Wijziging diverse Regelingen examenreglementen en benoemingseisen examencommissieleden Brandweer

21 maart 2005

Nr. 2005-0000030241

CZW/WVOB

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 15 van de Brandweerwet 1985;

Besluit:

Artikel I

Het Algemeen brandweerexamenreglement 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan Bijlage 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste onderdeel door een puntkomma, een nieuw onderdeel, toegevoegd luidende:

Het examengeld voor de eindopdracht van het examen manschappen bedraagt € 225,–.

B

Onderdeel A in Bijlage 2 vervalt.

Artikel II

Het Examenreglement brandwacht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. het module-examen: elk examen ter afsluiting van een module;

2. De onderdelen d en e worden geletterd e en f.

3. Er wordt een onderdeel d ingevoegd, luidende:

d. de eindopdracht: de opdracht, bedoeld in artikel 7 a.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. levensreddende handelingen I (verplichte module);

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De opleiding wordt afgesloten met een eindopdracht.

C

In artikel 3, tweede lid, wordt de zinsnede ‘levensreddende handelingen’ vervangen door: levensreddende handelingen I.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Het module-examen repressie bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in Deel A van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

Het module-examen levensreddende handelingen I bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in Deel B van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.

F

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Het module-examen persoonlijke bescherming bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in deel C van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.

G

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 7a

De eindopdracht bestaat uit het uitvoeren van praktische verrichtingen over de onderwerpen, bedoeld in de delen A, B en C van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.

H

Deel B van de bijlage komt te luiden:

Deel B, examenprogramma module levensreddende handelingen I

OPLEIDINGSNIVEAU: brandwacht

 

MODULE: levensreddende handelingen I

 

No. leerdoel

Inhoud

Gedragsniveau

Weegfactor

Veilig optreden

1.

Een gevaarlijke situatie als zodanig herkennen en de juiste maatregelen nemen ten behoeve van de eigen veiligheid en die van het slachtoffer.

t+m2

3

    

Verlenen van eerste en levensreddende hulp bij ploeggenoten en slachtoffers in omstandigheden van brand

2.

Levensreddend kunnen handelen bij brandsituaties volgens de ABCDE-methode (Airway, Breathing, Circulation, Disability, Exposure), zoals omschreven in het Landelijk protocol levensreddend handelen door de brandweer.

t+m2

3

3.

Het tillen, verplaatsen en vervoeren van het slachtoffer.

t+m2

2

Artikel III

Het Examenreglement brandweerduiker 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8 wordt twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

4. Uit de verklaring als bedoeld in het derde lid blijkt dat betrokkene ten minste voldoet aan de eisen, genoemd in Deel E van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.

5. Voor kandidaten die in 2004 het diploma brandweerduiker hebben behaald, geldt een afwijking van de eisen op grond van het vierde lid. Deze afwijking houdt in dat zij ten minste 10 duiken hebben gemaakt met een totale onderwatertijd van ten minste 300 minuten, waarvan 2 duiken in het zwembad worden uitgevoerd.

B

Aan de bij het Examenreglement brandweerduiker 1995 behorende bijlage wordt een nieuw deel toegevoegd, luidende:

Deel E, eisen ten aanzien van de geldigheid diploma brandweerduiker

OPLEIDING: brandweerduiker

Om voor verlenging van de geldigheid van het diploma brandweerduiker in aanmerking te komen, moet betrokkene aan de volgende eisen voldoen:

a. ten minste 20 duiken hebben gemaakt met een totale onderwatertijd van ten minste 600 minuten, waarvan 5 duiken in het zwembad worden uitgevoerd.

Ten minste te behandelen onderdelen in het zwembad:

Dz 001

Zwemtechnieken (conditietraining).

Dz 002

Toepassen van handelingen m.b.t. een veilig optreden met duikuitrusting.

Dz 003

Uitrusting afleggen en omhangen onder water.

Dz 004

Toepassen van bevrijdings- en vervoersgrepen.

Dz 005

Handelen in noodsituaties van duikers (zelfredmethode en redmethode collega in nood) in complete buitenwaterduikuitrusting (2x p/j).

Dz 006

Handelen bij lek buitenwaterduikpak met volledige duikuitrusting.

Dz 007

Handelen bij ‘op de kop staan’ in volledige buitenwaterduikuitrusting.

Ten minste te behandelen onderdelen in het buitenwater:

Db 001

Uitvoeren van de uitrukprocedure (aankleden tijdens de rit).

Db 002

Uitvoeren van veiligheids- en gezondheidsmaatregelen op en om de duiklocatie.

Db 003

Toepassen van duikmedische vaardigheden.

Db 004

Uitvoeren van de noodprocedures (2x p/j).

Db 005

Uitvoeren van zoekmethoden (met en zonder communicatieapparatuur).

Db 006

Uitvoeren van een oppervlakteredding, binnen en buiten bereik van de lijn.

Db 007

Uitvoeren van een redding uit een te water geraakte auto.

Db 008

Uitvoeren van horizontaal drenkelingentransport.

Db 009

Uitvoeren van een oefenduik vanaf een boot.

Db 010

Uitvoeren van een oefenduik waarbij wordt samengewerkt met de bemanning van een tankautospuit.

Oefeningen zoals hieronder genoemd moeten gecombineerd worden met de oefeningen Db 001 t/m Db 010 voor zover de daarin beschreven situaties zich voor (kunnen) doen in het verzorgingsgebied:

Db 011

Oefenduik bij sterkere stroming (max. 0.5 m/sec).

Db 012

Oefenduik op diepte (max. 15 meter).

Db 013

Oefenduik op grootwater.

Db 014

Het bergen van een object (auto).

Db 015

Zoeken van objecten op verzoek van de politie.

Van onderstaande oefeningen moet oefening Db 016 gecombineerd worden met ten minste één van de oefeningen Db 001 t/m Db 010. Hetzelfde geldt voor de oefening Db 017, voor zover de daarin vermelde omstandigheid zich voordoet.

Db 016

Oefenduik bij duisternis.

Db 017

Oefenduik onder ijs.

b. te beschikken over actuele theoretische kennis.

1 keer per vier jaar zal er een theoretische toets door het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) moeten worden afgenomen. Deze toets dient naast kennisvragen tevens ervaringsvragen te bevatten.

Verklaring van de codes:

Dz = Duiken praktijk in het zwembad.

Db = Duiken praktijk in het buitenwater.

De aanvraag voor verlenging van de geldigheid van het diploma brandweerduiker wordt door het bestuur van het korps bij de voorzitter van het bestuur van het Nbbe ingediend.

De leiding van het korps waar betrokkene werkzaam is controleert persoonlijk aan de hand van het duiklogboek en de oefenregistratie of aan bovenstaande eisen is voldaan.

Artikel IV

Het Examenreglement brandweerchauffeur 1997 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘vier modules’ vervangen door: drie modules.

2. In onderdeel a wordt ‘verkeerswetgeving’ vervangen door: brandweerchauffeur.

3. Onderdeel b vervalt.

4. De onderdelen c en d worden geletterd b en c.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

1. De module brandweerchauffeur omvat vijf studiepunten.

2. De module rijvaardigheid-licht omvat drie studiepunten.

3. De module rijvaardigheid-zwaar omvat drie studiepunten.

C

In artikel 4, onderdeel b, wordt ‘verkeerswetgeving’ vervangen door: brandweerchauffeur.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘de categorie C’ vervangen door: de categorie C, of D, of beide.

2. In onderdeel b wordt ‘verkeerswetgeving’ vervangen door: brandweerchauffeur.

E

In artikel 6, eerste en derde lid, wordt ‘verkeerswetgeving’ steeds vervangen door: brandweerchauffeur.

F

Artikel 7 vervalt.

G

In artikel 8, tweede lid, wordt na ‘met een brandweervoertuig met een’ ingevoegd: toegestane maximum.

H

Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:

2. Het praktisch deel bestaat uit het uitvoeren van opdrachten met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in deel D van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage, met een brandweervoertuig met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kilogram, indien de kandidaat in het bezit is van een rijbewijs C, of met een brandweervoertuig ingericht voor het vervoer van méér dan acht personen exclusief de bestuurder, indien de kandidaat in het bezit is van een rijbewijs D.

I

In artikel 10 wordt ‘modules’ vervangen door: module.

J

Na artikel 10 wordt een nieuw artikel 10a ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

Aan de kandidaat die in het bezit is van de certificaten van de modulen verkeerswetgeving en brandweervoertuig, als bedoeld in artikel 2, onder a en b, zoals dat luidde op 31 december 2004, wordt tot uiterlijk 1 augustus 2006 vrijstelling verleend voor het module-examen brandweerchauffeur.

K

Deel A van de bijlage komt te luiden:

Deel A, examenprogramma module brandweerchauffeur

OPLEIDING: brandweerchauffeur

    

MODULE: brandweerchauffeur

    

No. leerdoel

Inhoud

Gedragsniveau

Weegfactor

De Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), het Voertuigreglement en de Brancherichtlijn Optische- en Geluidssignalen (brancherichtlijn) kennen.

1.

De strekking van voor de brandweer relevante artikelen uit de Wegenverkeerswet kunnen weergeven.

i

1

2.

De strekking van brandweerspecifieke artikelen uit het RVV 1990 kunnen weergeven.

i

1

3.

De strekking van brandweerspecifieke artikelen uit het Voertuigreglement kunnen weergeven.

I

1

4.

De verantwoordelijkheid van de brandweerchauffeur in het verkeer in relatie tot brandweerspecifieke regels in het RVV 1990 samenvattend kunnen weergeven.

i

3

5.

De strekking van de brancherichtlijn kunnen weergeven.

I

3

    

Juridische aspecten van het gebruiken van een brandweervoertuig met/zonder optische- en geluidssignalen kennen.

6.

De voorgeschreven optische en geluidssignalen kennen en inzicht hebben in het gebruik van de signalen en het gedrag van de brandweerchauffeur en andere weggebruikers.

i+k3

3

7.

De vrijstellingen bij het al dan niet gebruiken van optische en geluidssignalen kunnen opnoemen.

k3

3

    

Inzicht in het verkeer hebben

8.

Inzicht hebben in de dringendheid van een taak en afstemming van het rijgedrag op deze taak.

i

3

9.

Inzicht hebben in de volgende begrippen in relatie tot de dringende taak:

– waarnemingscyclus;

– reactietijd;

– snelheid en vertraging;

– stopafstand.

i

2

    

Optreden in geval van een verkeersongeval

10.

Samenhangend weergeven van de handelwijze in geval van een verkeersongeval waarbij het brandweervoertuig zelf betrokken is.

i+k3

1

    

Het rijden in gesloten verband

11.

Weergeven hoe er gereden moet worden in gesloten verband.

k2

1

    

Beschrijven van het brandweervoertuig

12.

Het herkennen van de verschillende soorten voertuigen.

k2

1

    

Toepassen Arbeidsomstandighedenwet

13.

Inzicht hebben in maatregelen met betrekking tot actieve en passieve veiligheid van het brandweervoertuig in relatie tot arbeidsomstandigheden.

i

2

    

Voertuigadministratie voeren

14.

Beschrijven van de hulpmiddelen die de chauffeur ter beschikking staan voor het voeren van de voertuigadministratie.

k3

1

    

Optreden in besmet gebied

15.

Preventieve maatregelen kunnen noemen die getroffen moeten worden bij optreden in besmet gebied en de repressieve nazorg na optreden in besmet gebied.

k3

1

    

Bergen van het voertuig

16.

Inzicht hebben in de relatie tussen het rijden op onverhard terrein en de berging van het voertuig.

i

1

17.

Inzicht hebben in de handelingen die uitgevoerd moeten worden in het kader van de lichte berging van het voertuig.

i

1

L

Deel B van de bijlage vervalt.

Artikel V

Het Examenreglement duikploegleider 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 7 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

4. Uit de verklaring als bedoeld in het derde lid blijkt dat betrokkene ten minste voldoet aan de eisen, genoemd in Deel D van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.

5. Voor kandidaten die in 2004 het tijdelijke diploma duikploegleider hebben behaald, geldt een afwijking van de eisen op grond van het vierde lid. Deze afwijking houdt in dat zij ten minste aan 10 duiken leiding hebben gegeven.

B

In artikel 8, eerste lid, wordt ‘januari 2005’ vervangen door: juli 2005.

C

Aan de bijlage wordt een nieuw deel toegevoegd, luidende:

Deel D, eisen ten aanzien van de geldigheid diploma duikploegleider

OPLEIDING: duikploegleider

Om voor verlenging van de geldigheid van het diploma duikploegleider in aanmerking te komen, moet de duikploegleider aan onderstaande eisen voldoen:

a. aan ten minste 20 duiken leiding hebben gegeven, waarbij ten minste de volgende onderwerpen zijn beoefend.

Tenminste te beoefenen onderdelen in het zwembad:

DPLz 001

Leiding geven in noodsituaties van duikers (zelfredmethode en redmethode collega in nood) (2x p/j).

DPLz 002

Toe laten passen van bevrijdings- en vervoersgrepen.

DPLz 003

Leiding geven aan duiker in geval van lek buitenwaterduikpak.

DPLz 004

Leiding geven bij het ‘op de kop staan’ van een duiker in volledige buitenwaterduikuitrusting.

Ten minste te beoefenen onderdelen in het buitenwater:

DPLb 001

Uitrukprocedure inclusief gebruik van de bereikbaarheidskaart.

DPLb 002

Uit laten voeren van veiligheids- en gezondheidsmaatregelen op en om de duiklocatie.

DPLb 003

Kunnen toepassen van duikmedische vaardigheden.

DPLb 004

Leiding geven aan de duikploeg tijdens het uitvoeren van de noodprocedures (2x p/j).

DPLb 005

Leiding geven aan de duikploeg bij het toepassen van zoekmethoden met en zonder communicatieapparatuur.

DPLb 006

Leiding geven aan de duikploeg bij een oppervlakteredding binnen en buiten het bereik van de lijn.

DPLb 007

Leiding geven aan de duikploeg bij een redding uit een te water geraakte auto.

DPLb 008

Toe laten passen van horizontaal drenkelingentransport.

DPLb 009

Leiding geven aan de duikploeg tijdens het te water laten van een boot en een oefeninzet vanaf een boot.

DPLb 010

Leiding geven aan de duikploeg tijdens oefeninzet in samenwerking met de bemanning van een tankautospuit (2x p/j) .

Oefeningen zoals hieronder genoemd dienen gecombineerd te worden met de oefeningen DPLb 001 t/m DPLb 010 voor zover deze situaties zich (kunnen) voordoen in het verzorgingsgebied:

DPLb 011

Leiding geven aan de duikploeg bij een oefenduik met sterkere stroming (max. 0.5 m/sec).

DPLb 012

Leiding geven aan de duikploeg bij een oefenduik op diepte (max. 15 meter).

DPLb 013

Leiding geven aan de duikploeg bij een oefenduik op grootwater.

DPLb 014

Leiding geven aan de duikploeg bij het bergen van een object (auto).

DPLb 015

Leiding geven aan de duikploeg bij het zoeken van objecten (b.v. wapens) op verzoek van de politie.

Van onderstaande oefeningen moet oefening DPLb 016 gecombineerd worden met ten minste één van de oefeningen DPLb 001 t/m DPLb 010. Hetzelfde geldt voor oefening DPLb 017, voor zover de daarin vermelde omstandigheid zich voordoet.

DPLb 016

Leiding geven aan een oefenduik bij duisternis.

DPLb 017

Leiding geven aan een oefenduik onder ijs.

b. te beschikken over actuele theoretische kennis.

1 keer per vier jaar zal er een theoretische toets door het Nbbe moeten worden afgenomen. Deze toets dient naast kennisvragen tevens ervaringsvragen te bevatten.

Verklaring van de codes:

DPLz = Leiding geven aan duikers tijdens praktijkoefeningen in het zwembad.

DPLb = Leiding geven aan duikers tijdens praktijkoefeningen in het buitenwater.

De aanvraag voor verlenging van de geldigheid van het rijksdiploma duikploegleider moet door het bestuur van het korps bij de voorzitter van het bestuur van het Nbbe worden ingediend.

De leiding van het korps waar betrokkene werkzaam is controleert persoonlijk aan de hand van het duiklogboek en de oefenregistratie of aan bovenstaande eisen is voldaan.

Artikel VI

De Regeling benoemingseisen examencommissieleden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Tot lid van de commissie voor de eindopdracht van de modules repressie, persoonlijke bescherming en levensreddende handelingen I, bedoeld in artikel 2 van het Examenreglement brandwacht, kan worden benoemd degene die:

a. beschikt over ten minste het diploma onderbrandmeester, bedoeld in artikel 5 van het Examenreglement onderbrandmeester, of een daaraan gelijkwaardig diploma;

b. aangesteld is in ten minste de rang van onderbrandmeester, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, van het Besluit brandweerpersoneel, of, waar het een persoon aangesteld bij een bedrijfsbrandweer betreft, in een daaraan gelijkwaardige rang;

c. ten minste drie jaar ervaring heeft in het geven van instructie, waarbij de laatste instructie binnen de afgelopen drie jaar heeft plaats gevonden; en

d. relevante ervaring heeft in ten minste de operationele functie bevelvoerder.

B

Artikel 4 vervalt.

C

Na paragraaf 9d wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 9e

De commissie voor het examen brandweercentralist

Artikel 20l

Tot voorzitter kan worden benoemd degene die:

a. aangesteld is in ten minste de rang van adjunct-hoofdbrandmeester, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit brandweerpersoneel, of, waar het een persoon aangesteld bij een bedrijfsbrandweer betreft, in een daaraan gelijkwaardige rang; en

b. ten minste één jaar, waaronder het direct aan de benoeming voorafgaande jaar, gefungeerd heeft als lid van de commissie voor het examen Brandweercentralist.

Artikel 20m

Tot lid van de commissie voor de module-examens, bedoeld in artikel 2 van het Examenreglement brandweercentralist 2004, kan worden benoemd degene die:

a. beschikt over ten minste het diploma onderbrandmeester of een daaraan gelijkwaardig diploma;

b. aangesteld is in ten minste de rang van onderbrandmeester, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit brandweerpersoneel, of, waar het een persoon aangesteld bij een bedrijfsbrandweer betreft, in een daaraan gelijkwaardige rang;

c. ten minste drie jaar ervaring heeft in het geven van instructie, waarbij de laatste instructie binnen de afgelopen drie jaar is gegeven; en

d. binnen twee jaar voorafgaand aan de benoeming ten minste één keer de te examineren module heeft onderwezen.

Artikel VII

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2005, met uitzondering van Artikel VI, onderdeel C, artikelen 20l, onderdeel b, en 20m, onderdeel c, die respectievelijk op 1 januari 2006 en 1 januari 2008 in werking treden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

In de afgelopen jaren heb ik diverse ministeriële regelingen met betrekking tot de brandweerexamens vastgesteld op grond van artikel 15 van de Brandweerwet 1985. Het betreft het Algemeen brandweerexamenreglement 1994, de examenreglementen voor de basisopleidingen op de niveaus brandwacht tot en met commandeur, de aanvullende opleidingen zoals omschreven in het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen alsmede de Regeling benoemingseisen examencommissieleden en de Gelijkstellingsregeling brandweeropleidingen. Deze regelingen worden periodiek op grond van ervaringen, nieuwe inzichten en ontwikkelingen waar nodig aangepast. Ook nu is een aantal aanpassingen noodzakelijk. Deze ministeriële regeling strekt daartoe.

De belangrijkste wijzigingen in de diverse reglementen hangen samen met:

– wijziging van het examen op het niveau brandwacht;

– het beschrijven van de eisen om de geldigheid van het diploma brandweerduiker en duikploegleider te verlengen;

– wijziging van het examenreglement brandweerchauffeur;

– benoemingseisen voor de commissie van het examen brandweercentralist.

De wijzigingen worden hieronder toegelicht.

1. Examenreglement brandwacht

De afgelopen jaren is vanuit het land de vraag gekomen naar opleidingen, toetsen en oefeningen die beter aansluiten bij de praktijk. Om in het bezit te komen van het diploma brandwacht moest een drietal afzonderlijke module-examens worden afgelegd. Het examentarief per module-examen bedroeg € 75,–. De drie op zich staande module-examens worden nu vervangen door een eindtoets die zich richt op het omgaan met de standaardbepakking van een tankautospuit voor zover het brandbestrijding betreft. De kosten voor de eindtoets bedragen € 225,–. Dit examentarief is gebaseerd op drie maal € 75,–.

2. Brandweerduiker en duikploegleider

Op grond van artikel 6.3, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling wordt een certificaat duikarbeid of duikploegleider afgegeven voor een periode van ten hoogste twee jaar. Voor de brandweer is hieraan uitwerking gegeven in artikel 8, tweede lid, en artikel 7, tweede lid, van respectievelijk het Examenreglement brandweerduiker 1995 en het Examenreglement duikploegleider 2004. In voornoemde artikelen is bepaald dat verlenging van de geldigheid wordt verleend op basis van een verklaring van het bestuur van het korps waar betrokkene werkzaam is en waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over voldoende relevante en actuele kennis en beroepservaring.

Met onderhavige regeling geef ik gevolg aan mijn eerdere toezegging om de eisen waaraan betrokkene moet voldoen om in aanmerking te komen voor verlenging van het diploma brandweerduiker of duikploegleider op te nemen in de respectievelijke Examenreglementen.

De eisen die zijn gesteld aan de verlenging van de geldigheid van de diploma’s brandweerduiker en duikploegleider zijn opgenomen in Deel E en Deel D van de onderscheidenlijke bijlagen behorende bij het Examenreglement brandweerduiker 1995 en het Examenreglement duikploegleider 2004.

Verlenging van de geldigheid van het diploma brandweerduiker of duikploegleider dient door het bestuur van het korps tijdig, dat wil zeggen vóór het verstrijken van de uiterste geldigheidsdatum, bij de voorzitter van het bestuur van het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) te worden aangevraagd. De voorzitter is bevoegd om namens de Minister van BZK dipoma’s, als bedoeld in artikel 15 Brandweerwet 1985, af te geven (Stcrt. 2002, nr. 88).

De leiding van het korps waar betrokkene werkzaam is, of zijn bevoegde vervanger, controleert persoonlijk aan de hand van het duiklogboek en de oefenregistratie of aan alle eisen is voldaan. Hiermee wordt de verantwoordelijkheid van gemeenten voor opleiding en oefening bevestigd.

Daar waar in de tekst gesproken wordt over oefeningen worden tevens duiken bedoeld die tijdens een uitruk worden gedaan.

De praktische vaardigheden van zowel de brandweerduiker als de duikploegleider worden gecontroleerd aan de hand van het logboek en de oefenregistratie. Voor de brandweerduiker is het gebruik van het logboek verplicht.

In tegenstelling tot de praktische vaardigheden, waarvoor een betrouwbare registratie noodzakelijk is, wordt de benodigde theoretische kennis en het inzicht voor elk van de functies, eenvoudig, op de eigen locatie, 1 keer per 4 jaar digitaal getoetst. Deze on-line toets op kennis en ervaring wordt via de website van het Nbbe aangevraagd. Het resultaat van de toets kan direct na afloop worden uitgeprint. Deze toets zal worden ontwikkeld in overleg met de beroepsgroep en het professionele duikveld, zoals bijvoorbeeld het Nationaal Duik Centrum (NDC).

Om de registratie van de vaardigheden te vergemakkelijken is aan de oefeningen zoals beschreven in de bijlage een code toegekend. Oefeningen hoeven daardoor niet helemaal beschreven te worden in het logboek en/of de oefenregistratie. Op de oefenkaarten van de Leidraad Oefenen en de kaarten van de oefenbank (Nibra) zal deze code eveneens worden vermeld. Belanghebbenden kunnen daardoor snel inzicht krijgen in de aard en de doelstelling van de oefeningen.

De voorgeschreven minimale oefeningen moeten deels uitgevoerd worden in een zwembad en deels in het buitenwater. Ieder kwartaal moet de noodprocedure beoefend worden. Het eerste en derde kwartaal in het zwembad en het tweede en vierde kwartaal in het buitenwater. De oefeningen in het buitenwater (Db 001 t/m Db 010 respectievelijk DPLb 001 t/m DPLb 010) moeten gecombineerd worden met één of meerdere specifieke situaties indien deze voorkomen in het verzorgingsgebied van de duiker of duikploegleider (Db 011 t/m Db 015 respectievelijk DPLb 011 t/m DPLb 015). Daarnaast is het van belang om één of meerdere oefeningen uit te voeren bij duisternis (Db 016 respectievelijk DPLb 016) en, indien deze situatie zich voordoet, een oefenduik onder ijs (Db 017 respectievelijk DPLb 017).

Voor de kandidaten die in 2004 het diploma brandweerduiker of tijdelijk diploma duikploegleider hebben behaald is een overgangsregeling opgenomen, zij hebben een jaar de tijd om aan genoemde eisen te voldoen.

3. Brandweerchauffeur

Op grond van de EU richtlijn 2000/56 zijn de eisen voor het rijbewijs C en D zwaarder geworden. Het betreft met name extra kennis op het terrein van administratie en techniek. De kandidaat die praktijkexamen C of D wil doen dient vanaf 1 oktober 2003 in het bezit te zijn van de CCV-certificaten Verkeer, Administratieve Kennis Goederenvervoer en Techniek. Hierop zijn geen uitzonderingen mogelijk. Het rijbewijs van de personen die nu al het rijbewijs van de betreffende categorieën hebben blijft ook in de nieuwe situatie geldig.

Brandweerchauffeurs moeten goed zijn opgeleid en het is daarom belangrijk dat zij het rijksdiploma brandweerchauffeur behalen. Dit diploma wordt vanaf 1 juli 2007 verplicht gesteld. Gezien de hogere eisen voor het rijbewijs C en D is een vergelijking gemaakt tussen deze nieuwe eisen en de leerdoelen van de module brandweervoertuig. Onnodige overlap, in het bijzonder voor de vrijwilligers, dient tenslotte vermeden te worden. De vergelijking heeft duidelijk gemaakt dat het niet meer nodig is om in het examen brandweerchauffeur uitgebreid in te gaan op diverse technische aspecten van het brandweervoertuig. Daarom zijn de modules ‘brandweervoertuig’ en ‘verkeerswetgeving’ geïntegreerd tot een nieuwe module ‘brandweerchauffeur’. Om kandidaten die al in het bezit zijn van de certificaten of vrijstellingen voor de modules ‘brandweervoertuig’ en ‘verkeerswetgeving’ in de gelegenheid te stellen in het bezit te komen van het diploma brandweerchauffeur krijgen zij tot uiterlijk 1 augustus 2006 de tijd om de ontbrekende module (rijvaardigheid licht of rijvaardigheid zwaar) te behalen.

4. Benoemingseisen commissie voor het examen centralist

In Regeling benoemingseisen examencommissieleden is neergelegd aan welke eisen de voorzitter en leden van de examencommissie van de nieuwe opleiding brandweercentralist moeten voldoen.

Deze ministeriële regeling is tot stand gekomen in samenspraak met het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) en vertegenwoordigers uit het brandweerveld.

Artikelsgewijs

Artikel I

B

Door de invoering van het nieuwe examen op het niveau brandwacht vervallen de standaardvrijstellingen voor de module-examens persoonlijke bescherming, levensreddende handelingen en repressie op dit niveau. De mogelijkheid om op basis van artikel 7, tweede lid, van het Algemeen brandweerexamenreglement (Aber) vrijstelling voor genoemde eindopdracht aan te vragen blijft bestaan.

Artikel II

A

Als gevolg van de invoering van de eindopdracht op het niveau brandwacht worden de drie modulen persoonlijke bescherming, levensreddende handelingen en repressie getoetst door middel van opdrachten over de onderwerpen, bedoelt in de delen A, B en C van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage. De eindopdracht bestaat uit het uitvoeren van praktische verrichtingen over de delen A, B en C van de bij deze ministeriële regeling behorende bijlage.

B/C

De module levensreddende handelingen op het niveau brandwacht is gewijzigd waarbij de werkwijze, leerstof en examinering beter aansluit op de werkwijze van de ambulancehulpverlening. Daarnaast is de naam van de module ‘levensreddende handelingen’ op het niveau brandwacht gewijzigd in: levensreddende handelingen I. De module levensreddende handelingen I zal zich met name richten op de behandeling van slachtoffers bij brand en hulp aan collega’s.

G

De leerdoelen van de module levensreddende handelingen I zijn aangepast aan het herziene examen op het niveau brandwacht, waarbij rekening is gehouden met de laatste ontwikkelingen op het gebied van levensreddend handelen. Voorts is het accent meer komen te liggen op specifieke omstandigheden van brand.

Artikel III

D

Eerste lid

Hiermee wordt een omissie hersteld. Ook diegene die in het bezit is van het rijbewijs D wordt toegelaten tot het module-examen rijvaardigheid-zwaar.

H

Tweede lid

De tekst is aangepast aan de in het Reglement rijbewijzen gehanteerde terminologie.

J

Kandidaten die in het bezit zijn van een vrijstelling voor of het certificaat van de modulen verkeerswetgeving en brandweervoertuig wordt tot 1 augustus 2006 vrijstelling verleend voor het module-examen brandweerchauffeur.

Artikel V

B

De overgangsperiode voor het bezit van een geldig diploma duikploegleider is verlengd tot 1 juli 2005 (in plaats van 1 januari 2005) in verband met het feit dat op 1 januari 2005 onvoldoende duikploegleiders zijn opgeleid.

Artikel VI

A

Binnen de eindopdracht worden de modulen persoonlijke bescherming, levensreddende handelingen I en repressie gecombineerd. Commissieleden beoordelen de kandidaat opererend in een ploeg op het uitvoeren van commando’s en aanwijzingen die de bevelvoerder (commissielid) geeft. Dit betekent dat, om als commissielid voor de eindopdracht op te kunnen treden, ten minste het niveau onderbrandmeester benodigd is.

B

Artikel 4 vervalt vanwege de wijzigingen in het examen op het niveau brandwacht.

Artikel VII

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2005 in werking. Uitgezonderd zijn de artikelen 20 l, onderdeel b en 20 m, onderdeel c. De uitzonderingen hebben te maken met het feit dat de opleiding tot brandweercentralist per februari 2005 van start gaat en niet voldaan zou kunnen worden aan de vereisten in deze artikelonderdelen. Dientengevolge wordt de inwerkingtreding gesteld op 1 januari 2006 met betrekking tot artikel 20l, onderdeel b, en 1 januari 2008 met betrekking tot artikel 20m, onderdeel c.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven