Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2005, 81 pagina 12 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2005, 81 pagina 12 | Overig |
Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 april 2005, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/A&Z/2005/20843, houdende regels voor subsidies flankerend beleid kinderopvang (Subsidieregeling kinderopvang)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. ministerie: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
c. Directeur Arbeidsverhoudingen: de Directeur Arbeidsverhoudingen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
d. aanvrager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het verzoek tot een subsidie indient;
e. subsidieontvanger: de natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan krachtens deze regeling een subsidie is verleend;
f. aanvraagtijdvak: een door de minister vastgesteld tijdvak als bedoeld in artikel 6, waarbinnen aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend;
g. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel bestaande uit ten minste een natuurlijk persoon en een rechtspersoon;
h. project: een samenhangend geheel van activiteiten met betrekking tot een van de in artikel 5 genoemde thema’s.
De minister verstrekt overeenkomstig de regels van deze regeling op aanvraag subsidie voor een project dat strekt tot realisatie van of dienstig is aan het bevorderen van toegankelijke en verantwoorde kinderopvang.
1. Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die onafhankelijk is van het ministerie kan projectsubsidie aanvragen.
2. Indien de aanvraag betrekking heeft op een samenwerkingsverband, treedt een van de partijen in het samenwerkingsverband namens dat samenwerkingsverband als aanvrager op. Bij de aanvraag ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt overgelegd een door de partijen in het samenwerkingsverband getekende verklaring, waaruit blijkt dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt gemachtigd is het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De subsidie wordt verleend aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt.
1. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend bij de Directeur Arbeidsverhoudingen, die de subsidie namens de minister verstrekt.
2. Bij de aanvraag wordt overgelegd:
a. een projectplan;
b. een postgewijze begroting, alsmede een toelichting op deze begroting; en
c. een verklaring als bedoeld in artikel 3, tweede lid, indien de aanvraag betrekking heeft op een samenwerkingsverband.
3. Het projectplan bevat een opgave van de startdatum en duur van het project, alsmede een beschrijving van:
a. de aard van het project dat voor subsidie in aanmerking wordt gebracht;
b. de in het kader van dat project te ondernemen activiteiten, evenals de met dat project beoogde resultaten, waarbij wordt aangegeven op welk van de in artikel 5 genoemde thema’s respectievelijk de krachtens artikel 6 bedoelde beleidsvoornemens het project betrekking heeft;
c. een beschrijving van het probleem waarvoor het project een oplossing beoogt te bieden; en
d. een overzicht van partijen die voornemens zijn aan de financiering van het project bij te dragen, met vermelding van de omvang en de te verwachten financiële bijdragen, onderscheiden naar de diverse partijen, evenals een beschrijving van de voorwaarden waaraan de verkrijging van de financiële bijdragen verbonden is.
4. Een aanvraag door een rechtspersoon wordt ondertekend door of namens het bestuur.
5. Een aanvraag heeft steeds betrekking op één project.
Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking projecten, passend binnen de in artikel 2 genoemde doelstelling, met betrekking tot de volgende thema’s:
a. bevordering van een goede uitvoering van de Wet kinderopvang;
b. financiering van de kinderopvang, waaronder begrepen stimulering van werkgeversbijdragen voor de kosten van kinderopvang;
c. versterking van het ondernemerschap in de kinderopvangsector;
d. versterking van de positie van ouders als consument van kinderopvang;
e. bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang, waaronder begrepen de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen alsmede de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang;
f. stimulering en ontwikkeling van innovatieve vormen van kinderopvang;
g. stimulering en ontwikkeling van innovaties binnen dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang;
h. ontwikkeling, verbetering dan wel het tot stand brengen van zelfreguleringinstrumenten in de kinderopvangsector;
i. verbetering van het bereik en de toegankelijkheid van kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang;
j. bevordering van samenwerking van kinderopvangvoorzieningen met andere jeugdvoorzieningen; of
k. vergemakkelijking van combinatie van arbeid en zorg in relatie tot kinderopvang.
Aanvraagtijdvak; subsidieplafond en beleidsvoornemens
1. De mogelijkheid tot het indienen van projectaanvragen om subsidie bestaat slechts gedurende door de minister vastgestelde aanvraagtijdvakken die in de Staatscourant bekend worden gemaakt.
2. Ten aanzien van elk aanvraagtijdvak wordt door de minister een subsidieplafond vastgesteld en bekend gemaakt in de Staatscourant.
3. Bij de bekendmaking, bedoeld in het eerste lid, geeft de minister met betrekking tot de in artikel 5 genoemde thema’s zijn beleidsvoornemens aan, voor welke beleidsvoornemens in het desbetreffende aanvraagtijdvak subsidie kan worden aangevraagd, alsmede de periode gedurende welke subsidie voor die beleidsvoornemens kan worden verleend.
4. Bij de bekendmaking, bedoeld in het eerste lid, kan de minister:
a. het aantal projecten maximeren waarvoor een aanvrager per aanvraagtijdvak subsidie verleend kan krijgen;
b. het maximum te subsidiëren bedrag per subsidieontvanger vaststellen.
Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende na de indiening van de aanvraag noodzakelijke rechtstreeks aan het project toe te rekenen door de aanvrager gemaakte en te zijne laste, dan wel ten laste van het samenwerkingsverband gebleven kosten met betrekking tot:
a. personeel;
b. exploitatie; of
c. overhead.
1. Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij uitsluitend volledige aanvragen in behandeling worden genomen.
2. Van een volledige aanvraag is sprake indien wordt voldaan aan artikel 4.
3. Wanneer een onvolledige aanvraag wordt geretourneerd, geldt de datum van ontvangst van de volledige aanvraag voor de toepassing van het eerste lid.
4. Op een aanvraag wordt binnen een termijn van dertien weken na het sluiten van een aanvraagtijdvak beslist.
1. Bij de mededeling in de Staatscourant, bedoeld in artikel 6, eerste lid, kan de minister aangeven dat, in afwijking van artikel 8, eerste lid, na het verstrijken van de in die mededeling opgenomen periode van indiening van aanvragen, de aanvragen in rangorde worden geplaatst. Daarbij worden subsidieaanvragen beoordeeld naar de mate waarin:
a. het aangemelde project bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen van de subsidie, als omschreven in de beleidsvoornemens;
b. de aanvrager de behoefte aan het aangemelde project aannemelijk maakt;
c. de aanvrager kan aantonen dat er draagvlak voor het aangemelde project bestaat;
d. de subsidie in evenredige verhouding staat tot aard, omvang en beoogde resultaten van het aangemelde project;
e. de aanvrager aannemelijk maakt dat gedurende de duur van het aangemelde project de continuïteit van de daarvoor benodigde werkzaamheden is gewaarborgd;
f. de aanvrager aannemelijk maakt dat de beoogde resultaten van het aangemelde project overdraagbaar zijn en in brede zin toepasbaar;
g. het projectplan en de begroting zodanig zijn gekwantificeerd dat bij de vaststelling van de subsidie de gerealiseerde kosten op een eenvoudige wijze kunnen worden vergeleken met de begrote kosten en de behaalde resultaten; of
h. er sterkere garanties zijn voor voortzetting van de resultaten van het project na afloop de duur van de subsidie.
2. Voor de rangschikking door de minister wegen de in het eerste lid genoemde criteria even zwaar.
3. Bij de beoordeling van subsidieaanvragen houdt de minister voorts rekening met de spreiding van de subsidiëring over verschillende typen projecten.
4. Indien het subsidiebedrag dat verleend kan worden aan de aanvrager wiens aanvraag als eerste in de rangorde is geplaatst lager is dan het subsidieplafond, bedoeld in artikel 6, tweede lid, verleent de minister het subsidiebedrag. Indien aan de aanvrager van de volgende aanvraag een subsidiebedrag verleend kan worden dat lager is dan het bedrag dan na beslissing op de eerste aanvraag resteert, verleent de minister ook aan die aanvrager het subsidiebedrag, en zo vervolgens.
5. Indien met toekenning op grond van het vierde lid, het subsidieplafond zal worden overschreden, worden de resterende aanvragen afgewezen.
6. Voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond, bedoeld in het vierde lid, worden uitsluitend volledige aanvragen in behandeling genomen. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Onverminderd artikel 9, vijfde lid, wordt een projectaanvraag afgewezen, indien naar het oordeel van de minister:
a. de aanvraag of het voor subsidie aangemelde project niet voldoet aan de op grond van deze regeling gestelde eisen;
b. onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de uitvoering van het project te maken kosten; of
c. de kosten van het project niet in verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten.
1. De beschikking tot verlening van subsidie betreft de activiteiten, zoals vastgelegd in het bij de aanvraag gevoegde projectplan.
2. In de beschikking wordt het maximumbedrag vermeld dat aan subsidie tegemoet kan worden gezien. Bij de bepaling van dit bedrag wordt uitgegaan van het totaal van de uitvoeringskosten en beheerskosten van het project, zoals door de aanvrager geraamd in zijn aanvraag, met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende uitgaven naar het oordeel van de minister niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering of het beheer van het project.
3. Aan de beschikking tot verlening van subsidie kunnen nadere voorschriften worden verbonden, voorzover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het project dan wel het behoud van een goed inzicht in de voortgang van het project.
1. De minister kan op aanvraag een voorschot verlenen.
2. Het voorschot bedraagt maximaal 80% van de te verlenen subsidie.
3. Indien een project zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekt kan bij de subsidieverlening worden bepaald dat de bevoorschotting per kalenderjaar of per periode van twaalf maanden plaatsvindt.
4. Indien toepassing wordt gegeven aan het derde lid bedraagt het voorschot maximaal 80% van de per kalenderjaar of per periode van twaalf maanden te verlenen subsidie.
Een subsidieontvanger verleent alle medewerking aan de opstelling van evaluatierapporten met betrekking tot deze subsidieregeling, en draagt er zorg voor dat, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent.
De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van de verantwoording, bedoeld in artikel 14 van de Algemene Regeling SZW-subsidies, tot subsidievaststelling. De minister kan deze termijn verlengen met ten hoogste acht weken en stelt de aanvrager daarvan in kennis.
1. De accountantsverklaring, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies wordt ingericht, overeenkomstig het model in bijlage 1 bij deze regeling.
2. De accountantsverklaring, bedoeld in het eerste lid, is gebaseerd op een controle die is uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage 2 bij deze regeling beschreven controle- en rapportageprotocol.
Intrekking van de beschikking tot verlening van subsidie
Een beschikking tot verlening van subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en de op basis daarvan uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd, indien de subsidieontvanger een van de voorschriften, bedoeld in artikel 13 of in artikel 14 van de Algemene Regeling SZW-subsidies niet naleeft.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kinderopvang.
Deze regeling zal met de daarbij behorende toelichting en bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.
Het doel van de Subsidieregeling kinderopvang is het creëren van een subsidiekader waarbinnen projecten kunnen worden gesubsidieerd die bijdragen aan de beleidsdoelstelling van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: minister) op het terrein van de kinderopvang. Deze beleidsdoelstelling is het zorgdragen voor een stelsel van toegankelijke en verantwoorde kinderopvang. Het beleidsterrein kinderopvang kenmerkt zich door een frequente wisseling van aandachtsgebieden en prioriteiten. Subsidieregelgeving moet een op die dynamiek toegesneden toepassing van het subsidie-instrument faciliteren. In verband daarmee is ernaar gestreefd in de regeling, naast regels met een duurzaam karakter, ruimte te creëren voor een op actuele behoeften aangepaste uitvoering. Dat is gedaan door de regeling zodanig op te stellen dat binnen de beleidsdoelstelling van de minister van op het terrein van de kinderopvang verschillende thema’s worden onderscheiden. Deze thema’s worden vervolgens geconcretiseerd in nader door de minister in de Staatscourant bekend te maken beleidsvoornemens. Subsidieaanvragen kunnen op basis van de beleidsvoornemens gedurende door de minister vast te stellen (aanvraag)tijdvakken worden ingediend.
De Subsidieregeling kinderopvang is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies die voor SZW-subsidies nadere invulling geeft aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder is op de subsidieverstrekking krachtens deze regeling de Algemene Regeling SZW-subsidies van toepassing, voor zover daarvan in deze regeling niet wordt afgeweken. Er is aldus sprake van een gelaagde structuur in regels. Dat betekent bijvoorbeeld dat daar waar in de Subsidieregeling kinderopvang niets wordt geregeld over eisen waaraan de administratie van de subsidieontvanger moet voldoen, teruggevallen wordt op artikel 12 van de Algemene Regeling SZW-subsidies. Andere voorbeelden hiervan zijn de bevoegdheid van de minister om tussentijdse rapportages te verlangen over de voortgang van projecten (artikel 13, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies) en om reviews te laten verrichten om een juist inzicht te verkrijgen in de uitvoering van het projectplan en de besteding van de projectsubsidie (artikel 13, vierde lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies). Tegelijkertijd betekent dit dat een aantal bepalingen van de Awb direct van toepassing is op de subsidieverhouding. Op de verscheidene plaatsen in de artikelsgewijze toelichting wordt – waar nodig – ingegaan op de verhouding tussen de onderhavige regeling, de Awb en de Algemene Regeling SZW-subsidies.
Dit artikel heeft tot doel aan te geven dat de te subsidiëren projecten dienen bij te dragen aan de beleidsdoelstelling van het ministerie op het terrein van de kinderopvang. Voor een nadere uiteenzetting voor de beleidsdoelstelling op het terrein van de kinderopvang zij verwezen naar de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2005; in het bijzonder naar de toelichting bij het begrotingsartikel 25.2 (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 XV, nr. 2, p. 69).
Subsidieverlening geschiedt aan personen. Dit zijn natuurlijke personen of rechtspersonen. Uit een oogpunt van beheersing van financiële risico’s en met het oog op de continuïteit van een project geniet het de voorkeur om projecten van rechtspersonen te subsidiëren. De mogelijkheid om projecten van natuurlijke personen te subsidiëren ziet vooral op situaties waarin de betrokken personen bij uitstek of als enige in staat zijn tot uitvoering van de te subsidiëren activiteiten.
Bij samenwerkingsverbanden geschiedt de betaling aan één van de deelnemers van het samenwerkingsverband, die namens de anderen de aanvraag heeft ingediend. Samenwerkingsverbanden kunnen bijvoorbeeld bestaan uit bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke instellingen, zoals brancheverenigingen. Het minimum aantal deelnemers aan een samenwerkingsverband is twee.
Een aanvraag zal een projectbeschrijving moeten bevatten, waarin onder meer doel en aard van de projectactiviteiten, de looptijd en de beoogde resultaten nader worden bepaald. Tevens bevat de aanvraag een uitgewerkte begroting.
Dit artikel biedt een overzicht van subsidiabele thema’s. De beschrijving van de thema’s die voor subsidiëring in aanmerking kunnen worden gebracht is globaal van aard. In de krachtens artikel 6 per aanvraagtijdvak ter uitwerking van deze thema’s vast te stellen beleidsvoornemens zullen waar nodig nadere eisen worden gesteld aan de voor subsidie in aanmerking komende projecten.
Dit artikel geeft aan dat voor belanghebbenden periodiek (gedurende aanvraagtijdvakken) de gelegenheid wordt geopend aanvragen voor (project)subsidies in te dienen. Daarnaast voorziet dit artikel erin dat per aanvraagtijdvak een subsidieplafond wordt bekendgemaakt. Dit geschiedt per beleidsvoornemen. Dit betekent dat per beleidsvoornemen de aanvraagtijdvakken en de subsidieplafonds verschillend kunnen zijn.
Uitsluitend daadwerkelijk gemaakte kosten die voor de uitvoering van een project noodzakelijk zijn komen voor subsidie in aanmerking. In artikel 12 van de Algemene Regeling SZW-subsidies zijn eisen opgenomen waaraan de administratie van de subsidieontvanger moet voldoen. Ten aanzien van de personele kosten zij het volgende opgemerkt. Als medewerkers gedurende het project volledig worden ingezet op het project, kan een verklaring hiervan worden gegeven, waarin de inzet in uren per week is weergegeven. Als medewerkers een gedeelte van hun arbeidstijd worden ingezet, moet zij al hun aan het project bestede tijd registreren. Hierbij moet sprake zijn van een sluitende urenadministratie die in totaal aansluit op de salaris- en contractsadministratie.
Met kosten van activiteiten wordt bedoeld, alle kosten die direct aan projectactiviteiten kunnen worden toegerekend.
Met kosten van overhead wordt bedoeld, alle kosten die indirect aan het project zijn toe te rekenen, waaronder administratieve- of managementondersteuning vanuit de subsidieontvanger, gebruik van kantoorruimte en middelen. Kosten van overhead dienen, evenals andere kosten, controleerbaar te zijn. Dat wil zeggen dat aangetoond moet kunnen worden dat deze kosten ten behoeve van het project zijn gemaakt.
De volgorde van binnenkomst van de aanvragen is bepalend voor de volgorde van behandeling. Dit is de hoofdregel (verwezen zij ook naar de afwijking van deze hoofdregel in artikel 9). Indien de ter beschikking staande middelen onvoldoende zijn om alle aanvragen die aan de subsidievereisten voldoen te kunnen inwilligen, komen dus eerder ingediende aanvragen het eerst voor subsidie in aanmerking. Daarbij wordt uitgegaan van volledige aanvragen. Indien een aanvraag onvolledig is of de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld binnen een daarbij te bepalen termijn de aanvraag aan te vullen (artikelen 3:18 en 4:5 van de Awb). Voor de toepassing van artikel 8 wordt de aanvraag geacht te zijn binnengekomen op het tijdstip waarop de gevraagde aanvulling is ontvangen. Indien de aanvrager hieraan geen of onvoldoende gevolg geeft, leidt dit tot niet in behandeling nemen van de aanvraag.
De regeling gaat uit van een beslistermijn van uiterlijk 13 weken. Hierbij wordt afgeweken van de termijn van acht weken die artikel 4:13 van de Awb stelt. Deze langere termijn is nodig om te kunnen beoordelen of subsidieaanvragen voldoen aan de bij deze regeling gestelde eisen.
Dit artikel bevat de mogelijkheid om – in afwijking van het principe ‘wie het eerst komt het eerste maalt’ – een zogenoemde tenderprocedure te volgen. In een dergelijke procedure komen aanvragen die het beste voldoen aan de criteria voor subsidieverlening het eerst voor toekenning in aanmerking. De rangschikkingscriteria die de minister – in aanvulling op artikel 6 van de Algemene Regeling SZW-subsidies – hanteert bij de beoordeling hebben onder meer betrekking op de behoefte, het draagvlak, het waarborgen van de continuïteit van aangemelde projecten. Een ander criterium is de mate waarin garanties kunnen worden gegeven dat een project na verstrijking van de subsidietermijn met andere financiële middelen dan die van de rijksoverheid zal worden voortgezet. Ten slotte kan de minister op grond van het derde lid spreidingsmotieven in de beoordeling betrekken. Toepassing van een tenderprocedure zal in de regel gepaard gaan met de vaststelling van meerdere subsidietijdvakken en plafonds: anders zou de minister verplicht zijn om in één ronde het gehele jaarbudget uit te putten.
Indien de ter beschikking staande middelen (het subsidieplafond) onvoldoende zijn om alle aanvragen die aan de subsidievereisten voldoen te kunnen inwilligen, komen aanvragen die hoger in de rangorde zijn geplaatst het eerst voor subsidie in aanmerking. Aanvragen worden afgewezen, zodra het subsidieplafond wordt overschreden.
Naast de in de Algemene wet bestuursrecht, de Kaderwet SZW-subsidies en de Algemene Regeling SZW-subsidies genoemde weigeringsgronden, staan in dit artikel nog een drietal gronden opgesomd waarop subsidie kan worden afgewezen. Door de woorden ‘naar het oordeel van de minister’ wordt tot uitdrukking gebracht dat minister een ruime, door redelijkheid begrensde, beoordelingsmarge heeft. Indien projecten worden afgewezen wordt dit uiteraard, overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, vastgelegd in een gemotiveerde beschikking, waartegen bezwaar- en beroepsmogelijkheden bestaan.
De fase van subsidievaststelling is geregeld in afdeling 4.2.5. van de Algemene wet bestuursrecht en in de artikelen 14 tot en met 17 van de Algemene Regeling SZW-subsidies. Dit artikel regelt slechts de termijn waarbinnen een besluit ter zake wordt genomen.
Bij een subsidie boven € 50.000 is ingevolge artikel 16 van de Algemene Regeling SZW-subsidies een accountantsverklaring vereist. De eisen waaraan deze verklaring en de door de accountant te verrichten werkzaamheden moeten voldoen, zijn vastgelegd in een controle- en rapportageprotocol. Voor de kosten van een accountantsverklaring wordt geen extra subsidie verstrekt (verwezen zij naar artikel 16, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.J. de Geus
Aan: (opdrachtgever)
Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde, door ons gewaarmerkte, declaratie met bijlagen, bedoeld in artikel 15 van de Algemene Regeling SZW-subsidies, van (naam subsidieontvanger) te (statutaire vestigingsplaats) over (periode), inzake de Subsidieregeling kinderopvang, gecontroleerd. De subsidie is met de subsidiebeschikking nummer (kenmerk) d.d. (datum) toegekend door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De declaratie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de declaratie te verstrekken.
In onze controle hebben wij nagegaan of de declaratie voldoet aan de volgende eisen:
– De indeling van de declaratie sluit aan bij door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid goedgekeurde begroting van het project;
– De declaratie geeft getrouw de aantallen en subsidiabele bedragen weer;
– De in de declaratie opgenomen aantallen en bedragen zijn rechtmatig. Ze voldoen aan het gestelde bij en krachtens de Kaderwet SZW-subsidies, de Algemene Regeling SZW-subsidies, de Subsidieregeling kinderopvang en de subsidiebeschikking.
Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdrachten. Voorts zijn de bepalingen en uitgangspunten van het op grond van de Subsidieregeling kinderopvang vastgestelde controle- en rapportageprotocol, evenals de nadere aanwijzingen van SZW zoals vastgelegd in de subsidiebeschikking, in acht genomen. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de onderdelen van de declaratie geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Een controle omvat ondermeer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de aantallen en bedragen in de declaratie.
Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
(Bij accountantsverklaring met beperking, accountantsverklaring van oordeelonthouding en afkeurende accountantsverklaring)
(goedkeurende accountantsverklaring)
Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat de declaratie voldoet aan bovengenoemde eisen.
(accountantsverklaring met beperking)
Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat de declaratie, met uitzondering van de hierboven genoemde bevindingen, voldoet aan de bovengenoemde eisen.
(accountantsverklaring met beperking)
Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat de declaratie, onder voorbehoud van de hierboven genoemde bevindingen, voldoet aan de bovengenoemde eisen.
(of)
(accountantsverklaring van oordeelonthouding)
Op grond van ons onderzoek kunnen wij geen oordeel geven of de declaratie als geheel voldoet aan bovengenoemde eisen.
(afkeurende accountantsverklaring)
Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat de declaratie niet getrouw/niet juist is.
De declaratie en …… bijlagen zijn door ons gewaarmerkt.
Deze verklaring is door ons afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en dient samen met bovenstaande bijlagen aan dit Ministerie te worden verzonden.
Datum:
Ondertekening:
Naam Accountantskantoor:
Adres en plaats van vestiging:
Naam behandelend accountant:
Telefoon/fax:
E-mail:
Controle- en rapportageprotocol
Het doel van de Subsidieregeling kinderopvang is het creëren van een subsidiekader om projecten te subsidiëren die bijdragen aan het stelsel van toegankelijke en verantwoorde kinderopvang. De Algemene Regeling SZW-subsidies is van toepassing op alle subsidieverstrekking door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies. In de Subsidieregeling kinderopvang zijn de algemene regels aangevuld of daarvan afgeweken.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies dient de subsidie-ontvanger binnen 4 maanden na afloop het project een verantwoording in, voorzien van een declaratie. De declaratie is bij een subsidie van € 50.000 voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 16, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies). Deze verklaring wordt afgegeven op basis van een onderzoek dat met inachtneming van het terzake vastgestelde controle- en rapportageprotocol is uitgevoerd (artikel 15, tweede lid, van de Subsidieregeling kinderopvang). Dit controle- en rapportageprotocol geeft aanwijzingen voor de door de accountants uit te voeren controlewerkzaamheden in het kader van subsidiabele activiteiten waarop de Subsidieregeling kinderopvang van toepassing is. Op de subsidieverlening in het kader van genoemde subsidieregeling zijn tevens van toepassing: de Kaderwet SZW-subsidies, de Algemene Regeling SZW-subsidies en Titel 4.2 Subsidies van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Dit controle-en rapportageprotocol is geen werkprogramma. De accountant belast met de controle van de declaratie dient zorg te dragen voor een op de situatie toegesneden werkprogramma, waarbij aan de specifieke kenmerken van de administratieve organisatie van een gesubsidieerd project voldoende aandacht wordt geschonken.
Het controle- en rapportageprotocol heeft de volgende indeling:
1. Het accountantsonderzoek
1.1 Het onderwerp van onderzoek
1.2 De (reikwijdte van) de accountantsverklaring
1.3 De te hanteren toleranties
1.4 Het rapport van bevindingen
2. De declaratie
3. Aandachtspuntenlijst Subsidieregeling kinderopvang
4. Model Accountantsverklaring
Bij de controle dient de accountant bij de uitvoering van de accountantscontrole op de declaratie vast te stellen dat minimaal aan de punten is voldaan, die hieronder zijn beschreven. Dit betreft vooral rechtmatigheidsaspecten. Daarnaast moet hij controleren of:
– de declaratie een getrouw beeld geeft;
– (aanvullende) subsidievoorwaarden in de subsidiebeschikking zijn nageleefd;
– overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving is nageleefd.
1.1 Het onderwerp van onderzoek
De accountant controleert of de declaratie aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Dit betreft:
– De inrichtingseisen: de indeling van de declaratie sluit aan bij de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid goedgekeurde begroting;
– De getrouwheid: de declaratie geeft een getrouw beeld, conform de getrouwheidsaspecten genoemd in Richtlijn voor de Accountantscontrole 200, paragraaf 7, te weten:
a. Betrouwbaarheid;
b. Aanvaardbaarheid;
c. Toereikendheid.
– De rechtmatigheid: de handelingen die aan de in de declaratie opgenomen informatie ten grondslag liggen zijn rechtmatig, dat wil zeggen in overeenstemming met de subsidievoorwaarden, opgenomen in de Algemene Regeling SZW-subsidies, de Subsidieregeling kinderopvang en de subsidiebeschikking en de Kaderwet SZW-subsidies.
Daarnaast moet hij beoordelen of er geen tegenstrijdigheden zijn tussen de declaratie en (de rest van) de verantwoording. Indien dit wel het geval is moet hij hierover apart rapporteren.
De controle van de declaratie wordt afgesloten met een accountantsverklaring. De accountantsverklaring omvat een oordeel over de getrouwheid van de declaratie en over de rechtmatigheid van de wetsuitvoering.
Mede op grond van de declaratie en de daarbij afgegeven accountantsverklaring wordt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de definitieve subsidie vastgesteld.
1.2 De reikwijdte van de accountantsverklaring
De accountantsverklaring heeft betrekking op de door de subsidie-ontvanger op de declaratie ingevulde aantallen (bijv. meetbare resultaten) en bedragen, alsmede op die aspecten van de regeling die zijn genoemd in de aandachtspuntenlijst.
Voor de verklaring moet gebruik gemaakt worden van het door het Ministerie verstrekte model (zie bijlage 1, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Subsidieregeling kinderopvang). Er geldt een verplicht te gebruiken tekst waaruit tenminste blijkt dat de controle is uitgevoerd met expliciete inachtneming van de in dit controle- en rapportageprotocol gegeven voorschriften.
1.3 De te hanteren toleranties
De goedkeuringstolerantie bedraagt 1% van de totale kosten.
1.4 Het rapport van bevindingen
Indien tijdens de accountantscontrole blijkt dat er fouten in de einddeclaratie voorkomen, dan dienen deze gecorrigeerd te worden. Bij het nalaten van de correctie van fouten kan de accountant geen goedkeurende accountantsverklaring afgeven.
Indien de verklaring een niet goedkeurende strekking heeft (bij overschrijding van de goedkeuringstolerantie), moet op het vervolgblad de motivering worden opgenomen. In het rapport van bevindingen wordt een uitgebreidere toelichting gegeven op de geconstateerde fouten of onzekerheden die tot een niet goedkeurende accountantsverklaring hebben geleid.
Indien er sprake is van relevante, niet financiële tekortkomingen, die niet vallen onder de strekking van de accountantsverklaring, rapporteert de accountant deze tekortkomingen apart.
De accountant hanteert voor de weergave van de bevindingen van zijn controlewerkzaamheden het van toepassing zijnde model Accountantsverklaring zoals in de bijlage 1 bij de Subsidieregeling kinderopvang.
De accountant gaat na of de declaratie aan de voorwaarden voldoet zoals is vastgelegd in de Algemene Regeling SZW-subsidies en de Subsidieregeling kinderopvang:
– De declaratie geeft duidelijk de opbrengsten en kosten weer welke op de gesubsidieerde activiteiten betrekking hebben (artikel 15, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies);
– De declaratie sluit, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, aan bij de door de minister goedgekeurde begroting. Belangrijke verschillen tussen de declaratie en de goedgekeurde begroting worden toegelicht (artikel 15, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies);
– De baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen zijn toegerekend, dienen te zijn bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaarde grondslagen. Voorzover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van de aanschaffingsprijzen van die activa berekend (artikel 15, derde lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies). Tevens dient de berekeningsgrondslag van overheadkosten juist te zijn en te zijn gebaseerd op de subsidiebeschikking;
– Voorzover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming moet dat uit de declaratie blijken en is daarvoor in overeenstemming met artikel 4:41 van de Awb een vergoeding verschuldigd. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de marktwaarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding wordt ontvangen (artikel 17 van de Algemene Regeling SZW-subsidies);
– Indien de in het projectplan opgenomen resultaten concreet meetbaar zijn, dient de declaratie de resultaten te weergeven. De accountant dient de betrouwheid van de resultaten na afloop van het project te toetsen;
– De in paragraaf 3 vermelde toetspunten.
3. Aandachtspuntenlijst Subsidieregeling kinderopvang
De accountant gaat na dat aan de verplichtingen voor subsidieverlening zoals deze hieronder zijn aangegeven is voldaan.
De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die voldoet aan de volgende eisen:
– De inrichting van de administratie sluit aan bij de ingediende en goedgekeurde begroting en het projectplan; zij bevat de informatie die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de subsidiabele activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking (artikel 12, eerste lid onderdeel a, van de Algemene Regeling SZW-subsidies);
– Indien personeelskosten onderdeel van de subsidie uitmaken, dient de administratie hierop te zijn ingericht. Als medewerkers gedurende het project volledig worden ingezet op het project, volstaat een verklaring waarin de werkelijke inzet in uren per week is weergegeven. Als medewerkers voor een deel van hun arbeidstijd op het project worden ingezet, dient er sprake te zijn van een sluitende urenadministratie, inclusief de noodzakelijke functiescheiding.
– De administratie is zodanig ingericht dat de juistheid en volledigheid van de financiële gegevens er op eenvoudige wijze uit kunnen worden opgemaakt (artikel 12, eerste lid onderdeel b, van de Algemene Regeling SZW-subsidies). Dit houdt in:
– dat alle ontvangsten en uitgaven onmiddellijk in de administratie worden vastgelegd met onderliggende stukken; van ontvangsten en uitgaven zonder bewijsstukken wordt een afzonderlijke administratie ingericht;
– dat bewijsstukken aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde waaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt;
– De administratie en de daarbij behorende bewijsstukken worden ten minste gedurende vijf jaar bewaard (artikel 12, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).
De accountant controleert of de administratieve organisatie rond de administratie in opzet, bestaan en werking voldoende is om de juistheid van de kosten en de volledigheid van de opbrengsten voor wat betreft het gesubsidieerde project vast te kunnen stellen. Hij controleert of de administratieve organisatie in opzet, bestaan en werking voldoende is om vast te kunnen stellen dat uitsluitend op het project hebbende kosten ten laste van het project worden gebracht en dat de op het project betrekking hebbende opbrengsten ten gunste van het project worden gebracht. Hij controleert of alle ten laste/ten gunste van het project gebrachte kosten/opbrengsten zijn onderbouwd met bewijsstukken. Hij controleert of de kosten niet op andere wijze worden vergoed.
De gesubsidieerde activiteiten moeten conform het goedgekeurd projectplan worden uitgevoerd (artikel 9, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).
De accountant controleert of alle kosten die in de declaratie zijn opgenomen betrekking hebben op het project, alsmede of de gedeclareerde kosten volgens de subsidiebeschikking en het daaraan ten grondslag liggende projectplan voor subsidiëring in aanmerking komen.
De subsidieontvanger zorgt ervoor dat de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor doeleinden waarvoor ze wordt verstrekt en dat – naast de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen – alle overige verplichtingen die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden worden nageleefd (artikel 9, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).
De accountant controleert of alle verplichtingen genoemd in de subsidiebeschikking en andere regelgeving zijn nageleefd. In dit verband is mede van belang dat bij de subsidieverlening verplichtingen kunnen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (artikel 9, derde lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).
De subsidieontvanger verzekert zich tegen alle risico’s, waaruit zodanige kosten of schadeclaims kunnen voortkomen dat de verdere uitvoering van de activiteiten worden verhinderd of dat de subsidiegelden kunnen toevloeien aan gelaedeerde derden (artikel 11 van de Algemene Regeling SZW-subsidies). De accountant controleert of de subsidieontvanger aan deze eis heeft voldaan.
Voorzover voor de controle van de einddeclaratie gebruik wordt gemaakt van de werkzaamheden van andere accountants, draagt de accountant die verantwoordelijk is voor de accountantsverklaring bij de einddeclaratie, er zorg voor dat de aanvrager hiervan op de hoogte wordt gesteld en wijst de aanvrager op het feit dat alle relevante verplichtingen uit dit controleprotocol ook aan de accountant(s), belast met de controle van de einddeclaratie van (een) deelproject(en), bekend worden gemaakt en dat deze laatste accountant(s) hun werkzaamheden verrichten met inachtneming van dit protocol.
De accountant moet de werkzaamheden van andere accountants toetsen. Indien de werkzaamheden van andere accountants een materieel deel van de declaratie betreffen moet de accountant een review verrichten op deze werkzaamheden.
4. Model Accountantsverklaring
De voorgeschreven tekst voor de accountantsverklaring is opgenomen in bijlage 1, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Subsidieregeling kinderopvang.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-81-p12-SC69675.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.