedragen, inclusief vakantie-uitkering.
Bij de vaststelling van de bruto bedragen is ten aanzien van de loonheffing
rekening gehouden met de in de loonbelastingtabel verwerkte algemene heffingskorting.
Bij de vaststelling van de bedragen voor alleenstaande ouders is daarnaast
rekening gehouden met de alleenstaandeouderkorting.
Omdat de WWIK geen gesplitste uitbetaling kent is naast de algemene heffingskorting
rekening gehouden met de minstverdienende partnerkorting.
Bovenvermelde wet van 24 maart 2005 kent een overgangsbepaling. Deze houdt
in dat de effecten van de nieuwe definitie voor in april 2005 lopende uitkeringen
ook hun uitwerking hebben over de periode van januari 2005 tot en met 15 april
2005. De opgelopen achterstanden in deze periode worden in de maand april
bij de uitbetaling van de uitkering betrokken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze,
De wnd. directeur Werk en Bijstand,
W. Meijerink.