Wijziging diverse regelingen LNV
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 februari 2005, nr. TRCJZ/2005/69, houdende wijziging van de Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen, wijziging van het Besluit instandhouding schaapskuddes en wijziging van de Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV
De Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies en artikel 3 van de Kaderregeling subsidiëring natuurprojecten;
Besluit:
Artikel I
De Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. eigenaar: natuurlijke persoon, privaatrechtelijke rechtspersoon, of gemeente, provincie of waterschap of een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in de wet gemeenschappelijke regelingen die krachtens eigendom of enig ander zakelijk recht het genot heeft van de grond;.
3. Onderdeel e komt te luiden:
e. Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
4. Onderdeel f vervalt.
B
Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:
2. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de subsidie-aanvragen waarbij als datum van ontvangst wordt aangemerkt de datum waarop de volledige aanvraag is ontvangen.
C
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1. De minister kan aan eigenaren, aan de Unie van Bosgroepen of aan De Landschappen op aanvraag een subsidie verlenen voor de kosten van de werkzaamheden in bossen of natuurterreinen, welke er op gericht zijn de effecten van verzuring en vermesting, en de effecten van verdroging in bestaande bossen of natuurterreinen te verminderen of ongedaan te maken.
2. Geen subsidie wordt verleend:
a. aan Staatsbosbeheer of met betrekking tot terreinen in eigendom van Staatsbosbeheer;
b. met betrekking tot terreinen die eigendom zijn van andere publiekrechtelijke lichamen dan bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, of
c. indien de aanvrager krachtens erfpacht het genot heeft van de grond en de duur van de erfpachtovereenkomst minder dan 25 jaar bedraagt.
D
Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, subonderdeel 9°, wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.
2. In onderdeel a worden na subonderdeel 10° de volgende subonderdelen toegevoegd:
11°. aanpassen van de morfologie;
12°. toevoer van diasporen en faunamateriaal;
13°. beheer van de voedselketen, of
14°. het verwijderen van bosopslag.
3. In onderdeel, b, subonderdeel 1°, wordt na ‘van’ ingevoegd: de.
E
In artikel 4a wordt ‘de Unie van Landschappen’ vervangen door: De Landschappen.
F
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, wordt ‘LASER’ vervangen door: Dienst Regelingen.
2. Onderdeel b komt te vervallen.
3. Onderdeel c tot en met e worden geletterd b tot en met d.
4. In onderdeel e wordt ‘€ 4.537,80’ vervangen door: € 5.000,00.
G
In artikel 8, tweede lid, wordt ‘ecosystemen’ vervangen door: natuurdoeltypen.
H
In artikel 9, eerste lid, wordt ‘LASER’ vervangen door: Dienst Regelingen.
I
Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
Aan een beschikking als bedoeld in artikel 10, kunnen door de minister verplichtingen worden verbonden omtrent de wijze waarop de werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. Deze verplichtingen kunnen werkzaamheden betreffen die al dan niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
J
Het eerste lid van artikel 13 komt te luiden:
1. De subsidieontvanger aan wie een subsidie voor maatregelen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 12° of subonderdeel 13°, of onderdeel b, subonderdeel 1° of 2°, is verleend, meldt schriftelijk aan de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de datum waarop de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
K
In artikel 14, eerste lid, wordt ‘LASER’ vervangen door: Dienst Regelingen.
Artikel II
Het Besluit instandhouding schaapskuddes2 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1, onderdeel b, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. ooi: vrouwelijk schaap dat ten minste één keer heeft gelammerd of ten minste één jaar oud is.
B
Artikel 3 komt te vervallen.
C
In artikel 4, onderdeel b, wordt ‘heideterreinen of veengebieden’ vervangen door: natuurterreinen of dijken.
D
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6
1. Voor subsidieverlening komen uitsluitend in aanmerking projecten als bedoeld in artikel 4 die voldoen aan de volgende voorwaarden:
a. de kudde wordt ten minste gedurende de periode van 15 april tot 15 september gehoed door een herder, met gebruik van een of meer honden, gedurende ten minste 5 uren per dag, met uitzondering van perioden met extreme omstandigheden;
b. de kudde bestaat uit ten minste 100 ooien;
c. de kudde wordt gehoed in natuurterreinen of op dijken;
d. het betreft een gehoede kudde waarvoor in 2004 een begrazingsplan bestond.
2. Het begrazingsplan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, omvat ten minste:
a. een aanduiding van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen die begraasd worden;
b. een topografische kaart met schaal 1:10.000 waarop het te begrazen gebied en de daar voorkomende vegetatietypen zijn aangegeven;
c. de doelstellingen ten aanzien van het natuurbeheer;
d. het aantal en het soort schapen waarmee, en de perioden waarin begrazing plaatsvindt.
E
Na artikel 7, onderdeel b, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. eigenaren van overige particuliere kuddes die aan de voorwaarden van artikel 6 voldoen.
F
Artikel 8 komt te luiden:
Artikel 8
De subsidie bedraagt per schaapskudde per jaar:
a. voor kuddes tot 250 ooien: € 8.000,–;
b. voor kuddes vanaf 250 ooien: € 14.000,–.
G
Artikel 9 komt te luiden:
Artikel 9
Aanvragen tot subsidieverlening worden ingediend vóór 1 mei van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
H
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10
In afwijking van artikel 6 van de Kaderregeling subsidiëring natuurprojecten gaat een aanvraag tot verlening van subsidie vergezeld van:
a. een afschrift van het begrazingsplan, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d;
b. bescheiden, waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdeel a tot en met c, en
c. een verklaring van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen, waaruit blijkt dat hij instemt met de begrazing.
Artikel III
In artikel 9n van de Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV3 wordt ‘€ 70.518,–’ vervangen door: € 300.000,–.
Artikel IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met uitzondering van artikel I van deze regeling dat in werking treedt op 1 juli 2005.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 3 februari 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
voor deze:
de Directeur-Generaal,
A.N. v.d. Zande.
Toelichting
Algemeen
Met deze wijzigingsregeling worden wijzigingen aangebracht in de Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen en in het Besluit instandhouding schaapskuddes. Voorts wordt door wijziging van de Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV het subsidieplafond voor 2005 verhoogd voor het Besluit instandhouding schaapskuddes.
Artikelsgewijs
Wijziging Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen
Uit hoofde van de Regeling effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen (hierna: de Regeling) kunnen eenmalige bijdragen worden verstrekt in de kosten van bepaalde concrete maatregelen om de effecten van verzuring, verdroging en vermesting in bestaande bossen en natuurterreinen te bestrijden. Ingevolge deze wijzigingsregeling worden, naast enkele terminologische wijzigingen, in de Regeling wijzigingen doorgevoerd die betrekking hebben op de kring van subsidieontvangers, de volgorde van behandeling van subsidie-aanvragen, de subsidiabele activiteiten, het minimumsubsidiebedrag en de verplichtingen voor de subsidieontvanger.
Ingevolge artikel I, onderdelen A en C, van de wijzigingsregeling is de kring van subsidieontvangers nader ingeperkt. Uitgesloten is voortaan dat subsidie wordt verleend aan andere publiekrechtelijke lichamen dan genoemd in artikel 1, onderdeel b, van de Regeling, en dat subsidie wordt verleend aan Staatsbosbeheer of voor terreinen in eigendom van Staatsbosbeheer.
Ingevolge artikel I, onderdeel B, van deze wijzigingsregeling wordt aan artikel 2, tweede lid, van de Regeling toegevoegd dat de minister het beschikbare subsidiebedrag verdeelt in de volgorde van ontvangst, waarbij als datum van ontvangst geldt de datum waarop de volledige aanvraag is ontvangen. Op dit punt was de Regeling niet duidelijk.
Artikel 6, onderdeel b, van de Regeling gaf aan dat subsidieverlening werd geweigerd, indien reeds uit anderen hoofde een subsidie uit ’s Rijks kas was verstrekt of werd verstrekt voor de uitvoering van de subsidiabele werkzaamheden. Artikel 5, tweede lid, van de Regeling maximeert daarentegen cumulatie van subsidies die worden verstrekt door de minister of andere overheidsorganen op 95% van de werkelijk gemaakte noodzakelijke subsidiabele kosten. Deze twee bepalingen, waarvan de eerste iedere cumulatie van subsidies uitsluit en de tweede een maximum aan cumulatie stelt, gaan logischerwijze niet samen. Ingevolge artikel I, onderdeel F, van de wijzigingsregeling komt artikel 6, onderdeel b, van de Regeling daarom te vervallen.
Het nieuwe artikel 10a van de Regeling (artikel I, onderdeel I van de wijzigingsregeling) geeft aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegdheid om nadere verplichtingen te verbinden aan de subsidie. Deze verplichtingen betreffen de wijze waarop de werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. Genoemde werkzaamheden kunnen al dan niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Hiermee wordt aangesloten bij de artikelen 4:38 en 4: 39 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze artikelen bepalen dat dergelijke verplichtingen aan de subsidie-ontvanger kunnen worden opgelegd, voorzover dit is bepaald bij wettelijk voorschrift. Een voorbeeld van een dergelijke verplichting betreft de verplichting om een extra raster aan te leggen om planten rondom een ven te ontzien bij het geschikt maken van een terrein voor begrazing. Het betreft hier werkzaamheden die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, maar die desalniettemin in dit verband gewenst zijn.
Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Regeling was de subsidieontvanger verplicht om van de aanvang van werkzaamheden inzake aanpassing van bosvegetatie mededeling te doen aan de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ingevolge artikel I, onderdeel J, is deze meldingsplicht afgeschaft voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 3°, van de Regeling (aanpassing van bosvegetatie). Daarnaast is een dergelijke meldingsplicht ingevoerd voor werkzaamheden met betrekking tot twee aan artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling toegevoegde subsidiabele activiteiten (de toevoer van diasporen en faunamateriaal en het beheer van de voedselketen).
Wijziging Besluit instandhouding schaapskuddes
Het Besluit instandhouding schaapskuddes geeft invulling aan artikel 3 van de Kaderregeling subsidiëring natuurprojecten voor het thema ‘instandhouding schaapskuddes’. Ingevolge dit thema worden projecten gesubsidieerd die zowel bijdragen aan de instandhouding van schaapskuddes als aan een doelmatig beheer van terreinen. Met deze wijzigingsregeling vindt aanpassing plaats van de subsidiabele activiteiten, de voorwaarden voor subsidieverlening, de kring van subsidie-ontvangers, en de verplichtingen voor de subsidie-ontvanger.
Bij de bepaling van de omvang van de kudde wordt ingevolge artikel II, onderdeel A, D en F, van de wijzigingsregeling uitgegaan van het aantal ooien en niet meer van het aantal schapen. Aan artikel 1 van het Besluit is daartoe een definitie van het begrip ‘ooi’ toegevoegd. Ooien zijn schapen die ten minste één keer hebben gelammerd of ten minste één jaar oud zijn; ooien leveren een grotere bijdrage aan het doelmatig beheer dan lammeren. Ooien eten meer schadelijke vegetatie dan lammeren, waarmee zij een grotere bijdrage leveren aan het bestrijden van vergrassing van natuurterreinen. Overigens bestaan schaapskuddes in de praktijk overwegend uit ooien. Met deze wijzigingsregeling wordt tevens een onderscheid ingevoerd tussen kuddes van minder dan 250 ooien en kuddes vanaf 250 ooien. Dit onderscheid met de daaraan te koppelen bedragen wordt gerechtvaardigd door de hogere kosten (in absolute zin) die het hoeden van een grote schaapskudde met zich mee brengt. Deze meerkosten bestaan uit kosten voor onder meer verzorging, transport, huisvesting en begeleiding door honden.
Ingevolge artikel II, onderdeel C, van deze wijzigingsregeling kan voortaan subsidie worden verleend voor projecten die bijdragen aan het doelmatig beheer van natuurterreinen en dijken. Voorheen kon slechts subsidie worden verleend voor projecten die een bijdrage leverden aan het doelmatig beheer van heideterreinen of veengebieden. Met de wijziging wordt aangesloten bij de huidige praktijk, waarin schaapskuddes ook reeds in andere terreinen dan in heideterreinen of veengebieden een bijdrage leveren aan het doelmatig beheer.
Artikel 6 van het Besluit betreft de voorwaarden voor subsidieverlening. Ingevolge artikel II, onderdeel D, wordt de periode waarin de kudde ten minste wordt gehoed, aangepast. Het hoeden van de kudde dient op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit ten minste te geschieden gedurende de periode van 15 april tot 15 september; dit in plaats van gedurende het gehele jaar, zoals voor de wijziging het geval was. In perioden met extreme omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Bij extreme omstandigheden kan worden gedacht aan extreme droogte of wateroverlast, waardoor de kudde gevaar loopt of waarbij ecologische schade zou optreden bij begrazing. Daarnaast wordt ingevolge de wijzigingsregeling aan artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit de voorwaarde toegevoegd dat de kudde met behulp van één of meer honden bijeen wordt gehouden.
De kring van subsidie-ontvangers wordt uitgebreid ingevolge artikel II, onderdeel E, van de wijzigingsregeling. In artikel 7 van het Besluit wordt dientengevolge zodanig gewijzigd, dat naast de 14 schaapskuddes die reeds op grond van het Besluit subsidie ontvingen, ook andere particuliere kuddes voor subsidie in aanmerking komen. Hiertoe dienen zij echter wel aan de in het Besluit opgenomen voorwaarden te voldoen. De verruiming van de kring van subsidie-ontvangers blijft dan ook, ingevolge artikel I, onderdeel D, van de wijzigingsregeling beperkt tot in 2004 bestaande kuddes. Het feit dat er voor een kudde een begrazingsplan bestaat, geldt als bewijs van bestaan van de kudde. De subsidie wordt per kudde verleend. Een eigenaar van meer kuddes kan voor elke kudde voor subsidie in aanmerking komen. Kuddes waarvoor in 2004 echter geen begrazingsplan bestond, komen op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit niet voor subsidie in aanmerking.
Ingevolge artikel II, onderdeel H, van de wijzigingsregeling komt een verplichting voor subsidie-ontvangers te vervallen. De aanvraag tot subsidieverlening hoeft niet meer te worden vergezeld van een sluitende begroting voor het project alsmede een toelichting daarop. Deze bepaling was oorspronkelijk in artikel 10 van het Besluit opgenomen om de bijdragen van gemeenten, provincie en het Rijk te controleren. Dit was van belang, aangezien gemeenten, provincie en Rijk elk op grond van onderlinge afspraken een bijdrage in de projectkosten leverden. Aangezien deze afspraken niet meer gelden, is de verplichting om de subsidie-aanvraag van een sluitende begroting te voorzien niet meer van belang.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
voor deze:
de Directeur-Generaal,
A.N. v.d. Zande
- 1
Stcrt. 1995, 246; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 29 oktober 2003 (Stcrt. 210).
- 2
Stcrt. 1999, 87; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 december 2004 (Stcrt. 246).
- 3
Stcrt. 2004, 100; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 december 2004 (Stcrt. 246).