Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2005/14)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 1 april 2005, nummer 2005/14, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

Hoofdstuk C8/Angola Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Angola

1. Datum

Deze versie van dit hoofdstuk is vastgesteld op 1 april 2005.

2. Achtergrond

Op 9 december 2004 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Angola (kenmerk APV/AM-863604). Dit ambtsbericht is vrijgegeven op 18 januari 2005.

Dit hoofdstuk bevat de uitvoeringsconsequenties van het vastgestelde beleid.

3. Overgangsbeleid

Het beleid zoals weergegeven in het gelijknamige hoofdstuk van 22 september 2003 en WBV 2003/64, welke is verlengd middels WBV 2004/71, komt te vervallen met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze versie van het hoofdstuk.

4. Groeperingen die verhoogde aandacht vragen

4.1 Bevolkingsgroepen

Er zijn geen aanwijzingen dat personen door de Angolese autoriteiten worden vervolgd vanwege hun etnische afkomst en/of religie. Het behoren tot een specifieke bevolkingsgroep vormt derhalve geen reden betrokkene in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

4.2 Personen die zich geprofileerd hebben als politiek tegenstander

Uit het ambtsbericht van 9 december 2004 blijkt dat er berichten zijn over een toename van politiek geïnspireerd geweld tegen aanhangers van oppositiepartijen, waaronder de Uniao Nacional para a Independencia Total de Angola (UNITA). Hierbij kan gedacht worden aan intimidatie door het vernielen van partijkantoren, lichamelijk geweld en het hinderen van UNITA-sympathisanten in hun werkzaamheden.

Om op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking te komen dient betrokkene aannemelijk te maken dat de problemen die hij van de zijde van de Angolese autoriteiten heeft ondervonden vanwege zijn politieke activiteiten te herleiden zijn tot daden van vervolging, zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.

4.3 Leden van rebellenbeweging

Uit het ambtsbericht van 9 december 2004 blijkt dat de belangstelling van de autoriteiten in Cabinda voor aanhangers van de Frente de Libertaçao do Enclave de Cabinda (FLEC) afneemt door de steeds verdergaande marginalisering van het FLEC. Het begin november 2003 opgerichte Comité ter facilitering van de demobilisatie van FLEC-strijders overtuigt steeds meer oud FLEC-strijders om te demobiliseren. Hierbij hoeft geen verklaring te worden ondertekend, doch vindt alleen debriefing plaats met het regeringsleger. Hierbij gaat het alleen om informatieoverdracht zonder gebruik van geweld. Cabindezen buiten Cabinda vallen buiten de belangstelling van de Angolese autoriteiten, tenzij zij expliciet gezocht worden vanwege hun militaire activiteiten.

Om op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dient betrokkene aannemelijk te maken dat de problemen die hij heeft ondervonden van de zijde van de Angolese autoriteiten vanwege zijn (vermeende) betrokkenheid bij de FLEC te herleiden zijn tot daden van vervolging gericht op de persoon van betrokkene, zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.

Door de verwevenheid van politieke en familieverbanden in Cabinda valt niet uit te sluiten dat familieleden van FLEC-rebellen vanwege hun familierelatie problemen als intimidatie en mishandeling ondervinden van de zijde van de autoriteiten in Cabinda. Of dit buiten de provincie Cabinda het geval zou zijn is niet bekend.

Leden van (voormalige) rebellenmilities hebben zich in Angola op grote schaal schuldig gemaakt aan het schenden van de mensenrechten. Om die reden dient men er in het bijzonder op bedacht te zijn of betrokkene zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als omschreven in artikel 1F Vluchtelingenverdrag. Indien er aanwijzingen zijn dat artikel 1F Vluchtelingenverdrag van toepassing is dient, conform C3/10.14, contact te worden opgenomen met unit 1F van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Nader gehoor

Voor het nader gehoor kunnen onder andere de volgende aandachtspunten van belang zijn:

• wat is de organisatiestructuur, wie zijn de leiders, tot welk onderdeel van de militie behoort betrokkene;

• welke activiteiten heeft betrokkene voor deze militie verricht;

• hoe zijn de autoriteiten van de activiteiten van betrokkene op de hoogte geraakt (dan wel is het de verwachting dat de autoriteiten hiervan op de hoogte zullen geraken);

• is sprake geweest van een (eenmalige) willekeurige dan wel een (terugkerende) op de persoon van betrokkene gerichte actie van de zijde van de autoriteiten;

• gelet op eventuele uitsluiting op grond van artikel 1F is aandacht vereist voor: de functie, de werkzaamheden en gedragingen van de betrokken asielzoeker, en de vraag of betrokkene zelf mensen heeft gemarteld / gedood, bij het martelen / doden van mensen door anderen aanwezig is geweest dan wel daar (indirect) verantwoordelijk voor was.

4.4 Journalisten

In de grondwet is vrijheid van meningsuiting en persvrijheid opgenomen. De vrijheid van meningsuiting is verbeterd sinds het tekenen van het staakt-het-vuren en het ingaan van de formele vrede in 2002. Wel oefent de overheid af en toe nog druk uit op journalisten, met name buiten Luanda. De vrijheid van meningsuiting is ook in Cabinda verbeterd. De media worden in Cabinda wel sterk gecontroleerd door de Movimento Popular de Libertaçao de Angola (MPLA).

De situatie van journalisten vormt op zichzelf geen aanleiding om tot statusverlening over te gaan. Om op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking te komen, dient betrokkene aannemelijk te maken dat de problemen die hij van de zijde van de Angolese autoriteiten heeft ondervonden vanwege zijn activiteiten als journalist te herleiden zijn tot daden van vervolging, zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.

4.5 Vrouwen

Voor de beoordeling van een asielverzoek, ingediend door een vrouw, wordt verwezen naar C1/3.3.2 en C1/4.2.11.

De enkele omstandigheid dat betrokkene een alleenstaande vrouw is leidt in beginsel niet tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

4.6 Dienstplichtigen en deserteurs

Het normale beleid, zoals weergegeven in C1/4.2.12, is van toepassing.

Uit het ambtsbericht van 9 december 2004 blijkt dat, sinds op 4 april 2002 het akkoord tussen de regering en UNITA werd getekend, er geen dienstplichtigen meer zijn opgeroepen voor militaire dienst en er geen ronselacties meer zijn uitgevoerd.

Gedwongen inlijving door de FLEC leidt op zichzelf niet tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Betrokkene kan hiertegen de bescherming vragen van de Angolese autoriteiten. Niet is gebleken dat de Angolese autoriteiten deze bescherming niet kunnen of willen bieden.

4.7 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Zowel leden van het leger (Forças Armadas Angolanas (FAA), de politie, de veiligheidsdienst, als leden van (voormalige) rebellenmilities (bijvoorbeeld UNITA of FLEC) hebben zich in Angola op grote schaal schuldig gemaakt aan het schenden van mensenrechten. Om die reden dient men in het bijzonder bedacht te zijn of betrokkene zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als omschreven in artikel 1F Vluchtelingenverdrag.

Indien er aanwijzingen zijn dat artikel 1F Vluchtelingenverdrag van toepassing is, dient, conform C3/10.14, contact te worden opgenomen met de unit 1F van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

5. Bijzondere aandachtspunten

In deze paragraaf wordt ingegaan op meer algemene omstandigheden die van belang (kunnen) zijn bij de beoordeling of de asielzoeker in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.

5.1 Categoriale bescherming

Asielzoekers uit Angola komen niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vreemdelingenwet. In dit kader wordt verwezen naar C1/4.5.

5.2 Veilig land van herkomst

Angola wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

5.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Angola wordt niet beschouwd als een veilig derde land.

5.4 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C1/3.3.3, is van toepassing.

5.5 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C1/4.4, is van toepassing.

5.6 Opvangmogelijkheden minderjarigen

In het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 9 december 2004 (kenmerk DPV/AM-863604) wordt gemeld dat alleenreizende minderjarigen en minderjarigen die reizen onder begeleiding van andere volwassenen dan hun ouders, bij het verlaten van Angola een notarieel vastgelegde toestemming van hun ouders behoren te tonen. Hierbij is tevens van belang dat een vliegreis naar Europa veel geld kost en een paspoort en (Schengen)visum voor de reis verplicht is. Het is mede hierom onwaarschijnlijk dat een kind zonder de steun van familie een Europees land zou kunnen bereiken.

Alleenstaande minderjarigen worden in Angola doorgaans door familie of vrienden opgevangen. Indien er niemand is die voor een alleenstaande minderjarige kan of wil zorgen is het ministerie voor Hulp en Sociale Herintegratie wettelijk verantwoordelijk voor de voogdij en opvang. De verantwoordelijke afdelingen zijn echter zwaar overbelast.

In 2003 is het opvangcentrum Mulemba met middelen uit Nederland uitgebreid. De kwaliteit van de opvangfaciliteiten is naar lokale maatstaven gemeten goed. Het centrum dat tot de uitbreiding 50 jongens in de leeftijd van 7 tot 18 jaar onderdak gaf, beschikt sinds september 2003 over 20 extra bedden, een extra schoolgebouw en een sportruimte. De uitbreiding heeft opvang van meisjes mogelijk gemaakt.

Via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) wordt in dit tehuis aan terugkerende alleenstaande minderjarige Angolezen van alle leeftijden opvang geboden. Kinderen die in het opvanghuis Mulemba worden opgevangen, kunnen totdat zij meerderjarig worden, in het tehuis blijven en worden tussentijds niet overgeplaatst naar andere opvanghuizen. Wel wordt getracht om de familie te vinden, onder andere via het opsporingsprogramma van het Angolese Rode Kruis. Mede gezien het gestelde in de tweede alinea wordt verwacht dat de doorstroming in Mulemba groot genoeg zal zijn om steeds aan terugkerende Angolese alleenstaande minderjarigen opvang te kunnen bieden. Uit het ambtsbericht van 9 december 2004 blijkt dat nog geen gebruik is gemaakt van het opvangcentrum omdat alle teruggekeerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen elders in Angola opvangmogelijkheden bleken te hebben.

Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat in Angola voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen adequate opvang voorhanden is. Minderjarige asielzoekers van Angolese nationaliteit komen derhalve niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bedoeld voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot Mulemba of een andere concrete opvangplaats geregeld zijn.

Het voorgaande houdt het volgende in:

• in de asielprocedure leidt de ambtshalve toetsing naar de vraag of betrokkene in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ tot een weigering van die vergunning;

• de aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ wordt afgewezen;

• de aanvraag tot wijziging van de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ in ‘Voortgezet verblijf’ wordt afgewezen, tenzij deze aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 9.4 Vreemdelingenbesluit.

Eerste en nader gehoor

Voor het eerste en nader gehoor kunnen onder andere de volgende aandachtspunten van belang zijn:

• was betrokkene bij uitreis in het bezit van de benodigde papieren en uitreistoestemming van de ouders?;

• op welk adres was betrokkene woonachtig?;

• waar zat betrokkene op school (naam en adres)?; in welke klas en jaargang?;

• wat was de naam van de groep (‘turma’) waartoe betrokkene behoorde?;

• wat was het leerling-nummer van betrokkene?;

• in welke periode volgde betrokkene lessen?;

• verrichtte betrokkene werk?; zo ja, wat voor werk en wie was de werkgever?;

• waar zijn de ouders of andere verzorgers/familieleden van betrokkene nu?

5.7 Driejarenbeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/9, is van toepassing.

Van 20 augustus 1998 tot 1 april 2001 heeft voor Angola een uitstel-van-vertrek-beleid gegolden om beleidsmatige redenen. Deze periode dient in voorkomende gevallen te worden meegerekend als relevant tijdsverloop.

5.8 Legale uitreis

Via het ministerie van Buitenlandse Zaken is vernomen dat veel Angolezen naar Europa reizen, voorzien van een Schengenvisum, afgegeven door de Portugese autoriteiten. Gelet hierop dienen asielaanvragen van Angolezen te worden gecontroleerd op mogelijke visumverlening door de Portugese autoriteiten. Bij een positief antwoord zal ten eerste moeten worden bezien of een Dublinverzoek tot de mogelijkheden behoort. Ten tweede zal een positief antwoord van de Portugese autoriteiten tot de conclusie leiden dat betrokkene op legale wijze Angola is uitgereisd.

Een legale, gecontroleerde uitreis via de luchthaven te Luanda geldt in beginsel als contra-indicatie bij de beoordeling of betrokkene op grond van gegronde vrees voor vervolging in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

6. Procedurele aspecten

Het gestelde in C3/10 tot en met C3/16 is van toepassing. Alle onderzoeksvragen, ook aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, worden gesteld aan of via het Gemeenschappelijk Centrum Kennis, Advies en Ontwikkeling van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Een uitzondering hierop vormt het leeftijdsonderzoek in het kader van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen, zie C5/24.

7. Terugkeer en uitzetting

7.1 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Angola is geen besluit genomen in de zin van artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet.

7.2 Terug- en overnameovereenkomsten

Met Angola is geen overeenkomst gesloten met betrekking tot de terugname van eigen onderdanen.

7.3 Praktische aspecten terugkeer

Naar Angola kan worden teruggekeerd.

Bij de feitelijke terugkeer van alleenstaande minderjarigen moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Rijswijk, 1 april 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze:
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, P.W.A. Veld.

TOELICHTING BIJ WIJZIGING 2005/14

Het hoofdstuk ‘Het asielbeleid ten aanzien van Angola’ is opgesteld naar aanleiding van een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 9 december 2004 (kenmerk DPV/AM-863604).

Dit ambtsbericht heeft beleidsconsequenties die zijn beschreven in dit hoofdstuk.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze:

het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,

P.W.A. Veld

Naar boven