Instellingsbesluit Adviescommissie Bezwaarschriften Vernieuwing HRM Justitie

Besluit van 21 december 2004, nr. 5327394/04/DP&O/HRM, houdende de instelling van een Adviescommissie Bezwaarschriften ex. Art. 7:13 Awb ter behandeling van bezwaren tegen besluiten die in het kader van de vernieuwing HRM Justitie, inclusief de gevolgen van de oprichting van het SSC HRM Rijk, P-Direkt, en de invoering van zelfbediening worden genomen of verricht

De Minister van Justitie en de Raad voor de rechtspraak,

Gelet op artikel 7:13 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Gelet op het Kabinetsstandpunt van 31 januari 2003 en het daaruit voortvloeiende kabinetsbesluit van 4 juli 2003;

Gelet op de bestuurlijke overeenkomst van 14 november 2003 van de Minister van Justitie en de Raad voor de rechtspraak;

Besluiten:

Artikel 1

In te stellen een Adviescommissie Bezwaarschriften Vernieuwing HRM Justitie voor de behandeling van ingediende bezwaren tegen besluiten door of namens de Minister van Justitie, de besturen van de gerechten of de bevoegde gezagen van de landelijke diensten, jegens personeelsleden genomen in het kader van het veranderingsproces van de Vernieuwing HRM Justitie.

Voor wat betreft bezwaren tegen besluiten van de besturen van de gerechten of de bevoegde gezagen van de landelijke diensten behandelt de commissie alleen bezwaren tegen beslissingen die in verband staan met de oprichting van P-Direkt en de daarbij geldende plaatsingsprocedure.

Artikel 2

1. De commissie is bevoegd al datgene te doen dat zij in het kader van de goede vervulling van haar taak noodzakelijk acht.

2. De leden en de secretaris betrachten geheimhouding over de zaken waarover zij uit hoofde van hun hoedanigheid kennisnemen.

Artikel 3

1. De commissie wordt als volgt samengesteld:

Voorzitter, tevens lid: de heer drs. E.J.H.M. Hooymans;

Lid: de heer mr. H.M. Keizer;

Lid: de heer mr. L. van der Toorn.

2. Wij kunnen een plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangende leden benoemen.

3. De commissie heeft een niet-stemhebbend secretaris.

Artikel 4

1. De commissie kan van de behandeling van een bezwaar afzien als dat zich – naar het oordeel van de commissie – slechts voor een ondergeschikt deel richt tegen een besluit als bedoeld in artikel I.

2. Zij draagt in dat geval de betreffende zaak over aan de commissie als bedoeld in het Besluit instelling adviescommissie bezwaarschriften Algemene wet bestuursrecht inzake personele aangelegenheden Ministerie van Justitie d.d. 28 oktober 1994, kenmerk 437721/94/CDPZ of zendt de betreffende zaak terug in geval het een bezwaar betreft tegen een beslissing van het bestuur van een gerecht.

3. De indiener van het bezwaarschrift en de overige belanghebbenden ontvangen van deze overdracht bericht.

Artikel 5

Het Vacatiegeldenbesluit 1988, alsmede het Reisbesluit binnenland zijn van toepassing.

Artikel 6

1. Dit besluit kan worden aangehaald als Instellingsbesluit Adviescommissie Bezwaarschriften Vernieuwing HRM Justitie.

2. Het treedt inwerking op de dag van ondertekening, geldt tot en met 31 december 2008 en werkt terug tot 1 oktober 2004.

3. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant gepubliceerd worden.

Den Haag, 21 december 2004
De Minister van Justitie,
namens deze:de plv. secretaris-generaal,
L.H. Kok.De Raad voor de rechtspraak,
namens deze:
de secretaris/directeur van het bureau, M.H. van Kuijk.

Toelichting

Algemeen

Uitgangspunt is om alle ambtenaren werkzaam onder het gezagsbereik van de minister van Justitie, de besturen van de gerechten en de bevoegde gezagen van de landelijke diensten die getroffen worden door het veranderingsproces van de Vernieuwing HRM gelijk te behandelen. De beslissingen die ten aanzien van hen worden genomen, kunnen zeer ingrijpend zijn. Het gaat niet alleen om de gevolgen van de oprichting van SSC HRM Rijk (P-Direkt) en de invoering van zelfbediening, maar ook de consequenties van de organisatorische verandering van de P&O-functie binnen het ministerie van Justitie, de herinrichting HRM. Deze herinrichting HRM behelst een kwalitatieve verbetering van de adviesfunctie alsmede de bundeling van de ontwikkel- en expertfunctie op (inter)departementaal niveau. De personele gevolgen van genoemde veranderingen hebben betrekking op personeelsleden binnen de gehele Justitieorganisatie, de gerechten en de landelijke diensten. De gerechten en de landelijke diensten nemen evenwel geen deel de herinrichting. Voor wat betreft de gerechten en de landelijke diensten ziet het werk van de commissie dus slechts op bezwaren tegen beslissingen die in verband staan met de oprichting van P-Direkt.

Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) moet er een bezwaarmogelijkheid zijn met advisering door een onafhankelijke commissie. Door instelling van deze bezwaarschriftencommissie wordt enerzijds voldaan aan de in de Awb neergelegde verplichting tot het horen van partijen en het uitbrengen van advies aan het terzake bevoegd gezag en draagt het anderzijds bij aan uniformiteit in de rechtsbedeling dat als uitgangspunt geldt voor de personele gevolgen. Door over alle bezwaren genomen in het kader van het proces van de Vernieuwing HRM door één adviescommissie advies te laten uitbrengen aan het bevoegd gezag, kan dit worden bereikt. Immers een dergelijke centraal georganiseerde commissie is in staat zich de specifieke kennis over dit complexe veranderingsproces te verwerven. Dit komt niet alleen de kwaliteit van de adviezen ten goede, maar ook de snelheid van de advisering.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Het veranderingsproces heeft een veelheid van beslismomenten (en daarmee even zo vele beslissingen) tot gevolg waarin ambtenaren belanghebbende zijn. De reikwijdte van deze momenten betreft niet alleen de reorganisatie als direct gevolg van de reorganisatieverandering. Zij strekt zich ook uit over de momenten daaraan voorafgaand. Als voorbeeld kan dienen de toekenning van de voorrangspositie aan medewerkers die taken vervullen op het terrein van personeelsregistratie en salarisadministratie bij plaatsing op een functie bij P-Direkt.

Artikel 3

Aan de samenstelling van de commissie zijn hoge eisen gesteld voor wat betreft de distantie en daarmee objectiviteit van de voorzitter en leden. Om die reden is gekozen voor een commissie ex. art. 7:13 Awb.

Om de uniformiteit van de oordeelsvorming en advisering zoveel mogelijk te waarborgen, dient de samenstelling van de commissie zo enigszins mogelijk gedurende de periode van bestaan onveranderd te blijven.

Zoals gebruikelijk is de samenstelling een voorzitter en twee leden. Mede gelet op de onvoorspelbare werkdruk kan deze kring worden uitgebreid tot een plaatsvervangend voorzitter en één of meer plaatsvervangende leden.

Belangrijk is dat zij over voldoende bewezen materiedeskundigheid en ervaring beschikken. Het spreekt voor zich dat de leden nimmer zaken kunnen behandelen van personen die binnen het hetzelfde onderdeel werkzaam zijn als zijzelf.

Artikel 4

Als het bezwaar van de ambtenaar zich richt tegen een besluit dat inhoudelijk weinig of geen verwantschap heeft met de Vernieuwing HRM Justitie, zal de zaak naar de commissie als bedoeld in het Besluit instelling adviescommissie bezwaarschriften Algemene wet bestuursrecht inzake personele aangelegenheden Ministerie van Justitie d.d. 28 oktober 1994, kenmerk 437721/94/CDPZ worden doorverwezen c.q. teruggezonden worden naar het betreffende gerecht.

De Minister van Justitie

namens deze:de plv. secretaris-generaal,

L.H. Kok

De Raad voor de rechtspraak,

namens deze:

de secretaris/directeur van het bureau,

M.H. van Kuijk

Naar boven