Regeling CROS

Regeling Commissie regionaal overleg luchthaven Schiphol

7 maart 2005

Nr. HDJZ/LUV/2005-570

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 8.36 van de Wet luchtvaart;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. commissie: Commissie regionaal overleg luchthaven Schiphol;

c. wet: Wet luchtvaart.

Artikel 2

De commissie heeft, in het kader van, respectievelijk naast, de in artikel 8.35 van de wet bedoelde taak, tevens tot taak:

a. erop toe te zien dat aan de belangen van de organen en organisaties die in de commissie zijn vertegenwoordigd, zo veel mogelijk recht wordt gedaan, met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften,

b. door middel van het Informatie- en klachtenbureau Hinder Vliegverkeer Schiphol informatie te verstrekken over het dagelijkse gebruik van de luchthaven Schiphol in relatie tot de omgeving,

c. klachten te behandelen met betrekking tot het luchthavenluchtverkeer op, naar en vanaf de luchthaven Schiphol, en

d. onverminderd artikel 6, de minister desgevraagd te informeren over haar werkzaamheden.

Artikel 3

1. In de commissie worden, naast de onafhankelijke voorzitter, de volgende aantallen leden benoemd:

a. voor iedere provincie, genoemd in artikel 8.34, tweede lid, onderdeel a, van de wet, één vertegenwoordiger,

b. voor ieder cluster van gemeenten, bedoeld in artikel 4, ten minste één en ten hoogste twee vertegenwoordigers; indien twee vertegenwoordigers worden benoemd, betreft het een bestuurder van een van de gemeenten en een inwoner van een van de gemeenten die niet tevens bestuurder van die gemeente is,

c. voor de exploitant van de luchthaven, bedoeld in artikel 8.34, tweede lid, onderdeel c, van de wet, ten minste één en ten hoogste twee vertegenwoordigers,

d. voor de verlener van luchtverkeersdienstverlening, bedoeld in artikel 8.34, tweede lid, onderdeel d, van de wet, ten minste één en ten hoogste twee vertegenwoordigers, en

e. voor de luchtvaartmaatschappijen, genoemd en bedoeld in artikel 5, ten hoogste drie vertegenwoordigers.

2. Bij beëindiging of verlies van de hoedanigheid op grond waarvan de benoeming heeft plaatsgevonden, wordt ontslag verleend.

Artikel 4

In de commissie worden gemeenten als bedoeld in artikel 8.34, tweede lid, onderdeel b, van de wet, vertegenwoordigd door een of meer gemeenten waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk ligt binnen het luchthavengebied of het beperkingengebied, bedoeld in artikel 8.5 van de wet en in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. In het bestuursreglement van de commissie stelt zij een indeling in clusters vast van de in de eerste volzin bedoelde gemeenten.

Artikel 5

De in de commissie vertegenwoordigde luchtvaartmaatschappijen, bedoeld in artikel 8.34, tweede lid, onderdeel e, van de wet, zijn:

a. met ten hoogste één vertegenwoordiger: luchtvaartmaatschappijen waarvoor de luchthaven Schiphol als thuisbasis fungeert, zijnde Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV, Martinair Holland NV en Transavia Airlines CV,

b. met ten hoogste één vertegenwoordiger: andere luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de luchthaven Schiphol gebruik maken, en

c. met ten hoogste één vertegenwoordiger: luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van en vertegenwoordigd worden door de Board of Airline Representatives in the Netherlands (Barin).

Artikel 6

1. De minister kan inzage vorderen van gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de uitoefening van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

2. De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Uiterlijk op 20 februari 2005 en daaraanvolgend ten minste elk vierde jaar, stelt de commissie tevens een evaluatieverslag op waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan de minister gezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 7

Het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 december 1999, kenmerk VI/L99.340723 (Stcrt. 2000, 10) wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling CROS.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M.H. Schultz van Haegen.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 20 februari 2003 is de wet van 27 juni 2002 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol (Stb. 374) in werking getreden. Als gevolg van die wet is in artikel 8.34 van de Wet luchtvaart de Commissie regionaal overleg luchthaven Schiphol opgenomen.

Deze commissie is de opvolger van de Commissie Geluidhinder Schiphol (CGS), die heeft gefunctioneerd als platform voor overleg en voorlichting omtrent de milieuhygiëne rond de luchthaven Schiphol. De instelling van de CGS was gebaseerd op artikel 28 van de Luchtvaartwet; zie het desbetreffende besluit in de Staatscourant van 14 januari 2000, nr. 10.

In het nieuwe stelsel van regelgeving voor de luchthaven Schiphol lag het voor de hand om te komen tot een andere positionering van een dergelijke commissie. Immers, de rijksoverheid houdt zich in het nieuwe stelsel bezig met de beperking van hinder voor zover dat een resultante is van de werking van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol. Het voeren van overleg en het maken van afspraken over beperking van hinder die valt buiten het bestek van het genoemde besluit, zijn een zaak van de luchtvaartsector en haar omgeving. Voor de luchtvaartsector is het daarbij van belang zo goed mogelijk rekening te houden met die omgeving.

De kerntaak van de Commissie regionaal overleg luchthaven Schiphol (hierna: CROS) is het fungeren als structureel platform voor overleg tussen sector en omgeving over milieu- en veiligheidsaspecten van het luchthavenluchtverkeer. In artikel 8.35 van de Wet luchtvaart is dit geformuleerd als het door overleg tussen de betrokkenen bevorderen dat zo veel mogelijk recht wordt gedaan aan de belangen van die betrokkenen.

In dit overleg kan een breed spectrum van onderwerpen aan de orde komen, zoals bijvoorbeeld wenselijke aanpassingen van het preferentieel baangebruik of mogelijke compenserende maatregelen in verband met de veroorzaakte hinder. Naar verwachting zal het overleg tussen de sector en de omgeving zich gaan uitstrekken over meer algemene leefomgevingsaspecten die in verband staan met de aanwezigheid van de luchthaven. Het ligt tevens voor de hand dat binnen de CROS wordt gesproken over de wijze waarop de informatievoorziening richting de omwonenden van de luchthaven wordt ingericht.

Aangezien in de CROS partijen zitten die tegengestelde belangen hebben, zal het niet in alle gevallen eenvoudig zijn om daaraan, conform de taakopdracht, in gelijke mate recht te doen. In dergelijke situaties kan de rol van de CROS eerder worden aangeduid als het zoveel mogelijk pogen te verzoenen van tegenstrijdige belangen.

Voor de rijksoverheid is binnen dit nieuwe overlegverband geen rol als deelnemer meer weggelegd. Omdat ook geen sprake meer zal zijn van een formele adviesfunctie ten aanzien van de rijksoverheid – in tegenstelling tot de CGS, die een adviesrol vervulde bij de totstandkoming van maatregelen en voorschriften van de zijde van de rijksoverheid –, is strikt genomen een wettelijke basis voor het overlegplatform overbodig. Dat neemt niet weg dat het wenselijk is dat de rijksoverheid een faciliterende rol vervult. Bovendien heeft de Tweede Kamer tijdens een overleg op 8 oktober 2001 over het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de eerder genoemde wet van 27 juni 2002 (Stb. 374), de voorkeur uitgesproken voor wettelijke verankering van de nieuwe commissie.

Titel 8.7 van de Wet luchtvaart vormt deze wettelijke verankering, waarbij de opvolger van de CGS met zoveel woorden wordt genoemd. De onderhavige ministeriële regeling bevat derhalve niet de instelling, maar bevat op een aantal terreinen nadere regels, te weten ten aanzien van de taak en samenstelling van de CROS.

De samenstelling van de CROS is in hoofdlijnen aangegeven in de Wet luchtvaart. Zij bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en uit vertegenwoordigers van de regionale overheden en van de sectorpartijen. Wat betreft de regionale overheden, noemt artikel 8.34 van de Wet luchtvaart expliciet de drie provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Tevens worden expliciet de exploitant van de luchthaven Schiphol en de verlener van luchtverkeersdienstverlening genoemd als lid van de commissie. Daarnaast worden gemeenten van de drie genoemde provincies, alsmede luchtvaartmaatschappijen in de CROS vertegenwoordigd. Om welke gemeenten en luchtvaartmaatschappijen het gaat, wordt in deze regeling aangegeven.

De voorzitter wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de Minister van Verkeer en Waterstaat. Hoewel de wet geen bepaling bevat omtrent de voordracht van een kandidaat voor de functie van voorzitter, hebben de in de CROS vertegenwoordigde partijen te kennen gegeven zelf een kandidaat bij de minister voor te dragen voor benoeming als voorzitter. De voorzitter is degene die de overige leden benoemt, schorst en ontslaat. Het orgaan dat of de organisatie die door het desbetreffende lid dient te worden vertegenwoordigd in de commissie, doet de voordracht voor benoeming aan de voorzitter.

De commissieleden ontvangen geen vacatiegelden op grond van het Vacatiegeldenbesluit 1988.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De taak van de CROS is omschreven in artikel 8.35 van de Wet luchtvaart. In het licht van deze taakomschrijving geeft artikel 2 daaraan nadere invulling. Wat betreft de in algemene zin geformuleerde taakomschrijving in de wet wordt in onderdeel a de commissie in het bijzonder opgedragen om erop toe te zien dat de belangen van alle betrokkenen daadwerkelijk – en zo goed mogelijk – worden behartigd.

Wat betreft de onderdelen b en c wordt opgemerkt dat de voorganger van de CROS, de Commissie Geluidhinder Schiphol, in het kader van haar adviserende rol bij besluiten op grond van de Luchtvaartwet, reeds een stichting had opgericht. Deze stichting had als doel ‘luchtvaartklachten rond Schiphol te behandelen’. De CROS en het daaronder ressorterende Informatie- en klachtenbureau Hinder Vliegverkeer Schiphol nemen van de voormalige stichting de voorlichtingsactiviteiten en de klachtbehandeling over.

Indien de minister dat nodig heeft voor bijvoorbeeld het bepalen van nieuw beleid, kan hij de commissie verzoeken bepaalde informatie te verstrekken (onderdeel d). Het ligt voor de hand dat de commissie aan een dergelijk verzoek voldoet.

Artikelen 3 en 4

Voor elke van de drie genoemde provincies is één vertegenwoordiger lid van de commissie. Voor de exploitant en voor de luchtverkeersdienstverlener is altijd ten minste één vertegenwoordiger lid van de commissie. Deze twee instanties kunnen evenwel ieder ook twee vertegenwoordigers doen benoemen.

Wat betreft de aantallen vertegenwoordigers van de luchtvaartmaatschappijen is bepaald dat ook zij één dan wel twee vertegenwoordigers kunnen hebben. De betrokken gemeenten zijn op grond van het bestuursreglement van de CROS ingedeeld in clusters (zie artikel 4). Per cluster van gemeenten zit ten minste één vertegenwoordiger in de commissie, maar het kunnen er ook twee zijn. Indien dat het geval is, is één van de twee vertegenwoordigers een inwoner van een gemeente van het cluster.

Artikel 5

Bij de vaststelling welke luchtvaartmaatschappijen een vertegenwoordiger als lid van de CROS kunnen aanwijzen, heeft zowel de thuisbasisfunctie van de luchthaven Schiphol als het geregeld gebruik van de luchthaven Schiphol als criterium voorop gestaan.

Artikel 6

Om inzicht te verkrijgen in het functioneren van de CROS, gezien de wettelijke taakomschrijving, wordt jaarlijks een verslag opgemaakt. Daarnaast wordt iedere vier jaar een evaluatieverslag uitgebracht. Het eerste evaluatierapport wordt al eerder vastgesteld, namelijk vóór de datum waarop de nieuwe regelgeving voor de luchthaven Schiphol dient te zijn geëvalueerd, zijnde 20 februari 2006. Indien uit de evaluatie van de CROS zou blijken dat aanpassingen in de regelgeving wenselijk of noodzakelijk zijn, kunnen die worden meegenomen in het traject dat volgt op de evaluatie van de Schipholregelgeving.

De genoemde stukken zijn alle openbaar.

Artikel 7

De CGS was bij besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 december 1999 vormgegeven. Het spreekt vanzelf dat dit besluit thans geen bestaansrecht meer heeft en wordt ingetrokken.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen

Naar boven