Besluit mandaat en machtiging ProRail Spoorwegwet

Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat tot mandaatverlening aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. (Besluit mandaat en machtiging ProRail Spoorwegwet)

23 december 2004

Nr. HDJZ/S&W/2004-3027

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail, als bedoeld in artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bij brief van 9 december 2004 (kenmerk RvB/BK-JN/20449210);

Besluit:

Artikel 1

Aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. wordt mandaat verleend om namens de Minister van Verkeer en Waterstaat besluiten te nemen:

a.1°. tot verlening van vergunningen krachtens artikel 19, eerste lid, van de Spoorwegwet;

2°. tot vaststelling van afwijkende begrenzingen van hoofdspoorwegen krachtens artikel 20, derde lid, van de Spoorwegwet;

3°. tot verlening en intrekking van ontheffingen krachtens artikel 21, tweede lid, van de Spoorwegwet;

b. tot wijziging en intrekking van vergunningen als bedoeld in artikel 23 van het Besluit Spoorweginfrastructuur;

c. tot verlening en intrekking van ontheffingen krachtens artikel 40, eerste lid, met betrekking tot artikel 12, eerste lid, van het Besluit spoorverkeer;

d. tot verlening en intrekking van ontheffingen krachtens artikel 39 van de Spoorwegwet 1875;

e. tot verlening, wijziging en intrekking van vergunningen krachtens artikel 15 van het Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen.

Artikel 2

1. Aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. wordt een machtiging verleend om uitvoering te geven aan artikel 22, derde lid, van het Besluit Spoorweginfrastructuur.

2. De Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. kan de in het eerste lid verleende machtiging doorgeven aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 3

1. Aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. wordt een machtiging verleend om ter voorbereiding van de in artikel 1 bedoelde besluiten alle benodigde werkzaamheden te verrichten.

2. De Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. kan de in het eerste lid verleende machtiging doorgeven aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 4

1. De Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. kan van het hem in artikel 1 van dit besluit verleende mandaat ondermandaat verlenen aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen.

2. Van de verlening van ondermandaat doet de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. schriftelijk mededeling aan de minister.

Artikel 5

Een besluit als bedoeld in artikel 1 vermeldt aan het slot:

‘De Minister van Verkeer en Waterstaat,

namens deze:’

gevolgd door de functieaanduiding, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.

Artikel 6

1. Aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. wordt mandaat verleend om met betrekking tot elk besluit in eerste aanleg dat op grond van dit besluit is genomen namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, beslissingen op bezwaar te nemen, voorzover het besluit waartegen het bezwaar zich richt niet door hem in mandaat is genomen.

2. De Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. kan van het in het eerste lid aan hem verleende mandaat ondermandaat verlenen aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen, voorzover het besluit waartegen het bezwaar zich richt niet door dezelfde functionaris is genomen.

3. Aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. wordt tevens een machtiging verleend om ter voorbereiding van de in het eerste lid bedoelde besluiten alle benodigde werkzaamheden te verrichten.

4. De Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. kan de in het derde lid verleende machtiging verlenen aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 7

Bij elke beslissing op bezwaar wordt vermeld dat belanghebbenden binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op bezwaar bekend gemaakt is, beroep kunnen instellen bij de sector Bestuursrecht van de Arrondissementsrechtbank die op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter zake bevoegd is.

Artikel 8

Het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 februari 1996, nr. WJZ/V-620212 (Stcrt. 44) wordt ingetrokken.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de artikelen, genoemd in artikel 1, onderdelen a, b en c, in werking treden.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging ProRail Spoorwegwet.

Mededeling

Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen dit besluit door binnen zes weken na de dag van dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, een bezwaarschrift in te dienen. Het gemotiveerde bezwaarschrift dient te worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, ter attentie van de Hoofddirectie Juridische Zaken, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden verzonden aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Met dit besluit wordt aan de beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur, ProRail B.V., mandaat verleend tot het nemen van diverse besluiten op basis van de Spoorwegwet, de Spoorwegwet 1875 en de daarop gebaseerde regelgeving. ProRail B.V. is het resultaat van een fusie van de drie voormalige taakorganisaties: Railinfrabeheer B.V, Railverkeersleiding en Railned B.V.

Aan Railinfrabeheer B.V. zijn reeds onder de Spoorwegwet 1875 bevoegdheden gemandateerd tot het nemen van besluiten namens de Minister van Verkeer en Waterstaat tot het verlenen, wijzigen en intrekken van vergunningen en ontheffingen alsmede het beslissen op bezwaarschriften tegen die besluiten. Dit mandaat wordt ingetrokken. Het uitgangspunt bij het voorliggende besluit is dat ProRail B.V. dezelfde bevoegdheden behoudt die Railinfrabeheer B.V. op dit moment heeft onder de oude Spoorwegwet 1875. Daarnaast worden met dit besluit dezelfde bevoegdheden op basis van de nieuwe Spoorwegwet verleend. Dit betreft de bevoegdheid om besluiten te nemen op basis van de artikelen 19, 20 en 21 van de nieuwe Spoorwegwet, artikel 40 van het Besluit Spoorverkeer en artikel 23 van het Besluit Spoorweginfrastructuur, alsmede de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven