Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie | Staatscourant 2005, 35 pagina 22 | Interne regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie | Staatscourant 2005, 35 pagina 22 | Interne regelingen |
Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 11 februari 2005, tot het instellen van een vertrekmoratorium voor een bepaalde categorie van asielzoekers afkomstig uit Somalië
11 februari 2005
Nr. 5336028/05/DVB
Directie Vreemdelingenbeleid
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
Gelet op artikel 45, lid 4 van de Vreemdelingenwet 2000;
Overwegende:
– dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 december 2004 uitspraak heeft gedaan in een Somalische zaak waarin de Afdeling een interim measure van de President van het Europees Hof van 31 augustus 2004 nader beschouwt;
– dat de Afdeling overweegt dat ‘De ten aanzien van een lid van de Darod, subclan Majerteen, door de President op 31 augustus 2004 getroffen “interim measure” is volgens de tekst ervan ingegeven door onlangs beschikbaar gekomen informatie over de situatie van “internally displaced persons” in Puntland. Deze bewoordingen geven er geen blijk van dat de maatregel is getroffen met het oog op de specifieke situatie waarin het desbetreffende lid zich bevindt. Voorts is er geen grond om ervan uit te gaan dat de President zich er bij het treffen van de maatregel niet van bewust is geweest dat dit lid behoort tot een in Puntland gevestigde subclan. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de President thans ook een “interim measure” heeft getroffen ten aanzien van leden van (sub)clans die hun feitelijke vestigingsgebied hebben in het veilige deel van Somalië, doch zelf niet uit dat deel afkomstig zijn.’;
– dat er naar aanleiding van het oordeel van de Afdeling een vertrekmoratorium wordt ingesteld voor asielzoekers uit Somalië die niet afkomstig zijn uit Somaliland, Puntland of Zuid-Mudug (tezamen het verblijfsalternatief) en dat het vertrekmoratorium voorlopig duurt tot 1 juli 2005 in afwachting van verdere ontwikkelingen, met name in nationale en internationale jurisprudentie;
– dat het in juni 2004 ingestelde vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Somalië behorende tot een minderheid en zonder banden in het noorden van Somalië kan worden ingetrokken, omdat de betrokken categorie ook onder de reikwijdte van het nieuwe vertrekmoratorium valt.
Besluit:
Er wordt een vertrekmoratorium ingesteld voor asielzoekers met de Somalische nationaliteit die niet afkomstig zijn uit Somaliland, Puntland of Zuid-Mudug (tezamen het verblijfsalternatief), onder gelijktijdige intrekking van het vertrekmoratorium dat in juni 2004 is ingesteld voor asielzoekers uit Somalië behorende tot een minderheid en zonder banden in het noorden van Somalië (TK 2003–2004, 19 637, nr. 822).
De verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang Asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, worden voor vreemdelingen zoals bedoeld in artikel 1, niet beëindigd.
In afwijking van artikel 4, tweede lid, onder b, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (RVA 2005), geeft de indiening van een tweede of volgende asielaanvraag door de categorie van asielzoekers als bedoeld in artikel 1 recht op opvang.
Artikel 1, 2 en 3 van dit besluit zijn niet van toepassing op vreemdelingen afkomstig uit Somalië op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel artikel 31, tweede lid, onder h, i, en k van de Vreemdelingenwet 2000 en het beleid hieromtrent zoals neergelegd in C1/6.4 Vreemdelingencirculaire 2000.
Dit besluit treedt in werking twee dagen na publicatie in de Staatscourant en geldt tot 1 juli 2005.
Met artikel 1 van het onderhavige besluit wordt er een vertrekmoratorium ingesteld voor asielzoekers uit Somalië die niet afkomstig zijn uit Somaliland, Puntland of Zuid-Mudug. Deze gebieden vormen tezamen het verblijfsalternatief.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft het verblijfsalternatief bepaald op grond van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 22 november 2004.
Het geldende vertrekmoratorium voor bepaalde minderheden wordt tegelijkertijd ingetrokken. Het is overbodig geworden omdat de categorie die onder dit vertrekmoratorium valt ook onder het nieuwe valt.
Somalische asielzoekers die voor hun komst naar Nederland op enig moment in Somaliland, Puntland of Zuid-Mudug hebben verbleven, worden geacht een verblijfsalternatief te hebben in het gebied alwaar zij hebben verbleven en vallen daarom niet onder de reikwijdte van het vertrekmoratorium.
Het beslissen op asielaanvragen zal op normale wijze doorgang vinden. Ten eerste omdat er geen aanleiding is, gelet op de gronden van artikel 43 Vreemdelingenwet 2000, om tevens een besluitmoratorium in te stellen. Ten tweede omdat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van oordeel is dat het opleggen van een voorlopige maatregel door het Europees Hof niet leidt tot onrechtmatigheid van de afwijzende beschikking en de gevolgen van die (meeromvattende) beschikking.
Verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang Asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, worden niet beëindigd. Het gaat daarbij concreet om verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (RVA 2005) en de gemeentelijke voorzieningen op grond van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000 en de voormalige Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (Zorgwet VVTV). Als gevolg van het onderhavige besluit worden verstrekkingen op grond van voornoemde wettelijke voorschriften, daar waar het gaat om rechtmatig verwijderbare asielzoekers, gedurende het vertrekmoratorium niet beëindigd.
De categorie vreemdelingen op wie het vertrekmoratorium van toepassing is worden geacht rechtmatig verblijf te hebben als bedoeld in artikel 45, vijfde lid van de Vreemdelingenwet 2000.
In artikel 3 van het onderhavige besluit is tot uitdrukking gebracht dat ingevolge de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000, tijdens de werking van een vertrekmoratorium de opvang ook wordt opengesteld voor vreemdelingen voor wie de opvang reeds was beëindigd op het moment waarop het vertrekmoratorium is ingesteld. Als deze vreemdelingen een nieuwe aanvraag indienen, gebaseerd op de omstandigheid dat een vertrekmoratorium van kracht is, dan ligt het, behoudens de in artikel 4 van dit besluit genoemde uitzonderingen, niet voor de hand deze vreemdelingen opvang in de zin dan de RVA 2005, te onthouden.
Bij artikel 4 van het onderhavige besluit is bepaald dat het vertrekmoratorium (inclusief het recht op opvang bij indiening van een tweede of volgende aanvraag) niet van toepassing zijn op vreemdelingen afkomstig uit Somalië op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel 31, tweede lid, onder h, i en k van de Vreemdelingenwet 2000.
De in artikel 30 Vreemdelingenwet 2000 opgenomen imperatieve afwijzingsgronden staan toepassing van artikel 43 en van artikel 45, vierde lid Vreemdelingenwet 2000 in de weg. Dit is eveneens het geval indien artikel 31, tweede lid onder h, i en k Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is. Bij artikel 31, tweede lid onder k, Vreemdelingenwet 2000 wordt verwezen naar het openbare orde beleid zoals neergelegd in C1/5.13 Vreemdelingencirculaire 2000. Het beleid zoals neergelegd in C1/6.4 Vreemdelingencirculaire 2000 is van toepassing.
In artikel 5 van het onderhavige besluit is de facto bepaald dat het vertrekmoratorium geldt vanaf twee dagen na publicatie in de Staatscourant en tot 1 juli 2005 zal gelden. Met betrekking tot de beëindiging van het vertrekmoratorium zij nog gewezen op het volgende. In overeenstemming met hetgeen is vermeld in de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 herleven de rechtsgevolgen van de afwijzing van de beschikking in ieder geval na een jaar of zoveel eerder indien de Minister het besluit geheel of gedeeltelijk intrekt. Tegen de beëindiging van rechtswege staan overigens geen rechtsmiddelen open.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M.C.F. Verdonk
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-35-p22-SC68922.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.