Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar controleurs openbare ruimte van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag 2005

Besluit van de Minister van Justitie van 21 maart 2005, nr. 5343446/Justis/05, strekkende tot aanwijzing van controleurs openbare ruimte bij de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van de algemeen directeur Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag van 28 december 2004;

Gelet op:

– artikel 142, eerste lid, onder b en c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen, werkzaam in de functie van controleur openbare ruimte in dienst van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. De Wet op de openluchtrecreatie; de Wet openbare manifestaties, de Zondagswet; de Monumentenwet;

b. de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267, 350, 351, 351bis, 424 t/m 429, 435, onder ten vierde en 461 van het Wetboek van Strafrecht;

c. de verordeningen en of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen;

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Den Haag.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 53 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Haaglanden.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als controleur openbare ruimte in dienst van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag, is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar en de Regeling Toetsing Geweldbeheersing Buitengewoon Opsporingsambtenaar.

Artikel 7

1. De algemeen directeur van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afd. IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 8

Ingetrokken wordt: Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar controleurs openbare ruimte van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag 2004.

Artikel 9

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar controleurs openbare ruimte van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag 2005.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 maart 2005.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de coördinatorBuitengewoon Opsporingsambtenaar, G.V.A. van Raaij.

Toelichting

Bij brief van 28 december 2004 heeft de algemeen directeur van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag verzocht om uitbreiding van de categoriale beschikking betreffende de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij de Dienst Stadsbeheer voor de functie van controleur openbare ruimte.

Voor de gemeente Den Haag en derhalve ook voor de Dienst Stadsbeheer heeft de handhaving grote prioriteit. Het gemeentebestuur wil de veiligheid en leefbaarheid in de stad verhogen door de aanwezigheid van meer handhavers op straat en door stringent te handhaven in het publieke domein. De aandacht gaat bij de gemeentelijke handhavers vooral uit naar de aanpak van de top ‘tien’ aan de ergernissen uit de Haagse Stadsenquête en de bestuurlijke prioriteiten. (De politie Haaglanden en het Openbaar Ministerie in Den Haag ondersteunen dit verzoek).

De Minister van Justitie

namens deze:

de coördinatorBuitengewoon Opsporingsambtenaar,

G.V.A. van Raaij

Naar boven