Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen

Besluit houdende aanwijzing van personen belast met toezicht als bedoeld in de Spoorwegwet en de Spoorwegwet 1875 en houdende wijziging van het Besluit aanwijzing toezichthoudende en opsporingsambtenaren divisie Vervoer Inspectie Verkeer en Waterstaat 2002 (Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen)

8 april 2005

Nr. HDJZ/S&W/2004-3043

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 69, eerste lid, van de Spoorwegwet, artikel 1 van het Besluit van 24 oktober 2001, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht als bedoeld in artikel 10 van de Spoorwegwet, alsmede overige aanpassingen van besluiten samenhangende met de instelling van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, en artikel 87, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000;

Besluit:

Artikel 1

1. De ambtenaren van de divisie Rail van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Spoorwegwet, van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

2. In afwijking van het eerste lid worden:

a. voor artikel 17 van de Spoorwegwet, de directeur-generaal Personenvervoer en de onder hem werkzame ambtenaren aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens dit artikel, met uitzondering van het bepaalde krachtens de onderdelen a, b en c, van het eerste lid, van dit artikel voor zover dit het toezicht op de veiligheid van de spoorweginfrastructuur betreft;

b. voor de artikelen 19, eerste lid, 20, derde lid, en 21, eerste en tweede lid, van de Spoorwegwet, en artikel 40, eerste lid, met betrekking tot artikel 12, eerste lid, van het Besluit spoorverkeer, de directeuren van de bedrijfseenheden Inframanagement en Verkeersleiding en de onder hen werkzame medewerkers van ProRail B.V. belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens die artikelen.

Artikel 2

De directeur-generaal Personenvervoer en de onder hem werkzame ambtenaren worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 12 tot en met 14 en hoofdstuk II van de Wet personenvervoer 2000, voor zover dit betrekking heeft op concessies verleend door onze Minister voor het openbaar vervoer per trein.

Artikel 3

In het eerste en tweede lid, van artikel 1, en in artikel 3 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Spoorwegwet, wordt de zinsnede ‘Spoorwegwet’ vervangen door: Spoorwegwet 1875.

Artikel 4

Artikel 1, onderdeel f, van het Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren divisie Vervoer Inspectie Verkeer en Waterstaat 2002 komt te luiden als volgt:

f. artikel 87, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, met uitzondering van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 12 tot en met 14 en hoofdstuk II van de Wet personenvervoer 2000 voorzover dit betrekking heeft op concessies, door de Minister van Verkeer en Waterstaat verleend voor openbaar vervoer per trein

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders spoorwegen.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Mededeling

Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen dit besluit door binnen zes weken na de dag van dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, een bezwaarschrift in te dienen. Het gemotiveerde bezwaarschrift moet worden gericht aan: de Minister van Verkeer en Waterstaat, ter attentie van de Hoofddirectie Juridische Zaken, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Met ingang van 1 januari 2005 is de nieuwe Spoorwegwet in werking getreden. Op basis van de nieuwe Spoorwegwet moeten daarom toezichthouders worden aangewezen die toezicht houden op de naleving van de spoorwegwetgeving.

In het eerste lid van artikel 1 worden de ambtenaren van de divisie Rail van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat (IVW) aangewezen als toezichthouders op de gehele spoorwegwetgeving.

Uitzondering hierop is overigens artikel 70 van de Spoorwegwet, waarin voor bepaalde artikelen van de Spoorwegwet de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) wordt aangewezen als toezichthouder. De NMa is toezichthouder als het gaat om bepalingen over eerlijke concurrentie en toegang tot het spoor. De NMa heeft bij besluit toezichthouders aangewezen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bepaalde artikelen uit de Spoorwegwet (zie publicatie Stcrt. 2005, nr. 1).

In het tweede lid van artikel 1 worden twee uitzonderingen geformuleerd. Voor het toezicht op de uitvoering en naleving van de beheerconcessie (artikel 17 van de Spoorwegwet) worden als toezichthouders aangewezen de directeur-generaal Personenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, en de onder hem werkzame ambtenaren (DGP).

Op deze wijze wordt onderscheid gemaakt tussen de aansturing van de concessiehouder en het toezicht op de naleving van de concessievoorschriften enerzijds en het toezicht op de naleving van het geheel van bij en krachtens de Spoorwegwet gestelde regels anderzijds, hetgeen is opgedragen aan de Inspectie van Verkeer en Waterstaat (IVW). De belangrijkste invalshoek voor dit laatste is veiligheid. In lijn hiermee is bepaald dat voorzover uit de beheerconcessie voorschriften voortvloeien gericht op de veiligheid van de infrastructuur, de IVW de toezichthoudende instantie is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de verplichting ten aanzien van het hebben van een adequaat veiligheidszorgsysteem. Daar waar er sprake is van overlap dan wel samenhang in concessieverplichtingen waarop toezicht door zowel DGP als IVW toezicht wordt gehouden, bijvoorbeeld ingevolge het beheerplan, ligt de primaire verantwoordelijkheid voor het toezicht bij DGP en zal DGP een coördinerende functie vervullen ten opzichte van de IVW.

Een tweede uitzondering betreft het toezicht op de naleving van artikelen uit de Spoorwegwet, waarvan de bevoegdheidsuitoefening in mandaat aan ProRail B.V. is gegeven. In het tweede lid, onderdeel b, worden daarom de daar genoemde personen van ProRail B.V. aangewezen als toezichthouder.

De Spoorwegwet 1875 blijft van kracht voor wat betreft niet bij koninklijk besluit aangewezen hoofdspoorwegen. De citeertitel van de ‘oude’ Spoorwegwet wijzigt naar aanleiding van de Wet kabelbaaninstallaties (Stb. 2004, 73) in Spoorwegwet 1875. In artikel 3 van dit besluit wordt het bestaande ‘Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Spoorwegwet’ daarom zo gewijzigd dat laatstgenoemd besluit alleen nog betrekking heeft op het toezicht op de Spoorwegwet 1875.

Op basis van artikel 87, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) worden de toezichthoudende ambtenaren aangewezen die belast zijn met het toezicht op de Wp2000. In het ‘Besluit houdende aanwijzing van toezichthoudende en opsporingsambtenaren van de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat 2002’ worden bepaalde ambtenaren van de IVW aangewezen als toezichthouder. In het onderhavige besluit worden de directeur-generaal Personenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de onder hem werkzame ambtenaren aangewezen als toezichthouder voor specifieke onderdelen van de Wp2000; deze aanwijzing heeft betrekking op het toezicht op de naleving van de vervoerconcessie. Aldus wordt het toezicht op de naleving van de beheerconcessie en van de vervoerconcessie aan dezelfde ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat opgedragen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven