Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000
Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 6 maart 2005, nr. INDUIT04-7960 (AUB), houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (drieëndertigste wijziging)
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
Gelet op de Vreemdelingenwet en het artikel 3.108 van het Vreemdelingenbesluit 2000;
Besluit:
Artikel I
Artikel 3.34, zesde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 komt te luiden:
6. In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van Onze Minister in aanmerking komt voor het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder w, van het Besluit, dan wel onder een andere beperking dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid van het Besluit, geen leges verschuldigd.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.
Toelichting
Artikel I
Middels de vierentwintigste wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen (Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 9 juni 2004, nr. 122, Staatscourant) is het zesde lid van artikel 3.34 aangepast. Met de aanpassing van artikel 3.34 is de mogelijkheid gecreëerd om de groep vreemdelingen die op uitnodiging van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag tot het verlenen van een verblijfvergunning voor bepaalde tijd regulier indienen, vrij te stellen van het legesvereiste. In het Terugkeerdebat van 12 februari (Handelingen 2003/2004, nr. 51, Tweede Kamer, pagina 3363–3368), is toegezegd het buitenschuldcriterium in die zin te hanteren dat, als terugkeer objectief toetsbaar onmogelijk dan wel onredelijk is, er een vergunning kan worden verleend. Vreemdelingen die blijkens een schriftelijke verklaring in aanmerking komen voor verblijf op grond van het buitenschuldbeleid, zijn eveneens vrijgesteld van het legesvereiste. Indien tijdens de asielprocedure is gebleken dat een vreemdeling niet in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel, terwijl hij wel heeft aangetoond dat hij in aanmerking komt voor verblijf op grond van het buitenschuldbeleid, wordt de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ambtshalve verleend, zonder leges te heffen. Dit betekent echter niet dat de vreemdelingen die zonder schriftelijk uitnodiging van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd indienen onder de beperking ‘Verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken’, worden vrijgesteld van het legesvereiste. Vreemdelingen die uit eigen beweging een dergelijke aanvraag indienen, is leges verschuldigd.
Artikel II
In artikel II is bepaald dat de wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 in werking treedt met ingang van de tweede dag na publicatie in de Staatscourant.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M.C.F. Verdonk