Wijziging Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 april 2005, nr. WJZ 5023884, tot vervanging van het aanvraagformulier bij de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 72r van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel I

De bij de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie1 behorende bijlage 1 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, Arnhem.

Den Haag, 22 april 2005
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Op grond van artikel 72r van de Elektriciteitswet 1998 dient de aanvrager van subsidie voor de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor zijn aanvraag gebruik te maken van een bij ministeriële regeling vastgesteld formulier. In dit formulier kan worden aangegeven welke bescheiden bij de aanvraag moeten worden overgelegd. Tevens dient de aanvrager een onderbouwde raming te geven van de hoeveelheid kilowattuur waarvoor in totaal gedurende de voor de subsidie in aanmerking komende periode subsidie wordt aangevraagd.

Voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is het van belang een oordeel te vormen over de vraag op welk moment een installatie in bedrijf zal worden genomen en wat de hoeveelheid kilowattuur is die geproduceerd zullen worden. Dit is vooral van belang voor de financiële planning van de MEP-inkomsten en uitgaven. Immers, op basis van de aanvragen wordt een inschatting gemaakt hoeveel budget jaarlijks voor de MEP-subsidie benodigd is en op basis hiervan wordt jaarlijks op basis van artikel 72ab van de Elektriciteitswet 1998 een tarief vastgesteld dat afnemers betalen. In de tussenevaluatie MEP (Kamerstukken II 2003/04 28 665, nr. 49) is hierover opgemerkt dat het wenselijk is dat de aanvrager aanvullende informatie aanlevert, waarbij zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij de informatie die bij andere financiële instrumenten moet worden verstrekt. Hiermee wordt stroomlijning van informatieverplichtingen bereikt.

Op dit moment heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet onvoldoende mogelijkheden om in geval van installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit zich een oordeel te vormen of genoemde raming en planning reëel is. Om hier een goed oordeel over te vormen, is een kopie van een bouwvergunning, of indien het windturbines op zee betreft, een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, noodzakelijk. In die vergunningen zijn gegevens omtrent te bouwen vermogen opgenomen. Het kunnen beschikken over een bouwvergunning is veelal een belangrijke voorwaarde voor de financiering van een project. Dit betekent namelijk dat er grote mate van zekerheid kan worden verkregen over de vraag of er concreet gaat worden gebouwd. Door deze informatie wordt bereikt dat een afgegeven MEP-beschikking ook leidt tot concrete productie van duurzame kilowatturen.

Voor het mee- en/of bijstoken van biomassa zal niet de bouwvergunning, maar de voor de mee- of bijstook benodigde milieuvergunning relevant zijn. Immers, in het algemeen zal de bouwvergunning reeds enige tijd geleden verleend zijn, en zal hierin geen rekening zijn gehouden met bij- of meestook.

Onderhavige regeling strekt ertoe in het aanvraagformulier op te nemen dat bij de aanvraag voor MEP-subsidie voor installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit een kopie van de bouwvergunning, een relevante milieuvergunning of van de vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken moet worden verstrekt.

De regeling leidt tot een zeer geringe stijging van de administratieve lasten omdat een kopie van een vergunning moet worden meegezonden. Bij een gemiddeld uurtarief in deze sector van € 50,– leidt deze regeling tot een verhoging van de lasten per aanvraag met enkele euro’s.

Het totaal aantal aanvragen van installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit in de MEP bedraagt omstreeks 100 per jaar. De verhoging van de totale administratieve lastendruk bedraagt voor alle aanvragers tezamen aldus minder dan € 1000 per jaar.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2003, 121, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 december 2004, Stcrt. 250.

Naar boven