Arboplusconvenant ambulante handel en detailhandel in AGF, bloemen en vis

Arboplusconvenant ambulante handel en detailhandel in AGF, bloemen en vis inzake fysieke belasting, sociale veiligheid en vroege reïntegratie

Ondergetekenden,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, handelend als bestuursorgaan, de heer H. A. L. van Hoof,

hierna te noemen: de overheid,

enerzijds,

en

Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer H. Achterhuis, landelijk voorzitter;

AGF Detailhandel Nederland (ADN), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer D.N. Meulblok, bestuursvoorzitter;

VBW Centrale Vereniging Bloemendetailhandel, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heren S. van Amesfoort, voorzitter en A.J.M. Zwitserlood, algemeen secretaris;

Verbond van de Nederlandse Visdetailhandel (VNV), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer H. de Graaf, vice voorzitter VNV;

FNV Bondgenoten, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer W.J. Noordman, hoofdbestuurder;

CNV Dienstenbond, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer R. Leloux, bestuurder handel;

CNV BedrijvenBond, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer Th. de Jong, bestuurder;

hierna te noemen: de organisaties,

anderzijds,

Verder te noemen: partijen;

Overwegende dat,

• het kabinet Balkenende I extra gelden beschikbaar heeft gesteld voor uitbreiding van bestaande convenanten, dan wel het afsluiten van nieuwe convenanten waarin met nadruk in bedrijfstakken aandacht wordt besteed aan versterking van verzuim- en reïntegratiebeleid en vermindering van de WAO-instroom;

• de basis en verantwoording voor het afsluiten van deze convenanten is neergelegd in de nota `Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)' en de nota `Tweede fase convenanten', beide te vinden op www.arboconvenanten.szw.nl en www.arbo.nl;

• goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers;

• de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers;

• verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen;

• maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief zijn;

• de organisaties op 1 juli 2004 met de staatssecretaris de intentieverklaring hebben gesloten om te komen tot het afsluiten van het Arboplusconvenant als bedoeld in de nota `Tweede fase convenanten';

komen het volgende overeen:

Definities

Artikel 1

Werkgever: een werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

werknemer: een werknemer als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

branchebegeleidingscommissie (BBC): de commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen, ingesteld ten behoeve van de totstandkoming, aansturing, begeleiding en evaluatie van het onderhavige Arboplusconvenant Ambulante handel en Detailhandel in AGF, bloemen en vis;

stand van de wetenschap: de thans of in de toekomst mogelijke maatregelen ter vermindering van gezondheidsrisico's, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid die door vakdeskundigen in brede zin zijn aanvaard, ofwel aantoonbaar effectief en praktisch uitvoerbaar zijn. Hierbij dient rekening gehouden te worden met hetgeen gezondheidskundig wenselijk en bedrijfseconomisch haalbaar is;

monitoring: het systematisch en periodiek verzamelen van informatie over de mate waarin de doelstellingen van het onderhavige Arboplusconvenant Ambulante handel en Detailhandel in AGF, bloemen en vis worden bereikt. Metingen vinden plaats: voorafgaand aan dan wel vlak na de inwerkingtreding van dit Arboplusconvenant (nulmeting); eventueel tijdens de looptijd van dit Arboplusconvenant (tussen- of vervolgmetingen); en aan het eind van de looptijd van dit Arboplusconvenant (slot- of eindmeting);

evaluatieonderzoek: systematisch en onafhankelijk onderzoek aan het einde van de looptijd, gebaseerd op feiten. Hierbij worden in elk geval de volgende aspecten vastgesteld: de effecten en resultaten van het onderhavige Arboplusconvenant, de wijze waarop dit Arboplusconvenant is uitgevoerd, de good practices en de wijze waarop de borging van afspraken heeft plaatsgevonden en de kosten en baten van de in dit Arboplusconvenant gedane investeringen;

evaluatie: de beleidsmatige beoordeling van het convenant door de BBC, met name gebaseerd op de resultaten van het evaluatieonderzoek;

medezeggenschapsorganen: alle organen van medezeggenschap op bedrijfs- en sectorniveau, zoals ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordigingen, medezeggenschapsraden en -platforms;

Arboplusconvenant: tripartiete overeenkomst op bedrijfstakniveau tussen werkgeversvertegenwoordigers, werknemersvertegenwoordigers en de overheid over het verminderen van arbeidsrisico's en het terugdringen van het ziekteverzuim en de WAO-instroom in de branche Ambulante handel en Detailhandel in AGF, bloemen en vis;

Plan van Aanpak: bijlage die onlosmakelijk deel uitmaakt van het onderhavige Arboplusconvenant, met een begroting en afspraken over implementatie, communicatie, medezeggenschap en monitoring en evaluatieonderzoek van de voorgenomen maatregelen;

expiratiefase: een periode aan het einde van de looptijd van het Arboplusconvenant Ambulante Handel en Detailhandel in AGF, bloemen en vis, van maximaal zes maanden die gebruikt wordt voor de afronding van het convenant.

Kwantitatieve doelstellingen

Artikel 2

1. Partijen stellen zich met betrekking tot het beoogde effect van het Arboplusconvenant het volgende ten doel:

Fysieke belasting

a. Aan het einde van de looptijd van het onderhavige Arboplusconvenant is ten minste 70% van de werkenden in de branche bekend met voor hun branche relevante maatregelen op het gebied van fysieke belasting, die in het kader van dit Arboplusconvenant genomen zijn.

b. Aan het einde van de looptijd van het onderhavige Arboplusconvenant heeft ten minste 50% van de ondernemingen activiteiten ondernomen op het gebied van fysieke belasting, op grond van de voor hun branche relevante maatregelen die in dit Arboplusconvenant genomen zijn.

c. Aan het einde van de looptijd van dit Arboplusonvenant is het percentage werkenden dat aangeeft regelmatig zwaar werk te doen, per branche afgenomen met ten minste 10% ten opzichte van de nulmeting.

d. Het aantal werknemers dat lang achtereen moet staan is per branche afgenomen met ten minste 10% ten opzichte van de nulmeting. Daarbij wordt ook nagegaan of er tijdens de convenantperiode de aandacht voor het recht op een zitgelegenheid is toegenomen.

Sociale veiligheid

e. Aan het einde van de looptijd van het onderhavige Arboplusconvenant is ten minste 70% van de werkenden in de branche bekend met voor hun specifieke brancherelevante maatregelen op het gebied van sociale veiligheid, die in het kader van dit Arboplusconvenant genomen zijn.

f. Aan het einde van de looptijd van dit Arboplusconvenant heeft ten minste 50% van de ondernemingen activiteiten ondernomen op het gebied van sociale veiligheid, op grond van de voor hen relevante maatregelen die in dit arboconvenant genomen zijn.

g. Aan het einde van de looptijd van dit Arboplusconvenant heeft ten minste 20% van de ondernemingen een gedragscode ongewenste omgangsvormen en zijn 20% van de werknemers bekend met een dergelijke gedragscode.

Vroege reïntegratie

h. Aan het einde van de looptijd van het onderhavige Arboplusconvenant is het ziekteverzuimpercentage (exclusief zwangerschap) in de afzonderlijke branches gereduceerd met 20%, ten opzichte van het verzuimpercentage zoals vastgesteld in de nulmeting over 2004.

i. Aan het einde van de looptijd van dit Arboplusconvenant is 80% van de ondernemers van de afzonderlijke branches bekend met de mogelijkheden voor verzuimbegeleiding die vanuit de maatregelen in het onderhavige Arboplusconvenant beschikbaar zijn, en worden deze maatregelen door 50% van de werkgevers ook daadwerkelijk ingezet.

j. Aan het einde van de convenantperiode krijgt ten minste 25% van de werknemers ten minste eenmaal per jaar informatie van zijn werkgever of leidinggevende over de hoogte van het verzuim, (de contactpersonen en bereikbaarheid van) de arbodienst en het geldende verzuimreglement.

Overige kwantitatieve doelen

k. Aan het einde van de convenantperiode zal het aantal bedrijven dat een branchespecifieke risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) gebruikt, ten minste 50% bedragen.

l. Aan het einde van de convenantperiode is 70% van de werkgevers en werknemers bekend met de te ontwikkelen toolkit en maakt 50% actief gebruik van de instrumenten uit de toolkit, ter verbetering van de werkbeleving.

m. Aan het einde van de looptijd van het onderhavige Arboplusconvenant is de risicogroep die te maken heeft met pieken en dalen in het werk gereduceerd met 15%.

2. Bij de realisatie van het in lid 1, onder a t/m m, genoemde is het “Nulonderzoek arbeidsrisico's, verzuim en WAO in de Ambulante handel en Detailhandel in AGF, bloemen en vis” steeds de uitgangssituatie.

Overige doelstellingen

Artikel 3

Partijen stellen zich ten doel om naast de in artikel 2 genoemde kwantitatieve doelstellingen de onderstaande (kwalitatieve) maatregelen op het gebied van fysieke belasting, sociale veiligheid, vroege reïntegratie, opleiding en deskundigheidsbevordering, communicatie, medezeggenschapsorganen en werknemers, alsmede de overige maatregelen op het gebied van arbo- en verzuimbeleid, zoals omschreven in de artikelen 4, 5 en 6 van het onderhavige Arboplusconvenant, uiterlijk op 1 april 2007 te hebben gerealiseerd.

Maatregelen

Artikel 4

1. Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich uitvoering te geven aan het Plan van Aanpak, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van het onderhavige Arboplusconvenant.

2. Indien op grond van onderzoek of op andere wijze, blijkt dat de maatregelen niet leiden tot de realisatie van de gewenste kwantitatieve doelstellingen, beraadt de BBC zich er over welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de voortgang in lijn te brengen met de doelstellingen en bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd.

3. Met betrekking tot het onderwerp Fysieke belasting zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a) het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal;

b) het ontwikkelen van informatiemateriaal over hulpmiddelen;

c) het aanbieden van trainingen en workshops fysieke belasting

d) het opstellen van een programma van eisen voor de inrichting van winkels, marktkramen en verkoopwagens;

e) aansluiting bij de initiatieven en lessen van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) op het gebied van ruimtelijke ordening.

4. Met betrekking tot het onderwerp Sociale Veiligheid zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a) het onder de aandacht brengen en mogelijk verder branchespecifiek maken van bestaand foldermateriaal over winkelcriminaliteit;

b) het stimuleren van het gebruik van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) voor winkelgebieden;

c) de registratie van overvallen middels het Landelijk Overvallen Registratie Systeem (LORS), of anderszins;

d) het ontwikkelen van een gedragscode over (on)gewenste omgangsvormen, geïntegreerd met de overige huisregels die in de toolkit zijn opgenomen;

e) de aanstelling van een vertrouwenspersoon op brancheniveau voor de behandeling van klachten over ongewenste omgangsvormen;

f) het uitwerken van de functie van mediator voor de branches; onderdeel van het brancheloket;

g) het instellen van een procedure c.q. meldpunt voor incidenten (geen overvallen);

h) het opzetten van opvang en nazorg voor getroffenen, mogelijk bij het brancheloket;

i) het ontwikkelen van richtlijnen voor alleen werken;

j) het ontwikkelen van een handreiking voor klachtenmanagement;

k) het ontwikkelen van een RI&E-module `ongewenste omgangsvormen';

l) het bekendmaken en stimuleren van deelname aan de opstaptrainingen van het HBD;

m) de aansluiting bij bestaande initiatieven over ruimtelijke ordening en de inrichting van winkel- en marktgebieden met betrekking tot sociale veiligheid.

5. Met betrekking tot het onderwerp Vroege Reïntegratie zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a) het streven naar een registratiecode van werkgevers en werknemers in de ambulante handel bij het UWV voor het genereren van 13e-weeks verzuiminformatie en WAO-cijfers.

b) het ontwikkelen c.q. actualiseren van het verzuim- en reïntegratiereglement van de branches;

c) het halfjaarlijks genereren van betrouwbare verzuim- en WAO-informatie van betrokken branches (aard, omvang verzuim en WAO, sturingsinformatie);

d) het ontwikkelen van een verzuimregistratie- en volgsysteem voor werkgevers in branchespecifieke versies;

e) het formuleren van een aanbod of ontwikkelen van trainingen op het gebied van verzuim en reïntegratie.

f) het ontwikkelen van modellen voor arbodienstverlening binnen bedrijven, alsmede het ontwikkelen van programma's van eisen voor de ketendienstverlening en het afsluiten van nieuwe mantelcontracten in combinatie met CAO-afspraken over de invulling van de externe arbodeskundigheid;

g) het inrichten van een brancheloket, ter ondersteuning van werkgevers en werknemers bij het inhoud geven van verzuimbegeleiding.

h) het onderzoeken van de mogelijkheid tot een financiële bijdrage van verzekeraars aan de convenantdoelstellingen;

i) overleg met partijen over de onderlinge herplaatsingsmogelijkheden van WAO'ers bij de betrokken branches;

j) het jaarlijks informeren van werknemers over het verzuim, de arbodienstverlening en het verzuimreglement.

6. Met betrekking tot het onderwerp Opleiding en deskundigheidsbevordering zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a) het opstellen van een plan per branche over de maatregelen op het gebied van opleidingen en deskundigheidsbevordering, gericht op veilig en gezond werken;

b) het inrichten van het projectleiderschap van de uitvoeringsactiviteiten op opleiding en deskundigheidsbevordering;

c) het onderzoeken van subsidiemogelijkheden vanuit ESF-fondsen.

7. Met betrekking tot Overige maatregelen op het gebied van arbo- en verzuimbeleid zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a) het ontwikkelen van een toolkit per branche voor werkgevers en werknemers ter ondersteuning van onder andere verzuimbegeleiding, reïntegratie, verzuimpreventie, werkdrukverlaging, arbeidsomstandigheden, dagindeling en personeelsmanagement;

b) het actualiseren en digitaliseren van de branchespecifieke risico-inventarisatie en -evaluatiemethodieken;

c) het uitvoeren van maatregelen die bijdragen aan de verlaging van de werkdruk en verbetering van de werkbeleving;

d) het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal over de aanpak van risico's op het gebied van koude en tocht, allergie (met name in de bloemendetailhandel) en verbrandingsgevaar;

e) het formuleren van nadere maatregelen om snijrisico's tegen te gaan.

Communicatie

Artikel 5

1. Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich het onderhavige Arboplusconvenant met gerichte communicatie te ondersteunen. Daartoe is in het Plan van Aanpak opgenomen dat er binnen drie maanden na ondertekening van dit Arboplusconvenant een communicatieplan zal zijn ontwikkeld per branche. Op basis van de communicatieplannen per branche zal binnen een half jaar een overkoepelend communicatieplan worden gemaakt.

2. De volgende activiteiten maken deel uit van het communicatieplan:

a) het informeren van werkgevers en werknemers over het onderhavige Arboplusconvenant en over de voortgang van de implementatie van de convenantafspraken door middel van publicaties in de eigen doelgroepgerichte media (procescommunicatie);

b) gerichte communicatie ter bevordering van de bewustwording van te onderscheiden doelgroepen waaronder werkgevers en werknemers, ZZP'ers, leveranciers, gemeenten, leerlingen en docenten van (vak) opleidingen en administrateurs en administratiekantoren over het gevaar van arbeidsrisico's en over het belang van goede arbeidsomstandigheden en van effectief verzuim- en reïntegratiebeleid (bewustwording);

c) gerichte voorlichting over de mogelijkheden om de hier bedoelde risico's te beperken en te voorkomen en over maatregelen in het kader van effectiever verzuim- en reïntegratiebeleid (instructie en instrumentele voorlichting);

d) het zorgdragen voor herkenbare uniformiteit in de communicatie-uitingen over het arboconvenant zonder de ruimte van sociale partners voor eigen communicatieactiviteiten te beperken;

e) het monitoren van afspraken over voorlichting en communicatie in de nul- en vervolgmetingen van het arboconvenant, zoals bedoeld in artikel 10.

3. De volgende onderwerpen maken deel uit van het communicatieplan:

a) strategie;

b) communicatiedoelstelling(en) rond kennis, houding en gedrag;

c) doelgroepen plus eventuele subdoelgroepen (bijvoorbeeld: beslissers, uitvoerders, medezeggenschapsorganen, leidinggevenden, werkgevers, werknemers);

d) kernboodschap, eventueel verschillend per aandachtsveld of doelgroep;

e) wijze van overbrengen van de boodschap (toonzetting);

f) afzender van de communicatie;

g) vormgeving van de communicatie;

h) communicatiemiddelen en -activiteiten;

i) organisatie van de communicatie;

j) begroting;

k) planning;

l) (tussen)evaluatie(s).

Rol van de medezeggenschapsorganen en werknemers

Artikel 6

1. Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich om medezeggenschapsorganen en werknemers actief bij de implementatie van het Plan van Aanpak te betrekken, in het bijzonder bij de maatregelen op bedrijfsniveau. Daartoe maakt medezeggenschap integraal deel uit van het Plan van Aanpak en zijn medezeggenschapsorganen een belangrijke doelgroep zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, onder c.

2. De volgende activiteiten maken deel uit van het betrekken van medezeggenschapsorganen:

a) het oprichten van een brancheplatform werknemersvertegenwoordiging in het kader van het onderhavige Arboplusconvenant;

b) het informeren en voorlichten van werknemers over dit Arboplusconvenant en de voortgang van de implementatie door middel van websites, nieuwsbrieven, publicaties etc. op sectorniveau (deskundigheidsbevordering);

c) het bevorderen van overleg tussen werkgever en werknemers op bedrijfsniveau.

Rol van de arbeidsinspectie

Artikel 7

1. De afspraken, vastgelegd in het onderhavige Arboplusconvenant, laten onverlet dat de Arbeidsinspectie het reguliere handhavingsbeleid blijft toepassen.

Dit houdt in dat de Arbeidsinspectie handhaaft op reeds bestaande wettelijke normen en afspraken en reageert op de melding van klachten en ongevallen.

2. Indien de Arbeidsinspectie op grond van haar wettelijke taak gedurende de looptijd van dit Arboplusconvenant een inspectieproject initieert specifiek gericht op één of meerdere bedrijfstakken die onder het convenant vallen, zullen - in het geval het inspectieproject onderwerpen uit dit Arboplusconvenant betreft- de werkgevers- en werknemersorganisaties hier op voorhand over geïnformeerd worden.

3. De afspraken met betrekking tot de maatregelen, zoals vastgelegd in het bij dit Arboplusconvenant horende Plan van Aanpak, zullen met ingang van 1 juli 2007 door de AI als onderdeel van de stand van de wetenschap beschouwd worden.

Bekendmaking

Artikel 8

1. De werkgevers- en werknemersorganisaties informeren hun leden zo spoedig mogelijk na de ondertekening van onderhavig Arboplusconvenant door middel van publicaties in hun periodieken over het onderhavige Arboplusconvenant in het algemeen en over de maatregelen van dit Arboplusconvenant, zoals bedoeld in artikel 4, in het bijzonder.

2. De tekst van het onderhavige Arboplusconvenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening in de Staatscourant gepubliceerd.

BBC

Artikel 9

1. De BBC komt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van het onderhavige Arboplusconvenant bijeen. In deze bijeenkomst wordt bepaald of de tot dan toe gebruikelijke samenstelling en werkwijze van de BBC wordt voortgezet, dan wel dat voor een nieuwe samenstelling en/of werkwijze wordt gekozen. Indien de BBC in een nieuwe samenstelling verder gaat, dienen in ieder geval alle ondertekenende partijen vertegenwoordigd te zijn.

2. De BBC kan, indien nodig en gewenst, uit haar midden werkgroepen instellen voor de behandeling van afzonderlijke onderwerpen.

3. De BBC beslist bij welke van haar taken en bevoegdheden de inzet van een uitvoeringsorganisatie noodzakelijk is. De uitvoeringsorganisatie wordt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van het onderhavige Arboplusconvenant opgericht.

4. De BBC wijst conform artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) een rechtspersoon aan, die optreedt als opdrachtgever van de in artikel 4 omschreven activiteiten.

Monitoring en evaluatieonderzoek

Artikel 10

1. Partijen leggen in het Plan van Aanpak afspraken vast over monitor- en evaluatieactiviteiten. Hierbij wordt in elk geval aandacht besteed aan de inhoudelijke aspecten en de momenten waarop onderzoek zal plaatsvinden.

2. De monitor heeft in elk geval betrekking op de mate van blootstelling aan de arbeidsrisico's fysieke belasting en sociale veiligheid op werknemersniveau en op de omvang van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De nulmeting, de eventuele vervolgmeting en de eindmeting, bedoeld om de ontwikkelingen in de loop der tijd te kunnen volgen, worden op grond van dezelfde methodiek uitgevoerd, zodat de resultaten vergelijkbaar zijn. Voor het meten van de blootstelling aan arbeidsrisico's wordt - indien mogelijk - de Monitor Arboconvenanten gebruikt.

3. Het evaluatieonderzoek beantwoordt in elk geval de volgende vragen:

a) Zijn de kwantitatieve doeleinden, zoals vastgelegd in het onderhavige Arboplusconvenant, gehaald?

b) In welke mate zijn de maatregelen, zoals vastgelegd in het Plan van Aanpak of later toegevoegd, daadwerkelijk geïmplementeerd?

c) Hoe is de implementatie van maatregelen verlopen, wat zijn de succes- en faalfactoren geweest en welke maatregelen zijn te bestempelen als good practices?

d) Welke maatregelen die als good practices zijn te bestempelen kunnen ook buiten convenantverband om - dat wil zeggen in andere sectoren - succesvol worden toegepast en hoe kunnen die overgedragen/verspreid worden?

e) Zijn er structurele voorzieningen getroffen voor duurzame doorwerking van de veranderingen die met dit Arboplusconvenant zijn gerealiseerd en zo ja, in welke mate en in welke vorm?

f) Wat heeft het convenant uiteindelijk gekost en wegen de opbrengsten ervan - in de vorm van de geheel of gedeeltelijk gerealiseerde kwantitatieve doelstellingen - hier tegenop?

Voor het evaluatieonderzoek wordt gebruikt gemaakt van de Handreiking Evaluatieonderzoek SZW.

4. De resultaten van de monitor en het evaluatieonderzoek worden vastgelegd in een of meerdere onderzoeksrapporten, die worden gepubliceerd in de zogenaamde SZW-Arboconvenantenreeks.

5. De onderzoeksgegevens van de monitor - dat wil zeggen de door de opdrachtnemer ten behoeve van de monitor verzamelde en al dan niet bewerkte en al of niet in rapporten neergelegde gegevens - worden ter beschikking gesteld aan het bureau dat het evaluatieonderzoek zal gaan uitvoeren. Indien bij de meting gebruik is gemaakt van de Monitor Arboconvenanten, worden de data in geanonimiseerde vorm eveneens ter beschikking gesteld aan Stichting Kwaliteitsbevordering Bedrijfsgezondheidszorg Vragenlijst Services, die het verzamelbestand beheert.

Financiering

Artikel 11

1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal € 900.000,- ter beschikking, ongeacht het feit of de in lid 6 genoemde subsidieaanvrager BTW kan verrekenen. De organisaties stellen voor de uitvoering en evaluatie van dit Arboplusconvenant een bedrag van maximaal € 900.000,- ter beschikking.

2. Voor de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria en het in het eerste lid bedoelde subsidieplafond.

3. Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden tot een maximum van 50% subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten, echter, tot het maximale subsidiebedrag zoals genoemd in lid 1.

4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Bestaande projecten en individuele bedrijfsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen.

5. De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in een meerjarenbegroting die onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van het Plan van Aanpak. De begroting volgt de indeling van het Plan van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld.

6. De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden als subsidieaanvrager zal optreden de Centrale Vereniging Bloemendetailhandel (VBW).

7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt ingediend conform de uitvoeringsregels voor het aanvragen van subsidies volgens de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden.

Relatie tot CAO

Artikel 12

De organisaties bevorderen dat de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties het verzuim- en reïntegratiereglement van het Arboplusconvenant opnemen in de eerstvolgende na inwerkingtreding van dit Arboplusconvenant af te sluiten CAO en dat t.a.v. de betreffende CAO-bepalingen vervolgens een verzoek tot algemeen verbindendverklaring wordt ingediend.

Inwerkingtreding en looptijd

Artikel 13

Dit Arboplusconvenant treedt in werking onmiddellijk na ondertekening door alle convenantpartijen en eindigt op 1 juli 2007.

Wijziging of voortijdige beëindiging

Artikel 14

1. De BBC treedt in overleg over de noodzaak van wijziging van het onderhavige Arboplusconvenant indien:

a) de afspraken uit dit Arboplusconvenant niet worden nagekomen;

b) er zich onvoorziene omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het convenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet;

c) door anderen dan de convenantpartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit Arboplusconvenant toe te treden;

d) de besluitvorming in de BBC bij voortduring wordt bemoeilijkt door verschil in opvattingen tussen partijen.

2. De BBC treedt in overleg over uitbreiding van dit Arboplusconvenant, wanneer door één van de convenantpartijen een aanvullend onderwerp wordt voorgedragen voor opname in dit Arboplusconvenant.

3. De BBC komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in de leden 1 en 2 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Indien het overleg niet binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming heeft geleid, is elke partij gerechtigd het convenant schriftelijk op te zeggen.

4. De BBC kan unaniem besluiten de termijn van vier weken, bedoeld in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken.

Evaluatie

Artikel 15

De BBC evalueert - op basis van de resultaten van het evaluatieonderzoek en op basis van de eigen ervaringen en perceptie - voor 1 juli 2007 de uitvoering en de resultaten van het onderhavige Arboplusconvenant.

Expiratiefase

Artikel 16

1. De expiratiefase vangt aan op het moment dat de in artikel 4 omschreven activiteiten zijn beëindigd, uiterlijk op 1 april 2007. De expiratiefase eindigt op de in artikel 13 genoemde einddatum van het onderhavige Arboplusconvenant, zijnde 1 juli 2007.

2. De volgende werkzaamheden kunnen plaatsvinden in de expiratiefase:

a) het evaluatieonderzoek naar de uitvoering en de resultaten van het onderhavige Arboplusconvenant, zoals bedoeld in artikel 10;

b) de evaluatie door de BBC van de uitvoering en de resultaten van dit Arboplusconvenant zoals bedoeld in artikel 15;

c) overleg over een mogelijke voortzetting van convenantactiviteiten na beëindiging van dit Arboplusconvenant;

d) communicatie gericht op de evaluatie, beëindiging en mogelijke voortzetting van convenantactiviteiten;

e) de afrondende werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie.

3. De werkzaamheden die plaatsvinden in de expiratiefase worden vastgelegd in het Plan van Aanpak en de bijbehorende begroting.

4. Uiterlijk in de laatste vergadering van de BBC komen in elk geval de volgende onderwerpen aan de orde:

a) de formele vaststelling van de eindresultaten van alle activiteiten (inclusief de activiteiten genoemd onder lid 2) die in opdracht van de BBC zijn verricht;

b) de financiële afwikkelingsregels (onderdeel van de door SZW verstrekte uitvoeringsregels voor het aanvragen van subsidies volgens de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden) voor de in artikel 9, lid 4 genoemde rechtspersoon zodat deze rechtspersoon kan voldoen aan de in de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden gestelde voorwaarden.

Juridische afdwingbaarheid

Artikel 17

Onderhavig Arboplusconvenant is niet (in rechte) afdwingbaar.

Almelo, 7 maart 2005.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof,namens deze:
de directeur-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen,
J.A.M. Hilgersom.
Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH),
H. Achterhuis.
AGF Detailhandel Nederland (ADN),
D.N. Meulblok.
VBW Centrale Vereniging Bloemendetailhandel,
S. van Amesfoort.
VBW Centrale Vereniging Bloemendetailhandel,
A.J.M. Zwitserlood.
Verbond van de Nederlandse Visdetailhandel (VNV),
H. de Graaf.
FNV Bondgenoten,
W.J. Noordman.
CNV Dienstenbond,
R. Leloux.
CNV BedrijvenBond,
Th. de Jong.

Naar boven