Aanwijzing handhaving arbeidsomstandighedenwet 1998

Categorie: pre-opsporing, opsporing, vervolging

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van parketten

Registratienummer: 2005A004

Datum vaststelling: 08-03-2005

Datum inwerkingtreding: 01-05-2005

Geldigheidsduur: 30-04-2009

Datum publicatie Stcrt.: 15-04-2005, nr. 73

Vervallen: Aanwijzing handhaving Arbeidsomstandighedenwet (1999A004)

Relevante beleidsregels OM: Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 (2005R002); Aanwijzing hoge transacties en transacties in bijzondere zaken (2002A002); Aanwijzing slachtofferzorg (2004A004); Aanwijzing ontneming (2005A002).

Wetsbepalingen: artikelen 6, 10, 16, 10e lid, 28, 7e lid, 32 en 33, 3e lid van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 d.d. 18-03-1999, Stb. 184; artikel 1 onder 3o juncto artikel 2 juncto artikel 6 lid 1 onder 2o en 4o van de Wet op de economische delicten

Jurisprudentie: -

Bijlage(n): 1. Naleving wet.

2. Handhavingsbeleid dodelijke en ernstige ongevallen conform de artikelen 9 en 32 Arbeidsomstandighedenwet 1998.

3. Procedurebeschrijving politie

Achtergrond

Naar aanleiding van de visie neergelegd in de nota `Heroriëntatie arbobeleid en Arbowet' (maart 1996) van het toenmalige kabinet op de verdere ontwikkeling van het arbeidsomstandighedenbeleid, is de Arbeidsomstandighedenwet 1998 tot stand gekomen.

Op 1 november 1999 is de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in werking getreden. De wet is ten opzichte van de `oude' Arbeidsomstandighedenwet op een aantal punten ingrijpend gewijzigd. Ook is de bestuurlijke boete geïntroduceerd. Het strafrecht is nog slechts gereserveerd voor ongevallen waarbij derden zijn betrokken, voor situaties waarin gewerkt wordt met enkele gevaarlijke stoffen en voor gevallen van herhaalde recidive. Daarnaast is het strafrecht van toepassing op gevallen, waarin de werkgever `naar hij weet of redelijkerwijs moet weten' zijn werknemers in gevaar brengt of het bevel tot stillegging van de arbeid negeert. Een groot deel van de overtredingen wordt afgedaan door middel van het opleggen van bestuurlijke boetes. In de meeste zaken die aan het Openbaar Ministerie (OM) worden voorgelegd, is sprake van eerdere activiteiten van de Arbeidsinspectie om overtredingen op te heffen.

Introductie bestuurlijke boete

In de nieuwe Arbeidsomstandighedenwet is gekozen voor invoering van de bestuurlijke boete. Sanctionering met een bestuurlijke boete staat voorop, terwijl het strafrecht is gereserveerd voor de zwaarste feiten (ultimum remedium).

Artikel 33, lid 1 en 2, van de wet geeft het overzicht van bepalingen die bestuurlijk beboetbaar zijn.

De wet kent twee boetecategorieën, waarin de maximumboetebedragen zijn vastgelegd, te weten de eerste categorie met een maximum van € 4.538,- en de tweede categorie met een maximum van € 11.345,-. Als vervolg op de onderverdeling van artikel(leden) naar hoge of lage boetecategorie, is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in samenspraak met het OM een `Tarieflijst Boetenormbedragen' opgesteld, waarin aan de beboetbare feiten in de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling boetenormbedragen zijn toegekend.

Voor wat betreft de termijn van verjaring is aangehaakt bij hetgeen in artikel 70, onder 1o, van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) ten aanzien van overtredingen is bepaald, namelijk twee jaren.

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen deze boeteoplegging kan de beboete natuurlijke of (rechts)persoon door middel van de procedure van de Awb in bezwaar en in beroep komen.

Handhavende diensten

De handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is in hoofdzaak opgedragen aan de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie is een dienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die toezichthoudende buitengewone opsporingsambtenaren in dienst heeft.

Preventief toezicht wordt gerealiseerd door het bezoeken van bedrijven met het oog op inspectie van de arbeidsomstandigheden. Daarbij is het noodzakelijk prioriteiten te stellen ten aanzien van de te inspecteren bedrijven en de daarbij te hanteren frequentie. In alle branches zal er sprake zijn van preventief toezicht door de Arbeidsinspectie, omdat alleen dan een adequate invulling van de monitoring- en signaalfunctie kan plaatsvinden. Een deel van de branches zal steekproefsgewijs worden geïnspecteerd, terwijl voor een ander deel van de branches, namelijk het deel met grotere arbeidsomstandighedenproblematiek, een relatief hogere inspectiefrequentie zal worden vastgesteld. Hiernaast onderzoekt de Arbeidsinspectie ongevallen met ernstige afloop, die de werkgever verplicht is te melden en klachten die iedere werknemer of burger bij de Arbeidsinspectie kan indienen.

Voor het toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, zijn naast de Arbeidsinspectie respectievelijk ook de ambtenaren, waaronder buitengewone opsporingsambtenaren, van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), en de Inspectie Verkeer en Waterstaat, (divisies vervoer [de voormalige RVI], luchtvaart en scheepvaart), aangewezen, voorzover het de aan hen toegewezen categorieën van arbeid betreft. Waar in de tekst de Arbeidsinspectie wordt genoemd, worden ook deze inspectiediensten bedoeld.

Samenvatting

Deze aanwijzing heeft betrekking op de vervolging van verdachten die de strafrechtelijke bepalingen van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (hierna: Arbowet '98) hebben overtreden.

1. Opsporing

Strafrechtelijke handhaving

Ernstige inbreuken op de Arbowet '98 zijn strafbaar gesteld. Zij worden strafrechtelijk gehandhaafd; van overtreding van de desbetreffende voorschriften, gesteld bij of krachtens de Arbowet '98, wordt door de opsporingsambtenaren direct proces-verbaal opgemaakt. De strafbare feiten betreffen economische delicten als bedoeld in artikel 1, onder 3o, van de Wet op de economische delicten (WED); dit zijn:

a) overtredingen van of krachtens art. 6 Arbowet ’98

(voorkomen en beperken van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, verbodsbepalingen in het Besluit risico’s zware ongevallen 1999);

  

b) overtreding van art. 10 Arbowet ’98

(voorkomen gevaar voor derden);

  

c) overtredingen krachtens art. 16, lid 10, Arbowet ’98

(verbodsbepalingen uit het Arbobesluit, voor zover als strafbare feiten aangewezen);

  

d) overtreding van de bepaling neergelegd in art. 28, lid 7, Arbowet ’98

(niet naleven stillegging, misdrijf);

  

e) overtreding van art. 32 Arbowet ’98

(mogelijk ontstaan van levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers, zijnde misdrijven);

  

f) overtredingen van art. 33, lid 3, Arbowet ’98

(derde overtreding van een beboetbaar feit, indien de twee daaraan voorafgaande beboetbare feiten hebben plaatsgevonden binnen 48 maanden voorafgaande aan de pleegdatum van de derde overtreding).

2. Vervolging

2.1 Relatieve bevoegdheid

Hoofdregel is dat vervolging wordt ingesteld in het arrondissement waar de verdachte woont (natuurlijke persoon) of statutair gevestigd is (rechtspersoon). Daarnaast kan vervolging ingesteld worden in het arrondissement van de plaats waar het delict heeft plaatsgevonden.

Voor deze laatstgenoemde mogelijkheid kan gekozen worden als er sprake is van een misdrijf in relatie tot een ongeval dat heeft plaatsgevonden in een ander arrondissement, dan waar de woonplaats / vestigingsplaats van de verdachte is. In deze situatie verdient het de voorkeur dat uit het oogpunt van slachtofferzorg gekozen wordt voor vervolging in het arrondissement, dat het meest nabij de woonplaats van het slachtoffer of zijn familie is gelegen (om onnodig reizen te besparen).

2.2 Kwalificatie als verdachte

Bij het binnenkomen van een proces-verbaal wordt een keuze gemaakt wie van de in het proces-verbaal genoemde verdachten wordt ingeschreven; veelal zal dit de rechtspersoon zijn. Bij ernstige inbreuken op de arbeidsomstandighedenwetgeving en gevallen van ernstig gevaar voor personen, kan worden besloten naast de rechtspersoon ook de feitelijk leidinggevende en/of bestuurder als verdachte in te schrijven.

Blijkt het bedrijf failliet te zijn gegaan, of zijn er (andere) omstandigheden die de vervolging van de feitelijk leidinggevende wenselijk maken (bijvoorbeeld recidive waarvan met name hem een verwijt kan worden gemaakt), dan kan hiertoe later alsnog worden overgegaan.

2.3 Voorwaardelijk sepot c.q. voorwaardelijke veroordeling

Met name bij overtredingen die uitsluitend strafrechtelijk worden gehandhaafd, kan een voorwaardelijk sepot met investeringsverplichting effectief zijn (bijvoorbeeld artikel 6, 10 en 16, lid 10 van de Arbowet `98).

In die gevallen waarin een voorwaardelijk sepot wordt opgelegd c.q. een voorwaardelijke veroordeling wordt uitgesproken dient, gelet op de gebruikelijke proeftijd van twee jaar, hercontrole door de Arbeidsinspectie zowel in het eerste als het tweede jaar plaats te hebben. Per geval zullen hierover afspraken worden gemaakt, in het bijzonder voor wat betreft de berichtgeving omtrent het vervullen van de gestelde voorwaarden.

Mocht blijken dat het bedrijf wederom in overtreding is, dan dient opnieuw proces-verbaal te worden opgemaakt.

3. Overgangsrecht

Deze aanwijzing is geldig vanaf de datum van inwerkingtreding.

Bijlage 1 Naleving wet

1. Preventieve aanpak

1.1 Voorlichting aan werkgevers en werknemers

Het beleid van de overheid is gericht op het zoveel mogelijk informatie verstrekken over wetgeving aan werkgevers en werknemers. Zij moeten de systematiek van de wet en de normen kennen of makkelijk kunnen opzoeken.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van gerichte mailing aan de verschillende doelgroepen en het verspreiden van folders en brochures, onder andere bij inspecties. Daarnaast is veel informatie beschikbaar gesteld op de website www.arbo.nl.

Ook wordt voorlichting gegeven door middel van de informatietelefoon.

In de tweede plaats voert de Arbeidsinspectie in het kader van de gekozen bedrijfstakaanpak overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties op brancheniveau. Dit overleg vindt zowel plaats voorafgaand aan bedrijfstakgerichte inspectieprojecten als na afloop daarvan aan de hand van de inspectieresultaten. Het doel is werkgevers- en werknemersorganisaties bewust te maken van eventuele knelpunten met betrekking tot de naleving van de wettelijke bepalingen op het gebied van de arbeidsomstandigheden in de betreffende bedrijfstak en hen zo nodig te stimuleren zelf initiatieven te nemen om de naleving te bevorderen.

1.2 Overleg met werknemersvertegenwoordiging

Bij inspecties vraagt de inspecteur van de Arbeidsinspectie of een lid van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging aanwezig wil zijn. Dit zogeheten vergezelrecht van de leden van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging is neergelegd in artikel 12, lid 3, onder b, van de Arbowet '98. De Arbeidsinspectie informeert betrokkenen (werkgevers, ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging) over de resultaten van haar onderzoek naar de naleving van de Arbowet `98.

1.3 Deskundigen bijstand arbodiensten

De werkgever laat zich ten aanzien van zijn verplichtingen op grond van de Arbowet `98 bijstaan door één of meer deskundigen, dan wel een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige diensten. De arbodiensten verlenen medewerking aan het verrichten en opstellen van een risicoinventarisatie en -evaluatie en een plan van aanpak. De arbodiensten adviseren en werken samen met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. Verder begeleiden zij de werknemers die door ziekte niet in staat zijn te werken. Ook dragen zij zorg voor het uitvoeren van arbeidsgezondheidskundig onderzoek en aanstellingskeuringen en houden zij een arbeidsomstandigheden-spreekuur. Het toezicht op de naleving is een taak van de Arbeidsinspectie.

2. Monitoring toezicht en opsporing

2.1 Monitoring

Beleidsrelevante informatie zal in eerste instantie via de toezichthoudende onderzoeken worden verkregen. Indien via deze onderzoeken niet die informatie vergaard kan worden die de Minister van SZW nodig heeft, zullen monitoronderzoeken worden ingesteld.

Monitoronderzoek is gericht op het verzamelen van beleidsrelevante informatie en het in beeld brengen van de wijze van naleven van de wet door bedrijven en instellingen.

De Arbeidsinspectie stelt periodiek onderzoek in naar de effectiviteit van het beleid dat gevoerd wordt op het terrein van de arbeidsomstandigheden en signaleert eventuele knelpunten die blijken op te treden bij de naleving van de wet. De resultaten van deze onderzoeken en de onderzoeken in het kader van de toezichthoudende taak worden neergelegd in rapportages. Deze rapportages worden toegezonden aan de betreffende werkgevers- en werknemersorganisaties en aan de brancheorganisaties.

2.2 Toezicht

De toezichthouders zijn - voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is - bevoegd inlichtingen van werkgever en werknemer te verlangen. Deze bevoegdheid is gebaseerd op de Awb.

In het kader van de toezichthoudende taak wordt gekeken naar de naleving van bepalingen die civielrechtelijk, bestuurlijk en strafrechtelijk handhaafbaar zijn.

Bij onderzoeken in het kader van toezicht worden bestuurlijke instrumenten ingezet, die onder het item `Handhaving' zijn omschreven.

Daarnaast kan onderzoek plaatsvinden naar aanleiding van meldingen, bijvoorbeeld bij ongevallen.

2.3 Opsporing

Een onderzoek in het kader van opsporing vindt plaats als er een vermoeden van een strafbaar feit bestaat.1 Dit vermoeden kan ontstaan op basis van de gegevens uit inspectieprojecten.

3. Wettelijk instrumentarium

3.1 Algemeen

Om naleving van de Arbowet '98 af te dwingen staan verschillende instrumenten ter beschikking. Er zijn civielrechtelijke, bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten. De naleving van de arbeidsomstandighedenwetgeving met betrekking tot medezeggenschap zal via het civielrecht moeten worden afgedwongen. Het afdwingen van de naleving van de normen in deze wetgeving aangemerkt als beboetbare feiten, is een bestuurstaak. Voor de onderzoeken in het kader van bestuursrechtelijke handhaving worden bestuursrechtelijke instrumenten en bevoegdheden ingezet. De bestuursrechtelijke procedure is beschreven in de artikelen 35 tot en met 40 van de Arbowet '98. De met het toezicht belaste ambtenaren hebben de bevoegdheden genoemd in de artikelen 5:15 tot en met 5:20 van de Awb. In artikel 33, lid 1 en 2, van de Arbowet '98 worden de verschillende bepalingen van de wet en het besluit bij niet naleving aangemerkt als beboetbaar feiten. Een onderzoek in het kader van bestuursrechtelijke handhaving vindt plaats als er een vermoeden van een overtreding van zo'n bepaling bestaat. Dit vermoeden kan ontstaan bijvoorbeeld op basis van gegevens uit inspecties en inspectieprojecten.

Bij het niet naleven van normen van deze wetgeving die als strafrechtelijke overtreding of als misdrijf zijn aangemerkt, worden strafrechtelijke instrumenten ingezet.

3.2 Civielrechtelijk instrumentarium

De naleving van de bepalingen met betrekking tot de medezeggenschap (artt. 12-15 van de Arbowet '98) zal in beginsel door de werknemers zelf in een civielrechtelijke procedure moeten worden afgedwongen.

Naast de individuele werknemer kan ook het medezeggenschapsorgaan (artt. 12-15 van de Arbowet '98) de naleving van de bepalingen afdwingen. Ook vakbonden kunnen ten behoeve van de werknemers naar de rechter stappen.

3.3 Bestuurlijk instrumentarium

De naleving van de voor de werkgever op grond van de Arbowet '98 bestaande wettelijke voorschriften worden door de overheid gecontroleerd.

De bestuurlijke instrumenten die de overheid hierbij ten dienste staan, zijn:

a. De eis tot naleving. In artikel 27, lid 5, van de Arbowet '98 is aangegeven voor welke bepalingen uit deze wet een eis kan worden gesteld.

b. Het bevel tot stillegging. Het niet opvolgen van dit bevel is een economisch delict.

c. De bestuurlijke boete. Een boetebeschikking is een beschikking in de zin van de Awb, waarop bezwaar bij het bestuursorgaan kan worden ingediend en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Het indienen van bezwaar heeft overigens geen schorsende werking.

d. De waarschuwing (geen formeel instrument), in die gevallen dat een eis tot naleving niet nodig is.

3.4 Strafrechtelijk instrumentarium

Zie hiervoor het hoofdstuk `opsporing' en de richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998.

Zie ook de SZW beleidsregel 33 voor boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwet 1998.

Bijlage 2 Handhavingsbeleid ernstige en dodelijke ongevallen conform de artikelen 9 en 32 Arbeidsomstandighedenwet 1998 en/of de artikelen 307 / 308 Wetboek van Strafrecht

Relevante artikelen

Artikel 9 Arbeidsomstandighedenwet 1998

Indien een werknemer een arbeidsongeval overkomt dat ernstig lichamelijk of geestelijk letsel of de dood ten gevolge heeft, doet de werkgever hiervan onverwijld mededeling aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24 Arbowet '98 en rapporteert hierover zo spoedig mogelijk.

Onder ernstig lichamelijk of geestelijk letsel wordt voor de toepassing van dit artikellid verstaan: schade aan de gezondheid, die binnen 24 uur na het tijdstip van de gebeurtenis leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn.

Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet 1998

Het is de werkgever verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.

Artikel 307 Wetboek van Strafrecht

Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 308 Wetboek van Strafrecht

Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zodanig lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 10, lid 1, van de Wet op de lijkbezorging

Indien de gemeentelijke lijkschouwer meent niet tot afgifte van een verklaring van overlijden te kunnen overgaan, brengt hij door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de officier van justitie en waarschuwt hij onverwijld de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Teneinde een zorgvuldige procedure met betrekking tot de afdoening van ernstige arbeidsongevallen te waarborgen, is een tweetal protocollen vervaardigd, die erin voorzien dat:

a) dodelijke arbeidsongevallen terstond door de Arbeidsinspectie aan het lokale parket, in beginsel de officier van justitie die piketdienst heeft, worden gemeld. Deze zal in principe opdracht geven tot het starten van een strafrechtelijk onderzoek op grond van vermoedelijke overtreding van artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 307 Wetboek van Strafrecht (tenzij onmiddellijk volstrekt duidelijk is, dat daarvoor onvoldoende gronden zijn / bewijs is). In een later stadium zal de officier van justitie (belast met de afdoening van economische zaken) op grond van de opsporingsgegevens (mede op basis van het overleg met de Arbeidsinspectie de uiteindelijke keuze maken tussen bestuurlijke dan wel strafrechtelijke afdoening.

b) arbeidsongevallen met ernstig letsel gemeld worden; hiervoor geldt een andere regeling. Tevens is de rol van de politie, die zich voorheen doorgaans beperkte tot het verlenen van hulp en het nemen van maatregelen, in die zin uitgebreid, dat de politie, zodra zij ter plaatse is, in afwachting van de komst van de inspecteur van de Arbeidsinspectie alvast begint met een strafrechtelijk onderzoek teneinde te voorkomen dat sporen verloren gaan, getuigen verdwenen zijn etc.

Bovenstaande beknopte beschrijving is - zoals aangegeven - neergelegd in een tweetal (hier onder beschreven) protocollen en een AO-beschrijving arbeidsongeval procedurebeschrijving politie, die als bijlage 3 bij deze aanwijzing is gevoegd.

A. Protocol dodelijk arbeidsongeval (artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 307 WvSr)

Dit protocol regelt het contact tussen de politie en de officier van justitie die piket heeft, bij dodelijke arbeidsongevallen ten behoeve van het standaard instellen van een strafrechtelijk onderzoek.

Overtreding artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet 1998

Bij een juiste naleving van de arbobepalingen, die erop gericht zijn werknemers te beschermen tegen de gezondheidsrisico's die zij tijdens het uitoefenen van hun werkzaamheden lopen, worden ernstige arbeidsongevallen tot een minimum beperkt. Overlijdt niettemin een werknemer tijdens de uitoefening van zijn werk dan kan dat op zich vooralsnog voldoende aanwijzingen opleveren van vermoedelijke overtreding van artikel 32 Arbowet '98 (zie ook arrest HR van 9 maart 1993, NJ 1993, nummer 633).

Instellen strafrechtelijk onderzoek

Aangezien dodelijke arbeidsongevallen de rechtsorde in ernstige mate schokken, zeker wanneer een werkgever `naar hij weet of redelijkerwijze moet weten' zijn werknemers blootstelt aan gezondheidsrisico's (voorwaarde voor artikel 32 Arbowet `98), ligt het instellen van een strafrechtelijk onderzoek in de rede.

Daartoe dient de officier van justitie, die tijdens de piketdienst in het kader van de Wet op de lijkbezorging melding krijgt van een dodelijk arbeidsongeval, de politie altijd de opdracht te geven direct een strafrechtelijk onderzoek te starten naar mogelijke overtreding van artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 307 WvSr; tevens draagt de officier van justitie die piketdienst heeft de politie op om - voor zover dit nog niet is gebeurd - ten spoedigste de Arbeidsinspectie in te schakelen wegens diens specifieke deskundigheid met betrekking tot arbeidsongevallen. Bovendien moet de officier de politie in het kader van het onderzoek - in afwachting van de komst van de Arbeidsinspectie - uitdrukkelijk opdragen alvast foto's te nemen, namen van getuigen te noteren, eventueel voorwerpen in beslag te nemen, bewijsmiddelen veilig te stellen, kortom datgene te doen wat noodzakelijk is in het kader van de waarheidsvinding.

De officier van justitie die piketdienst heeft, zorgt ervoor dat de officier van justitie belast met de afdoening van economische delicten, tijdig op de hoogte wordt gesteld van het arbeidsongeval.

Lijkschouwing

In die gevallen dat de doodsoorzaak onvoldoende duidelijk is zal de piket-officier opdracht moeten geven om sectie te laten verrichten aangezien het resultaat daarvan van belang is bij de beoordeling met betrekking tot het plegen van mogelijke strafbare feiten en het daarmee verband houdende vervolgtraject (strafrechtelijk of bestuurlijk).

B. Protocol meldingsplichtig arbeidsongeval (artikel 9, eerste lid, Arbowet '98)

Dit protocol regelt het contact en verder overleg tussen de Arbeidsinspectie en de officier van justitie belast met de afdoening van economische zaken.

Meldingsplicht werkgever ernstig arbeidsongeval ex. artikel 9, eerste lid, Arbowet '98

De werkgever is verplicht de Arbeidsinspectie onverwijld melding te doen van een arbeidsongeval dat ernstig (lichamelijk of geestelijk) letsel of de dood ten gevolge heeft (hierna te noemen: meldingsplichtig arbeidsongeval). Zo'n arbeidsongeval wordt vervolgens in onderzoek gegeven aan de inspecteur.

1) Directe melding Arbeidsinspectie aan het OM bij dodelijke arbeidsongeval;

Is er sprake van een arbeidsongeval met dodelijke afloop dan meldt de inspecteur het ongeval onverwijld aan het parket binnen welks arrondissement het ongeval plaats heeft gevonden (het lokale OM - zie hiervoor onder protocol A), waarbij door het OM opdracht tot een strafrechtelijk onderzoek ex. artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 307 WvSr kan worden gegeven; daarnaast kunnen slachtoffers, nabestaanden of pers door het OM geïnformeerd worden.

- Instellen strafrechtelijk onderzoek terzake artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 307 WvSr.

Bij een meldingsplichtig arbeidsongeval met dodelijk afloop onderzoekt de inspecteur altijd of er sprake is van overtreding van artikel 32 Arbowet '98 of artikel 307 WvSr. Het enkele feit, dat een werknemer een ernstig arbeidsongeval overkomt, kan in principe voldoende aanwijzingen opleveren van overtreding van artikel 32 Arbowet `98, aangezien bij een juiste naleving van de arbobepalingen de werknemers voldoende bescherming wordt geboden tegen ernstige gezondheidsrisico's (zie in dit verband ook het arrest van de HR van 9 maart 1993, NJ 1993, 633)2.

- Overleg met politie

Zo mogelijk ter plaatse overlegt de inspecteur van de Arbeidsinspectie met de politie - die doorgaans als eerste bij een ernstig ongeval aanwezig is - en maakt met de politie, die reeds een strafrechtelijk onderzoek is gestart, afspraken over het vervolg van het onderzoek. Een en ander uiteraard zonodig in overleg met het OM.

2) Melding Arbeidsinspectie aan het OM bij arbeidsongeval met ernstig / blijvend letsel

In geval van een arbeidsongeval met ernstig / blijvend letsel voert de inspecteur eerst de hieronder omschreven eerste inventarisatie uit en bespreekt de resultaten zo nodig met zijn teamleider en Juridische Zaken van de Arbeidsinspectie. Als de uitkomst van dat overleg inhoudt dat er vermoedelijk sprake is van overtreding van artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 308 WvSr, dan meldt de inspecteur het ongeval aan het betreffende parket.

- Eerste inventarisatie door inspecteur Arbeidsinspectie

Bij een eerste inventarisatie in het kader van strafrechtelijk of bestuursrechtelijk onderzoek maakt de inspecteur de antwoorden op de volgende vragen zoveel mogelijk inzichtelijk:

• is er gehandeld in strijd met de Arbowet '98 of de daarop rustende bepalingen (zo ja, welke bepalingen zijn overtreden);

• kan er (redelijkerwijs gesteld worden dat) door bovengenoemd handelen levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid ontstaat voor werknemers of dat dergelijke schade te verwachten is;

• was het de werkgever bekend dat er door het overtreden van de geconstateerde arbobepalingen ernstige gezondheidrisico's bestonden voor zijn werknemers (bijvoorbeeld opgenomen in de RI&E3), of had hij dat redelijkerwijs kunnen of moeten weten;

• zijn de handelingen de werkgever aan te rekenen, of wel is hij verantwoordelijk voor de overtreding(en).

(Vervolg)overleg met officier van justitie belast met de zaak

- Beslissing over voortzetting strafrechtelijk onderzoek

Zijn er voldoende gronden om een vervolging ex artikel 32 Arbowet '98 of artikel 307 WvSr of 308 WvSr in te stellen, dan wordt in overleg met de officier van justitie die belast is met de zaak het strafrechtelijk onderzoek voortgezet. Door middel van een plan van aanpak worden de vervolgstappen die de inspecteur gaat ondernemen, besproken.

Als het bewijs (te) gering is (en men verwacht dat verder onderzoek evenmin voldoende bewijs zal opleveren ), dan wordt, eveneens in overleg met de officier van justitie, het strafrechtelijk onderzoek gestaakt. De inspecteur bekijkt vervolgens of de zaak in bestuursrechtelijk opzicht een vervolg dient te krijgen. De officier van justitie neemt deze beslissing binnen dertien weken nadat het ongeval aan hem is voorgelegd en de inspecteur van de Arbeidsinspectie de officier van justitie hierom heeft verzocht.

NB Als binnen dertien weken na het voorleggen van de gedraging geen reactie van het OM is ontvangen, of het OM inmiddels heeft meegedeeld van strafvervolging af te zien, dan is het bestuursorgaan i.c. de Arbeidsinspectie, bevoegd tot bestuursrechtelijke afhandeling van de overtreding (Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht, vierde tranche4).

- Contact met OM tijdens strafrechtelijk vervolgonderzoek

Gedurende het vervolgonderzoek onderhoudt de inspecteur contact met de officier van justitie en stelt deze zo veel mogelijk op de hoogte van de ontwikkelingen.

Het is denkbaar dat een inspecteur het bewijs alsnog niet rond krijgt. De inspecteur neemt hierover contact op met de officier van justitie en bespreekt de zaak.

Inzending proces-verbaal en informatieverschaffing

Indien de strafrechtelijke weg wordt gekozen, zullen de Arbeidsinspectie en de politie al dan niet gecombineerd het proces-verbaal inzenden.

Indien is gekozen voor bestuursrechtelijke afdoening zal de politie de eventuele processen-verbaal van bevindingen overdragen aan de Arbeidsinspectie, zodat deze bij de boeterapporten kunnen worden gevoegd.

Bij dodelijke ongevallen zal de politie in het kader van de Wet op de lijkbezorging de processen-verbaal altijd tevens aan de officier van justitie zenden.

Bijlage 3 Procedurebeschrijving politie

Titel AO: Arbeidsongeval

1. Arbeidsongeval

1.1 Algemeen

De handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet '98) is primair opgedragen aan de Arbeidsinspectie. In bepaalde economische sectoren is de handhaving tevens opgedragen aan onder andere de Inspectie Verkeer en Waterstaat (voorheen Rijksverkeersinspectie en de Scheepvaartinspectie).

1.2 Bevoegdheid

De inspecteur van de Arbeidsinspectie is als toezichthouder ingevolge de Arbowet '98 bevoegd van de door hem geconstateerde overtredingen - die als beboetbaar feit zijn aangemerkt - een boeterapport op te maken. Daarnaast is hij als buitengewoon opsporingsambtenaar (artikel 142 WvSv) bevoegd proces-verbaal op te maken voor overtreding van de voorschriften, gesteld bij of krachtens de Arbowet `98, die bij de WED strafbaar zijn gesteld. Op grond van artikel 17 WED zijn ten aanzien van strafbare feiten tevens bevoegd de opsporingsambtenaren genoemd in artikel 141 WvSv.

1.3 Meldingsplicht

Ingevolge artikel 9 Arbowet '98 is de werkgever verplicht onverwijld mededeling te doen aan de Arbeidsinspectie indien een werknemer een arbeidsongeval is overkomen waardoor ernstig lichamelijk of geestelijk letsel is ontstaan of welke de dood tot gevolg heeft gehad.

NB. De meldingsplicht geldt voor alle ernstige arbeidsongevallen, ongeacht in welke bedrijvencategorie deze zich voordoen.

2. Hoe te handelen bij een ernstig arbeidsongeval

Indien een ernstig arbeidsongeval heeft plaatsgevonden, dient in eerste instantie een strafrechtelijk onderzoek ter zake van verdenking van overtreding van artikel 32 Arbowet '98 en/of de artikelen 307 / 308 WvSr te worden gestart. Afhankelijk van de aard van het letsel dient onderscheidenlijk te worden gehandeld in de volgende situaties.

2.1 Ernstig lichamelijk of geestelijk letsel (conform Arbo-regelgeving)

• Waarschuwen Arbeidsinspectie;

• Onverwijld de hulpofficier van justitie inlichten;

• Direct starten strafrechtelijk onderzoek in verband met mogelijke overtreding van artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 308 WvSr;

• Bij de Arbeidsinspectie wordt intern bepaald of er mogelijk sprake is van vermoedelijke overtreding van artikel 32 Arbowet '98;

- vermoedelijke geen overtreding artikel 32 Arbowet '98 of artikel 308 WvSr:

de Arbeidsinspectie neemt het onderzoek over voor nader bestuursrechtelijk onderzoek;

- vermoedelijk wel overtreding artikel 32 Arbowet '98 of artikel 308 WvSr:

de officier van justitie die piketdienst heeft wordt ingelicht. De officier van justitie die met de zaak belast is, bepaalt uiteindelijk of er een strafrechtelijk onderzoek op grond van artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 308 WvSr wordt gestart of voortgezet en hij bepaalt wie het onderzoek voortzet. Vanwege haar specifieke deskundigheid zal dat de Arbeidsinspectie zijn, eventueel in nauwe samenwerking met de politie.

NB. In een aantal gevallen zal het slachtoffer in het ziekenhuis alsnog overlijden. In een dergelijke situatie dient er gehandeld te worden conform de bij de regiopolitie bekende procedure `Niet-natuurlijke dood', die geldt voor alle situaties, waarbij de politie het lichaam van een overleden persoon aantreft en niet onmiddellijk kan vaststellen of laten stellen of de aangetroffen dode een natuurlijke dood is gestorven.

2.2 Dodelijk letsel

• Waarschuwen Arbeidsinspectie;

• Onverwijld de hulpofficier van justitie inlichten;

• Onverwijld de piketofficier van justitie inlichten;

• Handelen conform de procedure Niet-natuurlijke dood;

• Direct starten van een strafrechtelijke onderzoek in verband met mogelijke overtreding van artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 307 WvSr.

• De zaaksofficier bepaalt uiteindelijk of er mogelijk sprake is van vermoedelijke overtreding van artikel 32 Arbowet '98 en/of artikel 307 WvSr :

- geen overtreding artikel 32 Arbowet '98 of artikel 307 WvSr:

de Arbeidsinspectie neemt het onderzoek over voor nader bestuursrechtelijke onderzoek;

- wel overtreding artikel 32 Arbowet '98 of artikel 307 WvSr:

de officier van justitie bepaalt wie het onderzoek voortzet. Vanwege haar specifieke deskundigheid zal dat in principe de Arbeidsinspectie zijn, eventueel in nauwe samenwerking met de politie.

2.3 Start strafrechtelijk onderzoek

In afwachting van de komst van de Arbeidsinspectie dient de politie zo snel mogelijk een aanvang te maken met het strafrechtelijk onderzoek. Juist die beginfase is cruciaal, omdat dan alle getuigen nog aanwezig zijn, de situatie direct na het ongeval vastgelegd kan worden (bijvoorbeeld op foto), sporen nog aanwezig zijn, er beslag gelegd kan worden, gevaarlijke machines nog niet verwijderd of aangepast zijn, etc. Voordat de inspecteur van de Arbeidsinspectie ter plaatse kan zijn, zijn er soms al kostbare uren `verloren gegaan' en kan belangrijk bewijsmateriaal inmiddels zijn verdwenen. Politiefunctionarissen kunnen in het belang van de opsporing ordemaatregelen nemen. Het bevriezen van een situatie in de zin van artikel 96 lid 2 WvSv zal slechts in zeer bijzondere situaties aan de orde komen, namelijk wanneer een doorzoeking nodig is onder leiding van de officier van justitie of rechter-commissaris.

Wanneer de Arbeidsinspectie het onderzoek overneemt, kan de politie haar opsporingsgegevens (in de vorm van een proces-verbaal van bevindingen) overdragen aan de Arbeidsinspectie, die deze als bijlage bij haar proces-verbaal voegt.

2.4 Tevens mogelijke overtreding artikel 307/308 WvSr

Is er tevens sprake van een verdenking van artikel 307 WvSr (dood door schuld) of artikel 308 WvSr (zwaar lichamelijk letsel door schuld) dan dient een gezamenlijk onderzoek van de politie en de Arbeidsinspectie plaats te vinden. De officier van justitie bepaalt wie het onderzoek leidt.

3. Een derde (niet zijnde werknemer) is slachtoffer

Indien een derde slachtoffer is in een arbeidssituatie is artikel 10 Arbowet '98 van toepassing. Deze bepaling kan alleen strafrechtelijk worden gehandhaafd. De zaaksofficier bepaalt wie het onderzoek leidt. Vanwege haar specifieke deskundigheid zal dat in principe de Arbeidsinspectie zijn, eventueel in samenwerking met de politie.

4. Adressen kantoren van de Arbeidsinspectie

Arbeidsinspectie kantoor Utrecht

Oudenoord 6

Postbus 820

3500 AV UTRECHT

Tel.: 030 - 230 56 00

Fax: 030 - 230 56 80

Arbeidsinspectie kantoor Arnhem

Janspoort 2

Postbus 9018

6800 DX ARNHEM

Tel.: 026 - 355 71 11

Fax: 026 - 442 40 46

Arbeidsinspectie kantoor Groningen

Engelse Kamp 4

Postbus 30016

9700 RM GRONINGEN

Tel.: 050 - 522 58 80

Fax: 050 - 526 72 02

Arbeidsinspectie kantoor Roermond

Godsweerdersingel 10

Postbus 940

6040 AX ROERMOND

Tel.: 0475 - 356 666

Fax: 0475 - 356 660

Arbeidsinspectie kantoor Amsterdam

Radarweg 60

Postbus 58366

1040 HJ AMSTERDAM

Tel.: 020 - 581 26 12

Fax: 020 - 686 47 03

Arbeidsinspectie kantoor Rotterdam

Stadionweg 43C

Postbus 9580

3007 AN ROTTERDAM

Tel.: 010 - 479 83 00

Fax: 010 - 479 70 93

Arbeidsinspectie hoofdkantoor

Laan van Nieuw Oost-Indië 125

Postbus 90801

2509 LV Den Haag

Tel.: 070 - 333 44 44

Fax: 070 - 333 40 02

Afdeling Juridische Zaken

Tel.: 070 - 333 50 93

Fax: 070 - 333 40 02

Achtergrondinformatie: Arbeidsomstandighedenwet 1998, Wet op de economische delicten, Wetboek van Strafrecht, Tweede Kamer stukken vergaderjaar 1997-1998, 25879, AO 1.5.14.1.

1 Arrest Hoge Raad NJ93/633: In het kader van de Wet op de economische delicten kunnen bevoegdheden `in het belang van de opsporing' worden toegepast ingeval er aanwijzingen zijn dat een economisch voorschrift is overtreden.

2 Bij handhaving van bepaalde economische voorschriften kan de opsporing zich niet alleen richten op gevallen waarin sprake is van een concrete verdenking van een door een bepaalde persoon gepleegd delict. Zijn er aanwijzingen dat een economisch voorschrift niet is nageleefd, dan brengt het belang van de opsporing mee dat wordt nagegaan waar zich in concreto een overtreding voordoet.

3 Risico-inventarisatie en -evaluatie: zie artikel 5 Arbowet `98

4 Zie artikel 5.4.1.5 van (titel 5.4 bestuurlijke boete van) het wetsvoorstel 29 702.: Waarom hier niet volstaan met aanhaling kamerstukken? Het derde lid bevat het sluitstuk van de regeling: indien de overtreding aan de officier van justitie is voorgelegd, wordt de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete opgeschort. De officier van justitie heeft vervolgens dertien weken de tijd om te beslissen of strafrechtelijke optreden gewenst is. Als de officier van justitie binnen deze dertien weken mededeelt dat de overtreding strafrechtelijk zal worden afgedaan, kan geen bestuurlijke boete worden opgelegd. Als het OM niet binnen dertien weken reageert, herleeft de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen. Deze bevoegdheid herleeft eveneens, indien het OM aan het bestuursorgaan mededeelt van strafvervolging af te zien. De praktische betekenis daarvan zal uiteraard afhangen van de reden waarom het OM van strafvervolging afziet. Indien het OM om redenen van prioriteitstelling van vervolging afziet, staat niets er aan in de weg dat het bestuur wel handhavend optreedt. Indien echter het OM niet vervolgt omdat de overtreding naar zijn oordeel niet kan worden bewezen of gerechtvaardigd is, zal het bestuursorgaan in de praktijk niet snel tot het opleggen van een bestuurlijke boete overgaan. Uitgesloten is dit echter niet: het feit dat de wetgever aan het bestuursorgaan de bevoegdheid heeft toegekend om een bestuurlijke boete op te leggen, brengt met zich dat het bestuursorgaan zelf verantwoordelijk is voor de uitoefening van deze bevoegdheid, en derhalve ook bij de beoordeling van aspecten als bewijsbaarheid en wederrechtelijkheid niet gebonden is aan het oordeel van het OM.

Naar boven