Afwijking van artikel 19, eerste lid, onderdeel f, Werkloosheidswet i.v.m. de zeebeving in Azië

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 maart 2005, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/2005/19436, tot afwijking van artikel 19, eerste lid, onderdeel f, van de Werkloosheidswet in verband met de zeebeving in Azië

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 19, zevende lid, en 24, zevende lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel 1

Afwijking van artikel 19, eerste lid, onderdeel f, van de Werkloosheidswet

1. In afwijking van artikel 19, eerste lid, onderdeel f, van de Werkloosheidswet heeft de werknemer die in de door de zeebeving van 26 december 2004 getroffen gebieden in Azië of Afrika verblijf houdt in verband met het verrichten van wederopbouwwerkzaamheden, gedurende ten hoogste een periode van drie maanden recht op uitkering.

2. De periode van drie maanden, bedoeld in het eerste lid, vangt aan op het tijdstip dat de werknemer, anders dan wegens vakantie, verblijf houdt in de in het eerste lid bedoelde gebieden in Azië of Afrika en eindigt op het moment dat de werknemer niet langer wederopbouwwerkzaamheden verricht.

3. Onder verblijf houden in gebieden in Azië of Afrika als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt mede verstaan verblijf houden in het buitenland, anders dan in die gebieden, in verband met de reis naar en van die gebieden in Azië of Afrika.

Artikel 2

Voorwaarden

De werknemer heeft slechts recht op uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, indien:

a. de betreffende wederopbouwwerkzaamheden blijkens een aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te overleggen afschrift van een schriftelijke overeenkomst plaatsvinden in het kader van een onder coördinatie van de Verenigde Naties georganiseerde hulpverleningsoperatie;

b. het verblijf in Azië of Afrika niet leidt tot doorkruising van een reïntegratietraject of tot verlenging van de duur van een reïntegratietraject; en

c. het verblijf in Azië of Afrika niet leidt tot het achterwege blijven of opschorten van een voorgenomen werkhervatting.

Artikel 3

Vrijstelling van de sollicitatieplicht

De werknemer, bedoeld in artikel 1, eerste lid, is vrijgesteld van de verplichting op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van de Werkloosheidswet.

Artikel 4

Inwerkingtreding en vervaldatum

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 maart 2005.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Het kabinet heeft met ontzetting kennisgenomen van de ernstige gevolgen van de zeebeving die Azië en Afrika op 26 december 2004 heeft getroffen. Het is van mening dat deze ernstige ramp tot een bijzondere situatie heeft geleid, die een uitzonderlijke benadering vraagt van de Nederlandse overheid. Verscheidene WW-gerechtigden hebben bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) te kennen gegeven hulp te willen bieden bij de ernstige toestand in Azië en Afrika en naar de door de zeebeving getroffen gebieden te willen afreizen. Werkloze werknemers die in verband met de gevolgen van de zeebeving naar Azië of Afrika gaan, verliezen zonder nadere voorziening echter hun recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Werkloze werknemers die anders dan wegens vakantie in het buitenland verblijven, hebben immers geen recht op uitkering op grond van de WW.

Op dit moment bestaat er vanuit hulpverlenende organisaties geen gerichte vraag naar werknemers uit het buitenland om deze in te zetten in de getroffen gebieden. Indien het verblijf in het door de zeebeving getroffen gebied wordt ingegeven door het bieden van wederopbouwwerkzaamheden, acht het kabinet het verlies van het uitkeringsrecht evenwel onbillijk.

Vooruitlopend hierop maakt de onderhavige regeling het mogelijk om af te wijken van de toepassing van artikel 19, eerste lid, onderdeel f, van de WW. Deze regeling stelt WW-gerechtigden die hulp bieden in het kader van een onder coördinatie van de Verenigde Naties (VN) georganiseerde hulpverleningsoperatie, in staat om in 2005 en 2006 voor maximaal drie maanden met behoud van het recht op een WW-uitkering in de door de zeebeving getroffen gebieden in Azië of Afrika te verblijven. Omdat dit een situatie betreft die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, en de werknemer het UWV daarvan op grond van artikel 25 WW op de hoogte dient te stellen, dient de WW-gerechtigde zich hiervoor van te voren te melden bij het UWV en moet hij kunnen aantonen door middel van een contract voor welke hulpverleningsoperatie de hulp gaat plaatsvinden.

Het recht op uitkering eindigt op het moment dat de werknemer niet langer wederopbouwwerkzaamheden verricht. Dit betekent dat het recht op WW-uitkering eindigt als de werknemer niet langer daadwerkelijk de betreffende werkzaamheden verricht. Uiteraard betekent dit niet dat een korte onderbreking van de werkzaamheden van bijvoorbeeld een paar dagen leidt tot eindiging van dit recht. Het recht op WW-uitkering eindigt in ieder geval drie maanden na het tijdstip waarop de werknemer in Azië dan wel Afrika verblijf is gaan houden in verband met de wederopbouwwerkzaamheden.

Aan het behoud van het recht op WW-uitkering is verder de voorwaarde verbonden dat dit verblijf in Azië of Afrika niet leidt tot doorkruising of verlenging van de duur van een reïntegratietraject of tot het achterwege blijven of opschorten van een voorgenomen werkhervatting.

De WW-gerechtigde die met inachtneming van bovenstaande voorwaarden met behoud van WW-uitkering in Azië of Afrika verblijft, is tijdens dit verblijf vrijgesteld van de sollicitatieplicht als vastgelegd in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van de WW (op grond van artikel 24, zevende lid, van de WW).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven