Wijziging Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken

Regeling van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 2 maart 2005, nr. DJZ/BR/1033-04, tot wijziging van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken onder andere met betrekking tot subsidiëring van thematische organisaties voor ontwikkelingssamenwerking

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 3, eerste en tweede lid, van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.4.2, tweede lid, wordt na ‘de artikelen’ ingevoegd: 1.1.5a,.

B

In artikel 2.1.3 wordt ‘het transitieproces in Midden- en Oost-Europa’ vervangen door: de sociale en politieke aspecten van transformatieprocessen naar een democratisch en marktgeoriënteerd bestel.

C

In artikel 2.3.1, derde lid, komt onderdeel b te luiden:

b. HIV/AIDS en reproductieve gezondheid,.

D

Artikel 2.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Voor subsidie op grond van deze afdeling komen uitsluitend in aanmerking particuliere organisaties zonder winstoogmerk die zijn gericht of mede gericht op structurele armoedebestrijding in de zin van artikel 2.3.1 en die

a. in Nederland zijn gevestigd,

b. beschikken over rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht en

c. waarvan de bedrijfsvoering in Nederland plaatsvindt,

met dien verstande dat organisaties die deel uitmaken van een organisatie met een niet Nederlandse oorsprong of hoofdzetel, slechts voor subsidie in aanmerking kunnen komen indien zij reeds gedurende de twee jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak voldoen aan het bepaalde in de onderdelen a, b en c.

2. Het derde lid vervalt.

E

Artikel 2.3.3 komt te luiden:

Artikel 2.3.3

Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 2.3.1, omvat het thema duurzame economische ontwikkeling activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan:

a. verbetering van de positie van ontwikkelingslanden in het wereldhandelsverkeer,

b. capaciteitsopbouw met het oog op beleidsontwikkeling en operationalisering op het gebied van duurzame economische groei of

c. versterking van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en bedrijfsontwikkeling in ontwikkelingslanden.

F

Artikel 2.3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘menselijke ontwikkeling’ wordt vervangen door: HIV/AIDS en reproductieve gezondheid.

2. In onderdeel a wordt na ‘gezondheid’ ingevoegd: , specifiek gericht op jongeren.

G

In artikel 2.3.7 vervalt onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b en c tot respectievelijk a en b.

H

In artikel 2.3.8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De onderdelen d tot en met l worden verletterd tot e tot en met m.

2. Na onderdeel c wordt een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:

d. duurzaam gebruik van wetlands,.

3. Onderdeel k komt te luiden:

k. afval en chemicaliën,.

I

In artikel 2.3.9 komt onderdeel b te luiden:

b. positieverbetering van vrouwen in ontwikkelingslanden.

J

Artikel 2.3.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘vier jaar’ vervangen door: vijf jaar.

2. In het derde lid komt de eerste volzin te luiden: Aanvragen kunnen tot en met 9 mei 2005 bij de minister worden ingediend.

3. In het vierde lid wordt na de eerste volzin ingevoegd: Met ingang van 1 januari 2009 bedraagt de subsidie ten hoogste 75% van de jaarlijkse uitgaven. De ontvanger bekostigt met ingang van die datum ten minste 25% daarvan uit andere bronnen dan uit bijdragen, verstrekt door andere ten laste van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken gesubsidieerde organisaties.

4. In het vijfde lid vervalt: direct of indirect.

K

In artikel 2.3.14, eerste en tweede lid, wordt ‘2.3.9,’ vervangen door: 2.3.9 en 2.3.10, vijfde lid,.

L

Na Afdeling 10 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 11

Migratie

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid van de minister op het terrein van migratie.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven.

Toelichting

Artikel I

A

Deze wijziging brengt mee dat de toepassing van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) beperkt is tot subsidies waarmee een bedrag van € 25.000 of meer is gemoeid. Op deze wijze wordt – mede in het licht van de zienswijze van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie – recht gedaan aan het evenredigheidsvereiste dat is neergelegd in artikel 6, derde lid, van de wet Bibob.

B

De wenselijkheid is gebleken om de toepassingssfeer van het MATRA programma, dat van oudsher is gericht op de bevordering van transitieprocessen in Midden- en Oost-Europa, te verruimen tot landen die niet in Midden- of Oost-Europa zijn gelegen. Met het oog daarop is deze geografische beperking opgeheven.

C, F, I

Deze wijzigingen betreffen redactionele aanpassingen.

D

Op grond van deze wijziging zullen buitenlandse organisaties niet langer in aanmerking komen voor subsidie ten laste van het programma Thematische medefinanciering. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar het verslag van een overleg d.d. 1 november 2004 over de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor 2005 (kamerst. II, 2004/05, 29800 V, nr.  53, blz. 16, 79 en 80). Deze wijziging heeft uiteraard geen gevolgen voor reeds verleende subsidies.

E

Deze wijziging strekt tot een nadere explicitering van subsidiabele activiteiten.

G

Activiteiten in het kader van het thema ‘vrede en veiligheid’ zijn gericht op vredesopbouw en wederopbouw. De categorie ‘conflictpreventie, -beheersing en -⁠beslechting’ vervalt.

H

‘Duurzaam gebruik van wetlands’ en ‘Afval en chemicaliën’ worden toegevoegd als aandachtspunten voor activiteiten in het kader van het thema ‘Milieu en water’. ‘Technologische vernieuwing’ vervalt.

J

Artikel 2.3.10, eerste en derde lid

Subsidies in het kader van het programma Thematische medefinanciering worden periodiek verleend op grond van een jaarlijkse beoordelingsprocedure. Deze procedure zal in 2005 voor het laatst worden toegepast. Het voornemen bestaat om met ingang van 2006 een nieuw stelsel in te voeren, waarin eenmaal per vier jaar subsidie zal worden verleend. De eerste subsidieperiode van dat nieuwe stelsel betreft de jaren 2007 tot en met 2010. Met het oog daarop is het subsidieverleningstijdvak ten behoeve van deze laatste TMF ronde verlengd tot maximaal vijf jaar (tot en met 2010), zodat organisaties die een TMF subsidie ontvangen na afloop daarvan, dus met ingang van 2011 (aanvraag en beoordeling in 2010), in aanmerking kunnen komen voor subsidie in het kader van dat nieuwe stelsel.

Artikel 2.3.10, vierde lid

De subsidie bedraagt ten hoogste 65% van de jaarlijkse uitgaven van de ontvanger. Dat betekent dat de ontvanger ten minste 35% van diens uitgaven uit andere bronnen moet financieren. Met ingang van 2009 bedraagt de subsidie ten hoogste 75% van de jaarlijkse uitgaven; 25% moet gedekt worden uit andere bronnen dan uit bijdragen van andere ten laste van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken gesubsidieerde organisaties.

Artikel 2.3.10, vijfde lid

De bepaling in artikel 2.3.10, vijfde lid, tweede volzin, zoals deze luidde tot inwerkingtreding van de onderhavige wijziging, beoogde niet te beletten dat organisaties die een instellingssubsidie ontvangen tevens bijdragen van derden ontvangen, ook niet als deze derden op hun beurt door de minister worden gesubsidieerd. De tekst van deze bepaling sloot daar niet geheel op aan. Mede in het licht van de gewijzigde inhoud van het begrip ‘eigen bijdrage’ kan de tweede volzin van het vijfde lid worden beperkt tot de eenvoudige regel dat een instellingssubsidie niet verenigbaar is met een andere door de minister verleende subsidie.

K

Deze wijziging stelt buiten twijfel dat de anticumulatiebepaling mede van toepassing is op subsidieverlening namens de minister door een Nederlandse vertegenwoordiging.

L

Met het oog op de realisering van beleidsdoelstellingen op het terrein van terugkeer en migratie is de behoefte gerezen aan introductie van een subsidiegrondslag. Het voornemen bestaat om vooralsnog in zeer bescheiden mate hiervan gebruik te maken voor activiteiten gericht op terugkeer en herintegratie van uitgeprocedeerde asielzoekers naar/in het land van herkomst, de (tijdelijke) terugkeer van statushouders ten behoeve van de wederopbouw van het land van herkomst of beleidsontwikkeling op het gebied van ontwikkeling en migratie.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Naar boven