Regeling aanwijzing identiteitsbewijzen NAVO-statusverdrag

Regeling van de Minister van Justitie van 15 februari 2005, nr. 5332552/05/6, tot aanwijzing van het identiteitsbewijs, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het NAVO-statusverdrag

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 1, tweede lid, van de Wet op de identificatieplicht;

Besluit:

Artikel 1

Als document, waarmee in bij de wet aangewezen gevallen de identiteit van personen kan worden vastgesteld, wordt tevens aangewezen een identiteitsbewijs dat door de zendstaat ingevolge artikel 3, tweede lid , van het NAVO-statusverdrag (Trb. 1953, 10) of artikel 4, onderdeel c, van het NAVO Hoofdkwartieren Protocol (Trb. 1953, 11) dan wel ingevolge het Statusverdrag inzake het Partnerschap voor de Vrede met Aanvullend Protocol (Trb. 1996, 74) is afgegeven aan een zich voor de dienstuitoefening in Nederland bevindende militair behorende tot een onder een der bovengenoemde verdragen vallende krijgsmacht.

Artikel 2

De aanwijzing, bedoeld in artikel 1, geldt tevens ten aanzien van identiteitsbewijzen die zijn afgegeven aan militairen behorende tot een krijgsmacht die op een korte afstand van de Nederlandse grens in België of in Duitsland op grond van de in artikel 1 genoemde verdragen is gestationeerd, en welke militairen in Nederland wonen of Nederland vrijwel dagelijks bezoeken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing identiteitsbewijzen NAVO-statusverdrag.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 februari 2005.
De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

1. Op 1 januari 2005 (Stb. 2004, 583) is de Wet op de uitgebreide identificatieplicht in werking getreden. Naar aanleiding daarvan is aan de orde gesteld of nog een specifieke groep van identiteitsbewijzen moesten worden aangewezen in verband met de aanwezigheid van bepaalde categorieën buitenlandse militairen op Nederlands grondgebied. Artikel III, tweede lid, van het NAVO statusverdrag 1953 (NAVO SOFA), Trb. 1951, 114, voorziet in het verstrekken van een persoonlijk identiteitsbewijs door de zendende lidstaat aan NAVO-militairen, dat binnen het grondgebied van de ontvangende lidstaat als reisdocument mag worden gebruikt. Dat betekent dat deze militairen niet zijn onderworpen aan paspoort- en visumbepalingen en evenmin aan het reguliere vreemdelingentoezicht. Artikel 4, onderdeel c, van het NAVO Hoofdkwartierenprotocol 1952, Trb. 1953, 11, dat van toepassing is op NAVO militairen werkzaam bij internationale militaire hoofdkwartieren in Nederland verwijst naar het gestelde in artikel III, tweede lid, van NAVO SOFA. Het Statusverdrag inzake Partnerschap voor de Vrede 1995, Trb. 1996, 74, verklaart het gestelde in NAVO SOFA op analoge wijze van toepassing. Het Aanvullende Protocol verklaart het NAVO Hoofdkwartierenprotocol op analoge wijze van toepassing.

Het identiteitsbewijs, bedoeld in Artikel III, tweede lid, van NAVO SOFA is nu nog niet – en evenmin bij gelegenheid van de inwerkingtreding van de Wet op de identificatieplicht (WID) in 1994 – uitdrukkelijk aangewezen in artikel 1 van de WID. De betrokken militairen zouden derhalve niet aan vorderingen tot inzage van een erkend identiteitsbewijs kunnen voldoen.

2. Deze regeling strekt in de eerste plaats tot aanwijzing van het NAVO-identiteitsbewijs als een identiteitsbewijs waarmee op gelijke voet als de in artikel 1, eerste lid, WID, genoemde identiteitsbewijzen aan de identificatieplicht kan worden voldaan.

In bijlage 3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 zijn als vreemdelingen die ingevolge artikel 2.3 van die regeling toegang tot Nederland hebben, onder meer aangewezen: militairen behorende tot een krijgsmacht van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie die in het bezit zijn van een persoonlijk militair identiteitsbewijs en voor zover niet hier te lande gestationeerd, voorzien van een collectieve of individuele reiswijzer, afgegeven door de autoriteiten van hun land of door de genoemde organisatie. De onderhavige regeling voorziet bovendien in een uitbreiding tot militairen die in het bezit zijn van een identiteitsbewijs dat is afgegeven door overeenkomstige toepassing van NAVO SOFA op grond van de onder 1 genoemde verdragen.

3. Deze regeling biedt ten tweede een voorziening voor niet-Nederlandse militairen die niet in Nederland, doch op korte afstand van de Nederlandse grens in België of in Duitsland op grond van de onder 1 genoemde verdragen zijn gestationeerd, en die ofwel in Nederland woonachtig zijn dan wel zeer regelmatig in Nederland komen vanwege privé-verplichtingen. Bij het laatste kan onder meer worden gedacht aan het wegbrengen en afhalen van kinderen die in Nederland op school gaan. Strikt genomen is Nederland ten aanzien van deze niet-Nederlandse militairen geen ontvangende Staat in de zin van bovengenoemde statusverdragen. Om praktische redenen ligt het echter voor de hand dat dit besluit zich ook uitstrekt tot deze personen.

Voor de term ‘bevinden’ in artikel 1 van de regeling is gekozen om tot uitdrukking te brengen dat naast de (voor langere tijd) in Nederland gestationeerde militairen tevens militairen aanwezig zijn die voor een korte periode in Nederland verblijven, bijvoorbeeld in het kader van een oefening. De term ‘gestationeerd’ in artikel 2 omvat alleen de militairen die voor langere tijd in België of Duitsland verblijven.

4. Naast de Regeling van de Minister van Justitie van 7 augustus 1997 tot aanwijzing van het identiteitsbewijs geprivilegieerden (Stcrt. 1997, 150) (in aansluiting op de Regeling identiteitsbewijs gepriviligeerden; regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van dezelfde datum, eveneens gepubliceerd in Stcrt. 1997, 150) is dit een regeling, waarin van de bevoegdheid op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet op de identificatieplicht gebruik wordt gemaakt. De regeling is tot stand gekomen in overleg met de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Defensie.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven