Examenreglement Brandweercentralist 2005

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 15 van de Brandweerwet 1985;

Besluit:

Artikel 1

In deze ministeriële regeling wordt verstaan onder:

a. de opleiding: de opleiding Brandweercentralist, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 4, van het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen;

b. de module: elke onderwijseenheid over een samenhangend deel van de leerstof, die zowel presentatie, verwerking als toetsing omvat en die flexibel programmeerbaar is in het systeem, waarvan het een onderdeel is;

c. het module-examen: elk examen ter afsluiting van een module, dat bestaat uit een schriftelijk deel, een praktisch deel, een projectopdracht of een combinatie daarvan;

d. de projectopdrach: de opdracht, niet zijnde een schriftelijk of praktisch deel, die een kandidaat moet verrichten in het kader van een module-examen;

e. het studiepunt: de eenheid, waarin de omvang van de module wordt uitgedrukt en die gemiddeld tien contact- of zelfstudie-uren vertegenwoordigt;

f. de vrijstelling: een door het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens, genoemd in artikel 18g, eerste lid, van de Brandweerwet 1985, afgegeven verklaring, inhoudende dat de kandidaat voor de betreffende module over de vereiste kennis en vaardigheden beschikt.

Artikel 2

De opleiding bestaat uit twee modulen:

a. basismodule centralist (verplichte module);

b. kopmodule brandweercentralist (verplichte module).

Artikel 3

De basismodule centralist omvat acht studiepunten.

De kopmodule brandweercentralist omvat acht studiepunten.

Artikel 4

1. Het module-examen van de basismodule centralist bestaat uit een projectopdracht.

2. De projectopdracht bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage A.

3. Het cijfer voor het module-examen basismodule centralist is gelijk aan het gemiddelde van het cijfer behaald voor de projectopdracht, waarbij een half punt of meer naar boven en minder dan een half punt naar beneden wordt afgerond.

Artikel 5

1. Het module-examen van de kopmodule brandweercentralist bestaat uit een projectopdracht.

2. De projectopdracht bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage B.

3. Het cijfer voor het module-examen kopmodule brandweercentralist is gelijk aan het gemiddelde van het cijfer behaald voor de projectopdracht, waarbij een half punt of meer naar boven en minder dan een half punt naar beneden wordt afgerond.

Artikel 6

Overeenkomstig artikel 9, vijfde lid, van het Algemeen brandweerexamen-reglement 1994, wordt het diploma Brandweercentralist afgegeven, indien de kandidaat in het bezit is van certificaten van of vrijstellingen voor de in artikel 2 genoemde verplichte modulen.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Examenreglement Brandweercentralist 2005.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Op grond van de ervaringen in Enschede en Volendam is gebleken dat onder meer de centralisten onvoldoende zijn toegerust voor het optimaal uitvoeren van hun spilfunctie in de meldkamer. Dat hangt in belangrijke mate samen met knelpunten bij opschaling, waaronder de informatievoorziening. Naar aanleiding van het Kabinetsstandpunt Enschede (69) is daarom onder andere besloten de sedert 1999 in ontwikkeling zijnde basismodule centralist meer in lijn te brengen met de inzichten van Enschede en Volendam, alsmede de nieuwe meldkamersystemen GMS en C2000.

De nieuwe basismodule centralist is in samenwerking ontwikkeld door de drie sectoren brandweer (Nibra), politie (Politieacademie) en ambulancedienst (NAI/SOSA). De drie meewerkende sectoren hebben besloten de nieuw vormgegeven basismodule centralist te integreren in hun opleidingsprogramma’s en hebben binnen de sector een disciplinespecifieke kopmodule ontwikkeld.

De multidisciplinaire basismodule centralist vormt samen met de disciplinespecifieke kopmodule brandweercentralist de opleiding tot brandweercentralist. Waar de kopmodule zich richt op de sectorspecifieke kennis en vaardigheden, is de hoofddoelstelling van de basismodule het vergemakkelijken van de samenwerking tussen de hulpverleningsdiensten. Dit is met name bij multidisciplinair optreden van groot belang.

De basismodule richt zich op de kennis en vaardigheden die elke centralist, onafhankelijk van de discipline, nodig heeft. De kopmodule richt zich op de specifieke kennis en vaardigheden die benodigd zijn voor het werken als centralist op een brandweermeldkamer.

De opleiding brandweercentralist wordt afgesloten met een rijksexamen. De onderhavige regeling behelst het examenreglement voor de opleiding brandweercentralist.

2. De opleiding tot brandweercentralist

2.1 De opbouw

De opleiding brandweercentralist bestaat uit de multidisciplinaire basismodule centralist en de disciplinespecifieke kopmodule brandweercentralist.

De basismodule centralist richt zich op de werkwijze en taken van centralist van de brandweer, de politie en de ambulancezorg. Daarnaast leert de centralist ondermeer om te gaan met de te gebruiken apparatuur en worden gespreksvaardigheden aangeleerd.

De kopmodule brandweercentralist gaat in op de organisatie en werkwijze van de brandweer en op de specifieke incidenten waarbij de brandweer optreedt. De werkzaamheden van de centralist staan daarbij centraal.

Aan het einde van het opleidingstraject moet de centralist alle 22 gemeenschappelijke competenties (zie bijlagen A en B) optimaal ontwikkeld hebben. Binnen de basismodule is aandacht voor de volledig set competenties; in de kopmodule worden deze binnen de specifieke context van de brandweermeldkamer verder uitgewerkt en geprofessionaliseerd.

Beide modules omvatten 8 studiepunten. Een studiepunt staat voor 10 studiebelastinguren. Het aantal studiepunten is daarmee een indicatie voor enerzijds de tijdsinvestering die een kandidaat gemiddeld moet plegen om het module-examen te halen, en anderzijds de opleidingsinspanning die het opleidingsinstituut moet leveren.

2.2 Het examen

De competentieprofielen voor de basismodule centralist en de kopmodule brandweercentralist zijn in de bijlagen bij het examenreglement opgenomen. Deze omvatten een beschrijving van de competenties die in de module-examens geëxamineerd worden. De examens worden afgenomen door het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) of, voor wat betreft de basismodule, één van de exameninstituten van de collegasectoren.

2.3 Het certificaat

Het certificaat behaald voor de basismodule centralist geeft samen met het certificaat voor de kopmodule brandweercentralist recht op het, op advies van het Nbbe door de minister te verstrekken, diploma brandweercentralist.

De drie bij de basismodule centralist betrokken sectoren zijn overeengekomen (meer in het bijzonder de exameninstituten SOSA, CEP en Nbbe) dat zij een certificaat basismodule centralist behaald bij een andere sector als de eigen sector, gelijkwaardig aan het certificaat in hun eigen sector beschouwen.

Ook kandidaten die in de periode 1999 t/m 2004 een voorlopig Nbbe-certificaat hebben behaald voor het met goed gevolg afgelegde examen behorende bij de opleidingen basismodule centralist of centralist meldkamer, kunnen dit inwisselen tegen het certificaat basismodule centralist. Het certificaat heeft een onbeperkte geldigheidsduur.

De regels met betrekking tot vrijstellingen zoals neergelegd in het Algemeen brandweerexamenreglement 1994 zijn van toepassing.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Bijlage A

Deel A, examenprogramma basismodule brandweercentralist

OPLEIDINGSNIVEAU: brandweercentralist

MODULE: basismodule centralist

Vakmatige en methodische competenties

Inhoudelijke vakkundigheid

De centralist is in staat:

1. de wijze waarop een melding binnenkomt te interpreteren. Op grond van beroepsinhoudelijke criteria kan de centralist een beslissing nemen over de betekenis hiervan voor de verwerking.

2. op gestructureerde wijze sleutelgegevens te verzamelen en te verwerken.

3. te handelen naar de wettelijke en kwaliteitskaders, de organisatiestructuur en de overige regelgeving waarbinnen hij/zij werkzaamheden verricht. Bovendien is de centralist bij de samenwerking met aanverwante (hulpverlenings)disciplines in staat rekening te houden met de consequenties van wet- en regelgeving die van toepassing zijn op deze disciplines.

4. op communicatief adequate, methodische wijze de relevante gegevens die van belang zijn voor het beoordelen van de melding te verzamelen, te ordenen en vast te leggen.

5. het belang van procedures voor het eigen handelen te bepalen, waarbij de centralist weet op welke wijze deze te beïnvloeden zijn.

Technische vakkundigheid

De centralist is in staat:

6. een effectieve en efficiënte keuze te maken uit de beschikbare communicatiemiddelen en deze op adequate wijze te bedienen waarbij de centralist weet welke alternatieven beschikbaar zijn. Het betreft hier zowel het gebruik ten behoeve van de eigen werkzaamheden als het technisch faciliteren van communicatie(netwerken) tussen eenheden.

7. storingen te herkennen, de gevolgen daarvan voor het operationeel proces in te schatten en adequaat actie te ondernemen. Hierbij gaat het om het kennen en indien noodzakelijk gebruik maken van noodprocedures en uitvalscenario’s.

8. op adequate wijze gebruik te maken van overige ondersteunende technische hulpmiddelen zoals informatie- en bedrijfsprocessystemen.

Bestuurlijk-organisatorische competenties

Resultaatgericht

De centralist is in staat:

9. een optimale spreiding en paraatheid van alle eenheden binnen het verzorgingsgebied te waarborgen waarbij de centralist voortdurend anticipeert op de gevolgen van reeds genomen of nog te nemen beslissingen.

Zelfstandig

De centralist is in staat:

10. op basis van informatie voortkomend uit de melding een beslissing te nemen over het al dan niet inzetten van hulp. Daarbij wordt de aard, de omvang (opschaling), de locatie en de urgentie bepaald en aan betrokkenen gecommuniceerd.

11. de te nemen (veiligheids)maatregelen te bepalen en deze af te stemmen met de eenheden.

12. de verrichtingen van de ingezette eenheden te volgen en te coördineren. Op basis van deze informatie stuurt de centralist zonodig bij waar het gaat om de urgentie dan wel de omvang van de hulpvraag (op-/afschalen) en vervult een faciliterende rol aan belanghebbenden.

13. te bepalen of overige disciplines en andere betrokkenen geïnformeerd dienen te worden en hij/zij verzoekt eventueel om assistentie vanuit overige disciplines.

Sociaal-communicatieve en cultureel-normatieve competenties

Communicatief

De centralist is in staat:

14. meldingsgegevens te vertalen in een professionele omschrijving op basis waarvan een vervolg aan het hulpverleningsproces gegeven kan worden.

15. te putten uit een breed scala aan communicatieve vaardigheden en zet deze, afhankelijk van de informatiebehoefte en het type gesprekpartner, in om een effectieve en efficiënte wijze van communicatie te bewerkstelligen.

Stressbestendig

De centralist is in staat:

16. gelijktijdig meerdere hulpverlenings- en informatieprocessen te managen.

17. de eigen emoties als gevolg van de aard van de werkzaamheden (tijdsdruk, gelijktijdigheid processen, gevolgen van beslissingen) te hanteren en te verwerken.

Klantgericht

De centralist is in staat:

18. op adequate wijze een melding aan te nemen. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het zich bekend maken aan de melder en het scheppen van een veilig en rustig ‘gespreksklimaat’.

19. op effectieve wijze om te gaan met de emoties van betrokkenen.

Ontwikkelingsgericht

De centralist is in staat:

20. na afloop van de melding het eigen handelen te evalueren.

21. een bijdrage te leveren aan de algemene evaluatie van een melding vanuit de optiek van de meldkamer, hierover te rapporteren en te signaleren waar procedures of werkwijzen verbeterd kunnen worden. Hierbij houdt de centralist rekening met de organisatiestructuur en -⁠cultuur, de generieke procedures en de generieke beroepsinhoudelijke kaders van de eigen discipline en aanverwante (hulpverlenings)disciplines.

Samenwerken

De centralist is in staat:

22. om op effectieve wijze afspraken te maken met collega’s over de invulling van de dagelijkse werkzaamheden en weet door samenwerking c.q. individueel handelen optimale resultaten te bereiken.

Bijlage B

Deel B, examenprogramma kopmodule brandweercentralist

OPLEIDINGSNIVEAU: brandweercentralist

MODULE: kopmodule centralist

Competentieprofiel

(Profiel van gemeenschappelijke opleidingscompetenties meldkamercentralisten)

Vakmatige en methodische competenties

Inhoudelijke vakkundigheid

De centralist is in staat:

1. de wijze waarop een melding binnenkomt te interpreteren. Op grond van beroepsinhoudelijke criteria kan de centralist een beslissing nemen over de betekenis hiervan voor de verwerking.

2. op gestructureerde wijze sleutelgegevens te verzamelen en te verwerken.

3. te handelen naar de wettelijke en kwaliteitskaders, de organisatiestructuur en de overige regelgeving waarbinnen de centralist werkzaamheden verricht. Bovendien is de centralist bij de samenwerking met aanverwante (hulpverlenings)disciplines in staat rekening te houden met de consequenties van wet- en regelgeving die van toepassing zijn op deze disciplines.

4. op communicatief adequate, methodische wijze de relevante gegevens die van belang zijn voor het beoordelen van de melding te verzamelen, te ordenen en vast te leggen.

5. het belang van procedures voor het eigen handelen te bepalen, waarbij de centralist weet op welke wijze deze te beïnvloeden zijn.

Technische vakkundigheid

De centralist is in staat:

6. een effectieve en efficiënte keuze te maken uit de beschikbare communicatiemiddelen en deze op adequate wijze te bedienen waarbij de centralist weet welke alternatieven beschikbaar zijn. Het betreft hier zowel het gebruik ten behoeve van de eigen werkzaamheden als het technisch faciliteren van communicatie(netwerken) tussen eenheden.

7. storingen te herkennen, de gevolgen daarvan voor het operationeel proces in te schatten en adequaat actie te ondernemen. Hierbij gaat het om het kennen en indien noodzakelijk gebruik maken van noodprocedures en uitvalscenario’s.

8. op adequate wijze gebruik te maken van overige ondersteunende technische hulpmiddelen zoals informatie- en bedrijfsprocessystemen.

Bestuurlijk-organisatorische competenties

Resultaatgericht

De centralist is in staat:

9. een optimale spreiding en paraatheid van alle eenheden binnen het verzorgingsgebied te waarborgen waarbij de centralist voortdurend anticipeert op de gevolgen van reeds genomen of nog te nemen beslissingen.

Zelfstandig

De centralist is in staat:

10. op basis van informatie voortkomend uit de melding een beslissing te nemen over het al dan niet inzetten van hulp. Daarbij wordt de aard, de omvang (opschaling), de locatie en de urgentie bepaald en aan betrokkenen gecommuniceerd.

11. de te nemen (veiligheids)maatregelen te bepalen en deze af te stemmen met de eenheden.

12. de verrichtingen van de ingezette eenheden te volgen en te coördineren. Op basis van deze informatie stuurt de centralist zonodig bij waar het gaat om de urgentie dan wel de omvang van de hulpvraag (op-/afschalen) en vervult de centralist een faciliterende rol aan belanghebbenden.

13. te bepalen of overige disciplines en andere betrokkenen geïnformeerd dienen te worden en de centralist verzoekt eventueel om assistentie vanuit overige disciplines.

Sociaal-communicatieve en cultureel-normatieve competenties

Communicatief

De centralist is in staat:

14. meldingsgegevens te vertalen in een professionele omschrijving op basis waarvan een vervolg aan het hulpverleningsproces gegeven kan worden.

15. te putten uit een breed scala aan communicatieve vaardigheden en zet deze, afhankelijk van de informatiebehoefte en het type gesprekpartner, in om een effectieve en efficiënte wijze van communicatie te bewerkstelligen.

Stressbestendig

De centralist is in staat:

16. gelijktijdig meerdere hulpverlenings- en informatieprocessen te managen.

17. de eigen emoties als gevolg van de aard van de werkzaamheden (tijdsdruk, gelijktijdigheid processen, gevolgen van beslissingen) te hanteren en te verwerken.

Klantgericht

De centralist is in staat:

18. op adequate wijze een melding aan te nemen. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het zich bekend maken aan de melder en het scheppen van een veilig en rustig ‘gespreksklimaat’.

19. op effectieve wijze om te gaan met de emoties van betrokkenen.

Ontwikkelingsgericht

De centralist is in staat:

20. na afloop van de melding het eigen handelen te evalueren.

21. een bijdrage te leveren aan de algemene evaluatie van een melding vanuit de optiek van de meldkamer, hierover te rapporteren en te signaleren waar procedures of werkwijzen verbeterd kunnen worden. Hierbij houdt de centralist rekening met de organisatiestructuur en -⁠cultuur, de generieke procedures en de generieke beroepsinhoudelijke kaders van de eigen discipline en aanverwante (hulpverlenings)disciplines.

Samenwerken

De centralist is in staat:

22. om op effectieve wijze afspraken te maken met collega’s over de invulling van de dagelijkse werkzaamheden en weet door samenwerking c.q. individueel handelen optimale resultaten te bereiken.

Naar boven