Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatscourant 2005, 63 pagina 11 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatscourant 2005, 63 pagina 11 | Besluiten van algemene strekking |
Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 8 maart 2005, nr. 2005/12, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Paragraaf C2/7.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
Art. 3.4 Vreemdelingenbesluit:
1. De in artikel 14, tweede lid, van de Wet bedoelde beperkingen houden verband met:
(...)
x. –
verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling.
2. De beperkingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen nader worden omschreven bij de verlening van de verblijfsvergunning.
(...)
Art. 3.5 Vreemdelingenbesluit:
1. Het verblijfsrecht op grond van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, is tijdelijk of niet-tijdelijk.
2. Het verblijfsrecht is tijdelijk, indien de verblijfsvergunning is verleend onder een beperking verband houdend met:
a.(...)
q. verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling;
(...)
r. (...)
3. (...)
Art. 3.6 Vreemdelingenbesluit:
1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan slechts ambtshalve worden verleend onder een beperking verband houdend met:
(...)
b. verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling.
2. (…)
Art. 3.56 Vreemdelingenbesluit:
1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking verband houdend met verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling worden verleend aan de alleenstaande minderjarige vreemdeling:
a. wiens aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Wet is afgewezen, anders dan met toepassing van artikel 30 van de Wet;
b. die zich naar het oordeel van Onze Minister niet zelfstandig kan handhaven in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan, en
c. voor wie naar het oordeel van Onze Minister, naar plaatselijke maatstaven gemeten, adequate opvang ontbreekt in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan.
2. Artikel 16, eerste lid, onder d en e, van de Wet is van overeenkomstige toepassing.
Regelmatig komt het voor dat een alleenstaande minderjarige vreemdeling een asielaanvraag indient. Als deze aanvraag niet leidt tot verlening van een verblijfsvergunning asiel, moet de minderjarige in beginsel terugkeren naar het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan.
Het kan echter zijn dat de minderjarige zich in dat land niet zelfstandig kan handhaven en dat daar evenmin adequate opvang aanwezig is. Voor die gevallen is in artikel 3.56 Vreemdelingenbesluit in een regeling voorzien, inhoudende dat dan een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan worden verleend. Het betreft hier een tijdelijk verblijfsrecht (artikel 3.5 Vreemdelingenbesluit).
De aanspraken op deze verblijfsvergunning worden tijdens de asielprocedure bepaald in een ambtshalve toets op grond van artikel 3.6 Vreemdelingenbesluit. Deze toets vindt plaats indien:
a) de vreemdeling verklaringen aflegt waaruit kan worden afgeleid dat hij meent te behoren tot de doelgroep van het in dit hoofdstuk beschreven beleid;
b) de Minister op grond van de casus oordeelt dat ambtshalve dient te worden getoetst of de vreemdeling in aanmerking komt voor een ambtshalve te verlenen vergunning op grond van het in dit hoofdstuk beschreven beleid.
Indien de vreemdeling een opgave doet of verklaringen aflegt waaruit kan worden afgeleid dat hij meent te behoren tot de doelgroep van het beleid met betrekking tot een ambtshalve te verlenen verblijfsvergunning regulier, dan wordt in de beschikking expliciet getoetst aan het betreffende beleid. Dit kan betekenen dat de vreemdeling zich expliciet op het beleid beroept, maar het kan ook zijn dat hij slechts aangeeft alleenstaand en minderjarig te zijn.
Dit uitgangspunt geldt ook als op zeker moment blijkt dat de vreemdeling niet behoort tot de doelgroep van het beleid en het beleid dus niet van toepassing kan zijn.
Voorbeeld 1: indien een vreemdeling aangeeft dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’, terwijl uit leeftijdsonderzoek of uit optische waarneming is gebleken dat de vreemdeling meerderjarig is, dan wordt expliciet ambtshalve getoetst.
Voorbeeld 2: indien de vreemdeling aangeeft alleenstaand en minderjarig te zijn, wordt expliciet getoetst, ook als de vreemdeling zich niet expliciet beroept op het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen en ook als later blijkt dat de opgave niet juist is.
De Minister kan uit eigen beweging een ambtshalve toets uitvoeren indien de vreemdeling mogelijk behoort tot de doelgroep van een beleid zoals bedoeld in artikel 3.6 Vreemdelingenbesluit, maar dit zelf niet aangeeft in de verklaringen.
Ambtshalve toetsing vindt in dit kader in ieder geval plaats indien een minderjarige vreemdeling wordt begeleid door een meerderjarige, niet zijnde de ouder of voogd, en het gaat om een begeleide minderjarige vreemdeling.
Indien er geen sprake is van een situatie als genoemd onder a) of b) vindt geen toetsing plaats. Dan is er immers geen aanleiding om te vermoeden dat de vreemdeling behoort tot de doelgroep van een beleid als bedoeld in artikel 3.6 Vreemdelingenbesluit. Indien niet ambtshalve wordt getoetst, wordt hiervan geen mededeling gedaan in de beschikking.
Hieronder wordt nader ingegaan op de aspecten ‘minderjarigheid’ en ‘alleenstaand’.
B
Paragraaf C2/7.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
De minderjarigheid wordt beoordeeld naar Nederlands recht. Artikel 1:233 Burgerlijk Wetboek luidt: ‘Minderjarigen zijn zij, die de ouderdom van achttien jaren niet hebben bereikt en niet gehuwd of geregistreerd zijn dan wel gehuwd of geregistreerd zijn geweest of met toepassing van artikel 253ha meerderjarig zijn verklaard.’
Op grond van artikel 5 Wet conflictenrecht huwelijk wordt een huwelijk alleen erkend indien het rechtsgeldig is ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond. Een minderjarige wordt dus niet meerderjarig door een niet-erkend traditioneel huwelijk.
Op grond van artikel 6 Wet conflictenrecht huwelijk wordt een huwelijk evenmin erkend als dit onverenigbaar zou zijn met de openbare orde. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij gedwongen huwelijken of huwelijken tussen jonge kinderen.
Iemand die een geregistreerd partnerschap heeft gesloten ingevolge het Nederlands recht is op grond van artikel 1:233 Burgerlijk wetboek meerderjarig.
Ongehuwd samenwonen (ook als er een samenlevingscontract is) leidt op zichzelf echter niet tot meerderjarigheid.
C
Paragraaf C2/7.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
Een minderjarige asielzoeker of vreemdeling wordt in het kader van het bijzondere beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen als alleenstaand beschouwd, als hij niet wordt begeleid door zijn meerderjarige ouder(s) of door een eventuele in het buitenland reeds toegewezen voogd.
Dit bijzondere beleid is derhalve niet van toepassing als de minderjarige vreemdeling met zijn meerderjarige ouder(s) of een eventuele reeds in het buitenland toegewezen voogd Nederland inreist, of als de meerderjarige ouder(s) van de minderjarige vreemdeling, of een eventuele reeds in het buitenland toegewezen voogd, zich reeds in Nederland bevind(t)(en).
Een minderjarige asielzoeker of vreemdeling die enkel wordt begeleid door een minderjarige ouder, is wel alleenstaand in het kader van dit beleid.
D
Paragraaf C2/7.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
2 Uitgangspunten van het beleid
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen kunnen in Nederland asiel aanvragen. Deze asielaanvraag wordt zorgvuldig getoetst volgens het normale geldende beleid aan de voorwaarden voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het toetsingskader is hier gelijk aan het toetsingskader voor volwassen asielzoekers, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere positie waarin minderjarigen kunnen verkeren.
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen van wie de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel is afgewezen, moeten terugkeren naar het land van herkomst of een ander land waar zij redelijkerwijs naar toe kunnen gaan. Dit is ook in het belang van het kind zelf. Slechts weinig kinderen die ontworteld of ontheemd raken, hebben uiteindelijk baat bij de scheiding van ouders en hun omgeving. Het belang van het kind vraagt in beginsel om herstel van de relatie met ouders, familie en/of sociale omgeving.
Op basis van artikel 3.56 Vreemdelingenbesluit wordt daarom in elk individueel geval beoordeeld of terugkeer mogelijk en verantwoord is.
Het kan echter voorkomen dat uit feiten en omstandigheden blijkt dat aannemelijk is dat de minderjarige zich in het land van herkomst, of in een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan, niet zelfstandig kan handhaven. In dat geval dient te worden beoordeeld of bij terugkeer aldaar voor de minderjarige naar plaatselijke maatstaven gemeten adequate opvang aanwezig is.
Indien dat niet het geval is, kan de minderjarige in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’. Ook na verlening van de verblijfsvergunning blijft het uitgangspunt dat de alleenstaande minderjarige vreemdeling in beginsel moet terugkeren.
De uitgangspunten van dit bijzondere beleid zijn alleen van toepassing op alleenstaande minderjarige vreemdelingen die een asielaanvraag hebben ingediend. De verblijfsvergunning op grond van dit beleid kan alleen worden verleend:
a. ambtshalve in het kader van een asielprocedure, nadat is geconstateerd dat de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt afgewezen;
b. ambtshalve in het kader van een procedure waarbij is besloten dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt ingetrokken.
De verblijfsvergunning op grond van het beleid inzake minderjarige vreemdelingen en asielzoekers wordt derhalve niet verleend op aanvraag.
De toetsing aan het bijzondere beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen is ex nunc. Van belang is dus niet de situatie op het moment van de asielaanvraag, maar die op het moment van ambtshalve beslissen.
E
Paragraaf C2/7.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
3.1 Alleenstaande minderjarigen en de Dublinprocedure
Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van de Europese Unie (zie C1/2/2) wordt in beginsel niet toegepast op asielzoekers die alleenstaande minderjarigen zijn indien er sprake is van een overnameverzoek. Artikel 6 van de Verordening stelt dat, indien de asielzoeker een niet begeleide minderjarige is, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek berust bij de lidstaat waar een lid van het gezin (vader en/of moeder of voogd) zich wettig (rechtmatig in de zin van de Vreemdelingenwet) ophoudt, voor zover dit in het belang van het kind is. Indien er geen vader en/of moeder of voogd is, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek bij de lidstaat waarbij de minderjarige het asielverzoek heeft ingediend. Indien er sprake is van een terugnameverzoek, wordt de minderjarige wel geclaimd.
Voor zover de Overeenkomst van Dublin van toepassing is of zal zijn, bijvoorbeeld bij Denemarken, wordt echter conform de Verordening gehandeld en in beginsel niet verzocht om overname tenzij zich een vader en/of moeder of voogd in een andere lidstaat bevindt.
F
Paragraaf C2/7.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
3.2 Beoordeling of een verblijfsvergunning asiel kan worden verleend
De asielaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de gebruikelijke maatstaven (inclusief die van artikel 31, tweede lid, onder f, Vreemdelingenwet). Het Vluchtelingenverdrag bevat geen bijzondere bepalingen over minderjarige asielzoekers. Het Handboek van de UNHCR met betrekking tot procedures en criteria voor de bepaling van de vluchtelingenstatus bevat in de paragrafen 213 tot en met 219 wel specifieke aandachtspunten over de bepaling van vluchtelingschap van alleenstaande minderjarigen. Hierin staat onder meer dat bij de beoordeling of er sprake is van vluchtelingschap rekening moet worden gehouden met de mate van geestelijke ontwikkeling en volwassenheid van de alleenstaande minderjarige.
G
De titel van paragraaf C2/7.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
4 Ambtshalve toetsing aan het bijzondere beleid
H
Paragraaf C2/7.4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, dan wordt beoordeeld of de betrokkene in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’.
In dit kader is van belang of de alleenstaande minderjarige vreemdeling adequate opvang behoeft en of er adequate opvang bij terugkeer beschikbaar is.
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen, die tijdens de procedure een mogelijk onderzoek naar opvangmogelijkheden in het land van herkomst of een ander land frustreren, komen niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’.
Hiervan is sprake als de betrokkene – ook los van de context van het totale asielrelaas – ongeloofwaardige en tegenstrijdige verklaringen aflegt of indien hij vage, summiere verklaringen aflegt en zaken verzwijgt (de zogeheten ‘jokkende en zwijgende ama's’) omtrent identiteit, nationaliteit of opvang. Ook indien de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel is afgewezen op grond van artikel 31, tweede lid, onder f, Vreemdelingenwet en het relaas mede op grond daarvan als ongeloofwaardig moet worden beschouwd, kan dit leiden tot de conclusie dat de betrokkene het onderzoek frustreert.
Het bovenstaande kan ook worden tegengeworpen als de betrokkene jonger is dan vijftien jaar.
Bij het beoordelen of er sprake is van ‘jokken’ of ‘zwijgen’, wordt rekening gehouden met druk, traumata, de geestelijke ontwikkeling en de leeftijd van betrokkene. Van een kind kan immers niet altijd dezelfde mate van volledigheid en gedetailleerdheid worden verwacht als van een volwassene.
I
Paragraaf C2/7.4.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
4.2 Wanneer is opvang noodzakelijk (zelfstandigheid)
Om te bepalen of bij terugkeer de aanwezigheid van adequate opvang noodzakelijk is, moet worden bepaald of aannemelijk is dat de minderjarige zich zelfstandig kan handhaven. Indien dat aannemelijk is, behoeft voor terugkeer geen adequate opvang in het land van bestemming aanwezig te zijn. Hierbij zijn de volgende indicatoren van belang:
a. de leeftijd van de betrokken alleenstaande minderjarige vreemdeling;
b. de omstandigheden die zijn gelegen in de persoon van de jongere.
Zelfstandigheid wordt niet tegengeworpen indien de alleenstaande minderjarige vreemdeling ten tijde van de beslissing jonger is dan zestien jaar.
Indien de vreemdeling ten tijde van de beslissing zestien jaar of ouder is, is van belang of uit overige omstandigheden, die in de persoon zelf zijn gelegen, aannemelijk is dat hij zich zelfstandig kan handhaven in het buitenland, gerelateerd aan de ter plaatse geldende normen. Hiervan is sprake indien de betrokkene voor zijn komst naar Nederland voor zichzelf heeft gezorgd. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat de betrokkene in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan werk had en/of op zichzelf woonde en niet aannemelijk is dat dit serieuze problemen heeft opgeleverd, noch dat serieuze problemen te verwachten waren.
Het moet voorts gaan om werkzaamheden waarvan in redelijkheid mag worden verwacht dat een minderjarige die weer oppakt. Van minderjarigen die werkzaam waren in de prostitutie, als soldaat of strijder, of ten aanzien van wie sprake was van kinderarbeid, wordt niet verwacht dat zij deze werkzaamheden weer oppakken.
Indien wordt geconstateerd dat aannemelijk is dat de alleenstaande minderjarige vreemdeling van zestien jaar of ouder zich zelfstandig kan handhaven en dus geen opvang behoeft, komt hij niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’.
J
Paragraaf C2/7.4.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
4.3 Wanneer is opvang adequaat
Indien aan de hand van de vorige paragraaf wordt geconstateerd dat de alleenstaande minderjarige vreemdeling opvang behoeft, is van belang of voor hem adequate opvang voorhanden is in het land van herkomst of in een ander land waar hij redelijkerwijze naar toe kan gaan.
Onder adequate opvang wordt verstaan iedere opvang (ongeacht de vorm) waarvan de omstandigheden niet wezenlijk verschillen van de omstandigheden waaronder opvang wordt geboden aan leeftijdsgenoten die zich in een vergelijkbare positie als de betrokkene bevinden. Dit kan bestaan uit opvang door ouders, familieleden, vrienden, buren, stam-, clan- of dorpsgenoten.
Het bestaan van adequate opvang in een land wordt in ieder geval aangenomen als in het betreffende land een familielid tot in de vierde graad aanwezig is, of indien het de echtgenoot betreft in een niet-erkend traditioneel huwelijk. Adequate opvang wordt voorts aangenomen indien uit feiten en omstandigheden naar voren komt dat een familielid, anders dan hiervoor bedoeld, of een meerderjarige, niet zijnde een familielid, adequate opvang kan bieden. Hiervan is onder meer sprake als de meerderjarige de minderjarige al eerder begeleidde of verzorgde op meer dan incidentele basis.
Opvang in een (particuliere) opvanginstelling is aan te merken als adequaat indien de opvanginstelling naar lokale omstandigheden aanvaardbaar is.
Indien in het landgebonden asielbeleid (zie C8) is vastgelegd dat algemene opvangvoorzieningen beschikbaar en toereikend zijn, mag ervan worden uitgegaan dat er adequate opvang is. Daadwerkelijke plaatsing behoeft ten tijde van de beschikking niet te zijn geregeld.
Indien in het landgebonden asielbeleid is vastgelegd dat de autoriteiten zorgdragen voor de opvang en dat de opvangvoorzieningen adequaat zijn, behoeft geen onderzoek naar een concrete opvangplaats in een opvanginstelling te worden gedaan.
In al deze gevallen wordt verwacht dat de betrokkenen vertrekken naar het land van herkomst of naar een ander land waar zij redelijkerwijs naar toe kunnen gaan.
K
Paragraaf C2/7.4.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
Bij de beoordeling van de vraag of een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ verleend of verlengd moet worden, zijn de gebruikelijke afwijzingsgronden van artikel 16, eerste lid, onder d en e, Vreemdelingenwet van overeenkomstige toepassing, zie artikel 3.56, tweede lid, Vreemdelingenbesluit en B1/2.2.4 en B1/2.2.6.
Op grond hiervan is ook artikel 3.79 Vreemdelingenbesluit van overeenkomstige toepassing.
L
Paragraaf C2/7.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
5 Geldigheidsduur en verlenging van de verblijfsvergunning
Indien de vreemdeling op grond van het bijzondere beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, wordt deze verleend onder de beperking: ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’.
De arbeidsmarktaantekening luidt: “Specifieke arbeid toegestaan mits werkgever beschikt over TWV”. De afkorting TWV staat voor 'tewerkstellingsvergunning' (artikel 1.1 Voorschrift Vreemdelingen). De term 'specifieke' houdt in dat de arbeidsperiode binnen een tijdsbestek van 52 weken niet meer dan in totaal twaalf weken mag bedragen.
De verblijfsvergunning wordt verleend voor een jaar, maar ten hoogste tot de dag waarop de vreemdeling meerderjarig wordt. De ingangsdatum is de dag waarop de vreemdeling voor het eerst aan de voorwaarden voldoet, maar valt niet voor de datum waarop de asielaanvraag is ingediend en ondertekend.
Indien de verlening plaatsvindt naar aanleiding van het intrekken van een verblijfsvergunning asiel, ligt de ingangsdatum niet voor de datum van de intrekking van de verblijfsvergunning asiel.
De geldigheidsduur kan twee maal worden verlengd met een jaar, maar ten hoogste tot de dag waarop de vreemdeling meerderjarig wordt. Verlenging vindt alleen plaats indien de betrokken vreemdeling nog voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning zoals omschreven in C2/7.2. De verlengingsaanvraag wordt conform B1/2.2.2 in beginsel niet afgewezen wegens het enkele ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding.
M
Paragraaf C2/7.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
6 Gronden voor intrekken en niet-verlengen van de verblijfsvergunning
De aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier onder een beperking die verband houdt met verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling kan op grond van artikel 18, eerste lid, onder f, Vreemdelingenwet worden afgewezen indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden. Op grond van artikel 18, eerste lid onder e, Vreemdelingenwet kan deze aanvraag worden afgewezen indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Op grond van artikel 19 Vreemdelingenwet kan de vergunning om deze redenen ook worden ingetrokken.
Het gaat om de volgende gevallen:
– indien achteraf blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de aanvraag meerderjarig was;
– indien de vreemdeling meerderjarig is;
– indien gedurende de looptijd blijkt dat in Nederland een of beide meerderjarige ouder(s) of een eventuele in het buitenland reeds toegewezen voogd van de minderjarige vreemdeling zich reeds in Nederland bevind(t)(en);
– indien gedurende de looptijd van de vergunning nieuwe informatie beschikbaar komt, waaruit zou blijken dat er opvangmogelijkheden bestaan in het land van herkomst of in ieder ander land waar de minderjarige vreemdeling redelijkerwijs naar toe kan gaan;
– indien er anderszins sprake is van afwijzingsgronden, zoals openbare-ordeaspecten.
N
De titel en aanhef van paragraaf C2/7.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komen als volgt luiden:
Artikel 3.51 Vreemdelingenbesluit:
1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking, verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend aan de vreemdeling die drie jaar in Nederland verblijft als houder van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met:
(...)
c. verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling, (...)
(...)
2. De verblijfsvergunning kan worden verleend, indien in de in het eerste lid bedoelde periode is voldaan aan de voorwaarden voor het verlengen van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.
3. (...)
4. De aanvraag wordt niet afgewezen op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet.
5. (...).
Artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit:
In andere gevallen dan genoemd in de artikelen 3.50 en 3.51, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, van de Wet heeft gehad en van wie naar het oordeel van Onze Minister wegens bijzondere individuele omstandigheden niet gevergd kan worden dat hij Nederland verlaat.
Artikel 3.64 Vreemdelingenbesluit:
In afwijking van artikel 3.57 kan de verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend voor de duur van vijf jaren.
Artikel 3.67 Vreemdelingenbesluit:
1. In afwijking van artikel 3.57, kan de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning worden verlengd met vijf jaren, indien de houder van de verblijfsvergunning op het moment waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven:
a. (...)
b. gedurende vijf jaren aaneengesloten rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet heeft en het verblijfsrecht niet-tijdelijk in de zin van artikel 3.5 is (...)
2. (...)
O
De overige tekst van paragraaf C2/7.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te vervallen.
P
In paragraaf C2/7.7 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een nieuwe paragraaf C2/7.7.1 ingevoegd, die als volgt komt te luiden:
De verblijfsvergunning onder de beperking verband houdend met verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling kan op aanvraag worden gewijzigd in een verblijfsvergunning onder de beperking verband houdend met voortgezet verblijf.
De vreemdeling dient daartoe een aanvraag om wijziging van de vergunning in te dienen, gelijktijdig met een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning.
Q
In paragraaf C2/7.7 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een nieuwe paragraaf C2/7.7.2 ingevoegd, die als volgt komt te luiden:
7.2 Verblijf op grond van artikel 3.51 Vreemdelingenbesluit
Op grond van artikel 3.51, eerste lid, onder c, Vreemdelingenbesluit kan aan een alleenstaande minderjarige vreemdeling op aanvraag een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “Voortgezet verblijf” worden verleend, indien:
a. hij drie jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling” (de tijd dat betrokkene in het bezit is geweest van een vergunning voor asiel bepaalde tijd telt derhalve niet mee); en
b. hij nog minderjarig is; en
c. hij ook overigens nog voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning op grond van het bijzonder beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen; en
d. er overigens geen gronden voor weigering zijn.
De peildatum voor de vraag of de vreemdeling aan deze voorwaarden voldoet, ligt, gezien de bewoordingen van artikel 3.51 Vreemdelingenbesluit, op de laatste dag van geldigheid van de verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’.
Indien er sprake is van een te late indiening van de aanvraag om verlenging of de aanvraag om wijziging van de beperking, is het gestelde in B1/1.2.3 en B1/2.1.2 van toepassing.
R
In paragraaf C2/7.7 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een nieuwe paragraaf C2/7.7.3 ingevoegd, die als volgt komt te luiden:
7.3 Verblijf op grond van artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit
Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van het vorenstaande artikel 3.51, kan op grond van klemmende redenen van humanitaire aard voortgezet verblijf worden toegestaan. Hierin voorziet artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit. In individuele gevallen, waarin niet aan de voorwaarden voor voortgezet verblijf wordt voldaan, wordt altijd bezien of het voortgezet verblijf moet worden aanvaard op grond van klemmende redenen van humanitaire aard.
Bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit kunnen worden aangenomen, indien:
a. de vreemdeling tot zijn meerderjarigheid in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling”; en
b. hij drie jaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning; en
c. hij gedurende zijn verblijf in Nederland steeds voldeed aan de voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning op grond van het bijzonder beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen.
Van de bevoegdheid om de vergunning in een dergelijk geval aldus te wijzigen zal geen gebruik worden gemaakt indien er een of meer van de algemene gronden voor weigering van toepassing zijn.
In afwijking van B1/2.2.2. en 2.2.3 wordt de aanvraag niet afgewezen op grond van het feit dat de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding of niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Het betreft hier met name vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning asiel is ingetrokken, dan wel niet is verlengd, en aan wie vervolgens een verblijfsvergunning is verleend op grond van het bijzondere beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Indien deze vreemdelingen op het moment dat zij meerderjarig worden meer dan drie jaar op grond van een verblijfsvergunning in Nederland verblijven, maar nog geen drie jaar in het bezit zijn van laatstgenoemde verblijfsvergunning, kunnen zij niet op grond van artikel 3.51 Vreemdelingenbesluit in aanmerking komen voor voortgezet verblijf. Van deze vreemdelingen kan, in de geest van het bijzondere beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen, echter niet gevergd worden dat zij na meer dan drie jaar verblijf in Nederland op grond van een verblijfsvergunning Nederland alsnog verlaten. Daarom kan in deze zaken artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit worden toegepast.
S
In paragraaf C2/7.7 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een nieuwe paragraaf C2/7.7.4 ingevoegd, die als volgt komt te luiden:
7.4 Geldigheid en rechtspositie
De arbeidsmarktaantekening luidt: ‘Arbeid vrij toegestaan; TWV niet vereist’.
De afkorting TWV staat voor “tewerkstellingsvergunning” (artikel 1.1 Voorschrift Vreemdelingen).
De vergunning wordt verleend voor vijf jaar. De vergunning kan op grond van artikel 3.67 Vreemdelingenbesluit op aanvraag worden verlengd voor nog eens vijf jaar. Het middelenvereiste (artikel 18, eerste lid, onder d, Vreemdelingenwet) wordt hierbij niet tegengeworpen.
De aard van de verblijfsvergunning onder de beperking ‘Voortgezet verblijf’ brengt verder met zich dat de verblijfsvergunning niet wordt ingetrokken, en de aanvraag tot verlenging niet wordt afgewezen, indien de vreemdeling niet langer voldoet aan de voorwaarden van het bijzonder beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen.
Dit laat echter onverlet dat onder toepassing van artikel 18, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning kan worden afgewezen als blijkt dat de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. Op grond van artikel 19 Vreemdelingenwet kan de vergunning om dezelfde reden worden ingetrokken.
T
Paragraaf C2/7.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
8 Verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
Conform artikel 21 Vreemdelingenwet kan de vreemdeling die gedurende vijf jaar in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
De afwijzingsgronden van artikel 21 Vreemdelingenwet zijn van toepassing. Dit houdt onder meer in dat de vreemdeling voldoende middelen van bestaan moet hebben (artikel 21, eerste lid, onder a, Vreemdelingenwet). Indien de vreemdeling echter tien jaar aaneengesloten rechtmatig verblijf heeft gehad, dan wordt het middelenvereiste niet tegengeworpen (artikel 21, tweede lid, Vreemdelingenwet).
Voorts geldt op grond van artikel 21, eerste lid, onder f, Vreemdelingenwet als afwijzingsgrond dat de vreemdeling op het moment van de aanvraag in het bezit is van een verblijfsrecht van tijdelijke aard (zie ook B1).
Dit betekent dat als de vreemdeling op het moment van de aanvraag in het bezit is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking “Voortgezet verblijf“ en hij minimaal vijf jaar in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning, hij in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Is hij evenwel op het moment van de aanvraag in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling, zijnde een verblijfsrecht van tijdelijke aard, dan komt hij niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
U
De titel van paragraaf C2/7.9 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
V
In de aanhef van paragraaf C2/7.9 Vreemdelingencirculaire 2000 komt de aangehaalde tekst van artikel 9.4 Vreemdelingenbesluit 2000 te vervallen.
W
Paragraaf C2/7.9.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
9.1 Toepasselijkheid van het beleid
Op 4 januari 2001 heeft een wijziging plaatsgehad van het beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen.
In de gevallen waarin de asielaanvraag is ingediend vóór 4 januari 2001, is het beleid van toepassing zoals dat gold vóór 4 januari 2001. Dit beleid is beschreven in paragraaf B7/13 van de Vreemdelingencirculaire 1994 en de TBV's 1996/1, 2000/6 en 2000/7.
In de gevallen waarin de asielaanvraag is ingediend in de periode van 4 januari 2001 tot en met 31 maart 2001, is het beleid van toepassing zoals beschreven in TBV 2000/30.
In de gevallen waarin de asielaanvraag is ingediend op of na 1 april 2001, is het beleid van toepassing zoals beschreven in de Vreemdelingencirculaire 2000.
X
Paragraaf C2/7.9.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
9.2 Bijzonder overgangsrecht voor achttienjarigen
Artikel 9.4 Vreemdelingenbesluit
1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder u, worden verleend aan de vreemdeling die inmiddels achttien jaar oud is en aan wie een vergunning tot verblijf onder de beperking verband houdende met verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker is verleend op grond van een asielaanvraag, welke is ingediend vóór een door Onze Minister te bepalen tijdstip.
2. De aanvraag wordt niet afgewezen op de grond dat de vreemdeling nog geen drie jaren in Nederland verblijft als houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.51, eerste lid.
3. De aanvraag wordt niet afgewezen op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet.
In artikel 9.4 Vreemdelingenbesluit is een overgangsregeling getroffen voor vreemdelingen die een asielaanvraag hebben ingediend onder het oude beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers en die inmiddels achttien jaar oud zijn geworden. De datum, bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, Vreemdelingenbesluit is de datum waarop het huidige beleid van kracht is geworden, te weten 4 januari 2001.
Op grond van deze bepaling komen vreemdelingen in beginsel vanaf de achttiende verjaardag in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “Voortgezet verblijf”, indien zij:
a. in het bezit zijn of worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling”, én
b. hun asielaanvraag hebben ingediend vóór 4 januari 2001, én
c. de achttienjarige leeftijd bereiken of reeds hebben bereikt.
De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ wordt in de hierboven genoemde gevallen ten hoogste verlengd tot de dag waarop de vreemdeling meerderjarig wordt.
Met ingang van zijn achttiende verjaardag kan de vreemdeling vervolgens op aanvraag, behoudens contra-indicaties, in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Voortgezet verblijf’.
In de gevallen waarin de geldigheidsduur van een reeds uitgegeven verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ nog doorloopt tot na de achttiende verjaardag, kan de vreemdeling een aanvraag indienen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Voortgezet verblijf’. Deze wordt, behoudens contra-indicaties, niet geweigerd.
Indien er sprake is van een eerste beslissing op de asielaanvraag waarbij ambtshalve een vergunning op grond van het beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen wordt verleend, geldt het volgende.
Indien betrokkene vóór 4 januari 2001 (ingangsdatum huidige beleid) achttien jaar oud is geworden, en hij op grond van het toenmalig geldende beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers in aanmerking komt voor verblijf, dient voor de periode tot en met 3 januari 2001 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ te worden verleend. Vanaf 4 januari 2001 komt betrokkene op grond van artikel 9.4 Vreemdelingenbesluit in aanmerking voor voortgezet verblijf.
Indien betrokkene op of na 4 januari 2001 achttien jaar oud is geworden, wordt aan hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ verleend tot de datum waarop hij achttien jaar oud wordt. Vanaf de datum waarop betrokkene achttien jaar oud wordt, komt hij in aanmerking voor voortgezet verblijf op grond van artikel 9.4 Vreemdelingenbesluit.
Als er sprake is van een eerste beslissing op de asielaanvraag en de vreemdeling is inmiddels achttien, dan wordt in deze gevallen de asielaanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Voortgezet verblijf’. De vreemdeling hoeft deze vergunning dus niet apart aan te vragen.
Y
De titel van paragraaf C2/7.9.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt luiden:
9.3 Bijzonder overgangsbeleid voor begeleide minderjarigen
Z
In paragraaf C2/7.9.3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een nieuwe subparagraaf C2/7.9.3.1 ingevoegd, die als volgt komt te luiden:
Op 20 juli 2004 is in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer meegedeeld dat het beleid inzake begeleide minderjarige vreemdelingen is gewijzigd. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen, die worden begeleid of verzorgd door een meerderjarige anders dan hun ouder(s) of in het buitenland aangewezen voogd, worden niet langer als ‘begeleid’ aangemerkt. Dit hoofdstuk, met name C2/7.1.2, is in die zin aangepast. C2/7.10 (oud) is komen te vervallen.
Vreemdelingen aan wie eerder een verblijfsvergunning voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling is geweigerd omdat zij begeleid werden, kunnen conform bovengenoemde brief een nieuwe asielaanvraag indienen. C5/20 is hierbij van toepassing. Deze aanvraag geeft recht op opvang gedurende de asielprocedure.
Voor wat betreft de ambtshalve toets geldt het nieuwe beleid als novum.
Op grond van het Vreemdelingenbesluit moet in de afhandeling onderscheid worden gemaakt naar vreemdelingen die nog minderjarig zijn en vreemdelingen die inmiddels meerderjarig zijn geworden. In de volgende subparagrafen wordt de toetsing beschreven.
Het hier beschreven bijzonder overgangsbeleid voor begeleide minderjarigen is alleen van toepassing op nog openstaande procedures waarin de asielaanvraag is ingediend vóór 1 september 2005.
AA
In paragraaf C2/7.9.3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een nieuwe subparagraaf C2/7.9.3.2 ingevoegd, die als volgt komt te luiden:
9.3.2 Uitgeprocedeerde minderjarigen
Indien een nog minderjarige vreemdeling, aan wie eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen is geweigerd omdat hij niet alleenstaand was, een nieuwe asielaanvraag indient, geldt het nieuwe beleid als novum voor wat betreft de ambtshalve toets. In dat geval wordt getoetst aan het huidige geldende beleid.
Indien wordt geconcludeerd dat de vreemdeling als gevolg van de gewijzigde definitie van het begrip ‘alleenstaand’ in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt de vergunning verleend.
De ingangsdatum van deze vergunning kan op grond van artikel 44, tweede lid, Vreemdelingenwet niet liggen vóór datum van de (nieuwe) aanvraag. Dit kan leiden tot ongewenste gevolgen.
Zo kan het voorkomen dat de vreemdeling, indien hij in de eerste procedure in het bezit zou zijn gesteld van deze verblijfsvergunning, in aanmerking zou kunnen komen voor voortgezet verblijf, terwijl die mogelijkheid er naar aanleiding van de tweede aanvraag niet meer is, omdat betrokkene op zijn achttiende verjaardag nog geen drie jaar in het bezit zal zijn van bedoelde vergunning.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 14 mei 2003 (20031352/1) geoordeeld dat de beslissing van destijds, om aan een minderjarige vreemdeling de verblijfsvergunning te weigeren omdat hij begeleid was, niet in overeenstemming is met de Vreemdelingenwet. Daarom is de volgende voorziening getroffen voor hen die voor hun achttiende verjaardag een tweede aanvraag indienen.
Een alleenstaande minderjarige vreemdeling, aan wie een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ wordt verleend, kan in aanmerking komen voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.52:
1) op de dag dat hij meerderjarig wordt, dan wel
2) op de dag dat hij, als de beslissing in de eerste procedure volgens de nieuwe inzichten was genomen, in aanmerking zou zijn gekomen voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.51 Vreemdelingenbesluit.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
a) de eerdere asielaanvraag van betrokkene dateert van op of na 4 januari 2001 (ingangsdatum huidige beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen en het per 20 juli 2004 afgeschafte beleid inzake begeleide minderjarige vreemdelingen);
b) aan betrokkene is in de eerste procedure een verblijfsvergunning op grond van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen geweigerd omdat betrokkene werd aangemerkt als een begeleide minderjarige vreemdeling;
c) als de beslissing in de eerste procedure volgens de nieuwe inzichten was genomen, was betrokkene in aanmerking gekomen voor bedoelde verblijfsvergunning (ex-tunctoetsing naar het moment van de eerste beschikking);
d) als de beslissing in de eerste procedure volgens de nieuwe inzichten was genomen, dan zou betrokkene op grond van zijn verblijfsvergunning uiteindelijk in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfsvergunning ‘voortgezet verblijf’.
AB
In paragraaf C2/7.9.3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt een nieuwe subparagraaf C2/7.9.3.3 ingevoegd, die als volgt komt te luiden:
9.3.3 Uitgeprocedeerde meerderjarigen
De overgangsregeling van C2/7.9.3.2 kan niet van toepassing zijn op personen die op het moment van aanvraag inmiddels meerderjarig zijn geworden. Het is immers niet mogelijk een verblijfsvergunning op grond van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen te verlenen aan een meerderjarige en het is niet mogelijk voortgezet verblijf te verlenen aan een vreemdeling die niet reeds in het bezit is van een verblijfsvergunning.
Om dit te ondervangen is op grond van artikel 3.6, tweede lid, Vreemdelingenbesluit een nieuw artikel 17a gevoegd in het Voorschrift Vreemdelingen. Hierdoor is het mogelijk geworden om ambtshalve, in het kader van een asielaanvraag, een verblijfsvergunning te verlenen onder de beperking “Verblijf als meerderjarige ex-bama”.
De verblijfsvergunning onder deze beperking kan worden verleend aan vreemdelingen aan wie in het verleden een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdeling is geweigerd op grond van het feit dat zij niet alleenstaand waren, die inmiddels meerderjarig zijn en die voldoen aan de voorwaarden a t/m d als genoemd in C2/7.9.3.2.
De verblijfsvergunning wordt verleend voor één jaar. De ingangsdatum is de dag waarop de asielaanvraag in de lopende procedure is ingediend. Deze categorie is vrijgesteld van het vereiste om in het bezit te zijn van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. In afwijking van B1/2.2.2 en B1/2.2.3 wordt de aanvraag niet afgewezen op de enkele grond dat de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. De arbeidsmarktaantekening luidt: ”Arbeid uitsluitend toegestaan indien werkgever beschikt over TWV”.
De verblijfsvergunning onder de beperking “Verblijf als meerderjarige ex-bama” kan ten tijde van de eerste verlenging, indien de houder hiertoe een aanvraag indient, worden gewijzigd in een verblijfsvergunning onder de beperking “Voortgezet Verblijf” op grond van artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit. De geldigheidsduur is dan vijf jaar.
AC
Paragraaf C2/7.10 Vreemdelingencirculaire 2000 “Bijzonderheden als de minderjarige vreemdeling wordt begeleid” komt te vervallen.
AD
Paragraaf C3/12.2.1.2 komt als volgt te luiden:
2.1.2 Wie in beginsel niet naar een tijdelijke noodvoorziening gaan
Asielzoekers die vallen onder één van de categorieën zoals hieronder beschreven zullen bij aanmelding in beginsel direct worden opgenomen in de aanmeldcentrumprocedure en derhalve niet door de Korpschef worden doorgezonden naar een tijdelijke noodvoorziening.
Evidente alleenstaande minderjarige asielzoekers
Met alleenstaande minderjarige vreemdelingen die zich melden bij een aanmeldcentrum in het land en ten aanzien van wie geen twijfel bestaat aan de opgegeven leeftijd, wordt in principe een afspraak gemaakt voor indiening van een asielaanvraag.
Deze categorie vreemdelingen wordt bij voorkeur niet opgevangen in een tijdelijke noodvoorziening. Echter, indien opvang elders (bijvoorbeeld door de voogdij-instelling) niet mogelijk is en het proces in het aanmeldcentrum niet toelaat dat de vreemdeling direct zijn asielaanvraag indient (bijvoorbeeld vanwege de hoge instroom of gebrek aan tolken), kan de jongere in afwachting van de indiening van de asielaanvraag verblijven in een tijdelijke noodvoorziening. Indien de vreemdeling opgeeft jonger te zijn dan vijftien jaar, wordt hij in dat geval geplaatst in een voor deze categorie toegeruste tijdelijke noodvoorziening.
Ten aanzien van de duur van het verblijf in de tijdelijke noodvoorziening geldt dat de jongsten voorrang krijgen bij het maken van een afspraak voor het indienen van een asielaanvraag.
In die gevallen waarbij sprake is van een (door een arts vastgestelde) medische noodsituatie wordt de betrokken asielzoeker in beginsel direct opgenomen in de aanmeldcentrumprocedure. Onder een medische noodsituatie wordt verstaan: die situatie waarbij betrokkene lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vast staat dat het achterwege blijven van behandeling op korte termijn zal lijden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke en/of lichamelijke schade. Directe opname in de aanmeldcentrumprocedure van asielzoekers die vallen onder deze categorie dient echter van geval tot geval te worden bekeken en beoordeeld, waarbij de medische situatie van betrokkene en de mogelijkheden en belangen van het aanmeldcentrum om de betrokkene op dat moment in de aanmeldcentrumprocedure op te nemen, worden betrokken.
In overige gevallen waarbij (door een arts) geconstateerd wordt dat verblijf in een tijdelijke noodvoorziening ongewenst is, wordt de betrokken asielzoeker in beginsel direct opgenomen in de aanmeldcentrumprocedure. Hierbij valt te denken aan gevallen waarbij de asielzoeker niet hanteerbaar is in de tijdelijke noodvoorziening (bijvoorbeeld indien de asielzoeker een niet-hanteerbaar verslavingsprobleem of een niet hanteerbaar psychiatrisch probleem heeft) dan wel (door de hoge leeftijd) zelfredzaamheidproblemen heeft. Directe opname in de aanmeldcentrumprocedure van asielzoekers die vallen onder deze categorie dient echter van geval tot geval te worden bekeken en beoordeeld, waarbij de medische situatie van betrokkene, de hiermee gepaard gaande belangen van de tijdelijke noodvoorziening en de mogelijkheden en belangen van het aanmeldcentrum om de betrokkene op dat moment in de aanmeldcentrumprocedure op te nemen, worden betrokken. Directe opname van deze asielzoekers in de aanmeldcentrumprocedure dient in beginsel niet te leiden tot doorplaatsing van de betrokken asielzoeker naar een opvanglocatie vanwege logistieke aspecten, bijvoorbeeld door een gebrek aan tolken dan wel een capaciteitsgebrek bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of bij rechtsbijstand. Wanneer het proces op het aanmeldcentrum dit niet toelaat is het mogelijk dat asielzoekers die vallen onder deze categorie voor een korte termijn naar een tijdelijke noodvoorziening worden verwezen. Bij het maken van een afspraak voor het indienen van een asielaanvraag krijgt deze categorie asielzoekers in beginsel voorrang.
AE
Paragraaf C5/24.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen die een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel willen indienen, geldt grotendeels dezelfde regelgeving als voor andere asielzoekers. Dit geldt ook voor de gevallen waarin de betrokkene jonger is dan twaalf jaar, tenzij hieronder anders is vermeld.
De afwijkingen op de algemene procedure, zoals beschreven in C3, zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
AF
Paragraaf C5/24.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Ook voor het beslissen op aanvragen van alleenstaande minderjarige asielzoekers geldt de wettelijke beslistermijn van zes maanden. Omdat het hier gaat om een groep ten aanzien waarvan op de overheid een extra verantwoordelijkheid rust, krijgen deze aanvragen prioriteit bij de behandeling. Met het oog op de ontwikkeling van het kind dient de alleenstaande minderjarige asielzoeker zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verkrijgen over de verblijfsaanvraag.
Overschrijding van de beslistermijn leidt op zichzelf echter niet tot een verplichting tot verlening van een verblijfsvergunning. Bij de beoordeling van contra-indicaties wordt ook in geval van overschrijding van de beslistermijn uitgegaan van de criteria die gelden voor het afwijzen van een eerste verblijfsaanvraag.
AG
Paragraaf C5/24.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Alleenstaande minderjarige asielzoekers moeten zich aanmelden in een aanmeldcentrum voor het indienen van een asielaanvraag. C3/12 is van toepassing.
Als er sprake is van een tweede of volgende aanvraag, dient de betrokkene conform het gestelde in C5/20 vooraf telefonisch een afspraak te maken voor het indienen van deze asielaanvraag. Conform C5/20.4.1 wordt een nog bestaand recht op opvang door een tweede of volgende asielaanvraag niet aangetast. Een alleenstaande minderjarige vreemdeling krijgt voorrang in de planning voor het indienen van een tweede of volgende asielaanvraag. Een alleenstaande minderjarige vreemdeling van vijftien jaar of ouder die geen recht meer heeft op opvang, bijvoorbeeld omdat hij eerder met onbekende bestemming was vertrokken en zich later weer meldt terwijl de asielaanvraag inmiddels is afgewezen, kan in afwachting van het indienen van een nieuwe asielaanvraag worden doorverwezen naar een tijdelijke noodvoorziening. De periode van verblijf in een tijdelijke noodvoorziening dient zo kort mogelijk te zijn.
Als de minderjarige asielzoeker bij aanmelding wordt begeleid (anders dan door de ouders), dan dienen de minderjarige asielzoeker en de begeleider ieder een eigen asielaanvraag in. De beide aanvragen worden zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld en beoordeeld.
AH
Paragraaf C5/24.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
3.2 Eerste aanmelding voor het maken van een afspraak
Als een alleenstaande minderjarige vreemdeling zich meldt bij een aanmeldcentrum om een afspraak te maken voor het indienen van een asielaanvraag, is het gestelde in C3/12.2.1 van toepassing. Daarbij wordt het onderstaande in acht genomen.
Gedurende of na de aanmeldcentrumprocedure kan een leeftijdsonderzoek worden uitgevoerd (zie C5/24.4 en C5/24.5). Ten behoeve van de beoordeling of een leeftijdsonderzoek nodig zal zijn, wordt reeds bij de eerste aanmelding van de alleenstaande minderjarige vreemdeling bezien of er sprake is van twijfel aan de opgegeven leeftijd. De Vreemdelingenpolitie op het aanmeldcentrum geeft hiertoe onder verantwoordelijkheid van en in samenspraak met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een indicatie. Dit is een eerste indicatie met een voorlopig karakter.
Er zijn verschillende situaties te onderscheiden:
a. de jongere meldt zich bij een aanmeldcentrum in het land;
b. de jongere meldt zich bij een Schengen-buitengrens;
c. de jongere kwam al eerder niet in aanmerking voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling vanwege twijfel aan de leeftijd.
ad a. De jongere meldt zich bij een aanmeldcentrum in het land
Met alleenstaande jongeren die zich melden bij een aanmeldcentrum in het land wordt in principe een afspraak gemaakt voor indiening van een asielaanvraag.
Deze categorie vreemdelingen wordt bij voorkeur niet opgevangen in een tijdelijke noodvoorziening.
Echter, indien opvang elders (bijvoorbeeld door de voogdij-instelling) niet mogelijk is en het proces in het aanmeldcentrum niet toelaat dat de vreemdeling direct zijn asielaanvraag indient (bijvoorbeeld vanwege de hoge instroom of gebrek aan tolken), kan de jongere in afwachting van de indiening van de asielaanvraag verblijven in een tijdelijke noodvoorziening. Indien de vreemdeling opgeeft jonger te zijn dan vijftien jaar, wordt hij in dat geval geplaatst in een voor deze categorie toegeruste tijdelijke noodvoorziening.
Ten aanzien van de duur van het verblijf in de tijdelijke noodvoorziening geldt dat de jongsten voorrang krijgen bij het maken van een afspraak voor het indienen van een asielaanvraag.
De keuze van het aanmeldcentrum waar de minderjarige zijn aanvraag kan indienen, wordt bepaald door C3/11.1.
ad b. De jongere meldt zich aan een Schengen-buitengrens
Na een bijzondere aanwijzing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wordt door de ambtenaar belast met de grensbewaking een maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vreemdelingenwet opgelegd.
Betrokkene wordt daarna overgebracht naar aanmeldcentrum Schiphol voor het indienen van een asielaanvraag. Indien er na afloop van de procedure in het aanmeldcentrum geen twijfel bestaat omtrent de minderjarigheid, wordt de vreemdeling niet geplaatst in de grenslogies.
ad c. De jongere kwam al eerder niet in aanmerking voor een verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling vanwege twijfel aan de leeftijd
Indien tijdens een eerdere procedure twijfel aan de opgegeven leeftijd is blijven bestaan, zodat betrokkene niet in het bezit werd gesteld van een verblijfsvergunning op grond van het beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en vreemdelingen, wordt bij een nieuwe aanvraag de geboortedatum zoals eerder vastgesteld aangehouden, dan wel blijft de gerezen twijfel bestaan totdat de opgegeven leeftijd door de jongere onomstotelijk is aangetoond.
Indien de twijfel de minderjarigheid betreft, is de normale procedure voor meerderjarige asielzoekers van toepassing. Dit wordt slechts anders als de jongere alsnog onomstotelijk aantoont dat hij minderjarig is.
AI
Paragraaf C5/24.3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
3.3 Het ondertekenen van de asielaanvraag
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen moeten hun asielaanvraag indienen in een aanmeldcentrum. C3/12 is van toepassing. Minderjarige vreemdelingen van twaalf jaar en ouder worden in beginsel geacht tot een redelijke waardering van hun belangen in staat te zijn. Zij ondertekenen de aanvraag zelfstandig.
Minderjarige vreemdelingen jonger dan twaalf jaar worden niet tot een redelijke waardering van hun belangen in staat geacht. Indien de voogdij is geregeld, ondertekent de voogd. In andere gevallen kan een meerderjarige zaakwaarnemer de aanvraag ondertekenen. Dit is ook van toepassing indien het een kind van een minderjarige ouder betreft. Er wordt in eerste instantie aangenomen dat deze nog niet het gezag over het kind heeft. De minderjarige ouder kan daarom niet namens het kind tekenen.
AJ
Paragraaf C5/24.4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Tijdens het eerste gehoor wordt gerichte aandacht besteed aan de identiteit, nationaliteit en reisroute van de alleenstaande minderjarige asielzoeker. Alleenstaande minderjarige asielzoekers van twaalf jaar en ouder worden zelfstandig gehoord. In het eerste gehoor wordt gevraagd naar eventuele hulp bij de komst naar Nederland, zoals de reisagent, reisroutes, transportmiddelen, betaling, etcetera.
Van alleenstaande minderjarige asielzoekers jonger dan twaalf jaar wordt tijdens het eerste gehoor beoogd de navolgende gegevens op te nemen:
– personalia (naam, voornamen, geboortedatum en -plaats);
– nationaliteit;
– spreekta(a)l(en);
– laatste adres in het land van herkomst;
– etnische afkomst;
– godsdienst;
– gezinssamenstelling in het land van herkomst (het gaat hier om de namen van de vader, de moeder en eventuele (half-)broers en (half-)zussen).
Indien de betrokken asielzoeker er niet in slaagt zijn leeftijd met documenten aan te tonen of anderszins aannemelijk te maken, dient de hoorambtenaar in overleg met tenminste een beslisambtenaar vast te stellen of er sprake is van evidente meerderjarigheid, dan wel een zodanige twijfel aan de opgegeven leeftijd dat de betrokkene in de gelegenheid moet worden gesteld zijn leeftijd alsnog aan te tonen middels een leeftijdsonderzoek.
AK
Paragraaf C5/24.4.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
4.2 Vooraf geen twijfel aan de opgegeven leeftijd
Indien ten aanzien van een alleenstaande minderjarige asielzoeker op grond van het eerste gehoor geen twijfel (meer) bestaat aan de opgegeven leeftijd, wordt beoordeeld of op verantwoorde en zorgvuldige wijze reeds binnen de aanmeldcentrumprocedure kan worden vastgesteld dat de betrokkene niet in aanmerking komt voor een verblijfstitel. Indien dat niet op verantwoorde en zorgvuldige wijze mogelijk is, wordt de betrokkene doorverwezen naar een opvanglocatie (zie C5/24.6 en C5/24.8).
Indien op grond van het eerste gehoor alsnog twijfel ontstaat aan de opgegeven leeftijd, wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld een leeftijdsonderzoek aan te vragen. Dit leeftijdsonderzoek wordt zoveel mogelijk binnen de aanmeldcentrumprocedure afgerond. C5/24.4.3 is dan van toepassing.
Indien het niet mogelijk is het onderzoek binnen de aanmeldcentrumprocedure af te ronden, wordt betrokkene geïndiceerd voor het leeftijdsonderzoek en vervolgens doorgeplaatst naar een opvanglocatie, van waaruit de procedure rond het leeftijdsonderzoek wordt gestart. In het geval dat in het aanmeldcentrum geen model M39-C is ingediend (zie C5/24.4.3) terwijl een leeftijdsonderzoek geïndiceerd is, kan tijdens het nader gehoor een leeftijdsonderzoek worden aangevraagd door het indienen van model M39-D.
AL
Paragraaf C5/24.4.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
4.3 Vooraf twijfel aan de opgegeven leeftijd
Indien de betrokken asielzoeker zijn gestelde leeftijd niet met documenten aan kan tonen en er getwijfeld wordt aan deze leeftijd, kan hij zijn gestelde leeftijd alsnog aantonen door een leeftijdsonderzoek aan te vragen, tenzij:
a. er sprake is van evidente meerderjarigheid;
b. de uitslag van het leeftijdsonderzoek geen verschil zou uitmaken voor de beslissing omtrent de aanspraken van de betrokkene op verblijf of opvang.
ad a. Evidente meerderjarigheid
Er is sprake van evidente meerderjarigheid indien de medewerker die de vreemdeling hoort in samenspraak met een (andere) beslismedewerker aan de hand van de uiterlijke kenmerken of aan de hand van de verklaringen van de asielzoeker tot de conclusie komt dat de betrokkene evident achttien jaar of ouder moet zijn. De leeftijd wordt geschat aan de hand van optische waarneming. Tegenstrijdige of vage verklaringen over de opgegeven leeftijd, schoolperiode en dergelijke, en het gedrag van de asielzoeker spelen een rol bij de beantwoording van de vraag of sprake is van evidente meerderjarigheid. Uit het dossier dient te blijken op grond van wiens optische waarneming en op grond van samenspraak tussen welke medewerkers een oordeel strekkende tot evidente meerderjarigheid van de vreemdeling is gevormd.
Indien er sprake is van evidente meerderjarigheid bestaat geen aanleiding om betrokkene in de gelegenheid te stellen zijn minderjarigheid alsnog aan te tonen door middel van een leeftijdsonderzoek.
ad b. De uitslag maakt geen verschil voor de aanspraken op verblijf of opvang
Het leeftijdsonderzoek dient twee doelen: enerzijds wordt op basis daarvan beoordeeld of de vreemdeling gezien zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning regulier voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling, anderzijds dient het als bron voor de beoordeling van de vraag of de vreemdeling in aanmerking komt voor het bijzondere opvangregime voor alleenstaande minderjarige asielzoekers (zie C5/24.9.1).
Leeftijdsonderzoek is derhalve slechts dan niet aan de orde, indien de uitslag niet van belang is voor de vraag of en in hoeverre de jongere aanspraak maakt op verblijf of opvang.
Voorlichting over het leeftijdsonderzoek
Indien een leeftijdsonderzoek aan de orde is, wordt de betrokkene tijdens het eerste gehoor gewezen op de mogelijkheid van het ondergaan van een leeftijdsonderzoek. In het geval de asielzoeker een zwangere vrouw is, wordt zij erop gewezen dat het onderzoek pas na de zwangerschap kan plaatsvinden. Tijdens de zwangerschap wordt geen leeftijdsonderzoek uitgevoerd.
De asielzoeker wordt goed voorgelicht over de procedure en methode van het leeftijdsonderzoek en de mogelijke consequenties ervan. Hierbij wordt vermeld dat, indien de uitslag onvoldoende zekerheid omtrent de leeftijd oplevert, de betrokkene na verloop van geruime tijd nogmaals kan worden opgeroepen voor een leeftijdsonderzoek. Het geldende protocol inzake leeftijdsonderzoek bij alleenstaande minderjarige asielzoekers wordt uitgelegd en overhandigd. Dit gebeurt in een taal waarvan betrokkene heeft aangegeven deze te begrijpen of waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij deze begrijpt.
De hoorambtenaar dient zich ervan te vergewissen dat de asielzoeker begrijpt wat het leeftijdsonderzoek inhoudt en legt dit vast in het rapport van eerste gehoor, dan wel het rapport van bevindingen. Betrokkene wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld het leeftijdsonderzoek aan te vragen.
Indien de asielzoeker aangeeft geen leeftijdsonderzoek te willen aanvragen, wordt hij erop gewezen dat in dat geval de twijfel aan de opgegeven leeftijd blijft bestaan en dat hij niet nogmaals in de gelegenheid wordt gesteld te verzoeken om een leeftijdsonderzoek. Betrokkene zal dan zelf zijn leeftijd moeten aantonen. De asielaanvraag kan, indien de vreemdeling zijn gestelde leeftijd niet kan aantonen, verder in de aanmeldcentrumprocedure worden behandeld. Bij de verdere behandeling wordt aangenomen dat de vreemdeling meerderjarig is.
Het ondertekenen van het verzoek om een leeftijdsonderzoek
Indien betrokkene te kennen geeft gebruik te willen maken van het aanbod van een leeftijdsonderzoek, dient hij hiertoe een in tweevoud ondertekend schriftelijk verzoek in (model M39-C). Dit verzoek kan alleen door betrokkene zelfstandig worden ondertekend indien hij, volgens zijn eigen verklaring, ten tijde van de ondertekening van het verzoek zestien jaar of ouder is.
Voor de gevallen waarin de betrokkene opgeeft jonger te zijn dan zestien jaar en waarin wordt getwijfeld aan de minderjarigheid van betrokkene, heeft Stichting Nidos, de voogdij-instelling die per 1 januari 2002 de taken van Stichting De Opbouw volledig heeft overgenomen, een algemene toestemmingsverklaring opgesteld, die van toepassing is op alle jongeren die onder haar voogdij staan of komen te staan. Indien de betrokkene uiteindelijk minderjarig blijkt te zijn, dekt deze verklaring de vereiste toestemming van de voogd. Indien de betrokkene uiteindelijk meerderjarig blijkt te zijn, was achteraf bezien voorafgaande toestemming van een voogd geen vereiste.
In de gevallen waarin betrokkene heeft opgegeven jonger te zijn dan vijftien jaar en waarin wel wordt getwijfeld aan de opgegeven leeftijd, maar niet aan de minderjarigheid, zal Stichting Nidos in individuele gevallen bezien of een toestemmingsverklaring wordt afgegeven. Indien Nidos geen toestemming verleent, kan geen leeftijdsonderzoek worden afgenomen. In dat geval blijft de twijfel ten aanzien van de opgegeven leeftijd bestaan indien de vreemdeling de opgegeven leeftijd niet anderszins kan aantonen.
In het modelverzoek om een leeftijdsonderzoek is tevens de mededeling opgenomen dat de vreemdeling niet als eerste de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen en dat hij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) toestemming verleent voor inzage in en afschrift van de onderzoeksresultaten. Hier wordt gehandeld overeenkomstig artikel 7:464, tweede lid, onder b, Burgerlijk Wetboek. Deze bepaling is op zichzelf niet van toepassing is, gezien het gestelde in artikel 7:446, vijfde lid, Burgerlijk Wetboek.
Indien de vreemdeling ten tijde van de ondertekening van het verzoek een voorbehoud maakt ten aanzien van deze mededeling, wordt hij erop gewezen dat in dat geval de twijfel aan de opgegeven leeftijd blijft bestaan. Betrokkene zal dan zelf zijn leeftijd moeten aantonen. De asielaanvraag wordt zonder verder uitstel in de aanmeldcentrumprocedure behandeld. Bij de verdere behandeling wordt aangenomen dat de vreemdeling meerderjarig is.
Indien de vreemdeling zijn toestemming tot voorinzage na het onderzoek intrekt, geldt dit eveneens.
AM
Paragraaf C5/24.5.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Ten behoeve van het onderzoek worden röntgenfoto’s genomen in het Regionaal Diagnostisch Centrum te Eindhoven, dan wel een andere daartoe geschikte locatie. De vreemdeling wordt in beginsel naar de locatie gebracht en na het onderzoek weer teruggebracht naar het aanmeldcentrum of de opvanglocatie.
Het bovenstaande is ook van toepassing indien de vreemdeling rechtens de vrijheid is ontnomen. De vrijheidsontneming wordt in dat geval niet opgeheven, maar blijft gecontinueerd.
Indien de vreemdeling een beschikking op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vreemdelingenwet heeft gekregen, dan blijft deze van kracht gedurende het onderzoek. De beschikking is ook van toepassing op de tijdelijke (over)plaatsing naar de locatie waar de röntgenfoto’s worden gemaakt. De toegangsweigering blijft steeds gehandhaafd.
AN
Paragraaf C5/24.5.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
5.2 Resultaten van het leeftijdsonderzoek en de consequenties daarvan
Het leeftijdsonderzoek in het kader van de aanmeldcentrumprocedure kan vier resultaten opleveren:
a. De opgegeven minderjarige leeftijd is aannemelijk;
b. Betrokkene is minderjarig, maar de opgegeven leeftijd is te laag;
c. Betrokkene is meerderjarig;
d. Het leeftijdsonderzoek kan niet binnen de aanmeldcentrumprocedure worden afgerond.
Indien uit het onderzoeksresultaat blijkt dat de vreemdeling een andere leeftijd heeft dan hij oorspronkelijk heeft opgegeven, dient op basis van het onderzoeksresultaat een nieuwe geboortedatum te worden bepaald in de vreemdelingenregistratie. Hiertoe wordt het geboortejaar gesteld op het jaar waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden minus de minimumleeftijd die de vreemdeling volgens het onderzoek moet hebben. Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode van 1 januari tot en met 30 juni, wordt de geboortedatum gesteld op 1 januari van het gevonden geboortejaar. Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode van 1 juli tot en met 31 december, wordt de geboortedatum gesteld op 1 juli van het betreffende jaar. De wijziging van de leeftijd van de vreemdeling in de vreemdelingenregistratie geschiedt conform het hoofdstuk A8 van de Vreemdelingencirculaire.
ad a. De opgegeven minderjarige leeftijd is aannemelijk
Indien uit de röntgenfoto's naar voren komt dat de opgegeven minderjarige leeftijd aannemelijk is, wordt de opgegeven geboortedatum in het vervolg van de procedure aangehouden.
In het geval de vreemdeling heeft aangegeven niet te weten hoe oud hij is, wordt op basis van het onderzoeksresultaat een geboortedatum bepaald zoals hierboven aangegeven.
ad b. Betrokkene is minderjarig, maar uit het resultaat van het onderzoek aan het hand-polsgebied blijkt dat de opgegeven leeftijd te laag is
Uit de röntgenfoto's komt naar voren dat het hand-polsgebied van de vreemdeling volledig is uitgerijpt, maar dat niet (met zekerheid) gesproken kan worden van meerderjarigheid. In het onderzoeksresultaat is daarbij tevens aangegeven welke minimumleeftijd de betrokken asielzoeker, gezien zijn etnische afkomst, zeker moet hebben.
Nu naar voren is gekomen dat betrokkene een andere leeftijd heeft, wordt de vreemdeling op basis van de onderzoeksresultaten een nieuwe geboortedatum toegekend op de wijze zoals hierboven beschreven.
ad c. Uit het onderzoek blijkt dat het sleutelbeen volledig is uitgerijpt en dat betrokkene meerderjarig is
Binnen de aanmeldcentrumprocedure is het onderzoeksverslag gereed waarin wordt vastgesteld dat betrokkene meerderjarig is. De aanvraag wordt verder conform het normale beleid voor volwassen asielzoekers afgehandeld, zo mogelijk binnen de aanmeldcentrumprocedure.
Nu naar voren is gekomen dat betrokkene een andere leeftijd heeft, wordt de vreemdeling op basis van de onderzoeksresultaten een nieuwe geboortedatum toegekend op de wijze zoals hierboven beschreven. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de vreemdeling op het moment van het nemen van de röntgenfoto’s twintig jaar oud was.
ad d. Het leeftijdsonderzoek kan niet binnen de aanmeldcentrumprocedure afgerond worden
In het geval dat niet binnen de aanmeldcentrumprocedure een resultaat kan worden bepaald, kan dus ook de beslissing niet in het aanmeldcentrum worden genomen, tenzij op verantwoorde en zorgvuldige wijze reeds binnen de aanmeldcentrumprocedure kan worden vastgesteld dat de betrokkene niet in aanmerking komt voor een verblijfstitel. In dit geval wordt de opgegeven geboortedatum aangehouden.
AO
Paragraaf C5/24.5.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
5.3 Herhaald leeftijdsonderzoek
Het is mogelijk dat het leeftijdsonderzoek niet met voldoende zekerheid tot een conclusie omtrent de minderjarigheid kan leiden. In deze gevallen kan de betrokkene na verloop van tijd (dit kan zijn binnen één à twee jaar) opnieuw worden opgeroepen voor een leeftijdsonderzoek om te bezien of de botontwikkeling inmiddels zodanig is, dat een voldoende zekere conclusie (met terugwerkende kracht) mogelijk is over de vraag of de vreemdeling meerder- of minderjarig is.
Het belang van het herhaald leeftijdsonderzoek is erin gelegen dat zoveel mogelijk dient te worden tegengegaan dat vreemdelingen ten onrechte in het bezit zijn of worden gesteld van een verblijfsvergunning voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling, of anderszins ten onrechte een behandeling als minderjarige krijgen, terwijl zij feitelijk meerderjarig zijn. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat bij een volledig uitgerijpt sleutelbeen een minimumleeftijd van twintig jaar wordt gehanteerd. Als deze conclusie bij een herhaald onderzoek wordt getrokken, zal dat vaak betekenen dat de vreemdeling al bij de eerste verlening van de vergunning voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling meerderjarig was en de vergunning dus ten onrechte heeft verkregen. Het herhaald leeftijdsonderzoek is in dit kader dus een belangrijke aanvulling op het eerste leeftijdsonderzoek.
Indien uit het resultaat van het herhaald leeftijdsonderzoek volgt dat de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt teneinde op oneigenlijke gronden in het bezit te worden gesteld van een verblijfsvergunning, bijvoorbeeld als blijkt dat hij tijdens de oorspronkelijke aanvraagprocedure al meerderjarig moet zijn geweest, kan de vreemdeling op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet in bewaring worden gesteld. A5/5.3 is van toepassing.
Zolang in de periode tussen de beide leeftijdsonderzoeken geen uitsluitsel bestaat over de juiste leeftijd, krijgt de vreemdeling op dit punt het voordeel van de twijfel in de verdere procedure en wordt de oorspronkelijk opgegeven geboortedatum aangehouden. Dit is echter niet van toepassing indien de vreemdeling op belangrijke punten vage, summiere, tegenstrijdige of ongeloofwaardige verklaringen aflegt (zie C2/7.4.1).
Indien de vreemdeling niet vooraf toestemming heeft gegeven voor een herhaald leeftijdsonderzoek (door middel van een toestemmingsverklaring in het verzoek om een leeftijdsonderzoek of anderszins), kan hij in het kader van een aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling, dan wel om verlening van een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf, opnieuw in de gelegenheid worden gesteld om een verzoek in te dienen voor een leeftijdsonderzoek.
AP
Paragraaf C5/24.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
6 Procesbeslissing na de eerste fase
Aan het eind van de eerste fase van de aanmeldcentrumprocedure wordt conform het gestelde in C3/12.2.6 beoordeeld welke zaken zich lenen voor het nader horen in het aanmeldcentrum. Dit is het geval wanneer er een mogelijkheid is om op basis van het gestelde in C5/24.8 de asielaanvraag in het aanmeldcentrum af te wijzen.
De beslissing op de asielaanvraag wordt in beginsel niet in het aanmeldcentrum genomen, indien de aanvrager een alleenstaande minderjarige asielzoeker is die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt.
Indien de minderjarige asielzoeker wordt verwezen naar een opvanglocatie hier te lande, dient voogdij-instelling Stichting Nidos hierover geïnformeerd te worden, tenzij de minderjarige vreemdeling ten tijde van de aanvraag 17,5 jaren of ouder was.
AQ
Paragraaf C5/24.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
7 Het nader gehoor in het aanmeldcentrum
Alleenstaande minderjarige asielzoekers worden in beginsel allen nader gehoord. Alleenstaande minderjarige asielzoekers van twaalf jaar en ouder worden zelfstandig gehoord. Alleenstaande minderjarige asielzoekers die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt, worden in beginsel niet nader gehoord in het aanmeldcentrum.
Het nader gehoor van een alleenstaande minderjarige asielzoeker wordt niet eerder afgenomen dan nadat het resultaat van een eventueel leeftijdsonderzoek beschikbaar is. Dit laat onverlet dat in afwachting van het resultaat de vreemdeling aanvullend gehoord kan worden omtrent zijn identiteit, nationaliteit en reisroute.
AR
Paragraaf C5/24.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
8 Beslissing in het aanmeldcentrum
De beslissing op de asielaanvraag van een (gestelde) alleenstaande minderjarige asielzoeker kan onder de volgende omstandigheden in het aanmeldcentrum plaatsvinden:
a. er is sprake van evidente meerderjarigheid;
b. er is sprake van twijfel aan de gestelde leeftijd en de asielzoeker heeft te kennen gegeven geen leeftijdsonderzoek te willen aanvragen;
c. de asielzoeker vraagt een leeftijdsonderzoek aan maar weigert te verklaren dat hij aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het recht op voorinzage verleent, dan wel trekt deze verklaring weer in;
d. binnen de daarvoor bestemde periode in het aanmeldcentrum is het onderzoeksresultaat gereed gekomen waaruit blijkt dat de betrokkene meerderjarig is;
e. er is sprake van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht;
f. er kan anderszins op verantwoorde en zorgvuldige wijze reeds binnen de aanmeldcentrumprocedure worden vastgesteld dat de betrokkene niet in aanmerking komt voor een verblijfstitel;
g. de asielaanvraag kan in het aanmeldcentrum worden afgewezen, terwijl in overeenstemming met het landgebonden asielbeleid (zie C8) de ambtshalve toets aan het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen in beraad wordt gehouden (de zogeheten gescheiden afdoening).
Ad a. Er is sprake van evidente meerderjarigheid
Indien ook na het nader gehoor in het aanmeldcentrum, waarin de asielzoeker de gelegenheid krijgt zijn minderjarige leeftijd aannemelijk te maken, het oordeel wordt gehandhaafd dat er sprake is van evidente meerderjarigheid, wordt de beslissing op de asielaanvraag in het aanmeldcentrum genomen als de inhoud van het asielrelaas daartoe aanleiding geeft. In de beschikking wordt gemotiveerd welke omstandigheden hebben geleid tot de conclusie dat de betrokkene evident meerderjarig is.
Aangezien het evident is dat de vreemdeling meerderjarig is, dient dit in de vreemdelingenregistratie te worden opgenomen. Bij de bepaling van de geboortedatum is A8/2.1 van toepassing. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de vreemdeling op het moment van het indienen van de asielaanvraag achttien jaar oud was.
De asielaanvraag wordt voorts behandeld zoals de aanvraag van een volwassen asielzoeker. Daarbij is van belang dat indien sprake is van evidente meerderjarigheid, er al snel eveneens twijfels bestaan omtrent de geloofwaardigheid van de door de asielzoeker afgelegde overige verklaringen.
Ad b. De asielzoeker geeft te kennen geen leeftijdsonderzoek te willen aanvragen
Indien de asielzoeker zijn gestelde leeftijd niet met documenten kan aantonen, er sprake is van twijfel aan de opgegeven leeftijd en de asielzoeker aangeeft geen leeftijdsonderzoek te willen aanvragen, blijft twijfel aan de opgegeven leeftijd bestaan. Neemt de betrokkene deze twijfel niet weg, dan kan zijn asielaanvraag, indien het relaas daartoe aanleiding geeft, in de aanmeldcentrumprocedure worden afgewezen. Hierbij wordt aangenomen dat de vreemdeling meerderjarig is. In de vreemdelingenadministratie wordt conform A8/2.1 een nieuwe geboortedatum bepaald. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de vreemdeling op het moment van het indienen van de asielaanvraag achttien jaar oud was.
Ad c. Weigering verlenen recht op voorinzage
In het verzoek om een leeftijdsonderzoek wordt de mededeling opgenomen, dat de vreemdeling niet als eerste de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen en dat hij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) toestemming verleent voor inzage in en afschrift van de onderzoeksresultaten.
Indien de vreemdeling ten tijde van de ondertekening van het verzoek een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van deze mededeling en hij geen toestemming geeft aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voor inzage in het onderzoeksresultaat betekent dit dat de twijfel aan de opgegeven leeftijd blijft bestaan. Betrokkene zal dan zelf zijn leeftijd moeten aantonen. De asielaanvraag wordt zonder verder uitstel in de aanmeldcentrumprocedure behandeld en kan in het aanmeldcentrum worden afgewezen, indien het asielrelaas daartoe aanleiding geeft. Bij de verdere behandeling en bij het nemen van de beslissing wordt aangenomen dat de vreemdeling meerderjarig is.
Indien de vreemdeling zijn toestemming tot voorinzage na het onderzoek intrekt, geldt hetzelfde. In de vreemdelingenadministratie wordt conform A8/2.1 een nieuwe geboortedatum bepaald. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de vreemdeling op het moment van het indienen van de asielaanvraag achttien jaar oud was.
Ad d. Uit het leeftijdsonderzoek blijkt dat de betrokkene meerderjarig is
Indien de onderzoeksresultaten binnen de aanmeldcentrumprocedure beschikbaar komen en hieruit blijkt dat de betrokken asielzoeker meerderjarig is, kan de asielaanvraag in het aanmeldcentrum worden afgewezen, indien het asielrelaas daartoe aanleiding geeft. Het feit dat betrokkene onjuiste verklaringen heeft afgelegd over zijn leeftijd kan als contra-indicatie voor de geloofwaardigheid van het relaas worden aangemerkt.
Ad f. Er kan anderszins binnen de aanmeldcentrumprocedure worden afgewezen
Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien er sprake is van criminele antecedenten.
Ook kan het gaan om de situatie waarin de betrokkene - ook los van de context van het totale asielrelaas - ongeloofwaardige en tegenstrijdige verklaringen aflegt of indien hij vage, summiere verklaringen aflegt en zaken verzwijgt (de zogeheten ‘jokkende en zwijgende ama’s’) omtrent identiteit, nationaliteit of opvang.
Voorts is hiervan sprake indien op verantwoorde en zorgvuldige wijze binnen de aanmeldcentrumprocedure kan worden beslist dat de betrokkene zich zelfstandig kan handhaven of dat er adequate opvang is in het land van herkomst of een ander land waar de betrokkene redelijkerwijs naar toe kan gaan. Dit kan blijken uit een algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken of uit verklaringen van de betrokkene zelf.
Indien dit in het landgebonden asielbeleid (zie C8) is vastgelegd, kan worden besloten om de afwijzing van de asielaanvraag en de toetsing aan het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen te doen plaatsvinden in twee separate beschikkingen.
Het doel hiervan is een sneller en beter onderzoek naar identiteit, nationaliteit en opvang mogelijk te maken. Zolang niet definitief is vastgesteld dat de asielzoeker geen vluchteling is, mag geen contact worden opgenomen met de autoriteiten van het land van herkomst en kan van de asielzoeker ook niet worden verlangd dat hij in contact treedt met die autoriteiten om identiteitsdocumenten te verkrijgen. Dit zou immers een veiligheidsrisico voor de betrokkene of zijn familie met zich mee kunnen brengen. Onderzoek naar identiteit, nationaliteit en opvang dient in die periode omzichtig plaats te vinden.
Indien de asielaanvraag in het aanmeldcentrum wordt afgewezen en een eventueel ingesteld beroep door de rechter ongegrond is verklaard, ontstaat de mogelijkheid om een grondiger onderzoek naar identiteit, nationaliteit en opvang te doen plaatsvinden, waarvan de resultaten worden meegenomen bij de beoordeling of de betrokkene in aanmerking komt voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling.
Nadat de asielaanvraag in het aanmeldcentrum is afgewezen, wordt de alleenstaande minderjarige vreemdeling doorgezonden naar een opvanglocatie hier te lande. Aldaar wordt géén nieuw nader gehoor afgenomen, aangezien de asielprocedure (althans in eerste aanleg) reeds is afgerond.
In andere gevallen dan hierboven genoemd onder a tot en met g vindt de verdere behandeling van de asielaanvraag plaats na doorverwijzing naar een opvanglocatie.
Stichting Nidos dient geïnformeerd te worden zodra bekend is waar de betrokkene gaat verblijven (als de verblijfplaats na het aanmeldcentrum bekend is) en indien verwacht wordt dat de voogdij geregeld moet worden.
Stichting Nidos behoeft niet geïnformeerd te worden als een alleenstaande of begeleide minderjarige vreemdeling ten tijde van de aanvraag 17,5 jaren of ouder is.
Ratio achter de regeling is dat Stichting Nidos geïnformeerd moet zijn over de aanwezigheid in het aanmeldcentrum van minderjarigen over wie zij naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn de voogdij zal moeten aanvragen.
AS
Paragraaf C5/24.9.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Uitgangspunt is, dat aan alleenstaande minderjarige vreemdelingen en asielzoekers geen verstrekkingen worden onthouden. Op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 wordt aan alleenstaande minderjarige asielzoekers, wier asielaanvraag binnen 48 proces-uren is afgewezen, in afwijking van de hoofdregel, opvang geboden.
Indien er in de opvang sprake is van meerdere kinderen uit één gezin, waarvan één van de kinderen in Nederland meerderjarig is geworden, dan geldt het volgende. In het geval het meerderjarig geworden kind niet (langer) in aanmerking komt voor opvang, kan het minderjarige kind (blijven) gebruik maken van de voorzieningen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997.
AT
Paragraaf C5/24.9.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
9.2 Maatregelen van toezicht en verstrekking van het W-document
Het gestelde in C3/13.2 is van toepassing. Minderjarige asielzoekers jonger dan twaalf jaar die niet worden begeleid door een ouder of voogd uit het land van herkomst ontvangen een W-document. C3/13.3 is van toepassing.
AU
Paragraaf C5/24.9.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Het gestelde in C5/24.7 is van toepassing. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
Het horen van alleenstaande en begeleide minderjarige asielzoekers jonger dan twaalf jaar dient te geschieden in speciale, kindvriendelijke hoorruimtes en door speciaal daarvoor aangewezen en opgeleide hoorambtenaren. De nadere gehoren worden daarom uitsluitend afgenomen door medewerkers van de Unit Landelijke Ama-taken van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Wanneer op grond van een pedagogisch of psychologisch onderzoek is vastgesteld dat een kind problemen ondervindt die de afname van het nader gehoor zouden kunnen belemmeren, kan worden afgezien van een nader gehoor van een alleenstaande of begeleide minderjarige asielzoeker jonger dan twaalf jaar.
Voor de te volgen werkwijze geldt het Protocol “Horen alleenstaande minderjarige asielzoekers tot 12 jaar”. Dit Protocol is opgesteld in overleg met Stichting Nidos en de overige ketenpartners en, na goedkeuring door de Inspectie Jeugdbescherming, aan de ketenpartners toegezonden.
In de gevallen waarin reeds in het aanmeldcentrum is geconstateerd dat de vreemdeling in aanmerking komt voor het aanbieden van een leeftijdsonderzoek, maar met toepassing van het gestelde in C5/24.4.2 of C5/24.5.1 is besloten om de vreemdeling te verwijzen naar een opvanglocatie voordat een verzoek daartoe is ingediend, kan tijdens het nader gehoor in de opvanglocatie alsnog het aanbod van een leeftijdsonderzoek worden gedaan. Het gestelde in C5/24.4.3 is van toepassing. Het onderzoek wordt in dit geval aangevraagd middels model M39-D.
Het is niet mogelijk om tijdens het nader gehoor na doorverwijzing naar de opvanglocatie een nieuwe indicatie voor het leeftijdsonderzoek te doen.
AV
Paragraaf C5/24.9.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
9.4 Onderzoek in het buitenland naar adequate opvang
Indien uit feiten en omstandigheden niet aannemelijk is dat de alleenstaande minderjarige vreemdeling zich zelfstandig staande zal kunnen houden (zie C2/7.4.2), kan onderzoek door het ministerie van Buitenlandse Zaken geïndiceerd zijn indien in het land van herkomst of in een ander land waar de vreemdeling redelijkerwijs naar toe kan gaan, geen adequate opvang, bijvoorbeeld in de vorm van opvangtehuizen, bekend is. Onderzoek is in beginsel niet noodzakelijk indien de vreemdeling zelf verklaart dat adequate opvang aanwezig is, en daarbij voldoende geloofwaardige informatie geeft waaruit blijkt hoe de adequate opvang bij terugkeer bereikt kan worden, zoals adresgegevens.
Indien de informatie niet voldoende geloofwaardig is, gezien de leeftijd of de ontwikkeling van de minderjarige, kan onderzoek wel geïndiceerd zijn ter aanvulling of verificatie van de overgelegde gegevens.
Met het oog op het belang dat de alleenstaande minderjarige asielzoeker zo spoedig mogelijk duidelijkheid krijgt omtrent zijn aanvraag, dient zo spoedig mogelijk na het nader gehoor te worden bepaald of onderzoek geïndiceerd is. Als dit het geval is, wordt het onderzoek zo spoedig mogelijk door de beslisser of hoormedewerker aangevraagd. De betrokkene wordt ervan op de hoogte gesteld indien onderzoek wordt ingesteld.
De beschikking met de ambtshalve beslissing inzake de verblijfsvergunning regulier onder de beperking wordt in beginsel pas gegeven nadat het onderzoeksresultaat is ontvangen.
AX
Paragraaf C5/24.10 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
10 Kennisgeving van het voornemen en de beschikking
In beginsel wordt het ambtshalve besluit genomen in de beschikking waarin ook het besluit op de asielaanvraag is opgenomen. In die gevallen worden besluit en overwegingen ten aanzien van de ambtshalve toets steeds opgenomen ná het besluit en de overwegingen ten aanzien van de asielaanvraag. Dit hangt samen met de wettelijke toetsvolgorde: de ambtshalve toets komt pas aan de orde als de asielaanvraag is afgewezen.
De werkwijze daarbij is als volgt:
a) Het voornemen om wel of niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verlenen wordt kenbaar gemaakt in het voornemen waarin ook het voornemen om de asielaanvraag af te wijzen kenbaar wordt gemaakt;
b) Het ambtshalve besluit wordt expliciet in het dictum van de beschikking opgenomen als afzonderlijk besluit na het besluit op de asielaanvraag (onder 2: Besluit);
c) In de motivering van de beschikking wordt ook ten aanzien van het ambtshalve besluit ingegaan op de zienswijze van de vreemdeling naar aanleiding van het voornemen;
d) In de beschikking wordt aangegeven dat tegen beide besluiten beroep kan worden ingesteld.
Tegen het ambtshalve genomen besluit staat het rechtsmiddel beroep open indien de vreemdeling in de voornemenprocedure in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze te geven tegen het voornemen om niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verlenen. Dit voornemen dient derhalve expliciet kenbaar te zijn gemaakt.
In de gevallen waarin dit voornemen niet expliciet kenbaar is gemaakt, staat voor de vreemdeling het rechtsmiddel bezwaar open.
Kennisgeving van het voornemen en de beschikking(en) (zowel waar het betreft de beslissing op de asielaanvraag als de ambthalve beslissing inzake de verblijfsvergunning regulier) vindt plaats overeenkomstig het gestelde in C/3. Een kopie wordt gezonden aan de voogdij-instelling Stichting Nidos.
In de gevallen waarin het voornemen of de beschikking wordt uitgereikt anders dan in de aanmeldcentrumprocedure, neemt de korpschef contact op met de wettelijk vertegenwoordiger teneinde hem/haar van te voren op de hoogte te stellen omtrent het moment van uitreiking.
Indien de alleenstaande minderjarige vreemdeling twaalf jaar of ouder is, wordt het voornemen of de beschikking aan hem zelf uitgereikt.
Indien de alleenstaande minderjarige vreemdeling nog geen twaalf jaar oud is, wordt het voornemen of de beschikking in beginsel uitgereikt aan de wettelijk vertegenwoordiger.
AY
Paragraaf C5/24.11 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
11 Als aan de vreemdeling een nieuwe geboortedatum is toegekend
In het geval dat aan de vreemdeling een nieuwe geboortedatum is toegekend, hetzij op grond van de uitslag van het leeftijdsonderzoek, hetzij om een andere reden (zie C5/24.4.3), dan dient het W-document te worden aangepast. Op het nieuwe W-document dient de in het geautomatiseerde informatiesysteem van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gehanteerde 'toegekende geboortedatum' te worden ingevuld. De korpschef neemt op verzoek van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het oude W-document in en reikt een nieuw W-document uit.
AZ
Paragraaf C5/24.12.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Indien de betrokkene op grond van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, stelt de gemeente hem in het bezit van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onder a, Voorschrift Vreemdelingen (model M75-A).
De beperking luidt: “Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling”.
De arbeidsmarktaantekening luidt: “Specifieke arbeid toegestaan mits werkgever beschikt over TWV”. De afkorting TWV staat voor 'tewerkstellingsvergunning'(artikel 1.1 Voorschrift Vreemdelingen). De term 'specifieke' houdt in dat de arbeidsperiode binnen een tijdsbestek van 52 weken niet meer dan in totaal twaalf weken mag bedragen.
BA
Paragraaf C5/24.12.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
12.2 Herhaald onderzoek naar adequate opvang
In iedere individuele zaak dient beoordeeld te worden of een herhaald onderzoek in het buitenland naar adequate opvang aangewezen is. Dit is ten eerste afhankelijk van de onderzoeksmogelijkheden in het betreffende land. Een herhaald onderzoek is voorts eerder aangewezen naarmate de vreemdeling jonger is. Een herhaald onderzoek wordt niet aangevraagd indien de vreemdeling bij ontvangst van het onderzoeksresultaat naar verwachting zeventien en een half jaar of ouder is.
Daarnaast is herhaald onderzoek eerder aangewezen bij landen waarvoor weinig aannemelijk is (gegeven de sociale structuur van de samenleving) dat een minderjarige geen opvang heeft bij familie of instellingen. Herhaald onderzoek is in elk geval aangewezen indien:
a. in een eerder ambtsbericht is aangegeven dat niet bekend is of voor de betrokken vreemdeling adequate opvang aanwezig is en dat nader onderzoek tot resultaten zou kunnen leiden;
b. de rechter de aanwezigheid van adequate opvang niet voldoende aannemelijk vindt omdat nader onderzoek nodig is.
BB
Paragraaf C5/24.13 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
13 Procedure indien verblijf niet wordt toegestaan
Uitgeprocedeerde alleenstaande jongeren die niet in aanmerking komen voor verblijf zijn in te delen in drie categorieën:
a. uitgeprocedeerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen waarbij geen twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd en die op het moment van de uitzetting nog minderjarig zijn;
b. uitgeprocedeerde alleenstaande jongeren die hebben gesteld minderjarig te zijn maar die dit niet aannemelijk hebben gemaakt of van wie is gebleken dat zij meerderjarig zijn;
c. uitgeprocedeerde alleenstaande jongeren die inmiddels meerderjarig zijn geworden.
Indien er geen twijfel is over de opgegeven leeftijd en de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking op grond van het bijzondere beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen is geweigerd, komt betrokkene nog in aanmerking voor voorzieningen in Nederland totdat het vertrek geëffectueerd wordt, onder voorwaarde dat en zolang hij nog minderjarig is.
Indien niet aannemelijk is geworden dat betrokkene zich zelfstandig kan handhaven (zie C2/7.4.2), dient bij de feitelijke terugkeer de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld te zijn, tenzij in het landgebonden asielbeleid is vastgelegd dat de autoriteiten van het land van herkomst of een ander land waar betrokkene redelijkerwijs heen kan gaan, zorgdragen voor de opvang van alleenstaande minderjarigen. In dat geval rust op de Nederlandse overheid geen taak om te treden in de wijze van opvang van de minderjarigen.
Alvorens tot uitzetting over te gaan van een alleenstaande minderjarige vreemdeling van wie de asielaanvraag is afgewezen, dient contact opgenomen te worden met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De voogd wordt op de hoogte gesteld van het besluit dat de betrokkene wordt uitgezet en van de wijze waarop de uitzetting zal plaatsvinden.
In de gevallen ad b) en ad c) is het regelen van opvang niet nodig. In deze gevallen is het algemene terugkeerbeleid van toepassing. De voorzieningen worden derhalve beëindigd.
BC
Paragraaf C5/24.14 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Alleenstaande minderjarigen van zestien jaar en ouder worden bij terugkeer niet begeleid, tenzij zij zich verzetten tegen hun vertrek naar het land van bestemming.
Bij jongere minderjarigen, bij wie dat verzet niet is te verwachten is, wordt de betrokken luchtvaartmaatschappij verzocht te handelen volgens de regels voor ‘unaccompanied minors’. De steward(ess) zal in dat geval enige extra aandacht besteden aan het alleenreizende kind. In geval de terugkerende alleenstaande minderjarige vreemdeling naar verwachting zijn uitzetting zal trachten te frustreren, zal begeleiding plaatsvinden door daartoe opgeleid personeel van de Koninklijke Marechaussee.
Dit besluit is vanaf de datum van inwerkingtreding van toepassing op alle nog lopende procedures.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.
Rijswijk, 8 maart 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze:
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), P.W.A. Veld.
Dit Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire bevat een algehele herziening van de hoofdstukken C2/7 en C5/24 over het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
Deze hoofdstukken zijn in de eerste plaats aangepast met het oog op de beleidswijziging betreffende begeleide minderjarige vreemdelingen (brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 20 juli 2004, kenmerk: Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 19637, nr. 844 )
Voorts is de tekst waar nodig aangepast aan de jurisprudentie, is de tekst hier en daar bondiger en duidelijker gemaakt, zijn onjuistheden hersteld en zijn werkafspraken, die niet in de Vreemdelingencirculaire thuishoren, geschrapt.
Hierin is een tekstuele wijziging opgenomen teneinde de tekst vloeiender te maken.
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
In de brief van 20 juli 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (kenmerk: Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 19637, nr. 844) is aangegeven dat de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ertoe noopt om het beleid inzake begeleide minderjarige vreemdelingen te wijzigen. Daarnaast is op meerdere gebieden geconstateerd dat het beleid niet naar verwachting heeft gewerkt, zodat is besloten tot een beleidswijziging. Naar aanleiding hiervan is in deze paragraaf de definitie van ‘alleenstaand’ gewijzigd.
C2/7.2 Uitgangspunten van het beleid
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
C2/7.3.1 Alleenstaande minderjarigen en de Overeenkomst van Dublin
In deze paragraaf is een verwijzing naar C1/2.2 toegevoegd. Daarnaast is, conform de bedoeling van de Verordening, toegevoegd dat deze in beginsel niet wordt toegepast indien er sprake is van een overnameverzoek. Indien er sprake is van een terugnameverzoek, wordt de minderjarige wel geclaimd.
C2/7.3.2 Beoordeling of een verblijfsvergunning asiel kan worden verleend.
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
C2/7.4 Ambtshalve toetsing aan het bijzondere beleid
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
C2/7.4.2 Wanneer is opvang noodzakelijk (zelfstandigheid)
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
C2/7.4.3 Wanneer is opvang adequaat
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
C2/7.5 Geldigheidsduur en verlenging van de verblijfsvergunning
Toegevoegd is de aanwijzing dat de verlengingsaanvraag niet wordt afgewezen wegens het enkele ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding onder verwijzing naar B1/2.2.2.
C2/7.6 Gronden voor intrekking en niet-verlengen van de verblijfsvergunning
In de opsomming is de tekst na het derde gedachtestreepje gewijzigd als gevolg van de wijziging van het begrip ‘alleenstaand’ in C2/7.1.3.
Deze paragraaf is onderverdeeld in subparagrafen. Om deze redenen is de tekst onder deze titel komen te vervallen.
In deze paragraaf is een verduidelijking opgenomen over de wijze waarop de vergunning verband houdend met voortgezet verblijf dient te worden aangevraagd.
C2/7.7.2 Verblijf op grond van artikel 3.51 Vreemdelingenbesluit
In deze subparagraaf is een passage toegevoegd over de peildatum van de voorwaarden.
C2/7.7.3 Verblijf op grond van artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit
Toegevoegd is een subparagraaf over artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit, waarin duidelijkheid wordt gegeven over de positie van de bedoelde groep vreemdelingen. Het betreft hier een hiaat in de regelgeving en de beleidsregels dat door middel van uitleg van artikel 3.52 Vreemdelingenbesluit wordt opgevuld.
C2/7.7.4 Geldigheid en rechtspositie
In deze paragraaf zijn de regelingen omtrent duur van het verblijf, recht op arbeid en dergelijke weergegeven.
C2/7.8 Verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
De wijzigingen van deze paragraaf betreffen een verduidelijking omtrent de toepassing van de afwijzingsgronden van artikel 21 Vreemdelingenwet.
De opzet van deze paragraaf is grondig gewijzigd en onderverdeeld in subparagrafen.
De titel van de paragraaf is om deze redenen gewijzigd.
C2/7.9.1 Toepasselijkheid van het beleid
Toegevoegd is een subparagraaf over de toepasselijkheid van het beleid van voor 4 januari 2001 op oude zaken. Bij uitspraak van 25 april 2003 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat onder de Vreemdelingenwet 2000 slechts het beleid van toepassing kan zijn zoals dat is beschreven in de Vreemdelingencirculaire. Indien er beoogd wordt een overgangsbeleid te hanteren (zoals dat met betrekking tot alleenstaande minderjarige vreemdelingen steeds de bedoeling is geweest), dan dient dit derhalve in de Vreemdelingencirculaire 2000 expliciet te zijn opgenomen. Dit hiaat is met deze aanvulling opgevuld.
C2/7.9.2 Bijzonder overgangsrecht voor achttienjarigen
De tekst over het overgangsbeleid op grond van artikel 9.4 Vreemdelingenbesluit is aanzienlijk vereenvoudigd, aangezien het hier overgangsbeleid van 2001 betreft.
C2/7.9.3 Bijzonder overgangsbeleid voor begeleide minderjarigen
Een subparagraaf is toegevoegd over het overgangsbeleid met betrekking tot de wijziging van het begrip ‘alleenstaand’ in C2/7.1.3.
Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van de beleidswijziging.
C2/7.9.3.2 Uitgeprocedeerde minderjarigen
Om juridische redenen dient in de uitwerking van het overgangsbeleid inzake begeleide minderjarige vreemdelingen een onderscheid te worden gemaakt tussen uitgeprocedeerden die nog minderjarig zijn en uitgeprocedeerden die inmiddels meerderjarig zijn geworden. Deze paragraaf ziet op de minderjarigen.
C2/7.9.3 Uitgeprocedeerde meerderjarigen
Om juridische redenen dient in de uitwerking van het overgangsbeleid inzake begeleide minderjarige vreemdelingen een onderscheid te worden gemaakt tussen uitgeprocedeerden die nog minderjarig zijn en uitgeprocedeerden die inmiddels meerderjarig zijn geworden. Deze paragraaf ziet op de meerderjarigen.
C/2.7.10 Bijzonderheden als de minderjarige vreemdeling wordt begeleid (oud)
Deze paragraaf is komen te vervallen door de wijziging van de definitie van ‘alleenstaand’ in C2/7.1.3. Hiermee zijn ook de subparagrafen C2/7.1.3.1 en C2/7.1.3.2 komen te vervallen.
C3/12.2.1.2 Wie in beginsel niet naar een tijdelijke noodvoorziening gaan
Met voogdij-instelling Nidos zijn werkafspraken gemaakt omtrent de tijdelijke opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen voordat zij hun asielaanvraag kunnen indienen. Teneinde deze afspraken in lijn te houden met de tekst van de Vreemdelingencirculaire 2000, is besloten de tekst van de circulaire aan te passen.
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
Met de wijziging van de definitie van ‘alleenstaand’(zie de wijziging van C2/7.1.3) is de tekst van de laatste alinea overbodig geworden. Deze is daarom komen te vervallen.
C5/24.3.2 Eerste aanmelding voor het maken van een afspraak
Met voogdij-instelling Nidos zijn werkafspraken gemaakt omtrent de tijdelijke opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen voordat zij hun asielaanvraag kunnen indienen. Teneinde deze afspraken in lijn te houden met de tekst van de Vreemdelingencirculaire 2000, is besloten de tekst van de circulaire aan te passen. Als gevolg hiervan is de opsomming a tot en met d en de uitwerking daarvan gewijzigd in a tot en met c.
Voorts is een tekst geschrapt omtrent de fysieke en administratieve plaatsing van alleenstaande minderjarige vreemdelingen die opgeven jonger te zijn dan vijftien jaar. Het betreft hier een werkafspraak, waarvan regeling in de Vreemdelingencirculaire niet voor de hand ligt. Wel blijft overeind dat de locatie toegerust dient te zijn voor de opvang voor alleenstaande vreemdelingen jonger dan vijftien jaar.
In deze tekst is ook verwerkt de aanpassing van C3/11.1, naar aanleiding van de beëindiging van de locatie Rijsbergen als aanmeldcentrum.
Tot slot is de tekst over de procedure in het aanmeldcentrum Schiphol aangepast. Aangezien de ambtenaren belast met de grensbewaking in de praktijk geen leeftijdsindicatie uitvoeren, is dit uit de tekst geschrapt. De vreemdeling wordt in de regel direct opgenomen in de procedure.
C5/24.3.3 Het ondertekenen van de asielaanvraag
Het blijkt dat in de Vreemdelingencirculaire ten onrechte was opgenomen dat een minderjarige ouder ook kan tekenen namens zijn kinderen. Dit is hier rechtgezet. Voorts is de redactie van de tekst aangepast.
Geschrapt is een tekst betreffende een intern werkproces van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waarvan het niet voor de hand ligt het in de Vreemdelingencirculaire te regelen.
C5/24.4.2 Vooraf geen twijfel aan de opgegeven leeftijd
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
C5/24.4.3 Vooraf twijfel aan de opgegeven leeftijd
De titel van deze paragraaf is om technische redenen ingekort
Voorts is een passage toegevoegd omtrent de vaststelling van evidente meerderjarigheid. In een aantal uitspraken van 20 november 2003 (nrs 200305181/1, 200305230/1 en 200305189/1) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State enige nadere vereisten gesteld aan de beoordeling dat een vreemdeling evident meerderjarig is. Hieraan is met deze toevoeging gevolg gegeven.
Voorts is een aanvullende passage opgenomen over de toestemmingsverklaring die door Stichting Nidos is afgegeven met betrekking tot het leeftijdsonderzoek. Deze is alleen van toepassing indien getwijfeld wordt aan de minderjarigheid van betrokkene. Indien wel wordt getwijfeld aan de opgegeven leeftijd, maar niet aan de minderjarigheid, beziet Stichting Nidos per individueel geval of een toestemmingsverklaring voor het leeftijdsonderzoek wordt afgegeven.
Paragraaf C5/24.5.1 is drastisch ingekort. Het betreft hier een werkproces van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat geen uitgebreide beschrijving in de Vreemdelingencirculaire behoeft.
C5/24.5.2 Resultaten van het leeftijdsonderzoek en de consequenties daarvan
De tekst van paragraaf C5/24.5.2 is in overeenstemming gebracht met de tekst van hoofdstuk A8 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Daarnaast zijn enige redactionele wijzigingen doorgevoerd.
C5/24.5.3 Herhaald leeftijdsonderzoek
In de tekst van paragraaf C5/24.5.3 is een passage geschrapt. Het betreft hier een intern werkproces van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waarvan het niet voor de hand ligt het in de Vreemdelingencirculaire te regelen.
C5/24.6 Procesbeslissing na de eerste fase
Besloten is om de beslissing op de asielaanvraag van alleenstaande minderjarige vreemdelingen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt niet langer in het aanmeldcentrum te nemen. Dit is verwerkt in de tekst van deze paragraaf. De verwijzing naar de Overeenkomst van Dublin is geschrapt met het oog op de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr.343/2003. Voorts zijn een aantal passages geschrapt die een intern werkproces van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) betreffen en waarvan het niet voor de hand ligt het in de Vreemdelingencirculaire te regelen.
C5/24.7 Het nader gehoor in het aanmeldcentrum
In de tekst van deze paragraaf is de verwijzing naar begeleide minderjarige vreemdelingen geschrapt, met het oog op het gewijzigde beleid inzake begeleide minderjarige vreemdelingen. Voorts is opgenomen dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen die de leeftijd van twaalf jaar nog niet hebben bereikt, in beginsel niet nader worden gehoord in het aanmeldcentrum. Ook is de verwijzing naar de Overeenkomst van Dublin geschrapt, gezien de nieuwe regeling die de Verordening (EG) nr. 343/2003 met zich mee heeft gebracht. Tot slot is een passage over het horen geschrapt waarvan het niet voor de hand ligt om in de Vreemdelingencirculaire te regelen.
C5/24.8 Beslissing in het aanmeldcentrum
Met de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 343/2003 ligt het niet meer voor de hand om de Overeenkomst van Dublin te noemen als een omstandigheid die een beslissing in het aanmeldcentrum met zich mee kan brengen. De tekst van onderdeel a. is dan ook geschrapt. De overige onderdelen zijn verletterd.
Tot nog toe was in de Vreemdelingencirculaire niet opgenomen dat de in de vreemdelingenadministratie opgenomen geboortedatum zou moeten worden aangepast indien in de beschikking de vreemdeling als meerderjarige wordt aangemerkt, hoewel dit wel in de rede ligt. Dit is nu in deze paragraaf opgenomen
Ook met het oog op een eventuele registratie in de Gemeentelijke Basisadministratie is van belang dat de geregistreerde geboortedatum in overeenstemming is met hetgeen in de beschikking is besloten.
Het schrappen van de laatste twee tekstblokken betreft een intern werkproces van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waarvan het niet voor de hand ligt het in de Vreemdelingencirculaire te regelen.
De tekst van deze paragraaf gaf aanleiding tot onduidelijkheden over het recht op opvang indien er sprake is van kindgezinnen. Daarom is hier gekozen voor een nieuwe redactie.
C5/24.9.2 Maatregelen van toezicht en verstrekking van het W-document
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
In de tekst van C5/24.9.3 is de passage over het horen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen onder de twaalf jaar toegevoegd die in C5/24.7 is komen te vervallen. Dit is het gevolg van het feit dat deze categorie in beginsel niet meer in het aanmeldcentrum wordt gehoord.
Voort is de laatste volzin geschrapt. Het betreft hier een intern werkproces van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waarvan het niet voor de hand ligt het in de Vreemdelingencirculaire te regelen.
C5/24.9.4 Onderzoek in het buitenland naar adequate opvang
Gebleken is dat de tot nu toe in de tekst van C5/24.9.4 genoemde leeftijdsgrenzen voor het al dan niet instellen van onderzoek te rigide zijn, waardoor vaak onderzoek moest worden aangevraagd terwijl dat naar het oordeel van de beslisser eigenlijk niet nodig was. Besloten is daarom om deze leeftijdsgrenzen los te laten. In deze nieuwe opzet is er meer beoordelingsvrijheid om in individuele gevallen te bepalen in hoeverre de verklaringen van de minderjarige vreemdeling aanleiding geven tot nader onderzoek.
C5/24.10 Kennisgeving van het voornemen en de beschikking
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
C5/24.11 Als aan de vreemdeling een nieuwe geboortedatum is toegekend
Wijziging van paragraaf C5/24.11 is ingegeven door het feit dat het is gebleken dat het in alle gevallen onwenselijk is dat op het W-document een geboortedatum wordt gehanteerd die niet overeenstemt met de binnen de vreemdelingenketen geregistreerde geboortedatum. Daarom is in deze paragraaf opgenomen dat het W-document niet alleen wordt vervangen indien een leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden, maar steeds als de geregistreerde geboortedatum wijzigt.
In deze paragraaf is tekst geschrapt die ziet op werkzaamheden die inmiddels zijn overgedragen aan de Minister en daarom niet actueel meer is.
C5/24.12.2 Herhaald onderzoek naar adequate opvang
[Zie toelichting C5/24.12.1]
C5/24.13 Procedure indien verblijf niet wordt toegestaan
De tekst van C5/24.13 is gewijzigd als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 mei 2003, nummer 200301352/1, waarin is overwogen dat reeds bij het beoordelen van de verblijfsaanspraken van de minderjarige vreemdeling inzicht moet zijn in de vraag of er bij terugkeer sprake is van adequate opvang, omdat de terugkeer nu eenmaal onlosmakelijk is verbonden met de weigering van een verblijfsvergunning. Onderzoek in de terugkeerfase past hier niet in. Wel kan het nodig zijn dat de feitelijke plaatsing nog wordt geregeld, aangezien ten tijde van de beslissing niet is te zeggen wanneer de terugkeer zal plaatsvinden.
Deze paragraaf is niet gewijzigd, maar wordt hier voor alle duidelijkheid opnieuw vastgesteld.
De beleidswijzigingen die in dit wijzigingsbesluit zijn opgenomen, bevatten een voor de vreemdeling gunstigere regeling dan het beleid zoals dat voorheen gold. Daarnaast is in artikel I overgangsbeleid opgenomen. Derhalve is er geen sprake van eerbiedigende werking.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
namens deze:
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
P.W.A. Veld
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-63-p11-SC69407.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.