Wijziging Vreemdelingencirculaire (2005/16)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 5 april 2005, nummer 2005/16, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

In C8 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een nieuw hoofdstuk Colombia ingevoegd luidende:

Het asielbeleid ten aanzien van Colombia

1. Datum

Deze versie van dit hoofdstuk is vastgesteld op 5 april 2005.

2. Achtergrond

Op 19 januari 2005 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Colombia (kenmerk DPV/AM-859426). Dit ambtsbericht is vrijgegeven op 21 februari 2005.

Dit hoofdstuk bevat de uitvoeringsconsequenties van het vastgestelde beleid.

3. Groeperingen die verhoogde aandacht vragen

3.1 Leden van sociale bewegingen, intellectuelen en (lokale) politici

Leden van sociale bewegingen, intellectuelen en (lokale) politici kunnen in Colombia een verhoogd risico lopen op vervolging door met name de guerrillabewegingen en de paramilitairen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan mensenrechtenactivisten, vakbondsleiders, onderwijzers, journalisten en gerechtelijk onderzoekers. Indien asielzoekers behorende tot een van deze groepen aannemelijk maken dat zij vanwege hun (vermeende) activiteiten vervolging vrezen en geen bescherming kunnen krijgen van de autoriteiten, kunnen zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid onder a, Vreemdelingenwet.

3.2 Aanhangers van de guerrillabewegingen of de paramilitairen

(Vermeende) aanhangers van de guerrillabewegingen lopen het risico slachtoffer te worden van schendingen door de paramilitairen. Op dezelfde wijze lopen (vermeende) aanhangers van de paramilitairen het risico slachtoffer te worden van schendingen door de guerrillabewegingen. Indien asielzoekers aannemelijk maken gezien te worden als aanhangers van de guerrillabewegingen of de paramilitairen en om deze reden zwaarwegende problemen verwachten bij terugkeer, waartegen zij geen bescherming kunnen krijgen van de autoriteiten, kunnen zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid onder a, Vreemdelingenwet. Het enkele vermoeden van de asielzoeker dat hij wordt gezien als aanhanger van één van de partijen en om die reden te vrezen heeft, is daarbij onvoldoende. De asielzoeker dient concrete aanwijzingen naar voren te brengen waaruit de gegronde vrees blijkt.

Bij aanhangers van de guerrillabewegingen of de paramilitairen die voor deze groeperingen activiteiten hebben verricht, dient beoordeeld te worden of deze activiteiten mogelijk aanleiding zijn om toepassing te geven aan artikel 1F Vluchtelingenverdrag. Zie verder paragraaf 3.7 van dit hoofdstuk.

3.3 Inheemse bevolkingsgroepen

De positie van de inheemse bevolkingsgroepen in Colombia is niet zodanig dat reeds vanwege het enkele behoren tot deze bevolkingsgroepen aanleiding bestaat om tot verlening van een verblijfsvergunning asiel over te gaan.

Individuele asielzoekers die behoren tot deze groepen kunnen evenwel in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid onder a, Vreemdelingenwet indien zij een gegronde vrees voor vervolging hebben van de zijde van (één der) gewapende groepen en hiertegen geen bescherming van de autoriteiten kunnen krijgen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien wanneer de asielzoeker toegang heeft geweigerd aan (één der) gewapende groepen om zijn grondgebied te betreden. Dit geldt eveneens wanneer zij zwaarwegende problemen vrezen vanwege een weigering gehoor te geven aan gedwongen rekrutering door één van de gewapende groepen en geen bescherming van de autoriteiten kunnen krijgen.

3.4 Gedwongen verplaatsing

Het gedwongen verplaatsen van burgers wordt zowel door de guerrillabewegingen als de paramilitairen als bewuste strategie ingezet. Doorgaans is daarbij vervolging van de betreffende personen niet het doel. Burgers die gehoor geven aan deze dwang en het gebied verlaten lopen over het algemeen geen risico meer.

Personen die stellen door (één van) de strijdende partijen enkel gedwongen te zijn om zich buiten hun woongebied te verplaatsen, hebben een verblijfsalternatief in de relatief veilige gebieden van Colombia. Zie verder paragraaf 4.1

3.5 Homoseksuelen

Homoseksuelen kunnen in Colombia slachtoffer worden van zogenoemde sociale zuiveringen. Het enkel hebben van een homoseksuele geaardheid is evenwel onvoldoende aanleiding om in aanmerking te komen voor vluchtelingschap. Indien asielzoekers aannemelijk maken dat zij vanwege hun seksuele geaardheid zwaarwegende problemen hebben te vrezen van (één van) de strijdende partijen kunnen zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid onder a, Vreemdelingenwet. Zie ook C1/4.2.10.2

3.6 Vrouwen

Voor de beoordeling van een asielverzoek, ingediend door een vrouw, wordt verwezen naar C1/3.3.2 en C1/4.2.11.

3.7 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Bij de beoordeling van personen die deel uitmaken van of banden hebben met de guerrillabewegingen of de paramilitairen dient steeds te worden beoordeeld of de activiteiten voor deze groeperingen aanleiding vormen om te oordelen dat artikel 1F Vluchtelingenverdrag van toepassing is.

Daarbij dient bijzondere aandacht uit te gaan naar personen die activiteiten hebben verricht voor de guerrillabeweging Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC), de guerrillabeweging Ejército de Liberación Nacional (ELN) en de paramilitaire groepen aangesloten bij de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC).

Indien er aanwijzingen zijn dat artikel 1F Vluchtelingenverdrag mogelijk van toepassing is, dient – conform C3/10.14 – contact te worden opgenomen met de unit 1F van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

4. Bijzondere aandachtspunten

In deze paragraaf wordt ingegaan op meer algemene omstandigheden die van belang (kunnen) zijn bij de beoordeling of de asielzoeker in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.

4.1 Categoriale bescherming

Asielzoekers uit Colombia komen niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vreemdelingenwet.

Uit het ambtsbericht blijkt dat er zowel veilige als onveilige gebieden zijn in Colombia. Ook bestaan er gebieden waar, volgens het ambtsbericht, sprake is van een dynamisch conflict. Het gaat hierbij om conflicten die lokaal worden uitgevochten en zich voortdurend verplaatsen naar verschillende, maar in omvang beperkte, gebieden. Gebieden – deel uitmakend van dit dynamisch conflict – die thans veilig zijn kunnen over korte tijd onveilig zijn.

Op dit moment worden de grensgebieden van Colombia, de gebieden ten zuiden van de stad Cali, het departement Antioquia, het grensgebied tussen de departementen Casanare en Meta, de gebieden Urabá, het zuiden van het departement Bolivar en het departement Córdoba onveilig geacht.

De algehele situatie in de gebieden die stevig in handen zijn van de overheid is relatief veilig. Deze veilige gebieden zijn normaal en vrij toegankelijk voor iedere Colombiaanse burger, er is sprake van bewegingsvrijheid. Relatief veilig zijn de steden Bogotá, Medellín, Cali, Cartagena en Barranquilla, inclusief het kustgebied tussen de twee laatstgenoemde steden.

Het voorgaande, zou tot het oordeel kunnen leiden dat voor de onveilige gebieden een beleid van categoriale bescherming, in de zin van artikel 29, eerste lid aanhef en onder d, Vreemdelingenwet, is geïndiceerd.

Echter, asielzoekers uit deze gebieden die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op individuele gronden, kunnen zich aan de algehele geweldsituatie onttrekken door in de relatief veilige gebieden te verblijven. Aan deze personen zal een verblijfsalternatief worden tegengeworpen.

4.2 Veilig land van herkomst

Colombia wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

4.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Colombia wordt niet beschouwd als een veilig derde land.

4.4 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Gezien de algehele situatie in Colombia wordt aan asielzoekers geen vlucht- en/of vestigingsalternatief tegengeworpen in een ander deel van Colombia indien sprake is van gegronde vrees voor vervolging of van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM. Zie C1/3.3.3

4.5 Bescherming door de autoriteiten

Binnen Colombia bestaat een aantal beschermingsprogramma’s voor personen die vrezen voor vervolging door één van de strijdende partijen. Toegang tot één van deze programma’s is echter niet voor iedereen mogelijk. Daarnaast zal in een aantal gevallen geen effectieve bescherming mogelijk zijn.

Asielzoekers die stellen te vrezen voor vervolging door één van de strijdende partijen dienen aannemelijk te maken dat zij niet in aanmerking kunnen komen voor bescherming dan wel dat effectieve bescherming in hun geval niet mogelijk is.

Daarbij kan in beginsel worden verwacht dat asielzoekers die aangifte van hun problemen doen bij de autoriteiten de reactie van de autoriteiten op deze aangifte afwachten. Personen die aangifte doen en direct zonder enige reactie af te wachten Colombia verlaten dienen aannemelijk te maken waarom het niet mogelijk was de reactie van de autoriteiten af te wachten.

Indien asielzoekers niet aannemelijk kunnen maken dat in hun geval geen bescherming kan worden geboden bestaat geen aanleiding een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29 Vreemdelingenwet te verlenen.

4.6 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C1/4.4, is van toepassing.

4.7 Opvangmogelijkheden minderjarigen

Het normale beleid is van toepassing. Zie C2/7 en C5/24. Ten aanzien van Colombia wordt niet op voorhand geconcludeerd dat er adequate opvang is voor alleenstaande minderjarigen.

4.8 Driejarenbeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/9, is van toepassing.

5. Procedurele aspecten

Het gestelde in C3/10 tot en met C3/16 is van toepassing. Het onderzoek naar de gestelde feiten dient te worden opgestart bij het Gemeenschappelijk Centrum Kennis, Advies en Ontwikkeling van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Dit is ook van toepassing indien het onderzoek wordt verricht door derden, zoals het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Een uitzondering hierop vormt het leeftijdsonderzoek in het kader van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen, zie C5/24.

6. Terugkeer en uitzetting

6.1 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Colombia is geen besluit genomen in de zin van artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet.

6.2 Terug- en overnameovereenkomsten

Met Colombia is geen overeenkomst gesloten met betrekking tot de terugname van eigen onderdanen.

6.3 Praktische aspecten terugkeer

Naar Colombia kan worden teruggekeerd.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Rijswijk, 5 april 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze:
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, P.W.A. Veld.

TOELICHTING BIJ WIJZIGING 2005/16

Het hoofdstuk ‘Het asielbeleid ten aanzien van Colombia’ is opgesteld naar aanleiding van een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 19 januari 2005 (kenmerk DPV/AM-859426).

Dit ambtsbericht heeft beleidsconsequenties die zijn beschreven in dit hoofdstuk.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze:

het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,

P.W.A. Veld

Naar boven