Wijziging Onderzoekingsregulatief 2002

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 februari 2005, nr. VGP/VBL 2562058, houdende wijzing van het Onderzoekingsregulatief 2002

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4 van het Besluit produktie en handel vers vlees1 ;

Besluit:

Artikel I

In artikel 10 van het Onderzoekingsregulatief 20022 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 mei 2001 (hierna: verordening) bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van onder andere BSE.

Duitsland heeft in het verleden in verband met de bestrijding van BSE nationaal aanvullende maatregelen getroffen ten aanzien van bepaalde dieren of producten. In Nederland golden tot nu toe ten aanzien van uit Duitsland afkomstige dieren dezelfde aanvullende eisen.

De onderhavige wijzigingsregeling voorziet in de afschaffing van aanvullende maatregelen. Enerzijds is afschaffing mogelijk nu de risico’s waartoe de aanvullende maatregelen waren getroffen niet meer aan de orde blijken te zijn. Anderzijds houdt het verband met het feit dat het kabinet streeft naar vermindering van de hoeveelheid regelgeving en een zogenoemd ‘level playing field’, dat wil zeggen afschaffing van nationale regels die zijn gesteld in aanvulling op Europese voorschriften. Afschaffing van aanvullende maatregelen leidt tot wijziging van het Onderzoekingsregulatief 2002. Het gevolg van de onderhavige wijzigingsregeling is dat ten aanzien van uit Duitsland afkomstige runderen geen aanvullende voorschriften meer gelden. Slechts de voorschriften zoals die zijn neergelegd in de verordening en waaraan in nationale regelgeving uitvoering is gegeven zijn van toepassing.

Voor het testen op BSE van uit Duitsland afkomstige slachtrunderen zal de leeftijdsgrens gelden zoals die in de bijlage III bij de verordening is neergelegd. Het zal niet langer verplicht zijn alle Duitse runderen die ouder zijn dan 24 maanden op BSE te testen. Veterinair bezien is dit aanvaardbaar, omdat tot nu toe bij Duitse runderen die na 24 maanden zijn getest, geen BSE is aangetroffen. Artikel 10, tweede lid, van het Onderzoekingsregulatief 2002 kan daarom vervallen.

Administratieve lasten

De onderhavige wijzigingsregeling heeft geen wijziging van de administratieve lasten voor de burger tot gevolg. Het leidt echter wel tot vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Ten aanzien van deze categorie runderen uit Duitsland vindt geen extra administratie, registratie en vervoer meer plaats. Wel moeten de identificatie en registratie gegevens worden opgevraagd. De administratieve lasten worden geschat op circa 10% van de totale kosten van de test. Vanwege privatisering van de testen is het moeilijk aan te geven hoeveel de kosten per laboratorium per individuele test zullen zijn. Per test zal dit ongeveer 50 euro zijn. De administratieve lasten besparing voor het bedrijfsleven zal dus neerkomen op gemiddeld ongeveer 5 euro per rund. Het gaat hierbij om circa 330 runderen uit Duitsland. De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Het College heeft besloten de regeling niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

  • 1

    Stb. 1994, 12; (laatstelijk) gewijzigd bij besluit van 2 april 2003 (Stb. 160).

  • 2

    Stcrt. 2002, 81; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 oktober 2002 (Stcrt. 202).

Naar boven