Wijziging Regeling zorgaanspraken AWBZ

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 maart 2005, nr. Z/VU-2569444, houdende wijziging van de Regeling zorgaanspraken AWBZ in verband met de uitsluiting van de aanspraak op zorg tijdens vakantiereizen en kort verblijf in het buitenland door in Nederland gevestigde instellingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 2, vierde lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ;

Besluit:

Artikel I

In de Regeling zorgaanspraken AWBZ1 wordt na artikel 7 ingevoegd:

Artikel 7a

De verzekerde heeft geen aanspraak op zorg als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 8 van het Besluit gedurende het reizen of het tijdelijk verblijven buiten Nederland, voorzover deze door een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van de wet wordt verleend.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

In mijn brief van 10 mei 2004 (Kamerstukken II, 2003/04, 29538, nr. 2) aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heb ik laten weten dat ik er geen voorstander van ben dat zorgverlenende personen en instellingen hun patiënten achterna reizen om – ten laste van de sociale ziektekostenverzekering – in het buitenland hun diensten aan te bieden. De aanleiding hiervoor is de casus waarin de Riagg Rotterdam, die door het zorgkantoor is gecontracteerd, zijn patiënten nareist op vakantiereizen naar Marokko om daar zorg te verlenen. Na een nadere juridische analyse heb ik in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer op 20 oktober 2004, (Kamerstukken II, 2004/2005, 29538, nr. 5) aangekondigd, dat ik de aanspraak op extramurale AWBZ zorg voor in Nederland wonende AWBZ-verzekerden, zodanig ga wijzigen dat alleen aanspraak bestaat op zorg door een in Nederland gevestigde instelling, voor zover die zorg in Nederland wordt verleend. In onderhavige regeling wordt aan dit voornemen uitvoering gegeven.

Ik acht het op zich zelf een goede zaak dat sprake is van internationalisering van de zorg. In die zin dat zorg kan worden ingeroepen bij in het buitenland gevestigde zorgverleners en instellingen.

Grensoverschrijdende zorg met name in het geval van België en Duitsland heeft goed geholpen bij het oplossen van de wachtlijstproblematiek. Voor patiënten die in het buitenland zorg willen inroepen, zijn regelingen getroffen. Er kan in het buitenland zorg worden gecontracteerd en voor extramurale zorg kan men zich op grond van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie op het gebied van de EG-beginselen van vrij verkeer, zonder toestemming van de zorgverzekeraar naar het buitenland (EG, EER, Zwitserland) begeven. Ook intramurale zorg kan in het buitenland worden verkregen, mits de verzekeraar daar toestemming voor heeft gegeven. Daarnaast hebben in het buitenland wonende AWBZ-verzekerden op grond van de nationale regelgeving recht op een gehele of gedeeltelijke vergoeding (afhankelijk van eventuele aanspraken op ter plaatse geldende voorzieningen) van de kosten van ter plekke verleende zorg die overeenkomt met een AWBZ-aanspraak. Dergelijke zorg wordt ook wel door Nederlandse ondernemingen of zorgverleners die daar gevestigd zijn, georganiseerd en uit AWBZ-gelden vergoed. Daarnaast voorzien de internationale sociale zekerheidsregelingen waarbij Nederland partij is, erin dat aan ziekenfondsverzekerden bij tijdelijk verblijf en wonen op het grondgebied van de andere partij de verzekerde zorg kan worden verleend op basis van het ter plaatse geldende verstrekkingenpakket.

De ontwikkeling van het nareizen van patiënten op vakantiereizen juich ik daarentegen niet toe. Ik ben van mening dat een hellend vlak wordt betreden en ik wil voorkomen dat het nareizen van patiënten om op vakantiereizen AWBZ zorg te verlenen, een grote vlucht gaat nemen. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het nareizen niet alleen in zichzelf een kostenverhogend effect kan hebben, doch dat de aanwezige behandelcapaciteit die voor AWBZ-verzekerden in de vestigingsplaats van de desbetreffende instelling in beginsel voorhanden is, daardoor kan worden uitgehold.

De juridische basis voor deze beperking van de zorg is gelegen in artikel 2, vierde lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Ingevolge dit artikel kan de aanspraak op zorg, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van dit besluit nader worden geregeld en afhankelijk worden gesteld van daarbij te stellen voorwaarden. Als gevolg van deze wijziging van de Regeling zorgaanspraken AWBZ kan de verzekerde gedurende het reizen of tijdelijk verblijven, geen persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en/of behandeling krijgen ten laste van de AWBZ als deze zorg wordt verleend door een op grond van artikel 8, eerste lid, van de AWBZ toegelaten instelling.

Er zijn geen juridische beletselen om dit op deze wijze in te voeren. Immers, artikel 2 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ biedt daartoe de mogelijkheid. Ook in Europeesrechtelijke zin ontstaan geen belemmeringen. De maatregel past in de door het Europese Hof van Justitie erkende vrijheid van inrichting van sociale zekerheidsstelsels door de lidstaten. Een dergelijke beperking van de aanspraak komt niet in strijd met de beginselen van het vrije verkeer van diensten en de gelijkheid van behandeling. De in Nederland toegelaten instellingen kunnen zich vrij vestigen binnen de Europese Unie.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 december 2004, Z/VU-251884, Stcrt. 194.

Naar boven