Subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO

7 december 2005

Nr. BVE/Stelsel-2005/51571

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 2.2.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Paragraaf 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs;

b. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het onderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de wet, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

c. beroepsopleiding: een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a tot en met e, van de wet;

d. deelnemer: de aan een instelling ingeschreven deelnemer die een beroepsopleiding volgt waarvoor het bevoegde gezag een in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma heeft vastgesteld, dat, met inbegrip van de beroepspraktijkvorming, een omvang van tenminste 300 uren per volledig studiejaar omvat.

e. instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, en een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de wet;

f. commissie voor de indicatiestelling: een commissie, als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra;

g. landelijke commissie toezicht indicatiestelling: de commissie, bedoeld in artikel 28e van de Wet op de expertisecentra;

h. ministeriële commissie voor de indicatiestelling: de in artikel 28d van de Wet op de expertisecentra bedoelde commissie;

i. regionaal expertisecentrum: het centrum, bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra;

j. school voor vso: een school voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra;

k. subsidiejaar: de tijdsperiode tussen 1 augustus van enig jaar en 1 augustus van het daaropvolgende jaar.

Artikel 2

Doelomschrijving

Het doel van deze regeling is het invoeren van een leerlinggebonden budget voor deelnemers aan een beroepsopleiding die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt, voor zover de commissie voor de indicatiestelling heeft besloten dat deze deelnemers in aanmerking komen voor een leerlinggebonden budget.

Paragraaf 2

Aanvraag subsidie

Artikel 3

Subsidieaanvrager

Subsidie wordt verleend aan instellingen ten behoeve van een samenwerkingsverband van die instelling en een regionaal expertisecentrum of een school voor vso.

Artikel 4

Subsidieaanvraag

1. Het bevoegd gezag van een instelling dient ten behoeve van het in artikel 3 bedoelde samenwerkingsverband, een subsidieaanvraag bij de minister in voor een bij die instelling ingeschreven deelnemer die op grond van een besluit van de commissie voor de indicatiestelling of een besluit van de minister in aanmerking komt voor een leerlinggebonden budget

2. De aanvraag voor de subsidie geschiedt met gebruikmaking van het aanvraagformulier leerlinggebonden budget zoals is vastgesteld in bijlage A bij deze regeling.

3. De aanvraag voor de subsidie gaat vergezeld van een samenwerkingsovereenkomst tussen de instelling en de school voor vso of het regionale expertisecentrum terzake van de ambulante begeleiding die de school voor vso of het regionale expertisecentrum geeft aan de deelnemer waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

4. Een aanvraag wordt geweigerd indien de deelnemer de leeftijd van 30 jaar heeft bereikt.

Paragraaf 3

Overige subsidieverplichtingen

Artikel 5

Handelingsplan

1. Binnen drie maanden na indiening van de aanvraag stelt het bevoegd gezag van de instelling een handelingsplan op in overeenstemming met de deelnemer of de ouder. Beide partijen ondertekenen het handelingsplan.

2. Het handelingsplan bevat tenminste informatie over de volgende onderwerpen:

a. de maatregelen die de instelling treft met het oog op het halen van de in de onderwijsovereenkomst gestelde doelen in relatie tot de gestelde indicatie,

b. de inzet van de ambulante begeleiding en

c. een begroting van kosten gerelateerd aan de onder a en b genoemde activiteiten.

3. In overeenstemming met de deelnemer of de ouder evalueert het bevoegd gezag van de instelling jaarlijks het handelingsplan en past dit zonodig aan.

Artikel 6

Samenwerkingsovereenkomst

1. De in artikel 4, derde lid, bedoelde samenwerkingsovereenkomst voorziet erin dat iedere partij bij deze overeenkomst direct kan beschikken over het voor haar bestemde bedrag, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

2. In de samenwerkingsovereenkomst wordt door partijen vastgelegd dat de in artikel 7 bedoelde verplichting een gezamenlijke verantwoordelijkheid is en wordt voorts vastgelegd dat de school voor vso of het regionale expertisecentrum de taken en verplichtingen voortvloeiend uit artikel 12 op zich neemt.

Artikel 7

Inlichtingen

De instelling werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling, monitoring en evaluatie van het beleid in verband met deze regeling.

Paragraaf 4

Besluit, bedrag, uitkering en verantwoording subsidie

Artikel 8

Besluit op de aanvraag

1. Subsidie wordt verleend met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de subsidieaanvraag is ingediend. Indien de subsidieaanvraag is ingediend voordat het onderwijs feitelijk is begonnen, wordt subsidie verleend met ingang van de eerste dag van de maand waarin het onderwijs feitelijk is begonnen.

2. Subsidie wordt behoudens het derde lid verleend voor de duur van de door de commissie voor de indicatiestelling expertisecentra verleende indicatiestelling.

3. De subsidie eindigt van rechtswege:

a. indien de deelnemer tijdens een subsidiejaar de leeftijd van 30 jaar bereikt: aan het einde van het subsidiejaar;

b. indien de deelnemer van leerweg of opleidingsniveau verandert: aan het einde van het subsidiejaar;

c. indien de deelnemer de instelling verlaat of niet langer een opleiding volgt als bedoeld in tabel A: met ingang van de maand na het uitschrijven van de deelnemer.

Artikel 9

Subsidiebedrag

1. Het subsidiebedrag wordt vastgesteld aan de hand van de bedragen op jaarbasis zoals verwerkt in onderstaande tabellen A en B, waarbij tabel A het bedrag bevat dat besteed wordt door de instelling en tabel B het bedrag bevat dat besteed wordt door het regionaal expertisecentrum of de school voor vso die de ambulante begeleiding van de deelnemer verzorgt en die terzake daarvan de in artikel 4, derde lid, bedoelde samenwerkingsovereenkomst met de instelling heeft gesloten.

Tabel A. Bedrag instellingen

Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van

BOL Assistent- en basisberoepsopleiding

BBL Assistent- en basisberoepsopleiding

BOL Vakopleiding, middenkader- en specialistenopleiding

BBL Vakopleiding middenkader- en specialistenopleiding

Cluster 2 Dove deelnemers

€ 2.174

€ 1.449

€ 2.820

€ 1.880

Cluster 2 Slechthorende deelnemers

€ 1.397

€ 931

€ 2.820

€ 1.880

Cluster 2 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 1.397

€ 931

€ 2.820

€ 1.880

Cluster 3 Lichamelijk gehandicapte deelnemers

€ 1.449

€ 966

€ 2.820

€ 1.880

Cluster 3 Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap

€ 1.397

€ 931

€ 2.820

€ 1.880

Cluster 3 Zeer moeilijk lerende deelnemers

€ 1.397

€ 931

€ 2.820

€ 1.880

Cluster 3 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 1.397

€ 931

€ 2.820

€ 1.880

Cluster 4 Gedrags-problematiek

€ 1.397

€ 931

€ 2.820

€ 1.880

Tabel B. Bedrag regionale expertisecentra en scholen voor vso t.b.v. ambulante begeleiding

Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van

BOL

BBL

Cluster 2 Dove deelnemers

€ 3.985

€ 2.657

Cluster 2 Slechthorende deelnemers

€ 2.614

€ 1.743

Cluster 2 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 2.614

€ 1.743

Cluster 3 Lichamelijk gehandicapte deelnemers

€ 3.985

€ 2.657

Cluster 3 Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap

€ 2.614

€ 1.743

Cluster 3 Zeer moeilijk lerende deelnemers

€ 2.614

€ 1.743

Cluster 3 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 2.614

€ 1.743

Cluster 4 Gedragsproblematiek

€ 2.614

€ 1.743

2. Indien de deelnemer een opleiding volgt in de beroepsopleidende leerweg waarvoor het bevoegd gezag een in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma heeft vastgesteld dat, met inbegrip van de beroepspraktijkvorming, minder dan 850 uur per studiejaar omvat, wordt de hoogte van de subsidie in afwijking van het eerste lid vastgesteld aan de hand van de in dat lid genoemde bedragen in de kolom BBL.

Artikel 10

Uitkering subsidie

1. De subsidie wordt in jaarlijkse termijnen uitgekeerd, telkens in augustus van ieder jaar.

2. Indien de aanvraag niet tijdig voor 1 augustus van een jaar is gedaan, wordt de eerste termijn uitgekeerd binnen 4 weken nadat de beslissing tot subsidieverlening is genomen.

Artikel 11

Besteding, wijziging van de subsidie en verantwoording

1. De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt.

2. Indien het geval, bedoeld in artikel 8, derde lid onder a, b of c zich voordoet meldt het bevoegd gezag dit voor het einde van het studiejaar onderscheidenlijk binnen 4 weken na het uitschrijven van de deelnemer. De minister kan nadere aanwijzingen geven over de wijze waarop deze melding dient te geschieden.

3. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige verkrijging en besteding van deze subsidie.

4. De subsidie wordt verantwoord in de jaarrekening die betrekking heeft op het jaar waarin de subsidie is besteed. In de jaarrekening van het jaar waarin de subsidie nog niet volledig is besteed, wordt aangegeven wat de stand is van de uitgaven in relatie tot de subsidie.

Paragraaf 5

Wet op de Expertisecentra, Regionaal expertisecentrum, Commissie voor de indicatiestelling, ministeriële commissie voor de indicatiestelling en Landelijke commissie toezicht indicatiestelling

Artikel 12

Algemeen

De artikelen 8a, 28b, 28c met uitzondering van het derde lid, 28d en 28e van de Wet op de expertisecentra zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

a. onder ‘leerling’ wordt verstaan ‘deelnemer’;

b. onder ‘een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs’ wordt verstaan ‘een instelling als bedoeld in artikel 1, onder e, van de subsidieregeling leerlinggebonden financiering BVE’;

c. wanneer in één van de in de aanhef genoemde artikelen wordt verwezen naar taken, bevoegdheden of verplichtingen in een ander, in de aanhef genoemd artikel, daaronder mede wordt verstaan de taken, bevoegdheden of verplichtingen die zijn toegekend op grond van deze regeling, en

d. het bepaalde in de artikelen 13 tot en met 15 in acht wordt genomen.

Artikel 13

Mandaat

1. Overeenkomstig het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt mandaat verleend aan:

a. de commissie voor de indicatiestelling, tot het nemen van de besluiten, bedoeld in de artikelen 12 en 14 juncto artikel 28c van de Wet op de expertisecentra;

b. de ministeriële commissie voor de indicatiestelling, tot het nemen van de besluiten, bedoeld in artikel 12 juncto artikel 28d van de Wet op de expertisecentra.

c. De landelijke commissie toezicht indicatiestelling, tot het nemen van de besluiten, bedoeld in artikel 12 juncto artikel 28e van de Wet op de expertisecentra.

2. De commissies, bedoeld in het eerste lid, leven bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid de voorschriften, gesteld bij deze regeling na.

Artikel 14

Commissie voor de indicatiestelling

1. De commissie voor de indicatiestelling beoordeelt alleen of een deelnemer in aanmerking komt voor een leerlinggebonden budget.

2. In bijlage B bij deze regeling is het in artikel 28c, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra bedoelde aanmeldingsformulier opgenomen.

3. De geldigheidsduur van de indicatie is in overeenstemming met het daarover bepaalde in het Besluit leerlinggebonden financiering.

Artikel 15

Criteria voor de indicatiestelling

De indicatiecriteria bedoeld in artikel 28c, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra zijn de in de ‘Regeling indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering (LGF)’ genoemde criteria voor zover daarvan niet in bijlage C bij deze regeling is afgeweken.

Paragraaf 6

Slotbepalingen

Artikel 15

Invoeringsbepaling

In afwijking van artikel 8, eerste lid, eerste volzin, kan subsidie die is aangevraagd voor 1 maart 2006 worden verleend met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 17

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO.

Deze regeling zal met de bijlagen en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte.

Toelichting

Inleiding

In december 2004 heeft staatssecretaris Rutte aan de Tweede Kamer toegezegd om in de sector Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en daarbinnen in het beroepsonderwijs, een leerlinggebonden financiering (LGF) in te voeren voor gehandicapte, geïndiceerde deelnemers. Deze leerlinggebonden financiering MBO (hierna: LGF-MBO) wordt ingevoerd in navolging van de sectoren Primair en Voortgezet onderwijs, waar de leerlinggebonden financiering in 2003 werd ingevoerd.

De LGF-MBO wordt conform de toezegging van staatssecretaris Rutte aan de Tweede Kamer ingevoerd per 1 januari 2006. Omdat de tijd tussen de toezegging aan de Kamer en de toegezegde datum van inwerkingtreding niet lang genoeg is om een traject van wetswijziging te doorlopen, is ervoor gekozen een tijdelijke overgangsregeling te ontwerpen, die inhoudelijk vooruitloopt op wat uiteindelijk per wet geregeld gaat worden. Deze regeling is dus per definitie tijdelijk, voor een periode van naar verwachting twee jaar, van 1 januari 2006 tot 1 januari 2008. Per 1 januari 2008 dient de wijziging van de wet op de Expertisecentra (WEC) in werking te treden, die de LGF-MBO structureel regelt.

Het uitgangspunt bij onderhavige tijdelijke regeling is zoveel mogelijk aan te sluiten bij de systematiek van de leerlinggebonden financiering in het PO en VO. Dat betekent tegelijkertijd dat zoveel mogelijk vooruitgelopen wordt op de in te voeren definitieve wetswijziging waarbij de LGF-MBO structureel geregeld wordt. Op die manier worden de administratieve lasten voor ouders, deelnemers en instellingen zoveel mogelijk beperkt. Het is immers niet prettig om na de invoering van een tijdelijke regeling met een andere systematiek en met andere formulieren te werken dan men gewoon is in het PO en VO. Evenmin is het prettig om twee jaar na invoering van een tijdelijke regeling, weer over te moeten stappen op een andere systematiek vanwege de invoering van een structurele wetswijziging. Met onderhavige regeling wordt daarom ook beoogd de systematiek en werkwijze zoveel mogelijk aan te sluiten op de al bestaande LGF. Een aantal ondergeschikte zaken wijken af vanwege de aard van deze tijdelijke subsidieregeling. Overigens vindt op dit moment een discussie plaats over de herijking van de zorgstructuren binnen het funderend onderwijs. De uitkomsten hiervan kunnen leiden tot een aanpassing van de voorliggende regeling bij de vormgeving van het wettelijk kader.

De regeling is zowel bestemd voor de BVE-instellingen die ressorteren onder het ministerie van OCW als voor de AOC’s.

Doel regeling

De regeling heeft tot doel het mogelijk te maken dat een deelnemer c.q. zijn/haar ouders of verzorgers die vindt dat hij/zij beperkingen ondervindt bij de onderwijsdeelname als gevolg van een lichamelijke of verstandelijke beperking, een indicatie kan aanvragen om in aanmerking te komen voor extra faciliteiten om deze beperkingen te overwinnen. De indicatie gebeurt door een commissie voor de indicatiestelling die is verbonden aan een regionaal expertisecentrum of een school voor speciaal onderwijs. Met de indicatiestelling van een deelnemer kan een BVE-instelling vervolgens een subsidie aanvragen op basis van deze regeling. Indien de deelnemer al over een geldige indicatiestelling beschikt, b.v. omdat hij doorstroomt uit b.v. het VO, dan kan deze indicatiestelling gebruikt worden bij het aanvragen van de subsidie op grond van deze regeling.

De subsidie heeft als doelen:

a. het de BVE-instelling mogelijk te maken een extra inspanning ten behoeve van de geïndiceerde deelnemer te verrichten;

b. ambulante begeleiding vanuit een expertisecentrum of een school voor vso te leveren.

In een verplicht op te stellen handelingsplan moeten deze doelen geconcretiseerd worden.

Belangrijkste uitgangspunten regeling

De WEC is het uitgangspunt voor deze regeling, en de systematiek van de LGF in PO/VO is dus ook het uitgangspunt voor de systematiek van de LGF-MBO. Dat betekent het volgende:

• De bedragen voor de LGF-MBO komen zoveel mogelijk overeen met de bedragen voor LGF in PO/VO. Afwijkingen hebben te maken met de eigenheid van de BVE-sector, niet met principiële keuzes.

• De systematiek dat een deelnemer ambulante begeleiding krijgt van een expertisecentrum of een school voor speciaal onderwijs wordt in deze regeling ook voor het MBO ingevoerd.

• Dat betekent ook dat een deel van het subsidiebedrag dat aan een instelling voor beroepsonderwijs ten behoeve van een geïndiceerde deelnemer wordt toegekend, voor die ambulante begeleiding door het expertisecentrum of een school voor vso bestemd is.

• De wijze van de indicatiestelling geschiedt identiek aan die in PO/VO.

• Behoudens enkele kleine aanpassingen zijn de criteria voor de indicatiestelling gelijk aan de criteria voor PO/VO. De aanpassingen zijn verwoord in bijlage C bij de regeling en is het gevolg van de eigenheid van de BVE-sector.

• Er dient voor iedere geïndiceerde deelnemer voor wie subsidie wordt aangevraagd een handelingsplan te worden opgesteld, waarin de instelling en de deelnemer afspraken maken over de door de instelling te treffen maatregelen en de inzet van de ambulante begeleiding.

Belangrijke verschillen met de regeling in PO/VO zijn:

• De sector BVE heeft geen speciaal onderwijs, en dus is de rugzak ook niet bedoeld om een keuze mogelijk te maken tussen regulier en speciaal onderwijs. Alle bepalingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs over toelating en toelaatbaarheid blijven gewoon van toepassing. De invoering van de LGF-MBO doet hieraan niet af of toe.

• De leeftijdsgrens voor LGF is in PO/VO 20 jaar. In de BVE-sector is gekozen voor een verhoging naar 30 jaar, omdat de gemiddelde leeftijd van deelnemers, zeker in BBL en deeltijd BOL, boven de 20 jaar is. Met deze leeftijdsgrens van 30 kan het grootste deel van de deelnemers die dat nodig heeft een rugzak krijgen.

Regeling vs. wet

Niettemin is er een aantal specifieke aspecten aan een subsidieregeling zoals deze. De belangrijkste is dat CFI niet rechtstreeks het voor ambulante begeleiding bestemde deel van de subsidie kan en mag uitbetalen aan het expertisecentrum of de school voor vso die de ambulante begeleiding verzorgt. De juridische basis ontbreekt daarvoor. Omdat het verplicht is de ambulante begeleiding bij een expertisecentrum of een school voor vso in te kopen, is ervoor gekozen een samenwerkingsconstructie tussen de BVE-instelling en het expertisecentrum of de school voor vso verplicht te stellen. Deze verplichting kan komen te vervallen als de wijziging van de WEC van kracht wordt. Daarbinnen is het namelijk wel juridisch mogelijk het deel van de LGF dat bestemd is voor de ambulante begeleiding rechtstreeks aan het expertisecentrum of de school voor vso uit te betalen.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onder d

Op deze wijze is vastgelegd dat de leerlinggebonden financiering voor het beroepsonderwijs aan deze leerwegen geldt en niet voor de volwasseneneducatie.

Artikel 4

De instelling en het regionaal expertisecentrum of de school voor vso vormen een samenwerkingsverband terzake van de ambulante begeleiding van de gehandicapte deelnemer. De instelling voegt de overeenkomst die betrekking heeft op deze samenwerking bij de subsidieaanvraag. Het kan voorkomen dat een instelling en een regionaal expertisecentrum of een school voor vso samenwerken terzake van de ambulante begeleiding van meerdere gehandicapte deelnemers. In dat geval kan worden volstaan met het maken van één samenwerkingsovereenkomst terzake van de ambulante begeleiding van meerdere gehandicapte deelnemers.

Het adres voor het indienen van de subsidieaanvraag is:

CFI

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer.

Artikel 5

Deze voorziening sluit zoveel als mogelijk aan op de regeling leerlinggebonden financiering in het primair en voortgezet onderwijs (LGF/PO-VO) (Wet van 28 november 2002 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra, Stb. 2002, 631).

Artikel 6

In artikel 6 staan de verplicht op te nemen zaken in de samenwerkingsovereenkomst omschreven. Daarnaast staat het partijen vrij datgene in de samenwerkingsovereenkomst te regelen wat zij wenselijk vinden. Gedacht zou kunnen worden aan het opnemen van een bepaling in de samenwerkingsovereenkomst over de samenwerking en informatieuitwisseling tussen enerzijds de accountant van de instelling en anderzijds de accountant van de school voor vso of het regionaal expertisecentrum inzake de rechtmatige besteding van de middelen.

Artikel 9

Overeenkomstig de LGF/PO-VO bestaat de leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs (LGF/MBO) uit twee gedeelten. Een gedeelte (vermeld in tabel A) is bestemd voor de subsidie aanvragende instelling. Het andere gedeelte (vermeld in tabel B) is bestemd voor het regionaal expertisecentrum of de school voor vso die de ambulante begeleiding van de deelnemer verzorgt. Conform het bepaalde in artikel 6 van deze regeling zal de samenwerkingsovereenkomst tussen de instelling en het regionaal expertisecentrum of de school voor vso erin moeten voorzien dat beiden aanstonds moeten kunnen beschikken over het voor ieder van hen bestemde bedrag.

Voor het gemak worden in onderstaande tabel de totaalbedragen van de rugzak gegeven (dus de bedragen die instelling en regionaal expertisecentrum of de school voor vso ontvangen opgeteld).

Tabel totaalbedragen

Toelaatbaar verklaard tot onderwijs van onderstaand cluster

BOL Assistent- en

basisberoeps-

opleiding

BBL en deeltijd BOL Assistent- en

basisberoeps-

opleiding

BOL Vakopleiding, middenkader- en specialistenopleiding

BBL en deeltijd BOL Vak-

opleiding, middenkader- en specialistenopleiding

Cluster 2 Dove deelnemers

€ 6.159

€ 4.106

€ 6.806

€ 4.537

Cluster 2 Slechthorende deelnemers

€ 4.011

€ 2.674

€ 5.434

€ 3.623

Cluster 2 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 4.011

€ 2.674

€ 5.434

€ 3.623

Cluster 3 Lichamelijk gehandicapte deelnemers

€ 5.434

€ 3.623

€ 6.806

€ 4.537

Cluster 3 Langdurig zieke deelnemers met een lichamelijke handicap

€ 4.011

€ 2.674

€ 5.434

€ 3.623

Cluster 3 Zeer moeilijk lerende deelnemers

€ 4.011

€ 2.674

€ 5.434

€ 3.623

Cluster 3 Meervoudig gehandicapte deelnemers

€ 4.011

€ 2.674

€ 5.434

€ 3.623

Cluster 4 Gedrags-problematiek

€ 4.011

€ 2.674

€ 5.434

€ 3.623

Artikel 11

Overeenkomstig de OCenW-Richtlijnen Jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. De subsidie wordt opgenomen in bijlage D2 bij de jaarrekening onder het onderdeel: Geoormerkte subsidies. Als een subsidie besteed wordt in twee achtereenvolgende jaren, moet ook voor elk van die jaren het in dat jaar bestede bedrag verantwoord worden.

Deze regeling berust op de Wet overige onderwijssubsidies. Daarmee zijn de subsidiebepalingen van de AWB ook van toepassing op deze regeling. Dat houdt in dat als achteraf geconstateerd wordt dat de subsidieverlening in strijd was met de voorwaarden van de regeling of dat subsidievoorwaarden niet zijn nageleefd, de subsidie lager kan worden vastgesteld.

Artikel 12

Door deze koppelbepaling zijn de hier genoemde artikelen in de Wet op de expertisecentra van overeenkomstige toepassing voor het beroepsonderwijs. Voor zover afwijkingen onvermijdbaar zijn, staan die in de artikelen 12 t/m 15 van deze regeling.

Artikel 13

In artikel 12 is verwezen naar een aantal artikelen uit de Wet op de expertisecentra. Laatstgenoemde artikelen regelen de taken van het regionaal expertisecentrum (REC) en van de aldaar genoemde commissies, en de school voor vso. Op grond van de samenwerkingsovereenkomst en de mandaatbepaling van artikel 13 kunnen de school, het REC en deze commissies de taken, die zij nu ten behoeve van de leerlinggebonden financiering in het PO en VO uitvoeren, óók ten behoeve van de leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs uitvoeren.

Buiten het mandaat vallen eventuele besluiten op bezwaar tegen besluiten van de commissie voor de indicatiestelling. Daarom zal in deze gevallen de minister beslissen op het bezwaarschrift. Overigens laat dit onverlet dat de minister eerst beslist na het advies van de commissie, bedoeld in artikel 28b, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra (de BAC). Op deze wijze wordt toch zoveel mogelijk aansluiting bereikt bij de LGF/PO-VO regeling.

Artikel 14, eerste lid

De LGF/PO-VO regeling is mede opgezet vanuit het uitgangspunt dat in deze sector speciaal onderwijs bestaat. In het beroepsonderwijs ontbreekt het speciaal onderwijs. Daarom is in het eerste lid van artikel 14 bepaald dat de commissie voor de indicatiestelling beoordeelt of een deelnemer in aanmerking komt voor een leerlinggebonden budget.

Artikel 14, tweede lid

Uiteraard geldt het in bijlage B opgenomen aanmeldingsformulier alleen voor de onderhavige LGF/MBO regeling. Het aanmeldingsformulier is zoveel mogelijk gelijk aan het aanmeldingsformulier waarnaar artikel 28c, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra verwijst (het aanmeldingsformulier LGF/PO-VO). Op onderdelen is de regeling evenwel aangepast aan de situatie in het beroepsonderwijs.

Artikel 15

Het is de bedoeling dat de Regeling indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering zoveel mogelijk geldt voor de LGF-MBO. Voor zover aanpassingen noodzakelijk zijn vanwege de eigenheid van de LGF-MBO zijn deze in bijlage C geformuleerd. Een van die aanpassingen betreft artikel 12 van de Regeling indicatiecriteria en aameldingsformulier leerlinggebonden financiering. In dit artikel zijn de beperkingen in de onderwijsparticipatie vastgelegd. Deze beperkingen zijn speciaal geschreven voor leerlingen in het PO en VO en kunnen niet zonder meer van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het beroepsonderwijs. Daarom zijn voor het beroepsonderwijs nieuwe beperkingen in de onderwijsparticipatie geformuleerd. Deze nieuwe beperkingen zijn vastgelegd in bijlage C bij deze regeling.

Artikel 16

Naar verwachting zullen de eerste aanvragen voor subsidie op grond van deze regeling pas in januari of februari 2006 kunnen worden ingediend. Voor de deelnemers die feitelijk al op 1 januari 2006 met het onderwijs zijn begonnen, wordt dan de subsidie verleend vanaf 1 januari 2006.

Bijlage A. Registratie en subsidie aanvraag geïndiceerde deelnemers in het MBO

Toelichting

Met dit formulier kan een BVE instelling (en een AOC voor wat betreft het MBO-deel) als subsidieontvanger deelnemers aanmelden voor wie op basis van een beoordeling door een commissie voor indicatiestelling (artikel 14 van de subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO / artikel 28c van de WEC) een budget beschikbaar is. Als sprake is van een eerste inschrijving van de deelnemer bij uw instelling, wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag ( zie artikel 8 van de subsidieregeling leerlinggebonden financiering) het recht op het budget verkregen, en vervolgens een subsidie door mij vastgesteld. Geïndiceerde deelnemers moeten daarom tijdig aangemeld worden. Meldingen worden niet met terugwerkende kracht verwerkt. Het meldingsformulier heeft het formuliernummer CFI 65078 en is met ingang van 23 december 2005 te downloaden via www.cfi.nl of, door middel van plaketiket nr. CFI 84887 aan te vragen bij CFI, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.

Indien een deelnemer middels dit formulier is aangemeld en

a. op uw instelling ingeschreven blijft staan en

b. geen wijzigingen optreden in de geleverde gegevens

c. de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt

hoeft u de deelnemer met ingang van het nieuwe subsidiejaar niet opnieuw aan te melden. Zolang de indicatiestelling van de deelnemer geldig blijft, wordt de bekostiging voortgezet.

Voor wijzigingen in opleidingsniveau en/of leerweg en/of voor de uitschrijving van de deelnemer dient de instelling gebruik te maken van een specifiek formulier (een terugmeldingsformulier voor wijzigingen in de registratie van de gegevens van de geïndiceerde deelnemer). Over het formulier en de daarbij behorende toelichting zal de instelling afzonderlijk worden geïnformeerd.

Als een deelnemer, aan wie een deelnemergebonden budget is toegekend, van instelling verandert, moet de nieuwe instelling een nieuwe aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor een subsidie. Daarvoor geldt dezelfde procedure als bij een deelnemer, die voor het eerst bij een instelling wordt ingeschreven.

Lees voor het invullen van dit formulier eerst de subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO. Onvolledig ingevulde formulieren kunnen niet in behandeling worden genomen. Dat geldt ook bij het niet inzenden van de samenwerkingsovereenkomst.

Op basis van dit formulier zal aan de instelling de subsidie van artikel 9 (het totaal van Tabel A en B) van de subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO worden toegekend. De instelling zelf dient op basis van de samenwerkingsovereenkomst de subsidie behorend bij artikel 9 Tabel B aan het reginonaal expertisecentrum of de VSO school over te maken. Deze overboeking zal in de controle door de instellingsaccountant worden meegenomen.

Model Meldingsformulier

stcrt-2005-254-p11-SC72973-1.gifstcrt-2005-254-p11-SC72973-2.gifstcrt-2005-254-p11-SC72973-3.gif

Bijlage B

stcrt-2005-254-p11-SC72973-4.gifstcrt-2005-254-p11-SC72973-5.gifstcrt-2005-254-p11-SC72973-6.gifstcrt-2005-254-p11-SC72973-7.gifstcrt-2005-254-p11-SC72973-8.gif

Bijlage C. Bij de Subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO

Andere begrippen

Zoals is bepaald in artikel 15 van de Subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO zijn de criteria aan de hand waarvan de commissie voor de indicatiestelling moet beoordelen of een deelnemer in het mbo in aanmerking komt voor een leerlinggebonden budget, de criteria die zijn opgenomen in de Regeling indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering.

Voor een goed begrip wordt nog opgemerkt, dat de Regeling indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering begrippen hanteert die in het mbo niet gebruikt worden. Dat betekent:

a. waar in de regeling wordt gesproken van ‘een leerling is toelaatbaar tot cluster ..’ of ‘de leerling die voor cluster.. is aangemeld’ of woorden van gelijke strekking, gaat het bij de indicatiestelling in het mbo om deelnemers voor wie beoordeeld moet worden of zij recht hebben op leerlinggebonden financieringmet ambulante begeleiding vanuit het onderwijs uit een bepaald cluster.

b. als er wordt gesproken over ouders, voogden of verzorgers dan, gaat het hier om de deelnemer of diens ouders, voogden of verzorgers;

c. voor kinderpsychiatrische voorziening of Jeugdbescherming dient een psychiatrische voorziening te worden gelezen en voor jeugdzorg dient GGZ te worden gelezen.

2. Artikelen die niet van toepassing zijn

Vanwege de eigenheid van de MBO sector zijn in een aantal gevallen de criteria voor indicatiestelling van de Regeling indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering niet van toepassing. Dat betreft de criteria voor indicatiestelling neergelegd in de volgende artikelen:

• Artikel 5

• Artikel 7, tweede lid onder b

• Artikel 8, tweede lid onder a

• Artikel 9, tweede lid onder a

• Artikel 12, eerste lid onder a

3. Tenslotte

Tenslotte wordt nog aandacht gevraagd voor het aanmeldingsformulier voor de indicatiestelling. De MBO sector dient hiervoor het formulier te gebruiken dat is opgenomen als bijlage B bij de subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO . Het formulier dat nu is bijgevoegd bij de Regeling indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering geldt dus niet voor de MBO sector.

Naar boven