Richtsnoeren toepassing artikel 6, lid 3, Mededingingswet

Nr. P_500043/6.O158

De directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit maakt hierbij bekend, dat voor de toepassing van artikel 6, derde lid, van de Mededingingswet wordt aangesloten bij de Mededeling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen `Richtsnoeren betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag' (PbEG 2004, C 101/78 van 27.4.2004).1

Deze mededeling wordt gepubliceerd in de Staatscourant en wordt toegepast met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

's-Gravenhage, 22 februari 2005.
P. Kalbfleisch, directeur-generaal Nederlandse Mededingingsautoriteit.

Toelichting

Deze richtsnoeren dienen mede ter uitvoering van de motie-Gerkens (Kamerstukken II, 2003/2004, 29 276, nr. 20). In deze motie werd de regering gevraagd te bevorderen dat een beleidsregel zou worden uitgevaardigd met uitleg over de interpretatie van de in artikel 6, derde lid, van de Mededingingswet neergelegde uitzonderingsgronden. Deze uitzonderingsgronden houden in dat het verbod op mededingingsafspraken (in de vorm van overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen) niet geldt indien deze afspraken bijdragen tot verbetering van de productie of de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder dat beperkingen worden opgelegd die voor het bereiken van de doelstellingen niet onmisbaar zijn, en zonder dat de mogelijkheid wordt gegeven de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken goederen en diensten uit te schakelen.

Het uitgangspunt van de Mededingingswet is om inhoudelijk nauw aan te sluiten bij het EG-mededingingsrecht. Daarom is artikel 6, derde lid, van de Mededingingswet gelijkluidend aan artikel 81, derde lid, van het EG-Verdrag. Deze richtsnoeren bepalen derhalve dat bij de toepassing van artikel 6, derde lid, nauw zal worden aangesloten bij de richtsnoeren die de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgevaardigd betreffende de toepassing van artikel 81, derde lid, van het EG-Verdrag. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat de toepassing van de Nederlandse uitzonderingsbepaling in overeenstemming is met de Europese toepassingspraktijk. Uiteraard zal ook de toepassingspraktijk door de Commissie van de Europese Gemeenschappen van haar richtsnoeren bij de toepassing van artikel 6, derde lid, in aanmerking worden genomen, evenals de toepasselijke jurisprudentie.

Overigens kan de uitzondering van artikel 6, derde lid, van de Mededingingswet alleen worden toegepast indien er sprake is van een op grond van artikel 6, eerste lid, verboden gedraging. Dat betekent dat indien artikel 6 niet geldt (bijvoorbeeld op grond van de bagatelbepaling (artikel 7) of op grond van de artikelen 12 - 15) er geen strijdigheid is met de Mededingingswet.

1 Deze richtsnoeren van de Commissie zijn elektronisch te raadplegen op http://europa.eu.int/eur-lex/pri/nl/oj/dat/2004/c_101/c_10120040427nl00780080.pdf

Naar boven