Wijziging Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 2003

Besluit van de Minister van Justitie van 4 april 2005, nr. 5345379/505, tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 2003

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder c, en derde lid van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de Wet op de economische delicten en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel I

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 20031 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder artikel 3, eerste lid, onder b. wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

– Wet op de Ruimtelijke Ordening

B

Artikel 3, eerste lid, onder i, vervalt.

C

De onderdelen j. tot en met m. van artikel 3, eerste lid, worden geletterd i tot en met l.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 2 juli 2008.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH te Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 4 april 2005.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofdBureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

Per 13 september 2004 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) gewijzigd. Deze wijziging heeft er onder andere toe geleid dat de artikelen 59 tot en met 61 uit de WRO zijn vervallen. Dit betekent dat het Inspectoraat-Generaal VROM (de VROM-Inspectie) nu geen opsporingsbevoegdheid meer heeft ten aanzien van de WRO. Deze situatie is ongewenst, aangezien de opsporingsbevoegdheid ter zake van de WRO voor de VROM-Inspectie noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar.

Het onderhavig besluit strekt ertoe de opsporingsbevoegdheid van de VROM-Inspectie ter zake van de WRO te herstellen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofdBureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

R.R. Joesoef Djamil

  • 1

    Stcrt. 2003, 122.

Naar boven