Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005
9 februari 2005
Nr. 2004067009
Rijksgebouwendienst
De Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst,
Gelet op artikel 4 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005;
Besluit:
Artikel 1
Definities
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
b.
staatssecretaris: Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
c.
functionaris: natuurlijk persoon bij de Rijksgebouwendienst tewerkgesteld;
d.
directeur-generaal: functionaris belast met de leiding van de Rijksgebouwendienst;
e.
directie: directie van de Rijksgebouwendienst zoals genoemd in bijlage 3 van deze regeling;
f.
stafafdeling: stafafdeling van de Rijksgebouwendienst zoals genoemd in bijlage 3 van deze regeling;
g.
afdeling: afdeling van een directie van de Rijksgebouwendienst;
h.
directeur: functionaris belast met de leiding van een directie van de Rijksgebouwendienst, dan wel belast met de leiding van een deel van de werkzaamheden van een directie van de Rijksgebouwendienst;
i.
stafafdelingshoofd: functionaris belast met de leiding van een stafafdeling;
j.
afdelingshoofd: functionaris belast met de leiding van een afdeling;
k.
projectbevoegde: functionaris die bij een besluit overeenkomstig bijlage 4 of 5 van deze regeling door de directeur-generaal, een directeur of een stafafdelingshoofd is benoemd als verantwoordelijke voor de uitvoering van een project bij de Rijksgebouwendienst;
l.
mandaat: bevoegdheid om in naam van de minister of de staatssecretaris besluiten te nemen;
m.
volmacht: bevoegdheid om in naam van de minister of staatssecretaris privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
n.
machtiging: bevoegdheid om in naam van de minister of de staatssecretaris handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 2
Bevoegdheden door mandaat, volmacht en machtiging aan plaatsvervangend directeur-generaal
De plaatsvervangend directeur-generaal is – met inachtneming van artikel 8 – gemandateerd, gevolmachtigd en gemachtigd om de aan de directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 verleende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 3
Bevoegdheden voorbehouden aan directeur-generaal en plaatsvervangend directeur-generaal
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal blijft voorbehouden het uitoefenen van:
a. de bevoegdheden op het terrein van Personeel & Organisatie, genoemd in bijlage 1;
b. de bevoegdheid tot het benoemen van een externe tot projectbevoegde;
c. de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten die zijn genomen door de directeuren en de stafafdelingshoofden;
d. de bevoegdheid tot het beslissen omtrent het oprichten van een rechtspersoon;
e. de bevoegdheid tot het beslissen omtrent de vertegenwoordiging van de minister of de staatssecretaris in het orgaan van een rechtspersoon;
f. de bevoegdheid tot het beslissen omtrent de vertegenwoordiging van de Staat der Nederlanden, de minister/staatssecretaris of de Rijksgebouwendienst in rechte;
g. de bevoegdheid tot het vaststellen van vaststellingsovereenkomsten;
h. de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels;
i. de bevoegdheid tot het beslissen omtrent het verlenen van subsidie.
j. de bevoegdheid tot het inhuren van externen op het terrein van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies.
Artikel 4
Bevoegdheden door mandaat aan directeuren en stafafdelingshoofden en plaatsvervangend directeuren en stafafdelingshoofden
De directeuren, stafafdelingshoofden en plaatsvervangers van de directeuren en stafafdelingshoofden zijn – met inachtneming van de artikelen 7 en 8 – gemandateerd om de aan de directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 verleende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 5
Bevoegdheden door volmacht en machtiging aan directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, plaatsvervangers van deze functionarissen en projectbevoegden
1. De directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, plaatsvervangers van de hiervoor genoemde functionarissen en projectbevoegden zijn – met inachtneming van de artikelen 7 en 8 en met inachtneming van de per functie vastgestelde begrenzing in financieel belang als genoemd in bijlage 2 – gevolmachtigd en gemachtigd om de aan de directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 verleende bevoegdheden uit te oefenen.
2. Bij afwezigheid van een projectbevoegde worden de aan deze toegekende bevoegdheden uitgeoefend door de functionaris onder wie de projectbevoegde rechtstreeks ressorteert.
Artikel 6
Bevoegdheden voorbehouden aan directeuren en stafafdelingshoofden en plaatsvervangend directeuren en stafafdelingshoofden
Aan de directeuren en stafafdelingshoofden blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het inhuren van externen, met uitzondering van de externen als genoemd in artikel 3, sub j. van deze regeling.
Artikel 7
Algemene begrenzing van gebruik van bevoegdheden
1. De directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden en projectbevoegden maken van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun werkterrein.
2. Met het werkterrein van de in het eerste lid bedoelde functionarissen wordt bedoeld het werkterrein van het desbetreffende organisatieonderdeel zoals genoemd in bijlage 3 en het werkterrein zoals schriftelijk is vastgelegd in functieomschrijvingen en projectopdrachten.
3. De directeur-generaal blijft bevoegd de in het eerste lid bedoelde functionarissen per geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de aan hen toegekende bevoegdheden. Daarnaast blijft de directeur-generaal bevoegd om de toegekende bevoegdheden zelf uit te oefenen en heeft hij de bevoegdheid om toegekende bevoegdheden te allen tijde te beëindigen.
Artikel 8
Begrenzing van gebruik van bevoegdheden door plaatsvervangers
1. De plaatsvervangend directeur-generaal, de plaatsvervangend directeur, het plaatsvervangend stafafdelingshoofd en het plaatsvervangend afdelingshoofd maken van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik bij afwezigheid van de functionaris onder wie zij rechtstreeks ressorteren en voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun werkterrein.
2. Met het werkterrein van de in het eerste lid bedoelde functionarissen wordt bedoeld het werkterrein van het desbetreffende organisatieonderdeel zoals genoemd in bijlage 3 en het werkterrein zoals schriftelijk is vastgelegd in functieomschrijvingen en projectopdrachten.
3. De directeur-generaal blijft bevoegd de in het eerste lid bedoelde functionarissen per geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de aan hen toegekende bevoegdheden. Daarnaast blijft de directeur-generaal bevoegd om de toegekende bevoegdheden zelf uit te oefenen en heeft hij de bevoegdheid om toegekende bevoegdheden te allen tijde te beëindigen.
Artikel 9
Ondertekening
1. Een document waarmee een besluit wordt vastgelegd door een daartoe op grond van deze regeling bevoegde functionaris vermeldt aan het slot:
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze:
de Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
(functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken functionaris).
2. Een document waarmee een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt vastgelegd door een daartoe op grond van deze regeling bevoegde functionaris vermeldt aan het slot:
De Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze:
de Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze:
(functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken functionaris).
3. Een document waarin geen besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling wordt vastgelegd, vermeldt aan het slot functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken functionaris.
Artikel 10
Inzage
1. Deze regeling inclusief de bijlagen ligt ter inzage bij de centrale bibliotheek van het Ministerie van VROM.
2. De directeuren en stafafdelingshoofden dragen er zorg voor dat de besluiten tot benoeming tot projectbevoegde van de onder hun gezagsbereik werkzame projectbevoegden ter inzage liggen in het centrale competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
Artikel 11
Inwerkingtreding
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. De Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2003 wordt ingetrokken.
Artikel 12
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005.
Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Juridische Zaken, de directeur Financiële en Economische Zaken, de directeur Personeel, Organisatie en ICT, de directeur van de Auditdienst en aan de in dit besluit genoemde functionarissen.
Den Haag, 9 februari 2005.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
voor deze:
de Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst,
P.F.M. Jägers.
Bijlage 1
Aangelegenheden op het terrein van Personeel & Organisatie die op grond van artikel 3, onderdeel a, voorbehouden zijn aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal
1. Rechtspositie en arbeidsvoorwaarden
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is voorbehouden de besluitvorming op basis van de volgende artikelen van het Algemeen Rijksambtenarenreglement:
– 9 leden 7 en 8: inzake het aanvragen van een veiligheidsonderzoek;
– 9a: inzake het aanvragen van een veiligheidsonderzoek;
– 14: inzake inhouding van bezoldiging in verband met opzettelijke nalatigheid om dienst te verrichten;
– 43 en 44: inzake het vervallen van de aanspraak op betaling van bezoldiging;
– 57 lid 2 sub b: inzake de verplichting een andere betrekking te aanvaarden;
– 62: inzake deelname aan aannemingen en leveringen ten behoeve van openbare diensten;
– 66: inzake vergoeding van door de dienst geleden schade;
– 77: inzake maatregelen van orde;
– 94a: inzake ontslag wegens flexibel vervroegd uittreden;
– 96b: inzake ontslag van ambtenaren die lid van een publiekrechtelijk college zijn geweest;
– 98a: inzake ontslag wegens niet passende arbeid.
Voor alle duidelijkheid volgt hieronder een opsomming van de artikelen van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, waarvan de toepassing aan de algemene leiding is voorbehouden:
– 6a: inzake aanstelling met – op aanvraag – individuele arbeidsvoorwaarden;
– 34: inzake buitengewoon verlof van lange duur;
– 34e: inzake ontslag bij niet hervatten van de werkzaamheden na afloop van buitengewoon verlof van lange duur;
– 49a t/m 49 q: inzake rechten en plichten bij reorganisaties;
– 80 t/m 84: inzake disciplinaire straffen;
– 91 en 92: inzake schorsing
– 96: inzake ontslag wegens opheffing zijner betrekking of verandering in de inrichting van het dienstvak;
– 96a: inzake ontslag wegens verplaatsing van zijn functie;
– 98 lid 1 sub g: inzake het verlenen van ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
– 99: inzake ontslag op andere gronden dan die van artikel 98;
– 113, 114, 116, 117: inzake het departementaal overleg met de centrales van verenigingen van ambtenaren.
2. Financiële verplichtingen jegens functionarissen
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is voorbehouden het beslissen over het aangaan van (juridische) verplichtingen ten aanzien van functionarissen die erop gericht zijn de medewerker aanspraak te verlenen op enige financiële tegemoetkoming, schadeloosstelling, schadevergoeding of overigens enige geldelijke bijdrage te verlenen anders dan waar personeelsleden volgens vast gebruik aanspraak op kunnen maken.
3. Buitenlandse dienstreizen
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is voorbehouden het beslissen omtrent deelname aan buitenlandse dienstreizen door functionarissen van de Rijksgebouwendienst. De directeur-generaal is aan te merken als bevoegd gezag in de zin van de aanvraagprocedure voor buitenlandse dienstreizen.
4. Formatie
Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is voorbehouden het vaststellen van de formatie tot schaal 13, met dien verstande dat functiewaarderingsbesluiten met betrekking tot de functionarissen rechtstreeks vallend onder de directeur-generaal en die van functies die niet zijn opgenomen in de formatie zijn voorbehouden aan de algemene leiding.
5. Reorganisatie
1. Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is voorbehouden het beslissen over de vaststelling van de structuur van de dienst en van de structuur van de organisatieonderdelen van de Rijksgebouwendienst. Voor alle duidelijkheid zij vermeld dat voor inzetten van organisatie- en formatieveranderingen vooraf toestemming van de algemene leiding noodzakelijk is.
2. Aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal is tevens voorbehouden het beslissen over de vaststelling van de overige fasen van het veranderingsproces bij een directie- of stafafdelingoverstijgende organisatieverandering, dan wel bij een organisatieverandering die gevolgen kan hebben voor overige organisatieonderdelen.
Bijlage 2
Begrenzing volmacht en machtiging aan de hand van het financieel belang
Naast de algemene begrenzing van de bevoegdheden, die uit de artikelen 7 en 8 volgt, bestaat een begrenzing in de verleende bevoegdheden aan de hand van het financieel belang dat met de desbetreffende (rechts)handeling gemoeid is. Als grens aan de bevoegdheid van een op grond van artikel 5 bevoegde functionaris om bedoelde (rechts)handelingen te verrichten is een absoluut bedrag opgenomen, exclusief BTW. Deze grens is afhankelijk van de functie, van de vraag of de (rechts)handeling verricht wordt op het terrein van werken of van leveringen en diensten en in enkele gevallen van de directie of de stafafdeling waar men te werk is gesteld.
Directeur
Aan de aan een directeur verstrekte volmacht en machtiging is geen financiële begrenzing gesteld.
Stafafdelingshoofd/Afdelingshoofd
Een hoofd van een (staf)afdeling is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het terrein van werken die strekken tot een financieel belang van € 6.000.000.
Een hoofd van een (staf)afdeling is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het terrein van leveringen en diensten die strekken tot een financieel belang van € 150.000.
Projectbevoegde van de directie Projecten
Een projectbevoegde van de directie Projecten is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het terrein van werken die strekken tot een financieel belang van € 600.000.
Een projectbevoegde van de directie Projecten is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het terrein van leveringen en diensten die strekken tot een financieel belang van € 75.000.
Projectbevoegde van de stafafdeling CFZ voor het verstrekken van betaalopdrachten
Aan de aan een projectbevoegde van de stafafdeling Concern Financiële Zaken verstrekte volmacht voor het verstrekken van betaalopdrachten is geen financiële begrenzing gesteld.
Overige projectbevoegden
Een projectbevoegde van de overige directies en de stafafdelingen (uitgezonderd een projectbevoegde van CFZ voor het verstrekken van betaalopdrachten) is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het terrein van werken die strekken tot een financieel belang van € 60.000.
Een projectbevoegde van de overige directies en de stafafdelingen (uitgezonderd een projectbevoegde van CFZ voor het verstrekken van betaalopdrachten) is ge(vol)machtigd om (rechts)handelingen te verrichten op het terrein van leveringen en diensten die strekken tot een financieel belang van € 25.000.
Bijlage 3
Omschrijving van de werkterreinen van de organisatieonderdelen van de Rijksgebouwendienst, bedoeld in de artikelen 7, tweede lid en 8, tweede lid
Directie Frontoffice
De directie Frontoffice denkt proactief mee met de klant en zorgt ervoor dat vroegtijdig inzicht bestaat in de behoeften en wensen van de klant, zodat maatwerk kan worden geleverd en de overige directies daarop kunnen inspelen. Het Frontoffice is het ‘gezicht’ van de Rijksgebouwendienst. Het onderhoudt contacten met de klant, draagt uit wat de Rijksgebouwendienst te bieden heeft, verwerft opdrachten van de klant en ziet erop toe dat de opdrachten conform de gemaakte afspraken worden uitgevoerd.
Taken van de directie Frontoffice:
– het organiseren van een netwerk van contacten bij de klanten, op alle relevante niveaus, teneinde geïnformeerd te zijn en mee te denken over relevante ontwikkelingen bij de klant en de klant te kunnen informeren over producten en diensten van de Rijksgebouwendienst;
– het opstellen van strategische plannen per klantgroep (account);
– het aanbieden (op grond van samen met de klant gespecificeerde vraag) van adequate, marktconforme huisvestingsoplossingen gericht op de lange termijn;
– het opstellen en uitbrengen van offertes conform de wensen van de klant, daarbij zorgdragen voor afstemming met de andere directies;
– het na akkoord van de klant overdragen van de werkzaamheden aan de overige directies;
– het verrichten van onderzoek naar klanttevredenheid;
– het verzorgen van de communicatie voor en de infolijn van de Rijksgebouwendienst.
Directie Vastgoed
De directie Vastgoed fungeert als economisch eigenaar en projectontwikkelaar. Zij voert een pro-actief portefeuillemanagement vanuit een lange termijn visie op de vastgoedportefeuille. Een diepgaand inzicht in (potentiële) ontwikkelingen bij klanten, lokale overheden en markten is daarvoor de basis. Kansen in gebieden die voor de huisvesting van de rijksdienst interessant zijn, worden tijdig onderkend en benut. Via innovatieve huisvestingsoplossingen speelt de directie Vastgoed in op de behoeften van klanten, verhoogt zij de gebruikswaarde van het vastgoed voor de klanten en verlengt daarmee de economische levensduur van het vastgoed. Hierbij speelt zij in op de beleids- en bedrijfsstrategie van individuele klanten en de rijksoverheid als totaal.
Taken van de directie Vastgoed:
– het ontwikkelen van een op de klant en de voorraad gerichte landelijke en lokale portefeuillestrategie;
– het ontwikkelen van huisvestingsalternatieven en nieuwe huisvestingsconcepten;
– het ontwikkelen van nieuwe contract- en financieringsvormen (PPS);
– het inhuren van huisvesting, het initiëren van projectontwikkeling, het deelnemen aan gebiedgericht ontwikkelen en PPS-projecten en het aan- en verkopen van vastgoed;
– het voorbereiden van investeringsvoorstellen;
– het beheren en exploiteren van de voorraad en het fungeren als opdrachtgever voor de directie Beheer.
Directie Projecten
De directie Projecten zorgt voor een vlekkeloos verloop van het bouwproces bij nieuw- of verbouwprojecten. Zij zorgt ervoor dat deze projecten worden afgerond binnen de afspraken die daarover met de klant zijn gemaakt ten aanzien van geld, projectorganisatie, tijd, informatie-uitwisseling en kwaliteit. De taak van de directie Projecten is het leveren van managementcapaciteit voor de voorbereiding en uitvoering van:
– huisvestingsprojecten;
– opstelling van programma’s van eisen bij huisvestingsvragen;
– planning en voortgangsbewaking;
– juridische bewaking en begeleiding van geschilprocedures;
– financiële bewaking;
– advisering op het gebied van aanbesteding.
Directie Beheer
De directie Beheer biedt de rijksoverheidsdiensten een integraal en ongestoord gebruiks- en huurgenot van hun huisvesting. Integraal wil zeggen inclusief services die niet in de huur zijn inbegrepen, waaronder facility management. De directie Beheer onderhoudt met de gebruikers van panden een duurzame relatie over alle pandgebonden zaken. Storingen en ongemakken worden snel en adequaat opgelost. De directie Beheer zorgt voor volledige en betrouwbare informatie over de vastgoedvoorraad op pandniveau voor de externe en de interne klant. Zij draagt tevens bij aan een vanuit beheersoogpunt exploitabel gebouw door de inzet van haar kennis en expertise in het ontwerpproces van bouw- en verbouwprojecten.
Taken van de directie Beheer:
– het technische beheren, gericht op het instandhouden en garanderen van het gebruik van de huisvesting, mede op basis van onderhoudsinspectie;
– het administratief beheren, gericht op het beheer van onderhoudscontracten en het leveren van vastgoedinformatie over de voorraad;
– het sluiten van onderhoudscontracten met (markt)partijen en het begeleiden van onderhoudswerkzaamheden;
– het sluiten van contracten op het gebied van services met de gebruikers;
– het leveren van advies en het verrichten van werkzaamheden op het gebied van facility management, met name voor inkoop, procedures en beleid;
– het in de ontwerpfase anticiperen op consequenties van het ontwerp in de beheerfase en het terugkoppelen van beheerervaringen naar de overige directies.
Directie Advies & Architecten
De directie Advies & Architecten geeft advies over en vorm aan wensen van externe en interne klanten. Zij doet dat op een richtinggevende en integrale wijze. Vanuit een eigentijdse visie en gebaseerd op het regeringsbeleid op het gebied van stedenbouw, monumenten, architectuur en kunst (SMAAK) ligt daarbij vanaf de initiatieffase van nieuw- of verbouwprojecten de nadruk op integrale vormgeving van openbare ruimte én gebouwde omgeving. Multidisciplinaire engineering op het gebied van bouwtechniek, constructie, installatietechniek en bouwfysica wordt in dit proces ingezet in de vorm van integrale en gedegen adviezen. Toparchitecten en topadviseurs overstijgen daarbij de grenzen van hun eigen vakgebied, op zoek naar het voor de klant best denkbare resultaat.
Taken van de directie Advies en Architecten:
– het analyseren en adviseren op het gebied van huisvesting (haalbaarheidsstudies, stedenbouwkundige verkenningen, e.d.);
– het adviseren in de meest brede zin ten aanzien van klantvragen (huisvestingsadvisering en hoogwaardige, specialistische advisering op terreinen als monumenten, kunst, telematica, beveiliging, klimaat en energie);
– het verrichten van onderzoek, gericht op innovatie;
– het opstellen van de Architectuurnota en de Monumentennota.
Stafafdeling Concerncontrol
De stafafdeling Concerncontrol draagt zorg voor het ondersteunen van het management van de Rijksgebouwendienst bij het sturen en beheersen van de organisatie, gericht op het realiseren van de strategische doelstellingen en ontwikkelt en adviseert het management over de inrichting van de planning- en controlfunctie.
Taken van de stafafdeling Concerncontrol:
– het organiseren van de planning- en controlcyclus;
– het opstellen van management rapportages en de jaarverantwoording;
– het doorlichten van de bedrijfsvoering;
– het adviseren en informeren van het management over financieel en control-aspecten op het gebied van beleid en uitvoering;
– het onderhouden van een passende administratieve organisatie;
– het opstellen en uitvoeren van het Interne controleprogramma.
Stafafdeling Beleid en Strategie
De stafafdeling Beleid en Strategie zorgt ervoor dat de Rijksgebouwendienst strategisch en consistent opereert, als bedrijf en als beleids-Directoraat-Generaal van VROM. De afdeling levert zowel vraaggestuurd als (impliciet in opdracht van de dienstleiding) ongevraagd en proactief beleidsadviezen op terreinen van bedrijfsstrategie en rijkshuisvestingsbeleid. De afdeling ontwikkelt op proactieve wijze in opdracht van de dienstleiding kaderstellende documenten met betrekking tot bedrijfsstrategie en rijkshuisvestingsbeleid. Daarnaast biedt Beleid en Strategie diensten aan de directies op verzoek van de desbetreffende directeuren. Die diensten kunnen zowel het karakter hebben van beleidsprojectmanagement als van het aanbieden van kennis binnen projecten.
Stafafdeling Concern Financiële Zaken
De stafafdeling Concern Financiële Zaken consolideert de begrotings- en verantwoordingsinformatie van de onderdelen van de Rijksgebouwendienst. De afdeling verwerkt de te consolideren gegevens en stelt op basis hiervan de begroting van de Rijksgebouwendienst samen. Ook verzorgt de stafafdeling Concern Financiële zaken de rapportages op concernniveau en stelt zij de verantwoording van de Rijksgebouwendienst samen. De stafafdeling Concern Financiële zaken richt de administratie in op basis van de informatiebehoefte van het management en de kaders van de stafafdeling Concerncontrol en geeft boekingsaanwijzingen door middel van het Financieel ABC. Verder verzorgt de afdeling de facturering namens de onderdelen van de Rijksgebouwendienst en beheert zij de stamgegevens in IRIS en de debiteuren-, crediteuren- en kasadministratie van de Rijksgebouwendienst. Ook voert de stafafdeling Concern Financiële zaken de administratie van de leenfaciliteit en is zij verantwoordelijk voor de administratie ten behoeve van de stafonderdelen. De afdeling verzorgt bij wijze van shared service administratieve en verificatietaken voor de onderdelen van de Rijksgebouwendienst.
Stafafdeling Personeel en Organisatie
De stafafdeling Personeel en Organisatie heeft de taak om het management te adviseren, te stimuleren en te ondersteunen bij het uitoefenen van haar verantwoordelijkheden op het terrein van personeel en organisatie. Personeel en Organisatie wil de doelen bereiken via de volgende activiteiten:
– advisering;
– administratie en managementinformatie;
– beleids- en organisatieontwikkeling;
– ambtelijke ondersteuning Ondernemingsraad Rijksgebouwendienst.
De stafafdeling Personeel en Organisatie is voorts verantwoordelijk voor de Arbo-coördinatie.
Stafafdeling Informatievoorziening
De stafafdeling Informatievoorziening heeft als missie het op een betrouwbare wijze binnen de door haar klanten gestelde normen en randvoorwaarden en met behulp van ICT, ontwikkelen, faciliteren en innoveren van de voor de besturing, beheersing en verantwoording van de strategische en operationele bedrijfsprocessen van de Rijksgebouwendienst noodzakelijke geachte informatievoorziening alsmede de advisering daaromtrent. De Informatievoorziening richt zich op de functionele aspecten (toepassingsprogrammatuur) en op de technische aspecten (hardware, systeemprogrammatuur en infrastructuur) van de informatievoorziening.
Onderscheiden worden de volgende producten en diensten:
– advies en projectmanagement;
– contractondersteuning;
– beheer (systeem- en netwerkbeheer, inclusief hardware-, applicatie- en netwerkbeheer);
– systeeminnovatie;
– gebruikersondersteuning;
– opleidingen.
Stafafdeling Juridische Advisering
De stafafdeling Juridische Advisering helpt de dienst op efficiënte wijze te voldoen aan het vereiste van juridisch verantwoord opereren door tenminste te zorgen voor een duidelijke juridische positie van die producten en activiteiten. De stafafdeling Juridische Advisering levert, primair vraaggestuurd, maar waar nodig ongevraagd en proactief, juridische ad-hocadviezen op tal van uiteenlopende terreinen: zowel aan alle (onderdelen van de) directies, als rechtstreeks aan de dienstleiding. De stafafdeling Juridische Advisering is bovendien proactief ontwikkelaar van juridische modellen en standaards voor onderwerpen die herhaaldelijk aan de orde komen. Een en ander betreft niet de juridische aspecten van P&O-aangelegenheden.
Stafafdeling Bedrijfsvoering
De stafafdeling Bedrijfsvoering schept voor de eigen huisvesting, de services en de middelen de condities waaronder de directies en de stafafdelingen zich op hun primaire werkzaamheden kunnen richten. Documentaire Informatievoorziening ondersteunt de bedrijfsvoering van de dienst door zorg te dragen voor juiste en volledige documentaire informatie tijdens het werkproces en voor de reconstrueerbaarheid van uitgevoerde werkzaamheden (waaronder verantwoordingsbelang). Daarnaast dient Documentaire Informatievoorziening het cultuurhistorisch belang door documentaire informatie beschikbaar te kunnen stellen voor studie en geschiedschrijving. De stafafdeling Bedrijfsvoering werkt met servicelevels waarin inzicht wordt gegeven in een basispakket (veelal de gebouwgerelateerde functies) en de producten die vraaggestuurd (optioneel) kunnen worden aangeboden. Het basispakket zal in de regel vrijwel het gehele terrein van bedrijfsvoering omvatten en de in te zetten capaciteit is daarop gebaseerd.
Algemeen
Naast bovenstaande specifieke werkterreinen heeft elke directie en stafafdeling een eigen taak op het gebied van apparaatszorg, waarvoor afzonderlijke budgetten beschikbaar zijn. Dit betreft:
– salariskosten;
– incidentele beloning;
– externe inzet;
– opleidingskosten;
– overige personele lasten;
– communicatie/voorlichting;
– materiële kosten;
– huisvesting;
– automatisering.
Enkele specifieke onderdelen hiervan zijn exclusief toebedeeld aan één directie of stafafdeling:
– Voorlichting | Directie Frontoffice |
– Juridisch advies | Stafafdeling Juridische Advisering |
– ARBO | Stafafdeling Personeel en Organisatie |
– Automatisering | Stafafdeling Informatievoorziening |
– Huisvesting | Stafafdeling Bedrijfsvoering |
– Materiële kosten als kantoorbenodigdheden, druk- en verzendkosten, concernkosten, gemeenschappelijke diensten, overig materieel, doorbelaste kosten en telefonie | Stafafdeling Bedrijfsvoering |
Bijlage 4
Ministerie van Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming interne tot projectbevoegde
De Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst
Besluit:
De heer/Mevrouw ...................., werkzaam in de functie van .................... bij de directie/stafafdeling ...................., met ingang van de datum als vermeld op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst te benoemen tot projectbevoegde voor het project/de projecten als omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst onder de naam van de heer/mevrouw .................... voornoemd.
Voor de uitvoering van bovenbedoeld project/bovenbedoelde projecten zijn aan de heer/mevrouw .................... voornoemd, verder te noemen projectbevoegde, bevoegdheden toegekend op grond van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005 (Staatscourant 17 februari 2005, nr. 34). Met inachtneming van de beperkingen en begrenzingen als opgenomen in de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst, is de projectbevoegde bevoegd om in het kader van de uitvoering van bovenbedoeld project/bovenbedoelde projecten de Staat der Nederlanden te binden.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording af aan de directeur/het hoofd van de stafafdeling .................... Als aanvullende instructies gelden de instructies als omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst.
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van handtekening en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
Den Haag, ....................
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze,
de Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst,
voor deze,
de directeur/het hoofd van de stafdeling ....................,
................... (naam van directeur of hoofd stafafdeling)
De projectbevoegde:
........................................ (handtekening)
........................................ (paraaf)
........................................ (naam)
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
Tegen dit besluit kunt u binnen 6 weken na datum van verzending hiervan, op grond van de Algemene wet bestuursrecht, een bezwaarschrift indienen bij de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, ter attentie van de ondertekenaar van dit besluit, postbus 20952, 2500 EZ Den Haag. Het bezwaarschrift moet van een datum en van uw naam zijn voorzien. U moet duidelijk aangeven waarom u tegen dit besluit bezwaar maakt en zo mogelijk een kopie van dit besluit meezenden.
Bijlage 5
Ministerie van Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Rijksgebouwendienst
Benoeming externe tot projectbevoegde
De Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst
Besluit:
De heer/Mevrouw ...................., werkzaam in de functie van .................... bij de directie/stafafdeling .................... met ingang van de datum als vermeld op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst te benoemen tot projectbevoegde voor het project/de projecten als omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst onder de naam van de heer/mevrouw .................... voornoemd.
Voor de uitvoering van bovenbedoeld project/bovenbedoelde projecten zijn aan de heer/mevrouw ..................... voornoemd, verder te noemen projectbevoegde, bevoegdheden toegekend op grond van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005 (Staatscourant 17 februari 2005, nr. 34). De projectbevoegde moet in dit verband worden aangemerkt als ‘functionaris’ in de zin van de zojuist genoemde regeling. Met inachtneming van de beperkingen en begrenzingen als opgenomen in de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst, is de projectbevoegde bevoegd om in het kader van de uitvoering van het bovenbedoelde project/bovenbedoelde projecten de Staat der Nederlanden te binden.
De projectbevoegde wordt aangestuurd door en legt verantwoording af aan de directeur/het hoofd van de stafafdeling .................... Als aanvullende instructies gelden de instructies als omschreven op de meest recente door het bevoegd gezag vastgestelde lijst aanwijzing projecten Rijksgebouwendienst.
Een exemplaar van dit besluit wordt onderaan voorzien van handtekening en paraaf van de projectbevoegde en opgeslagen in het competentieregister van de Rijksgebouwendienst.
Den Haag, ....................
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze,
de Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst,
................... (naam van directeur-generaal)
De projectbevoegde::
........................................ (handtekening)
........................................ (paraaf)
........................................ (naam)
Afschrift te zenden aan belanghebbenden.
Toelichting
Algemeen
De minister heeft het grootste deel van zijn bevoegdheden door middel van mandaat, volmacht en machtiging doorgegeven aan de algemene leiding en de diensthoofden. Dit is geregeld in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005. Artikel 4 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 stelt de diensthoofden in staat om bevoegdheden binnen hun dienstonderdeel door middel van mandaat, volmacht en machtiging door te geven aan personen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn. De Algemene wet bestuursrecht schrijft in artikel 10:9 voor dat de mogelijkheid voor het toestaan van ondermandaat uitdrukkelijk moet zijn verleend. In dit licht bezien staat het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 niet toe dat andere functionarissen dan het desbetreffende diensthoofd bevoegdheden doormandateren. Met andere woorden: een directeur, stafafdelingshoofd, afdelingshoofd of projectbevoegde mag de bevoegdheden die hij van de directeur-generaal heeft gekregen niet doorgeven aan – onder zijn gezag werkzame – functionarissen. Ingevolge artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht is de regeling van mandaat in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht of machtiging verleent.
Met de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005 is aangesloten bij de systematiek van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005. De directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst geeft de aan hem toegekende bevoegdheden door middel van mandaat, volmacht en machtiging door aan de onder zijn gezag werkzame functionarissen, waarbij ten aanzien van een aantal met name genoemde bevoegdheden een voorbehoud wordt gemaakt. Het op deze wijze doorgeven van bevoegdheden aan de genoemde functionarissen laat onverlet de algemene bevoegdheid van de mandaatgever – de directeur-generaal – om, op grond van artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht, de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast blijft de mandaatgever op grond van artikel 10:7 van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd om de gemandateerde bevoegdheden zelf uit te oefenen en heeft hij de bevoegdheid om op grond van artikel 10:8 van de Algemene wet bestuursrecht het mandaat te allen tijde te beëindigen.
Benadrukt wordt dat de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005 slechts voorschriften met betrekking tot de toedeling van bevoegdheden kent. De toedeling van taken binnen de Rijksgebouwendienst volgt uit de vastgestelde werkterreinen en functieomschrijvingen vanuit het organisatie- en formatierapport, aangevuld met de taken die volgen uit de jaar- en werkplannen.
De Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2003 is, met de inwerkingtreding van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2005, ingetrokken.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Onderdeel c
Door als definitie van ‘functionaris’ op te nemen ‘een natuurlijk persoon bij de Rijksgebouwendienst tewerkgesteld’ wordt bewerkstelligd dat in beginsel ook aan externen bevoegdheden kunnen worden toegekend.
Onderdeel h
Door ‘directeur’ op deze wijze te definiëren wordt beoogd de directeuren van de directies en de accountdirecteuren van de directie Frontoffice de bijbehorende bevoegdheden te verlenen. Wel dient bedacht te worden dat de accountdirecteuren door de algemene begrenzing van artikel 7 – met name dat zij van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik maken voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun werkterrein – slechts bevoegd zijn voor zover dat voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk is. Zo zijn zij gelet op de vigerende functieomschrijvingen niet bevoegd om rechtshandelingen aan te gaan op een werkterrein buiten het desbetreffende account en zijn zij ook niet bevoegd om bijvoorbeeld personele besluiten te nemen. Verder zijn door deze definitie te hanteren de projectdirecteuren uitgesloten van de bevoegdheden van een directeur. De projectdirecteuren zijn feitelijk te beschouwen als projectbevoegden op directeursniveau. Projectdirecteuren dienen dan ook door middel van een benoeming tot in- of externe projectbevoegde bevoegdheden ten aanzien van het project te worden toegekend.
Onderdeel k
De term ‘projectbevoegde’ is in de plaats gekomen van de term ‘projectverantwoordelijke’, die in de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2003 gebruikt werd. Zodoende wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen een functionaris aan wie bevoegdheden toegekend zijn vanuit de onderhavige regeling en een functionaris die vanuit de Methode Projectmanagement als projectverantwoordelijke betiteld wordt.
Onderdeel l
De rechtsfiguur van mandaat is geregeld in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht. Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (hier de minister) besluiten te nemen. Het gaat bij mandaat dus om een bevoegdheidsuitoefening waarvoor het mandaterende bestuursorgaan verantwoordelijk blijft en waarover het dan ook de zeggenschap blijft behouden. Rechtens geldt een in mandaat genomen besluit als een besluit van de mandaatgever; de rechtsgevolgen zijn dezelfde als wanneer de mandaatgever zelf het besluit tot stand zou hebben gebracht.
Onderdeel m
De regeling van mandaat in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht is door middel van de zogenaamde schakelbepaling van artikel 10:12 Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. De rechtsfiguur van volmacht is tevens geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Onder volmacht wordt verstaan: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten. Rechtshandelingen zijn het beste te omschrijven als handelingen die gericht zijn op rechtsgevolg. Rechtsgevolg in die zin dat een bepaalde juridische relatie door de handeling ontstaat, wijzigt, of tenietgaat. Voorts is van belang de Comptabiliteitswet. In deze wet is in artikel 27 bepaald dat de minister namens de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen kan verrichten. Daarnaast stelt de Comptabiliteitswet uitdrukkelijk dat privaatrechtelijke rechtshandelingen namens een minister slechts verricht kunnen worden indien deze daartoe een algemene of bijzondere volmacht heeft verleend. Uit de Comptabiliteitswet volgt ook dat de geldigheid van privaatrechtelijke rechtshandelingen kan worden aangetast als de namens de minister handelende personen niet beschikken over een geldige volmacht. Het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen schrijft voor dat de ministers, ieder voor zover het hem aangaat, een of meer openbare registers houden waaruit blijkt aan welke personen – in naam of in functie – een volmacht is verleend.
Onderdeel n
De regeling van mandaat in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht is door middel van de zogenaamde schakelbepaling van artikel 10:12 Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 3
In deze bepaling wordt een aantal met name genoemde bevoegdheden aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal voorbehouden. De directeur-generaal kan zich uiteraard alleen bevoegdheden voorbehouden die hem door het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 zijn toegekend. Voor alle duidelijkheid wordt erop gewezen dat de op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 aan de algemene leiding voorbehouden bevoegdheden in bijlage 1 slechts voor een deel zijn opgenomen, maar wel integraal van toepassing zijn.
Onderdeel a
De in bijlage 1 opgenomen opsomming van ARAR-artikelen, waarover besluitvorming is voorbehouden aan de algemene leiding dan wel aan de directeur-generaal is naar aanleiding van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 herschikt. Aan de aan de directeur-generaal voorbehouden artikelen is toegevoegd artikel 62 inzake deelname aan aannemingen en leveringen ten behoeve van openbare diensten. In de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2003 was de bevoegdheid om een personeelslid in te delen in een hogere schaal dan geldt voor de vervulde functie voorbehouden aan de directeur-generaal en diens plaatsvervanger. Deze bepaling is vervallen omdat een dergelijke indeling niet meer is toegestaan. Eveneens vervallen – want tegenwoordig onderdeel van de normale procedures – is het voorbehoud dat alleen de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal mogen beslissen over het blokkeren van vacatures in bijzondere gevallen (herplaatsing van personeel en instroom van prioritaire groepen).
Onderdeel c
In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de beslissing op een bezwaarschrift niet genomen kan worden door degene die het besluit, waartegen het bezwaar zich richt, heeft genomen. In de jurisprudentie is inmiddels uitgemaakt dat een beslissing op bezwaar dient te worden genomen door een functionaris die hiërarchisch hoger is dan de functionaris die de beslissing heeft genomen waartegen een bezwaarschrift is gericht.
Onderdeel f
Vertegenwoordiging in rechte omvat alle (rechts)handelingen die in het kader van een gerechtelijke procedure verricht worden. Het betreft zowel de inbreng van stukken als de inbreng bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van een procedure. Onder gerechtelijke procedure dienen in dit verband begrepen te worden alle bestuurs-, straf-, civiel- en fiscaalrechtelijke procedures alsook bezwarenprocedures op grond van de Algemene wet bestuursrecht, arbitrage en andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting en/of conflictbemiddeling.
Onderdeel h
In beleidsregels wordt door het bevoegd gezag van een administratief orgaan aangegeven op welke wijze van discretionaire beslissingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, indien de vigerende (wettelijke) regelingen hiervoor de ruimte geven. Hiermee ontstaat een in de praktijk hanteerbaar samenstel van regels en is tevens de rechtszekerheid en gelijkheid gediend. Het desbetreffende orgaan is met het uitvaardigen en bekendmaken van deze beleidsregels hieraan in beginsel gebonden. Voor de Rijksgebouwendienst zijn alleen de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal bevoegd tot het vaststellen van beleidsregels.
Onderdeel j
In het kader van het actieprogramma Andere Overheid heeft het kabinet besloten de beslissingsbevoegdheid tot inhuur van externen op het terrein van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies tijdelijk – voor een periode van twee jaar, ingaande 1 januari 2005 – te beleggen op het niveau van de directeur-generaal. Het kabinet wil hiermee de ministeries ondersteunen bij het terugdringen van de externe inhuur.
Artikel 4
Met deze bepaling wordt door de directeur-generaal door middel van mandaat een deel van de hem toegekende bevoegdheden toegekend aan directeuren, stafafdelingshoofden en de plaatsvervangers van deze functionarissen. Dit deel bestaat uit de aan de directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 toegekende bevoegdheden, met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel 3 aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal zijn voorbehouden. Vanzelfsprekend zijn de op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 aan de algemene leiding voorbehouden bevoegdheden ook uitgezonderd. In dit artikel worden dus uitsluitend bevoegdheden door middel van mandaat doorgegeven aan directeuren, stafafdelingshoofden en plaatsvervangend directeuren en stafafdelingshoofden. Afdelingshoofden en projectbevoegden worden geen bevoegdheden door middel van mandaat doorgegeven. Deze laatste functionarissen zijn dus niet bevoegd om (publiekrechtelijke) besluiten te nemen. In de praktijk van de Rijksgebouwendienst gaat het bij besluiten voornamelijk om personele besluiten. De bevoegdheid om personele besluiten te nemen binnen de Rijksgebouwendienst is daarmee voorbehouden aan de directeur-generaal, de directeuren en de stafafdelingshoofden en bij afwezigheid van deze functionarissen aan de plaatsvervangers. Met plaatsvervangers worden bedoeld functionarissen die, uit hoofde van hun functieomschrijving als plaatsvervanger zijn aangewezen van de functionaris onder wie zij rechtstreeks ressorteren. In de gevallen waarin geen plaatsvervanger is aangewezen of ook de plaatsvervanger afwezig is, dient de bevoegde functionaris gezocht te worden in de functionaris onder wie de afwezige functionaris rechtstreeks ressorteert.
Artikel 5
Met deze bepaling wordt door de directeur-generaal door middel van volmacht en machtiging een deel van de hem toegekende bevoegdheden toegekend aan directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, plaatsvervangers van de hiervoor genoemde functionarissen en projectbevoegden. Dit deel bestaat uit de aan de directeur-generaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 toegekende bevoegdheden, met uitzondering van de bevoegdheden die op grond van artikel 3 aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal zijn voorbehouden.
Voor wat betreft afdelinghoofden en projectbevoegden zijn nog uitgezonderd de bevoegdheden die op grond van artikel 6 aan de directeuren en stafafdelingshoofden zijn voorbehouden. Vanzelfsprekend zijn de op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 aan de centrale organisatieonderdelen voorbehouden bevoegdheden ook uitgezonderd. In dit artikel worden dus uitsluitend bevoegdheden door middel van volmacht en machtiging doorgegeven aan directeuren, stafafdelingshoofden, afdelingshoofden, plaatsvervangers van de hiervoor genoemde functionarissen en projectbevoegden. Waar directeuren en stafafdelingshoofden – op grond van artikel 4 – door middel van mandaatverlening ook de bevoegdheid hebben gekregen om besluiten te nemen, wordt aan afdelingshoofden en projectbevoegden alleen de bevoegdheid verleend om bij volmacht en machtiging (rechts)handelingen te verrichten.
Ook externen kunnen tot projectbevoegde worden benoemd. In dat geval dient een benoeming tot externe projectbevoegde te worden opgemaakt (bijlage 5 van deze regeling). Ingevolge artikel 3 dient dit besluit altijd ondertekend te worden door de directeur-generaal. Voor een externe die als projectbevoegde is benoemd geldt eveneens dat bevoegdheden worden doorgegeven met inachtneming van de algemene begrenzing als genoemd in artikel 7 en met inachtneming van de specifieke per functie vastgestelde begrenzing als genoemd in bijlage 2 van deze regeling. Bij de specifieke per functie vastgestelde begrenzing dient te worden aangesloten bij de begrenzing die geldt voor de projectbevoegden van de directie waarvoor de externe projectbevoegde te werk is gesteld.
Naast de directeur-generaal zijn ook directeuren en stafafdelingshoofden bevoegd om interne projectbevoegden te benoemen. Directeuren en stafafdelingshoofden kunnen de projectbevoegde instructies meegeven. Deze instructies kunnen evenwel géén betrekking hebben op de inhoud en/of de omvang van de bevoegdheden. Alleen de directeur-generaal kan immers bevoegdheden verlenen op het werkterrein van de Rijksgebouwendienst. Directeuren en stafafdelingshoofden kunnen wel instructies opnemen met betrekking tot de wijze waarop met de verleende bevoegdheden dient te worden omgegaan. Te denken valt aan instructies met betrekking tot de informatievoorziening over de voortgang van het project, over afstemming en over verantwoording.
Essentieel is dat het project goed wordt omschreven. Dit in verband met een goede afbakening van de bevoegdheden van de projectbevoegde. Er mag geen misverstand bestaan over de reikwijdte van de bevoegdheden van de projectbevoegde.
In bijlage 2 van de regeling is de specifieke begrenzing van bevoegdheden van de functionarissen als genoemd in artikel 5 aangegeven, afgemeten aan het financiële belang dat met de desbetreffende (rechts)handeling is gemoeid. Een dergelijke begrenzing is ingesteld met het in werking treden van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rijksgebouwendienst 2003. De evaluatie van die regeling in 2004 heeft ertoe geleid dat in de onderhavige regeling de financiële begrenzing aan de bevoegdheden van directeuren en plaatsvervangend directeuren komt te vervallen en van de andere in artikel 5 genoemde functionarissen is aangepast.
Als grens aan de bevoegdheden van stafafdelingshoofden, afdelingshoofden en projectbevoegden om (rechts)handelingen te verrichten is een absoluut bedrag gekozen in euro’s, exclusief BTW. Bij beantwoording van de vraag of een bepaalde (rechts)handeling betrekking heeft op het terrein van werken, leveringen dan wel diensten dient aangesloten te worden bij de definities die in de vigerende regelgeving worden gehanteerd. Bij beantwoording van de vraag tot welk maximaal financieel belang een op grond van deze regeling in beginsel bevoegde functionaris bevoegd is (rechts)handelingen te verrichten, is naast de functie van de functionaris in enkele gevallen ook van belang de directie of de stafafdeling waar de functionaris te werk is gesteld.
Zo is bijvoorbeeld een projectbevoegde onder gezag van de directeur Projecten bevoegd rechtshandelingen te verrichten op het terrein van werken tot een financieel belang van € 600.000 en is hij bevoegd rechtshandelingen te verrichten op het terrein van leveringen en diensten tot een financieel belang van € 75.000.
En zo is bijvoorbeeld een projectbevoegde onder gezag van de directeur Advies en Architecten bevoegd rechtshandelingen te verrichten op het terrein van werken tot een financieel belang van € 60.000 en is hij bevoegd rechtshandelingen te verrichten op het terrein van leveringen en diensten tot een financieel belang van € 25.000.
Ingeval bijvoorbeeld ten aanzien van een project binnen de Rijksgebouwendienst een rechtshandeling dient te worden verricht met een groter financieel belang dan waartoe de projectbevoegde ingevolge artikel 5 en bijlage 2 bevoegd is dan dient hij de bevoegde functionaris voor die rechtshandeling te zoeken – afhankelijk van het financiële belang dat met de rechtshandeling gemoeid is – bij zijn afdelingshoofd, zijn directeur of de directeur-generaal.
Bij het financieel belang dat met de desbetreffende (rechts)handeling gemoeid is dient bedacht te worden dat het bij werken niet alleen gaat om koop en ontwikkeling van vastgoed, maar bijvoorbeeld ook om huur, huurkoop en lease. In deze laatste gevallen moet als financieel belang van de rechtshandeling worden gezien de financiële verplichtingen over de hele duur van de overeenkomst. Het financiële belang van het aangaan van een huurovereenkomst is op deze wijze op te vatten als de totale huur (jaarhuur maal het aantal jaren) over de hele periode waarvoor de overeenkomst wordt aangegaan. Ook de rechtshandeling die leidt tot het ontstaan van een optie tot koop of huur moet op deze wijze worden opgevat.
Overigens kan een daartoe op grond van artikel 5 bevoegde functionaris in alle gevallen (rechts)handelingen verrichten waarmee geen financieel belang is gemoeid. Uiteraard dienen daarbij de voorbehouden bevoegdheden aan de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal en de voorbehouden bevoegdheden aan de directeuren en stafafdelingshoofden en de beperkingen uit de artikelen 7 en 8 in acht te worden genomen. Rechtshandelingen waarmee geen financieel belang is gemoeid zullen niet of nagenoeg niet voorkomen. In naam van de minister of de staatssecretaris te verrichten handelingen waarmee geen financieel belang is gemoeid zullen vaker voorkomen.
Ten aanzien van de bevoegdheid tot het uitbrengen van offertes aan klanten van de Rijksgebouwendienst binnen de rijksoverheid en de bevoegdheid tot het vaststelling van de interne verhuurovereenkomsten is iets anders aan de hand. Hiervoor geldt dat deze noch als besluiten noch als privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn te kwalificeren. Dit laatste omdat tussen organen van één rechtspersoon (de Staat der Nederlanden) niet rechtsgeldig gecontracteerd kan worden. Dit brengt met zich mee dat de genoemde functionarissen de bevoegdheid tot het vaststellen van offertes en interne verhuurovereenkomsten niet ontlenen aan de juridische figuur van volmacht, maar aan de juridische figuur van machtiging.
Artikel 6
Aan de directeuren, de stafafdelingshoofden en de plaatsvervangers van deze functionarissen is hier voorbehouden de bevoegdheid tot het verrichten van rechtshandelingen waarmee externen worden ingehuurd, met uitzondering van de categorieën externen waarvan in artikel 3, sub j inhuur is voorbehouden aan de directeur-generaal. Uiteraard is hiertoe ook altijd de directeur-generaal als volmachtgever bevoegd. Het betreft hier externen die ingehuurd worden op reguliere functies binnen de Rijksgebouwendienst. Het betreft hier niet de in het kader van het primaire proces van de Rijksgebouwendienst binnen een project ingehuurde externen, zoals architecten, constructeurs, technisch adviseurs en dergelijke.
Artikel 7
Lid 1
Als tweede algemene begrenzing was in de Regeling mandaat, volmacht en machtiging Rgd 2003 bepaald dat deze functionarissen van de aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik mochten maken voor zover het aangelegenheden betreft ‘die naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door een functionaris onder wie zij rechtstreeks ressorteren’. Deze begrenzing is geschrapt naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 februari 2004 dat een soortgelijke bepaling in de Regeling ondermandaat DGVH in strijd is met artikel 10:5 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de gebruikte bewoordingen geen duidelijke criteria in de omschrijving van het mandaat zijn, zoals vereist in dit artikel.
Lid 2
Met functieomschrijving wordt bedoeld het functie-informatie-formulier, tenzij er sprake is van een feitelijk opgedragen functie. Indien er sprake is van een feitelijk opgedragen functie die afwijkt van het functie-informatie-formulier, ligt het in de rede om hier een beschrijving van te maken. Vanzelfsprekend moet bij de uitoefening van verleende bevoegdheden altijd gehandeld worden binnen de externe en interne vigerende regelgeving en de binnen de Rijksgebouwendienst gemaakte afspraken. Wanneer een beslissing wordt genomen die consequenties heeft voor andere directies, vindt vooraf overleg plaats.
Artikel 8
Lid 1
Zie artikel 7 lid 1.
Lid 2
Ook hier wordt met functieomschrijving bedoeld het functie-informatie-formulier, tenzij er sprake is van een feitelijk opgedragen functie. Indien er sprake is van een feitelijk opgedragen functie die afwijkt van het functie-informatie-formulier, ligt het in de rede om hier een beschrijving van te maken. Vanzelfsprekend moet ook hier bij de uitoefening van verleende bevoegdheden altijd gehandeld worden binnen de externe en interne vigerende regelgeving en de binnen de Rijksgebouwendienst gemaakte afspraken.
Artikel 9
Lid 1
Een krachtens mandaat genomen besluit dient op grond van artikel 10:10 Algemene wet bestuursrecht altijd te vermelden namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen. Dit betekent dat in ieder geval de minister vermeld dient te worden. Daarnaast dient voor een belanghebbende duidelijk te zijn dat het een besluit betreft dat binnen de Rijksgebouwendienst genomen is. Ten slotte dient degene die het besluit uiteindelijk (in mandaat) neemt te worden aangegeven. De in het eerste lid aangegeven ondertekening voldoet aan de bovenstaande eisen en sluit tevens aan bij de ondertekening, zoals deze binnen het ministerie wordt gehanteerd.
Indien volgens de portefeuilleverdeling tussen de bewindslieden van VROM de staatssecretaris is belast met de zorg voor de rijkshuisvesting wordt de ondertekening dienovereenkomstig aangepast.
Lid 2
Op grond van artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de bij het eerste lid genoemde eisen qua ondertekening in geval van mandaat ook van toepassing in geval van het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Daarnaast is in artikel 27 van de Comptabiliteitswet onder meer geregeld dat de ministers namens de Staat der Nederlanden privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen verrichten en is in het vierde lid van dit artikel tevens de mogelijkheid opgenomen om deze bevoegdheden via volmachtverlening door anderen te laten uitoefenen. Op grond van het bovenbepaalde is in geval van een privaatrechtelijke rechtshandeling de Staat der Nederlanden aan te merken als rechtspersoon die vertegenwoordigd wordt en dient dit tot uitdrukking te komen in de ondertekening.
Indien volgens de portefeuilleverdeling tussen de bewindslieden van VROM de staatssecretaris is belast met de zorg voor de rijkshuisvesting wordt de ondertekening dienovereenkomstig aangepast.
Lid 3
Met deze bepaling wordt geregeld dat de eisen qua ondertekening van het eerste lid niet gelden ten aanzien van een document waarmee geen besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt vastgelegd. In deze gevallen dient slechts aan het slot van het document de functie en de naam van de betrokken functionaris te worden vermeld. Bij een document waarmee geen besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt vastgelegd, kan gedacht worden aan een beheershandeling van ondergeschikte betekenis of aan het uitbrengen van offertes aan de reguliere klanten van de Rijksgebouwendienst of het vaststellen van interne verhuurovereenkomsten. Een beheershandeling van ondergeschikte betekenis is een handeling waaruit geen rechtsgevolgen voortvloeien. Hieruit kunnen dan ook geen aanspraken van derden ten opzichte van de Staat der Nederlanden dan wel ten opzichte van de minister uit voortvloeien. Gedacht kan worden aan handelingen met een louter informatief karakter. Voor de offertes en interne verhuurovereenkomsten geldt dat deze noch als besluiten noch als privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn te kwalificeren. Dit laatste omdat tussen organen van één rechtspersoon (de Staat der Nederlanden) nu eenmaal niet rechtsgeldig gecontracteerd kan worden. Offertes aan klanten binnen de rijksoverheid en interne verhuurovereenkomsten kunnen dan ook ondertekend worden zoals in het derde lid aangegeven.
Artikel 10
De competentieregisters vormen het equivalent van de registers die met betrekking tot het bedrijfsleven worden bijgehouden bij de Kamers van Koophandel en Fabrieken. Gelet op de bepaling in artikel 31 van de Comptabiliteitswet is het zowel voor de Rijksgebouwendienst als voor derden die met de Staat/de Rijksgebouwendienst een privaatrechtelijke rechtshandeling willen aangaan, van belang dat in concrete gevallen zekerheid kan worden verkregen over de bevoegdheid van de personen die namens de Staat/de Rijksgebouwendienst de rechtshandeling zullen verrichten.
Vanwege de huidige structuur van de Rijksgebouwendienst is gekozen voor één centraal competentieregister voor de Rijksgebouwendienst met daarin alle besluiten tot benoeming tot projectbevoegde. Het competentieregister wordt bijgehouden door de stafafdeling Concerncontrol. Het competentieregister zal ter inzage liggen voor eenieder met een redelijk belang en bevat een verwijzing naar deze regeling en de namen, handtekeningen en parafen van de door het bevoegd gezag benoemde – zowel interne als externe – projectbevoegden. Daarnaast ligt deze regeling, inclusief de bijlagen ter inzage bij de centrale bibliotheek van het Ministerie van VROM aan de Rijnstraat 8 te Den Haag.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
voor deze:
de Directeur-Generaal van de Rijksgebouwendienst,
P.F.M. Jägers