Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2005/20)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de Minister van Buitenlandse Zaken van 22 april 2005, nummer 2005/20, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de Minister van Buitenlandse Zaken

Gelet op het Besluit Mandaatverlening Hoofd Visadienst 1997 (Staatscourant 1997, nr. 247) en de Algemene machtigingsregeling IND 2002 (Staatscourant 25 juli 2002, nr. 140);

Besluiten:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/7.2.6.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.2.6.1. Algemeen

Art. 2.3

Vreemdelingenbesluit:

1. Onverminderd de overige terzake bij de Wet gestelde vereisten wordt op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet, toegang tot Nederland niet geweigerd, indien de vreemdeling in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding dat is voorzien van:

(…)

d. een door Onze Minister afgegeven verklaring die aan hem recht geeft op terugkeer naar Nederland.

(…)

Een terugkeervisum is een nationaal visum, dat recht geeft op terugkeer naar Nederland. Een dergelijk visum kan onder bepaalde voorwaarden door de Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) aan vreemdelingen die daarom verzoeken, worden afgegeven indien:

a. zij rechtmatig verblijf hebben op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vreemdelingenwet;

b. zij in het bezit zijn van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, 20, 28 of 33 Vreemdelingenwet;

De Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND)is bevoegd tot het zelfstandig afgeven van een terugkeervisum. De indiening van een verzoek om een terugkeervisum geschiedt op dezelfde wijze als een verzoek tot wijziging of verlenging van een visum. Zie voor een omschrijving van de procedure A2/7.4.

Zie voor een model van het terugkeervisum M2-C.

B

Paragraaf A2/7.2.6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.2.6.2 Vreemdelingen in procedure

Een vreemdeling aan wie het is toegestaan om in Nederland een (definitieve) beslissing op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel dan wel regulier af te wachten, heeft, indien hij na uitreis uit Nederland aanspraak wil maken op wedertoegang tot Nederland, hiervoor een terugkeervisum nodig.

Daarbij is niet van belang of de vreemdeling visumplichtig dan wel niet visumplichtig is.

Ten aanzien van de vreemdeling die in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier (eerste aanleg, bezwaar of beroep) geldt het volgende. Indien de vreemdeling is ingereisd zonder te beschikken over de vereiste machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) welke overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd en evenmin besloten is dat er sprake is van een gerechtvaardigd beroep op de hardheidsclausule of vrijstelling van het mvv-vereiste, wordt aan hem geen terugkeervisum verleend.

De vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vreemdelingenwet, én met de vereiste mvv is ingereisd, welke overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd, komt in aanmerking voor een terugkeervisum, indien:

1. er sprake is van een dringende reden die geen uitstel van vertrek gedoogt;

2. de vreemdeling zich gedurende zijn verblijf in Nederland heeft gehouden aan de maatregelen van toezicht in het kader van de vreemdelingenwetgeving;

3. de vreemdeling, om de reden voor vertrek uit en terugkeer naar Nederland aannemelijk te maken, alle daarvoor noodzakelijke gegevens heeft verstrekt en bescheiden heeft overgelegd aan de verzoekende instantie;

4. de vreemdeling zelfstandig beschikt over een geldig grensoverschrijdingsdocument;

5. het Openbaar Ministerie geen bezwaar heeft tegen vertrek uit Nederland in verband met vervolging wegens strafbare feiten of tenuitvoerlegging van een vonnis;

6. de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, een bezwaarschrift, een beroep op de Rechtbank of een hoger beroep op de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State niet binnen de geldigheidsduur van het terugkeervisum wordt verwacht.

In de volgende gevallen is er sprake van dringende redenen die geen uitstel van vertrek gedogen:

1. ernstige ziekte of overlijden van een nabije bloedverwant (in de eerste en tweede graad);

2. het bijwonen van een huwelijk van een nabije bloedverwant (in de eerste en tweede graad);

3. onder voogdij gestelde minderjarigen die met het pleeggezin op vakantie naar het buitenland gaan;

4. deelname aan een in het kader van de opleiding of studie van belang zijnde excursie of werkweek in het buitenland;

5. deel uitmaken van een sportteam dat Nederland in den vreemde zal vertegenwoordigen.

Daarnaast kunnen vreemdelingen die voor zakelijke doeleinden wensen te reizen in aanmerking komen voor een terugkeervisum, ongeacht het feit of er sprake is van dringende redenen die geen uitstel van vertrek gedogen.

Deze categorie vreemdelingen dient wel te voldoen aan de voorwaarden 2 tot en met 6 zoals hierboven opgesomd. Bovendien moeten zij kunnen aantonen dat zij een aanvraag tot het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning hebben ingediend en hiervoor leges hebben betaald.

Het terugkeervisum wordt voor een vreemdeling die rechtmatig verblijf houdt op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vreemdelingenwet alleen kort voor het vertrek van de vreemdeling afgegeven. Het terugkeervisum wordt afgegeven met een geldigheidsduur voor het beoogde doel, maar voor ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur van een terugkeervisum kan na uitreis niet worden gewijzigd of verlengd. De geldigheidsduur van het noodzakelijke grensoverschrijdingsdocument dient ten minste één maand langer te zijn dan de termijn waarbinnen de vreemdeling op grond van zijn terugkeervisum kan terugkeren.

Het terugkeervisum is in deze gevallen slechts geldig voor één reis, tenzij het gaat om vreemdelingen die voor zakelijke doeleinden wensen te reizen. Deze categorie vreemdelingen kan een terugkeervisum voor meerdere reizen krijgen.

Terugkeervisa ten behoeve van asielzoekers

Een terugkeervisum kan worden verleend aan een vreemdeling die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel (als bedoeld in de artikelen 28 en 33 Vreemdelingenwet) heeft gedaan en rechtmatig verblijf houdt op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vreemdelingenwet. Echter, deze vreemdelingen komen niet in aanmerking voor een terugkeervisum wanneer het de terugkeer vanuit het land van herkomst betreft.

C

Paragraaf A2/7.2.6.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.2.6.3 Vreemdelingen in het bezit van een verblijfsvergunning

In principe hebben vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel dan wel regulier geen terugkeervisum nodig indien zij na een reis naar het buitenland (binnen dan wel buiten Schengen) weer naar Nederland willen terugkeren. Immers, deze vreemdelingen hebben zonder visum toegang tot Nederland indien zij beschikken over:

a. een paspoort of ander erkend reisdocument en een afzonderlijk document als bedoeld in bijlage 7 Voorschrift Vreemdelingen; of

b. een paspoort en een door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs of een door dat ministerie gewaarmerkt identiteitsbewijs, verstrekt door een internationale organisatie (zie ook A2/6.2).

Niettemin kan aan deze vreemdelingen op hun verzoek een terugkeervisum worden afgegeven, indien zij dit visum nodig hebben voor de reis door of naar een land gelegen buiten het Schengen-gebied (bijvoorbeeld ter verkrijging van visumfaciliteiten voor of toegang tot dat land).

De geldigheidsduur van zowel het grensoverschrijdingsdocument als de geldigheidsduur van de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning dient de duur van het terugkeervisum met ten minste één maand te overschrijden.

Het terugkeervisum wordt voor ten hoogste één jaar verleend. Echter, dit laat onverlet dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland mag vestigen. De geldigheidsduur van een terugkeervisum kan na uitreis niet worden gewijzigd of verlengd.

Het terugkeervisum kan, voor de hiervoor genoemde vreemdelingen, worden verleend voor één of meerdere reizen.

Houders van een verblijfsvergunning asiel

Een terugkeervisum kan worden verleend aan een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd. Echter, deze vreemdelingen komen niet in aanmerking voor een terugkeervisum wanneer het de terugkeer vanuit het land van herkomst betreft. Het is hierbij niet van belang of het om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd gaat.

Indien de vreemdeling beschikt over een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, vormt een aanvraag tot het verlenen van een terugkeervisum voor terugkeer uit het land van herkomst grond om op basis van artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet, een aanvraag tot verlenging van die verblijfsvergunning af te wijzen. De grond voor verlening is daaraan immers kennelijk ontvallen. Ook de vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd komt niet in aanmerking voor een terugkeervisum voor terugkeer uit het land van herkomst, aangezien diens vluchtelingenpaspoort niet geldig is voor zijn land van herkomst.

Indien de vreemdeling die in het bezit is van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, van oordeel is dat hij niet meer behoeft te vrezen voor vervolging in zijn land van herkomst, bijvoorbeeld vanwege een regimewijziging, dan kan hij zich tot de eigen autoriteiten wenden voor het verkrijgen van een nieuw nationaal document voor grensoverschrijding, waarmee hij naar het land van herkomst kan reizen.

D

Paragraaf A2/7.2.6.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.2.6.4 Kosten van het terugkeervisum

Ingevolge de Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 12 december 2003, nr. DJZ/BR-1003/2003 tot vaststelling van de tarieven voor consulaire dienstverlening wordt de vreemdeling voor de behandeling van een aanvraag om een terugkeervisum € 40 in rekening gebracht.

Terugkeervisa worden echter kosteloos afgegeven aan:

– vreemdelingen op wie de Wet betreffende de positie van Molukkers van toepassing is, op grond waarvan zij voor terugkeer naar Nederland geen visum behoeven;

– vreemdelingen die zijn vrijgesteld van visumkosten (zie A2/7.8.4).

Zie voor verrekening van visumgelden A2/7.8.5.

E

Paragraaf A2/7.6.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.6.4 Doorreisvisum

Aan houders van een doorreisvisum wordt na het verstrijken van de geldigheidsduur van het visum in beginsel geen verder verblijf toegestaan. Indien de Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) echter van mening is dat er bijzondere redenen zijn om aan de houder van een doorreisvisum verder verblijf in de vrije termijn toe te staan, wordt het doorreisvisum omgezet in een reisvisum. In dat geval wordt gebruik gemaakt van een Schengenvisumsticker.

N.B. Voor invulling zie de ‘Handleiding voor afgifte en invulling van de Schengen-visumsticker bij verlenging’.

Voor verlening van deze visumfaciliteit worden dezelfde bedragen in rekening gebracht als voor verlenging van de geldigheidsduur van het visum (zie A2/7.8.1).

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Rijswijk, 22 april 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de Minister van Buitenlandse Zaken,
namens deze,
het hoofd van de Visadienst, P.W.A. Veld.

TOELICHTING BIJ WIJZIGING 2005/20

ALGEMEEN

Sinds de bevoegdheid tot afgifte van terugkeervisa is overgedragen van de korpschef aan de Visadienst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), is gebleken dat in veel situaties onduidelijkheid bestaat ten aanzien van de te hanteren werkwijze. De ervaringen die gedurende 2004 zijn opgedaan met de afgifte van terugkeervisa hebben geleid tot de bij onderhavige WBV doorgevoerde wijzigingen in het beleid ten aanzien van de afgifte van terugkeervisa.

Aangezien terugkeervisa met name zijn bedoeld voor vreemdelingen die in afwachting zijn van de beslissing op hun aanvraag, en niet voor vreemdelingen die reeds in het bezit zijn van een verblijfsvergunning, is ervoor gekozen de volgorde van behandeling van de twee categorieën vreemdelingen te wijzigen. A2/7.2.6.2 ziet door onderhavige wijziging derhalve op de categorie vreemdelingen die zich nog in procedure bevinden, terwijl in A2/7.2.6.3 de vreemdelingen in het bezit van een verblijfsvergunning beziet.

A

A2/7.2.6.1 Algemeen

Aan A2/7.2.6.1 is allereerst artikel 2.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 toegevoegd. Voorts is de omschrijving van de categorieën vreemdelingen die in aanmerking kunnen komen voor een terugkeervisum gewijzigd. De categorie vreemdelingen die “in Nederland zijn toegelaten voor een verblijf langer dan drie maanden”, is vervangen door de zinsnede “in het bezit zijn van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, 28, 33 of 20 Vreemdelingenwet”. Hiermee wordt duidelijker aangegeven dat het bij deze categorie gaat om vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde, dan wel onbepaalde tijd.

Daarnaast is een alinea aangaande de bevoegdheid tot het verlenen van het terugkeervisum in deze paragraaf opgenomen. Bedoelde informatie stond elders in A2/7.2.6 vermeld, maar is vanwege het algemene karakter ervan onder A2/7.2.6.1 geplaatst.

B

A2/7.2.6.2 Vreemdelingen in procedure

In A2/7.2.6.2 hebben meerdere wijzigingen plaatsgevonden.

De eerste wijziging heeft betrekking op het bezit van een mvv als voorwaarde voor het verkrijgen van een terugkeervisum. Indien een vreemdeling is ingereisd zonder dat hij beschikte over de vereiste mvv die overeenkwam met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd, wordt aan hem geen terugkeervisum verleend. Deze voorwaarde was niet in het beleid opgenomen, alhoewel deze in de praktijk wel werd gehanteerd. De onderhavige paragraaf is dienovereenkomstig aangepast.

Ten tweede is besloten om de regel dat gedurende de eerste zes maanden na het indienen van een aanvraag om een verblijfsvergunning geen terugkeervisum mag worden verleend, af te schaffen. Niet valt immers in te zien op welke grond een vreemdeling wel na zes maanden aan een zeer ernstig ziek familielid een bezoek zou mogen brengen, terwijl dit na drie maanden niet toelaatbaar wordt geacht. Bovendien is met het instellen van het D+C-visum de regel dat de vreemdeling gedurende de eerste zes maanden na de indiening van zijn aanvraag niet mag reizen, feitelijk losgelaten.

Ten derde is in deze paragraaf het begrip ‘dringende redenen’ zodanig verruimd dat aangesloten wordt bij de definitie die het ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert bij de afgifte van laissez passers. Het ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich daarbij op de “Gecertificeerde beleidsregels verstrekking laissez passers op grond van de Paspoortwet”, op basis waarvan wordt geoordeeld of er sprake is van een humanitaire noodzaak om te reizen.

Ten vierde is besloten om vreemdelingen die voor zakelijke doeleinden wensen te reizen in aanmerking te laten komen voor een terugkeervisum, ongeacht het feit of er sprake is van dringende redenen die geen uitstel van vertrek gedogen.

Deze categorie vreemdelingen dient wel te voldoen aan de overige voorwaarden voor het verkrijgen van een terugkeervisum. Bovendien moeten zij kunnen aantonen dat zij een aanvraag tot het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning hebben ingediend en hiervoor leges hebben betaald. Het voordeel van deze beleidswijziging is dat de onlogische situatie dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een D+C-visum wel gedurende de eerste drie maanden mogen reizen, maar daarna niet meer, hiermee tenietgedaan wordt.

Tot slot is er een aparte alinea opgenomen om de specifieke voorwaarde die geldt ten aanzien van asielzoekers toe te lichten.

C

A2/7.2.6.3 Vreemdelingen in het bezit van een verblijfsvergunning

Vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel dan wel regulier, hebben in beginsel geen terugkeervisum nodig indien zij na een reis naar het buitenland (zowel binnen als buiten het Schengengebied) naar Nederland wensen terug te keren. Op basis van hun paspoort, of een ander erkend reisdocument, in combinatie met hun verblijfsvergunning kunnen zij immers Nederland in- en uitreizen. Middels deze wijziging wordt dit in onderhavige paragraaf benadrukt.

Een aparte alinea is opgenomen om de specifieke voorwaarde die geldt ten aanzien van vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel toe te lichten. In deze alinea komt beter tot uitdrukking dat houders van een verblijfsvergunning asiel alleen een terugkeervisum krijgen voor de terugkeer uit een ander land dan het land van herkomst. Immers, indien zij naar het land van herkomst gaan, zou dit betekenen dat zij niet te vrezen hebben voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag en kan hun verblijfsvergunning worden ingetrokken.

D

7.2.6.4 Kosten van het terugkeervisum

Besloten is dat de groep vreemdelingen die reeds in het bezit is van een verblijfsdocument, niet vrijgesteld wordt van het betalen van leges. Niet valt in te zien waarom een categorie vreemdelingen die het terugkeervisum eigenlijk niet nodig heeft, deze gratis kan verkrijgen wanneer hij er in weerwil daarvan toch om vraagt.

In die gevallen dat een vreemdeling van mening is dat hij door achterstanden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een terugkeervisum moet aanvragen op het moment dat hij normaliter reeds in het bezit zou zijn van zijn verblijfsdocument, kan de vreemdeling nadien een verzoek om schadevergoeding indienen.

E

7.6.4 Doorreisvisum

Gebleken is dat deze paragraaf na de overdracht van taken van de Korpschef aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nog niet was aangepast aan de huidige situatie. Middels deze wijziging gebeurt dit alsnog.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de Minister van Buitenlandse Zaken

namens deze,

het hoofd van de Visadienst,

P.W.A. Veld

Naar boven