Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Den Haag, inspecteur openbare ruimte, 2005

Besluit van de Minister van Justitie van 22 december 2005, kenmerk 5394035/Justis/05, strekkende tot aanwijzing van de medewerkers van de gemeente Den Haag tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers;

Gelezen het verzoek van de algemeen directeur (plv) van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag van 2 december 2005 en de daarop volgende adviezen van de korpschef van de regiopolitie Haaglanden en de hoofdofficier van justitie te Den Haag;

Gelet op:

– artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

– artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

– artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen, werkzaam bij de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag, aangesteld in de functie van inspecteur openbare ruimte zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten en alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Visserijwet 1963; de Wet op de openluchtrecreatie; de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden; artikel 45 luchtverkeersreglement; het Binnenvaartpolitiereglement; de Binnenschepenwet; Wegenverkeerswet 1994 (de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikelen 5, 6, 10, 60, 62 en 82 RVV 1990); artikel 2, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen); de Wet op de Ruimtelijke Ordening; de Monumentenwet 1988; de Wet openbare manifestaties; de Zondagswet;

b. de artikelen 141, 157, 158, 161, 162, 163, 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 198, 199, 225, 239, 266, 267, 284, 285, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, 447e en 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Den Haag en de door de gemeenten Wassenaar en Rijswijk aangewezen gebieden.

Artikel 4

1. De Minister van Justitie is bevoegd tot de beëdiging van de buitengewoonopsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 36 personen als buitengewoonopsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het politiekorps Haaglanden.

Artikel 6

1. De algemeen directeur (plv) van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afd. IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

Het besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag 2000, kenmerk 5068390/DBZ/00 wordt ingetrokken.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren die in dienst zijn van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag in de functie van inspecteur openbare ruimte, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 21 december 2005 en vervalt op 21 december 2010.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Den Haag, inspecteur openbare ruimte, 2005.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 december 2005.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar, G.V.A. van Raaij.

Toelichting

Voor de gemeente Den Haag heeft de handhaving grote prioriteit. Het gemeentebestuur wil de veiligheid en de leefbaarheid in de stad verhogen door de aanwezigheid van meer ‘blauw op straat’ en door strikt te handhaven in het publieke domein. Om dit mogelijk te maken heeft de gemeente sinds 2004 het aantal gemeentelijke handhavers jaarlijks uitgebreid en zijn de buitengewoon opsporingsambtenaren in één organisatie. De buitengewoon opsporingsambtenaren opereren in acht handhavingteams die worden geleid door een Inspecteur van Politie.

De buitengewoon opsporingsambtenaren in de handhavingteams hebben tot taak wet- en regelgeving in de openbare ruimte te handhaven met de bestaande strafrechtelijke en bestuurlijke instrumenten en in de toekomst met de bestuurlijke boete en/of OM-afdoening. Daarnaast worden in samenwerking met de politie acties uitgevoerd en signaleren de buitengewoon opsporingsambtenaren aan de politie strafbare feiten op het terrein van de openbare orde en veiligheid.

De direct toezichthouder, de korpschef van de regiopolitie Haaglanden, en de toezichthouder, de hoofdofficier van justitie Den Haag, achten de noodzaak tot verlenging van de categoriale aanwijzing van de bij de gemeente Den Haag werkzame inspecteurs openbare ruimte aanwezig.

De Minister van Justitie

namens deze:

de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar,

G.V.A. van Raaij

Naar boven