Verlening mandaat aan Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen

Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 februari 2005, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/P&G/2005/9284, tot verlening van mandaat aan de Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluit:

Artikel 1

Aan de Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen wordt, in afwijking van artikel 16, derde lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004, mandaat verleend tot het verlenen van goedkeuring aan conceptministeriële regelingen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op grond van de artikelen 16a en 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.

Artikel 2

Het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 oktober 2003, Directie Arbeidsveiligheid en -gezondheid, nr. A&G/W&P/2003/75944, tot verlening van mandaat aan de Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen, wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening van dit besluit.

Den Haag, 11 februari 2005.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

Op grond van de artikelen 16a en 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 kan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in bijzondere omstandigheden van het bepaalde in de artikelen 2, eerste lid, en 10, eerste en tweede lid, van de genoemde wet vrijstelling of ontheffing verlenen. Op grond van artikel 16a kan dit voor een periode van ten hoogste 120 dagen. Vrijstelling of ontheffing van het gebruik van niet toegelaten of geregistreerde bestrijdingsmiddelen is enerzijds mogelijk voorzover het gewasbeschermingsmiddelen betreft, indien de plantaardige productie door onvoorziene, op geen enkele andere wijze te bestrijden gevaren wordt bedreigd, en anderzijds voor zover het biociden betreft, voorzover noodzakelijk wegens een onvoorzien, niet op andere wijze te bestrijden gevaar. Vrijstelling of ontheffing wordt onder meer verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel.

Op grond van artikel 16aa kunnen vrijstellingen verleend worden wanneer de belangen van de landbouw dit dringend vereisen. Het gaat hier om vrijstelling van een gewasbeschermingsmiddel dat een bestaande werkzame stof bevat die reeds voor 26 juli 1993 op de markt was of in een communautaire onderzoeksfase zit.

Dergelijke regelingen worden doorgaans vastgesteld in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Het komt herhaaldelijk voor dat met grote spoed door de Minister van LNV een bestrijdingsmiddel beschikbaar moet worden gesteld om een teelt te redden of om aan Europese verplichtingen te voldoen. Deze beschikbaarstelling geschiedt via een ministeriële regeling in overeenstemming met onder meer de Staatssecretaris van SZW. Dit in verband met de arbeidsbeschermingsaspecten die het gebruik van bestrijdingsmiddelen met zich brengt. De Directie Arbeidsomstandigheden van het Ministerie van SZW bewaakt de voorschriften voor arbeidsomstandigheden die bij de beschikbaarstelling worden geformuleerd.

Bij het onderhavige besluit wordt mandaat verleend aan de Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen tot het verlenen van goedkeuring aan de betreffende ministeriële regelingen. Dit vanwege het feit dat hier doorgaans sprake is van regelingen die op zo kort mogelijke termijn moeten worden vastgesteld en vanwege het feit dat er niet of nauwelijks sprake is van politieke risico’s. Het mandaat omvat overigens uitdrukkelijk slechts het verlenen en niet het onthouden van goedkeuring aan de betreffende ministeriële regelingen. Dit in verband met het bepaalde in artikel 10:3, tweede lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht, op grond waarvan het verlenen van mandaat tot het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan is uitgesloten.

Hiermee wordt voor dit specifieke geval een uitzondering gemaakt op artikel 16, derde lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004. Daarin is namelijk bepaald dat besluiten inzake het verlenen van goedkeuring aan, het schorsen of het vernietigen van, dan wel het onthouden van goedkeuring aan besluiten van een ander bestuursorgaan worden genomen en ondertekend door een bewindspersoon.

Bij een besluit van de (vorige) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 oktober 2003 is eerder mandaat verleend aan de Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen tot het verlenen van goedkeuring aan conceptministeriële regelingen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op grond van (alleen) artikel 16a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Van dat mandaatbesluit werd recent geen gebruik meer gemaakt. Thans bestaat wel weer behoefte aan dit mandaat, maar nu ook voor het verlenen van goedkeuring aan conceptministeriële regelingen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op grond van artikel 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Onder intrekking van het mandaatbesluit van 6 oktober 2003, wordt in het onderhavige nieuwe mandaatbesluit mandaat verleend met betrekking tot zowel regelingen op grond van artikel 16a als regelingen op grond van artikel 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

Naar boven