Wijziging Regeling vissersvaartuigen

Wijziging van de Regeling vissersvaartuigen in verband met richtlijn nr. 2002/35/EG

13 december 2004

Nr. HDJZ/SCH/2004-2541

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Vervoer van de Nederlandse Antillen en met de Minister van Toerisme en Transport van Aruba;

Gelet op richtlijn nr. 2002/35/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 april 2002 (PbEG L 112) tot wijziging van Richtlijn 97/70/EG van de Raad betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt, alsmede op de artikelen 1.12, vierde lid, en 1.15 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002;

Besluit:

Artikel I

In de Regeling vissersvaartuigen1 wordt na artikel 4.3 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4a

Nieuwe vissersvaartuigen

Artikel 4a.1

1. Vissersvaartuigen die zijn gebouwd op of na 1 januari 2003 voldoen aan de voorschriften van richtlijn nr. 2002/35/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 april 2002 (PbEG L 112) tot wijziging van Richtlijn 97/70/EG van de Raad betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt.

2. De tussentijdse onderzoeken van vissersvaartuigen als bedoeld in het eerste lid vinden eenmaal per twee jaar plaats in de periode van drie maanden voor tot drie maanden na de dag en de maand van afgifte van het certificaat van overeenstemming.

3. Het eerste en tweede lid zijn slechts van toepassing op vissersvaartuigen die dienstdoen in Nederlandse wateren of hun vangst aan land brengen in een Nederlandse haven.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in het Afkondigingsblad van Aruba worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling bevat de implementatie van richtlijn nr. 2002/35/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 april 2002 (PbEG L 112) tot wijziging van Richtlijn 97/70/EG van de Raad betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt. Die richtlijn beoogt de interpretatie van bepaalde voorschriften van richtlijn nr. 97/70/EG te harmoniseren, voorzover die interpretatie aan het oordeel van de nationale overheid was overgelaten (‘to the satisfaction of the administration’). Dit vloeit voort uit het beleid van de Commissie om de technische en veiligheidseisen voor vissersvaartuigen geleidelijk aan te verhogen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Op grond van artikel 1.15 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002, dat is ingevoegd bij koninklijk besluit van 21 juli 2004 tot wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 (toevoeging van een grondslag voor de uitvoering van bindende communautaire besluiten door middel van een ministeriële regeling alsmede vermindering van administratieve lasten) (Stb. 2004, 402), kan de richtlijn worden geïmplementeerd bij ministeriële regeling. Richtlijn nr. 2002/35/EG is, evenals richtlijn nr. 97/70/EG, een harmonisatierichtlijn, hetgeen inhoudt dat nationale aanvullingen of afwijkingen niet zijn toegestaan. De richtlijn bevat zeer gedetailleerde voorschriften voor de bouw en de uitrusting van nieuwe vissersvaartuigen, waarnaar in artikel 4a.1, eerste lid, kortheidshalve rechtstreeks wordt verwezen.

Op grond van artikel 1.12, vierde lid, van het Vissersvaartuigenbesluit 2002, zoals dat is gewijzigd bij bovengenoemd koninklijk besluit, wordt in artikel 4a.1, tweede lid, voorgeschreven dat de tussentijdse onderzoeken eenmaal per twee jaar dienen plaats te vinden. Deze bepaling geeft uitvoering aan deel B, hoofdstuk I, voorschrift 6, van de bijlage bij de richtlijn.

Richtlijn nr. 2002/35/EG is van toepassing op alle vissersvaartuigen in Europese wateren. In artikel 4a.1, derde lid, is daarom bepaald dat de richtlijn van toepassing is op vaartuigen die dienstdoen in Nederlandse wateren of hun vangst aan land brengen in een Nederlandse haven. Dit hangt samen met het feit dat deze regeling rijkswetgeving is. De voorschriften zijn dus ook van toepassing op vaartuigen die zijn geregistreerd in de Nederlandse Antillen en Aruba. Vaartuigen uit die landen die niet in Nederlandse wateren economisch actief zijn, hoeven niet te voldoen aan de richtlijn.

Artikel II

De richtlijn had op 1 januari 2003 geïmplementeerd moeten zijn. Daarom treedt deze regeling op zo kort mogelijke termijn in werking. Direct na de vaststelling van de richtlijn is daar al ruime bekendheid aan gegeven in de sector van de zeevisserij. Sinds 1 januari 2003 is slechts een enkel vaartuig gebouwd, dat reeds geheel voldoet aan richtlijn nr. 2002/35/EG.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 2004, 32.

Naar boven