Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 28 DECEMBER 2005 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF

UAW Nr. 10417

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van CAO-partijen voor het Schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) te ener zijde: Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

Partij(en) te anderer zijde: FNV Bouw en de Hout- en Bouwbond CNV.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV, V, VI en VII is bepaald:

HOOFDSTUK 1 OVER DE OVEREENKOMST

Artikel 1 Werkingssfeer

  • 1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn – met inachtneming van de definities genoemd in dit artikel en van de beperkingen omschreven in lid 5 van dit artikel – van toepassing op ondernemingen waarin en voorzover daarin het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf als hoofdbedrijf of als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt uitgeoefend.

  • 2. Onder hoofdbedrijf wordt ten deze verstaan het uitoefenen van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf, waarbij het aantal betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers, dat werkzaamheden verricht op het gebied van een andere bedrijfstak.

  • Als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt voor de toepassing van deze overeenkomst beschouwd uitoefening van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf door een afdeling van een onderneming, welke tevens werkzaamheden op het gebied van (een) andere bedrijfstak(ken) verricht, indien het personeel van die afdeling in de regel niet wordt uitgewisseld met (een) andere afdeling(en), die werkzaamheden verricht(en) op het gebied van (een) andere bedrijfstak(ken), of indien die afdeling administratief en/of organisatorisch als een afzonderlijke eenheid is te beschouwen.

  • 3. Onder uitoefening van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf wordt verstaan het bedrijfsmatig verrichten van een of meer der volgende werkzaamheden:

    • het aan of in roerende en onroerende goederen aanbrengen van verven of soortgelijke producten en het verrichten van werkzaamheden die met het aanbrengen van deze materialen samenhangen als schoonmaken, egaliseren, repareren van ondergronden, etcetera;

    • het aanbrengen van behangsel, respectievelijk van andere te plakken afwerkingsmaterialen en het verrichten van werkzaamheden die met het aanbrengen van deze materialen samenhangen als schoonmaken, egaliseren, repareren van ondergronden, etcetera, uitgezonderd vloerbedekking, betimmeringen en gordijnen;

    • het plaatsen van al of niet isolerende beglazing;

    • het isoleren van spouwmuren, dakschotten en vloeren aan en in woningen en gebouwen en andere onroerende goederen;

    • het plaatsen van steigers als dit in verband staat met het (doen) verrichten van bovenomschreven werkzaamheden;

    • het direct geven van technische en/of organisatorische leiding aan werknemers bij de uitvoering van de hiervoor omschreven werkzaamheden.

  • 4. Als ondernemingen in de zin van het eerste lid van dit artikel worden ook beschouwd natuurlijke personen en rechtspersonen, die schilderwerk in eigen beheer uitoefenen, zoals in het kader van het beheer, respectievelijk de exploitatie van woningen, respectievelijk van gebouwen, dit voor zover deze ondernemingen of instellingen niet onder de werkingssfeer van een andere collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling vallen.

  • 5. Niet als uitoefening van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in de zin van deze CAO wordt beschouwd:

    • a. het door industriële ondernemingen aanbrengen van verfprodukten op de door die ondernemingen vervaardigde producten;

    • b. het uitoefenen van een classificeerbedrijf waaronder verstaan wordt: „het bedrijfsmatig ontdoen van ketelsteen of roest en schoonmaken (niet zijnde schilderwerk) en huidverven van vaartuigen en metalen oppervlakken en metalen constructies van schepen (of direct daarmee verband houdende). Onder schoonmaken dient mede verstaan te worden het aanbrengen van een eerste conserveringslaag in verband met zojuist genoemde reinigingswerkzaamheden’’ – tenzij de uitoefening van deze werkzaamheden geschiedt in een onderneming waarin het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf het hoofdbedrijf is;

    • c. het spuiten van automobielen, tenzij dit geschiedt in een onderneming, waarin het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf het hoofdbedrijf is.

  • 6. Indien twijfel bestaat omtrent de toepasselijkheid van deze CAO op ondernemingen als in dit artikel genoemd, kan door de werkgever of door de werknemer(s) de mening worden gevraagd van het de CAO-commissie. Het standpunt van de CAO-commissie zal de werkgever en de werknemer(s) schriftelijk worden medegedeeld.

Artikel 2 Uitzendondernemingen

De bepalingen van deze overeenkomst zijn tevens van toepassing op alle uitzendwerknemers die ter beschikking worden gesteld aan een werkgever als bedoeld in artikel 1 door een uitzendonderneming die voor meer dan 50% van de loonsom uitzendt naar werkgevers als bedoeld in artikel 3 lid 1, met uitzondering van uitzendondernemingen die lid zijn van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) of voldoen aan elk van de hiernavolgende vereisten in welke gevallen de CAO voor Uitzendkrachten van toepassing is;

  • a. de bedrijfsactiviteiten van deze uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, én

  • b. de uitzendkrachten van deze uitzendonderneming voor tenminste 25% van haar totale premieplichtig loon op jaarbasis betrokken zijn bij werkzaamheden verricht in enige andere tak van bedrijf dan in ondernemingen in de bouwnijverheid die als werkgever onder de werkingssfeer van de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf vallen, én

  • c. de uitzendonderneming op de voet van de artikelen 1 en 2 van het Besluit indeling uitzendbedrijven van 2 maart 2000, nr. SV/UB/00/06122, Stcrt. 49, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), voor meer dan 15% van haar totale premieplichtig loon op jaarbasis uitzendt op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW, én

  • d. de uitzendonderneming geen deel uitmaakt van een groep ondernemingen waarvan één of meer ondernemingen als lid van een partij bij de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf of door algemeen verbindend verklaring aan deze CAO gebonden is, én

  • e. de uitzendonderneming geen paritair afgesproken arbeidspool is.

Artikel 3 Begrippen en toepasselijkheid

  • 1. In deze overeenkomst wordt onder werkgever verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon die, bij een bedrijfsbeoefening als bedoeld in artikel 1, in Nederland arbeid doet verrichten door een of meer werknemers.

  • 2. Onder werknemer wordt verstaan hij of zij, die in Nederland voor een onderneming of een afdeling van een onderneming als bedoeld in artikel 1, werkzaam is:

    • a. ingevolge een arbeidsovereenkomst;

    • b. ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk, tenzij hij of zij zelf ondernemer is;

    • c. als hulp van de aannemer van werk onder b. bedoeld;

  • 3. Onder werknemer UTA (uitvoerend, technisch en administratief personeel) wordt verstaan de werknemer, die uitsluitend of in hoofdzaak een functie vervult of werkzaamheden verricht als:

    • a. bedrijfsleider

    • de werknemer die onder supervisie van de ondernemer/directeur de algehele leiding voert over het bedrijf, een aanmerkelijk deel van het bedrijf, een filiaal of een aantal objecten en die, afhankelijk van de structuur van het bedrijf, leiding geeft aan medewerkers als hoofduitvoerders, uitvoerders, voorlieden en technisch-administratief personeel.

    • b. hoofduitvoerder

    • de werknemer die, onder supervisie van de ondernemer/directeur of de bedrijfsleider, technische en organisatorische leiding geeft op één of meerdere objecten en die afhankelijk van de structuur van het bedrijf, leiding geeft aan medewerkers als uitvoerders en voorlieden en die niet zelf aan direct produktieve arbeid deelneemt.

    • c. calculator, werkvoorbereider en ander technisch-administratief personeel

    • de werknemer die onder supervisie van de ondernemer/directeur, de bedrijfsleider of de hoofduitvoerder zelfstandig of als toegevoegd assistent werkzaamheden verricht die bestaan uit het op basis van bestek en tekeningen en/of op basis van opmeting en waarneming ter plaatse van bestaande objecten, vaststellen van de te behandelen hoeveelheden en de voor de uit te voeren bewerkingen en/of handelingen benodigde bewerkingstijden, alsmede het met behulp van deze hoeveelheden, bewerkingstijden en de in het bedrijf gebruikelijke uurprijs, vaststellen van de kostprijs en het in overleg met de ondernemer/directeur of de bedrijfsleider vaststellen van de aanbiedingsprijs.

    • d. secretaresse/receptioniste

    • de werknemer die op het kantoor van het hoofdbedrijf, een afdeling van het hoofdbedrijf, een filiaal of een object zelfstandig of onder toezicht werkzaamheden verricht die bestaan uit het voeren van correspondentie, het verrichten van typewerk, het ontvangen van bezoekers, het bedienen van de telefoon, al dan niet gecombineerd met boekhoudkundige werkzaamheden, en verder het verrichten van werkzaamheden die in de betreffende onderneming gebruikelijk zijn en tot de administratieve sector kunnen worden gerekend.

  • 4. In afwijking van de voorgaande leden worden echter niet als werknemer in de zin van deze overeenkomst beschouwd:

    • a. wakers, huishoudelijk personeel, portiers, kantinepersoneel, magazijnbedienden, bezorgers en dergelijke;

    • b. praktikanten/stagiaires;

    • c. directeuren, zij die de functie van directeur bekleden.

    • d. UTA-werknemers, die een bruto jaarsalaris inclusief vakantietoeslag verdienen, dat meer bedraagt dan het maximum premieloon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, en na 1 januari 2006 de Wet financiering sociale verzekeringen. Onder bruto jaarsalaris wordt verstaan het vaste salaris dat op 1 januari van het contractjaar tussen werkgever en werknemer is overeengekomen. Bij de totstandkoming van het dienstverband in de loop van het contractjaar, geldt als brutojaarsalaris het salaris dat op het moment van indiensttreding tussen werkgever en werknemer als vast salaris is overeengekomen.

    • e. vakantiewerkers. Hieronder worden verstaan de werknemers die als regel dagonderwijs volgen en in de periode mei tot en met augustus voor maximaal 6 weken in dienst van een werkgever zijn.

  • 5. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

    • a. volwassen werknemers: werknemers die 22 jaar of ouder zijn.

    • b. jeugdige werknemers: werknemers die de leeftijd van 22 jaar nog niet hebben bereikt.

    • c. leerlingen: werknemers voor wie of door wie een beroepspraktijkvormingsovereenkomst met hun werkgever is afgesloten.

    • d. beroepspraktijkvormingsovereenkomst:

    • de overeenkomst tussen de leerling, de werkgever en de school (Regionaal Opleidingscentrum) in het kader van de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) zoals genoemd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB, Staatsblad jaargang 1995, nr. 501) ten behoeve van de assistentenopleiding op niveau 1, de basisberoepsopleiding op niveau 2 of de vakopleiding op niveau 3 welke mede is ondertekend door Savantis. Zie voor een beschrijving van de niveaus bijlage 2.

    • e. voorlieden: werknemers die uitsluitend technische leiding geven aan ten minste 5 andere werknemers bij de uitvoering van werkzaamheden waarop de CAO van toepassing is en daarbij als regel zelf meewerken.

    • f. uitvoerders: werknemers die naast technische ook organisatorische leiding geven aan andere werknemers en die tevens bij de administratieve verwerking van de uit te voeren werkzaamheden zijn betrokken. De arbeidstijd van de uitvoerder dient ten minste voor twee derde te bestaan uit indirect werk en voor maximaal een derde uit direct schilderwerk;

    • g. hoofduitvoerders en bedrijfsleiders; personeel dat als regel leiding geeft aan een of meer uitvoerders of voorlieden en doorgaans zowel binnen als naar buiten de werkgever vervangt.

    • h. decorateurs: werknemers die belast zijn met het verrichten van alle voorkomende letter-, decoratie- en reclameschilderwerk.

  • 6. In deze overeenkomst wordt onder de CAO-commissie verstaan de door partijen bij deze CAO ingestelde commissie, te Rijswijk.

  • 7. In deze overeenkomst wordt onder A&O Services verstaan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A&O Services BV, gevestigd te Rijswijk.

  • 8. In deze overeenkomst wordt onder Savantis verstaan de Stichting Savantis Vakcentrum Afbouw en Onderhoud, Presentatie en Communicatie. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, gevestigd te Waddinxveen, alsmede haar rechtsvoorgangers.

  • 9. In deze overeenkomst wordt onder Arbouw verstaan de Stichting Arbouw, gevestigd te Amsterdam, die activiteiten verzorgt op het gebied van veiligheid en gezondheid in de bedrijfstak.

  • 10. In deze overeenkomst wordt onder garantie-uurloon c.q. garantieweekloon verstaan het loon waarop de werknemer na toepassing van artikel 25 krachtens de artikelen 26 en 27 per uur of per week recht kan doen gelden.

  • 11. In deze CAO wordt onder het grondslaguurloon verstaan het garantie-uurloon vermeerderd met – indien van toepassing – de diploma- en/of voorliedentoeslag. In deze CAO wordt onder grondslagweekloon verstaan het aantal uren per week waarover recht op loon bestaat, vermenigvuldigd met het grondslaguurloon.

  • 12. In deze CAO dient het grondslaguurloon als basis voor de berekening van de overwerkvergoeding, prestatietoeslag, reisuren, toeslag verschoven arbeidstijd, beloning ploegendienst.

  • 13. In deze overeenkomst wordt onder prestatietoeslag verstaan: het aan de werknemer toekomende loon in verband met een door hem geleverde prestatie. Tariefbeloning, akkoordloon of loon wegens aangenomen werk vallen ondermeer onder deze definitie.

  • 14.

    • a. In deze overeenkomst wordt onder PRIS-uurloon verstaan: Het voor de werknemer geldende grondslaguurloon plus, indien van toepassing, prestatietoeslag;

    • b. In deze overeenkomst wordt onder verlofwaarde verstaan: Het ten gunste van de werknemer bij het Vakantiefonds in diens tegoed geboekte geldbedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het voor die werknemer geldende verlofwaarde-percentage met het PRIS-uurloon, vermenigvuldigd met uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak op loon bestaat.

  • 15. In deze overeenkomst wordt daar waar gesproken wordt over functies, bedoeld het uitoefenen van deze functies zowel door mannen als vrouwen; tevens dient, daar waarin in deze CAO wordt gesproken over werknemer(s) ook bedoeld te spreken over werkneemster(s).

  • 16. Waar in deze CAO wordt gesproken over echtgenoot/echtgenote, worden zij die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en samenwonenden hiermee gelijkgesteld. Onder samenwonende wordt verstaan een werknemer van 18 jaar en ouder, die ongehuwd is en duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een ander ongehuwd natuurlijk persoon, niet zijnde ouders of pleegouders. Een werknemer wordt geacht alleen dan een gezamenlijke huishouding te voeren indien hij:

    • Met dezelfde persoon zulk een huishouding gedurende minimaal anderhalf jaar onafgebroken heeft gevoerd en zij samen gedurende die tijd bij de bevolkingsadministratie van de gemeente waren ingeschreven op één adres, dan wel;

    • Minimaal een half jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en een notarieel samenlevingscontract kan overleggen.

  • 17. In deze overeenkomst wordt onder hoogseizoen verstaan de periode van week 13 tot en met week 44, onder laagseizoen wordt verstaan de periode van week 45 tot en met week 12.

  • 18. In deze overeenkomst wordt onder werkzekerheidstoeslaguren verstaan: De door de werknemer in het hoogseizoen gewerkte uren boven de normale arbeidstijd per week, vermenigvuldigd met 0,5 ter besteding voor werkzekerheid in het laagseizoen.

  • 19. In deze overeenkomst wordt onder opgespaarde uren verstaan de in het hoogseizoen buiten de normale werktijd in het kader van werkspreiding gewerkte uren, welke in het laagseizoen worden opgenomen en uitbetaald.

Artikel 4 Buitenlandse werknemers

  • 1. In overeenstemming met de Wet Arbeidsvoorwaarden Grensoverschrijdende Arbeid zijn de op de hieronder genoemde gebieden algemeen verbindend verklaarde bepalingen van deze CAO ook van toepassing op ter beschikking gestelde werknemers, die tijdelijk in Nederland arbeid verrichten en waarvan de arbeidsovereenkomst wordt beheerst door ander recht uit de Europese Unie dan het Nederlandse recht.

  • Een ter beschikking gestelde buitenlandse werknemer is daarbij iedere werknemer die tijdelijk in Nederland werkt maar gewoonlijk in een ander land van de Europese Unie werkt.

  • Het betreft de volgende gebieden:

    • maximale werktijden en minimale rusttijden;

    • minimum aantal vakantiedagen gedurende welke de verplichting van de werkgever om loon te betalen bestaat;

    • minimumlonen, daaronder begrepen vergoedingen voor overwerk en daaronder niet begrepen aanvullende bedrijfspensioenregelingen;

    • voorwaarden voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, in het bijzonder voor uitzendbedrijven;

    • gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk

    • beschermende maatregelen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van kinderen, jongeren en zwangere of pas bevallen vrouwen;

    • gelijke behandeling mannen en vrouwen.

  • In bijlage 3 worden per gebied de toepasbare artikelen of delen van artikelen gedetailleerd beschreven.

Artikel 6 Onderaanneming

  • 1. De werkgever is verplicht in overeenkomsten van onderaanneming met zelfstandige ondernemers, die als werkgever in de zin van deze CAO optreden, te bedingen, dat zij bepalingen van deze CAO zullen naleven, tenzij op de werknemer een andere CAO van toepassing is.

  • 2.

    • a. De hoofdaannemer kan door of namens een werknemer van een onderaannemer, als bedoeld in lid 1, aansprakelijk worden gesteld voor de nakoming door de onderaannemer van zijn CAO-verplichtingen tegenover die werknemer voor wat het loon betreft de laatst verstreken loonbetalingsperiode waarover geen loon is betaald en wat de overige CAO-verplichtingen betreft over de laatste drie verstreken perioden waarover de werknemer van A&O Services een overzicht heeft ontvangen van de te zijnen name bijgeboekte bijdragen en premies, althans voor zover en zolang deze werknemer op de bouwplaats van die hoofdaannemer werkzaam is c.q. is geweest.

    • b. Een dergelijke aansprakelijkheidsstelling dient voor wat het loon betreft binnen 13 weken per aangetekend schrijven dan wel post met ontvangstbevestiging bij de hoofdaannemer te worden ingediend. Voor wat betreft de overige CAO-verplichtingen dient de aansprakelijkstelling per aangetekend schrijven dan wel via post met ontvangstbevestiging bij de hoofdaannemer te worden ingediend binnen 13 weken nadat de werknemer ervan kennis heeft kunnen nemen dat de onderaannemer deze verplichtingen niet is nagekomen. De op het afgiftereçu van het aangetekende schrijven vermelde datum wordt beschouwd als de datum waarop de aansprakelijkstelling is ingediend.

    • c. Wanneer de desbetreffende onderaannemer opnieuw de bepalingen van deze CAO niet naleeft, dient de werknemer daarvan opnieuw en op dezelfde wijze de hoofdaannemer aansprakelijk te stellen.

    • d. De werknemer is van zijn plicht tot aansprakelijkstelling ontslagen, wanneer hij binnen een periode van één jaar – te rekenen vanaf de eerste melding – met betrekking tot hetzelfde object twee maal per aangetekend schrijven heeft gemeld. Na deze tweede melding zal de hoofdaannemer gedurende de gehele verdere periode van één jaar aansprakelijk zijn jegens de werknemer.

    • e. De onderaannemer is verplicht aan de werknemer en desgevraagd aan de werknemersorganisaties, partij bij deze CAO, schriftelijk de namen en adressen te verstrekken van de hoofdaannemer(s) van de objecten waarop een werknemer werkzaam is dan wel is geweest.

    • f. Ingeval de hoofdaannemer een combinatie van twee of meer werkgevers is kan de aansprakelijkstelling bij elk van deze werkgevers worden gelegd.

Artikel 8 Dispensaties

  • 1. CAO-partijen zijn gezamenlijk bevoegd, zo nodig onder het stellen van nadere voorwaarden, afwijking toe te staan van één of meer bepalingen van deze CAO.

  • 2. Tegen een door of namens CAO-partijen genomen beslissing op een verzoek om dispensatie kan bezwaar worden ingediend bij een door CAO-partijen ingestelde bezwarencommissie. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, waaronder een jurist als voorzitter.

HOOFDSTUK 2 OVER DE ARBEID

Artikel 9 Aanvang en einde van de arbeidsverhouding

Ten aanzien van de aanvang en beëindiging van de arbeidsverhouding zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Artikel 10 Arbeidsduur werknemers

  • 1. De bepalingen van de standaardregeling van de Arbeidstijdenwet zijn op deze CAO van toepassing, tenzij in de CAO bepalingen zijn of worden opgenomen die afwijking van de standaardregeling noodzakelijk maken. In dat geval gelden de bepalingen van de CAO.

  • 2. De normale arbeidsduur bedraagt 7,5 uur per werkdag c.q. 37,5 uur per werkweek.

  • 3. De werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag.

  • 4. De werkdag is gelegen tussen 7 uur en 18.00 uur. Van het bepaalde in dit lid mag worden afgeweken, indien in zogenaamd ploegenstelsel wordt gewerkt.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in lid 4 worden voor de werknemer UTA de dagelijkse arbeidstijd en rusttijden door de werkgever in redelijk overleg met de werknemer vastgesteld, met inachtneming van de wettelijke voorschriften.

  • 6. Door de werkgever en werknemer met wie een leerovereenkomst, dan wel een beroepspraktijkvormingsovereenkomst is afgesloten, wordt in onderling overleg vastgesteld op welke dag in de week deze werknemer de eventuele schooldag zal volgen.

  • 7. Bij ploegendienst volgens dienstrooster kan na overleg met de werknemer(s) worden afgeweken van de in dit artikel genoemde arbeidsduur met dien verstande dat de normale arbeidsduur moet liggen tussen maandagochtend 00.00 uur en vrijdagavond 24.00 uur en per 2 weken niet meer mag bedragen dan 75 uur.

  • 8. De bepalingen opgenomen in de CAO, met uitzondering van de bepalingen omtrent reiskostenvergoedingen, zullen naar rato van de omvang van de arbeidsduur worden toegepast.

Artikel 11 Werken op zaterdagen, zondagen en feestdagen

Met arbeid op zaterdag en op zondag wordt bedoeld het werken op die betreffende dagen tussen 0 en 24 uur.

Met zondagsarbeid wordt gelijkgesteld het werk verricht op algemeen erkende christelijke feestdagen, te weten: tweede paasdag, hemelvaartsdag, tweede pinksterdag, beide kerstdagen. Daarnaast wordt met zondagsarbeid gelijkgesteld werken op Nieuwjaarsdag, Koninginnedag en Bevrijdingsdag (5 mei).

Werknemers kunnen echter niet tegen hun wens worden verplicht op zondagen, algemeen erkende christelijke feestdagen, rooms-katholieke feestdagen, de Goede Vrijdag, nieuwjaarsdag, Koninginnedag, bevrijdingsdag en 1 mei te werken.

Artikel 12 Meertijdwerk en overwerk

  • 1.

    • a. Onder meertijdwerk wordt verstaan het verrichten van arbeid in aansluiting op de normale arbeidsduur (7,5 uur per dag) tot maximaal een half uur (8 uur per dag).

    • b. Onder overwerk wordt verstaan het verrichten van arbeid na verloop van de normale arbeidsduur èn de meertijd (dus na 8 uur per dag).

  • 2.

    • a. Werken in meertijd wordt in onderling overleg tussen de werkgever en de werknemer geregeld.

    • b. Een werknemer kan niet verplicht worden tot het verrichten van overwerk.

  • 3. De gedurende een week gewerkte meertijd zal – uiterlijk voor het einde van de derde daaropvolgende vier weken periode gecompenseerd worden in vrije tijd, waarbij de compensatietijd gelijk is aan de omvang van het meertijdwerk. Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de meertijd wordt opgespaard tot maximaal 5 werkdagen die aaneengesloten worden opgenomen.

  • 4. Overwerk zal tot een minimum worden beperkt terwille van de spreiding van de werkgelegenheid.

  • 5. Structureel overwerk is niet toegestaan, behoudens in bijzondere gevallen, ter beoordeling aan de CAO-commissie, waarbij onder structureel overwerk wordt verstaan: overwerk dat met een vaste frequentie gedurende meerdere weken achtereen plaatsvindt.

Artikel 13 Beloning verschoven arbeidstijd

In het geval van verschoven arbeidstijd, namelijk indien niet langer dan 7,5 uur per dag wordt gewerkt, zal aan de werknemer, met uitzondering van de werknemer UTA, voor de buiten de grenzen van artikel 10, de leden 3 en 4 vallende uren een toeslag boven het grondslaguurloon worden betaald van 25 procent.

Artikel 14 Compensatie overwerk

  • 1. Bij overwerk kan de werknemer, niet zijnde de werknemer UTA, met inachtneming van het in lid 2 van dit artikel bepaalde, kiezen voor ofwel uitbetaling van de verrichte overuren, ofwel het nemen van vrijaf gedurende een aantal uren gelijk aan het aantal grondslaguurlonen dat hij, bij keuze voor beloning van de overuren, volgens lid 3 van dit artikel zou ontvangen.

  • 2. De werknemer is verplicht zijn keuze aan de werkgever tijdig bekend te maken. Hij zal per geval van overwerk een keuze kunnen maken.

  • Ook kan hij een keuze bepalen die tevens voor toekomstig overwerk geldt, alsdan blijft hij gerechtigd van deze keuze af te wijken.

  • 3. Indien de werknemer kiest voor beloning van overwerk dan zal aan hem boven het grondslaguurloon worden betaald:

    • a. voor het eerste, tweede en derde overuur: 0,25 grondslaguurloon per uur;

    • b. voor elk volgend overuur, alsook voor elk op zaterdag gewerkt uur: 0,5 grondslaguurloon;

    • c. voor elk op zondag gewerkt uur: 1 grondslaguurloon.

  • 4. Indien de werknemer kiest voor compensatie van de in lid 3 geregelde beloning in vrije tijd, kunnen de compensatie-uren in onderling overleg tussen werknemer en werkgever worden opgenomen.

  • Indien door de keus voor compensatie-uren de werknemer 7,5 uur aaneengesloten kan opnemen en hij zodoende één dag vrij neemt, zal door de werkgever over deze dag ten behoeve van de werknemer een verlofwaarde worden verstrekt.

  • 5. De werkgever zal aan de gemaakte keuze gevolg geven.

  • 6. Voor de werknemer UTA geldt in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, dat de werkgever aan de werknemer UTA bekend maakt op welke wijze de vergoeding van overwerk is geregeld of zal worden geregeld. Indien de werknemer recht heeft op uitbetaling van de gewerkte overuren, al dan niet vermeerderd met een toeslag, dan kan de werknemer UTA analoog aan het bepaalde in lid 4 kiezen voor compensatie van deze beloning in vrije uren.

Artikel 15 Beloning ploegendienst

Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer UTA.

  • 1. Voor werknemers die in ploegendienst werken, met uitzondering van de werknemers UTA, zal het voor hun functiegroep vastgestelde grondslaguurloon worden verhoogd, te weten met 10% in geval van twee-ploegendienst en met 15% in geval van drie-ploegendienst.

  • 2. Voor de uren vallende tussen 18.30 uur en de volgende ochtend 6.00 uur zal het grondslaguurloon in zijn totaliteit worden verhoogd met 25%.

  • De in lid 1 genoemde toeslagen worden geacht in dit percentage te zijn opgenomen, zodat cumulatie niet plaats zal vinden.

Artikel 16 Beloning consignatiediensten

Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer UTA.

  • 1. Werknemers die in het weekend beschikbaar dienen te zijn om op oproep werkzaamheden te verrichten ontvangen daarvoor een vaste vergoeding van € 25,– bruto per dag.

  • 2. Indien de werknemer tijdens een beschikbaarheidsdienst in het weekend wordt opgeroepen worden de gewerkte uren vergoed op basis van het grondslaguurloon plus een toeslag van 50% van het grondslaguurloon voor werken op zaterdag en een toeslag van 100% van het grondslaguurloon voor werken op zondag.

  • 3. Het werken in consignatiediensten is uitsluitend toegestaan aan werknemers, aan wie door de werkgever een mobiele telefoon ter beschikking is gesteld.

Artikel 17 Raamwerk werkspreiding (RWS)

Binnen de onderneming kunnen tussen werkgever en werknemer afspraken worden gemaakt over aanpassing van de arbeidsduur, meertijdwerk en overwerk, in het kader van werkspreiding, met als doel de verlenging van het dienstverband. Hierbij gaat het om afwijking van het bepaalde in de artikelen 10 lid 2 en lid 8, 12 lid 1 en lid 3, alsmede 14 lid 1, lid 2 en lid 3.

Artikel 18 Deelname aan RWS

  • 1. Het maken van afspraken over werkspreiding als bedoeld in artikel 17 geschiedt op vrijwillige basis en kan dus noch door de werkgever, noch door de werknemer worden afgedwongen.

  • 2. Het staat de werkgever en/of werknemer(s) vrij om afspraken in het kader van werkspreiding binnen de onderneming aan de orde te stellen. Dit gebeurt binnen de ondernemingsraad, de wettelijke personeelsvertegenwoordiging of bij gebreke hiervan in gestructureerd werkgever/werknemersoverleg binnen de onderneming. Indien in het bedrijf een Ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden is ingesteld, behoeft het maken van afspraken over werkspreiding als bedoeld in artikel 17 de instemming van de Ondernemingsraad.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan binnen een onderneming besloten worden tot collectieve deelname aan werkspreiding op de volgende wijze:

    • voor bedrijven tot tien werknemers geldt de verplichting het voorstel tot deelname voor te leggen aan de personeelsvergadering. Tot collectieve deelname wordt besloten indien het volgende op de personeelsvergadering aanwezige aantal personeelsleden instemt met de regeling:

aanwezige personeelsledenvereiste aantal instemmingen
11
22
32
43
53
64
75
86
96
    • voor bedrijven van tien tot vijftig werknemers geldt de verplichting het voorstel tot deelname voor te leggen aan de personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden. Deze beslist met gewone meerderheid van stemmen over de deelname.

    • bij bedrijven met vijftig of meer werknemers beslist de Ondernemingsraad over deelname.

  • 4. Afspraken over werkspreiding als bedoeld in artikel 17 kunnen door een werkgever worden gemaakt met iedere werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, ook indien de arbeidsovereenkomst in deeltijd is aangegaan.

  • 5. Afspraken over werkspreiding als bedoeld in artikel 17 kunnen door een werkgever ook worden gemaakt met een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, mits deze arbeidsovereenkomst eindigt aan het einde van week 44 of later. Aan het einde van de overeengekomen bepaalde tijd worden RWSen werkzekerheidsuren opgenomen. De arbeidsovereenkomst eindigt op de eerstvolgende werkdag waarop deze uren zijn opgenomen zonder dat sprake is van verlenging van de arbeidsovereenkomst. Op die datum eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege.

  • 6. Als er afspraken worden gemaakt tussen werkgever en werknemer gelden deze voor maximaal 1 jaar vanaf week 13 van enig kalenderjaar tot uiterlijk week 12 van het daaropvolgende kalenderjaar. Gespaarde uren dienen binnen twee jaar nadat ze gespaard zijn te zijn opgenomen

Artikel 19 Aanpassingsgrenzen

  • 1. De periode van 1 jaar waarover afspraken zijn gemaakt, is onder te verdelen in een hoogseizoen en een laagseizoen. Het hoogseizoen loopt van week 13 tot en met week 44. Het laagseizoen van week 45 tot en met week 12.

  • 2. In het hoogseizoen kan de werknemer, met wie afspraken over werkspreiding als bedoeld in artikel 17 zijn gemaakt, per dag maximaal één uur sparen, door per dag maximaal één uur langer te werken dan de overeengekomen normale arbeidsduur. Binnen deze grenzen kan een wisselend aantal uren per dag worden gewerkt.

  • In afwijking van het hiervoor genoemde maximum van één uur per dag kunnen alle op zaterdag gewerkte overuren, alsmede de overwerktoeslag in uren worden gespaard.

  • 3. De werknemer dient minimaal één week van tevoren te weten hoeveel uren hij op de dagen in de daarop volgende week dient te werken. Een week wordt hierbij gedefinieerd als zijnde een volle werkweek inclusief de direct daaraan voorafgaande en de daarop eerstvolgende zaterdag en zondag.

  • 4. De in het hoogseizoen gespaarde uren worden in het laagseizoen teruggegeven in „tijd voor tijd’’, zodat voor elk langer gewerkt uur in het hoogseizoen in het laagseizoen één uur kan worden opgenomen. Indien de werknemer tijdens het hoogseizoen op een of meerdere dagen wegens één van de hierna genoemde redenen niet werkt, komen de voor die dagen gemaakte afspraken over werkspreiding te vervallen. Dat wil zeggen dat over dagen dat één van deze redenen zich voordoet geen uren kunnen worden gespaard. De bedoelde redenen zijn:

    • arbeidsongeschiktheid;

    • zwangerschaps- en bevallingsverlof;

    • de bevalling van de echtgenote van de werknemer;

    • volgen van onderwijs op grond van de leerplicht;

    • een door de overheid opgelegde verplichting zonder geldelijke vergoeding (o.a. kiesrecht);

    • niet kunnen werken als gevolg van een overmachtsituatie;

    • het overlijden en de begrafenis van een huisgenoot of bloed- of aanverwant in de rechte lijn en in de zijlijn tot de tweede graad;

    • onbetaald verlof;

    • deelname aan vakbondsbijeenkomsten met toestemming van de werkgever;

    • onvrijwillige werkloosheid;

    • het als lid bijwonen van vergaderingen van organen van volksvertegenwoordiging waarvoor de werknemer rechtstreeks gekozen is;

  • 5. Indien de werknemer tijdens het laagseizoen om één van de in lid 4 genoemde redenen op een dag niet werkt komen de voor die dag gemaakte afspraken over werkspreiding te vervallen. Dat wil zeggen dat op die dag geen gespaarde uren in vrije tijd worden opgenomen.

  • 6. Indien de werknemer als gevolg van langdurige arbeidsongeschiktheid aan het einde van week 12 van het tweede laagseizoen volgend op het hoogseizoen, waarin voor het eerst uren werden gespaard, nog een tegoed aan gespaarde uren heeft, heeft hij recht op een geldelijke vergoeding gelijk aan het loon en de daarbij behorende verlofwaarde over een tijdvak gelijk aan het aantal gespaarde nog niet opgenomen uren. Deze geldelijke vergoeding wordt bij de eerstvolgende loonbetaling betaalbaar gesteld, waarmee de gespaarde uren komen te vervallen.

  • 7. Indien de dienstbetrekking met de werknemer eindigt voordat deze de gespaarde uren heeft kunnen opnemen, heeft de werknemer recht op een geldelijke vergoeding die gelijk is aan het dan geldende loon en de verlofwaarde over een tijdvak gelijk aan het aantal gespaarde nog niet opgenomen uren.

  • 8. Op het tijdstip van opname van de gespaarde uren is de werkgever het dan geldende loon en de daarbij behorende verlofwaarde verschuldigd.

  • 9. De opgespaarde uren worden in het laagseizoen opgenomen op de volgende wijze:

    • één of meer uren per dag;

    • hele dagen;

    • een aaneengesloten periode van meerdere dagen of weken.

  • 10. Het tijdstip van opname wordt in onderling overleg tussen werkgever en werknemer vastgesteld. Wordt in onderling overleg niet tot overeenstemming gekomen dan beslist de werkgever. Eenmaal gemaakte afspraken zijn definitief.

Artikel 20 Werkzekerheid

  • 1. De werkgever dient voor elk opgespaard uur 50% extra werkzekerheid aan zijn werknemer te verstrekken. In de periode van deze werkzekerheid dient de werknemer beschikbaar te zijn om de bedongen arbeid te verrichten. Indien de werkgever geen werk voor de werknemer heeft, dient te werkgever wel het loon en de daarbij behorende verlofwaarde over deze werkzekerheidstoeslaguren uit te betalen.

  • 2. De werknemer, met wie afspraken in het kader van werkspreiding zijn gemaakt en die aan het einde van het hoogseizoen minimaal 35 uur heeft gespaard, kan wegens gebrek aan werk niet eerder worden ontslagen dan met ingang van de week volgend op de week c.q. weken, waarin de werknemer vanaf week 45 zijn opgespaarde uren heeft opgenomen en de werkzekerheidstoeslaguren door de werkgever zijn verstrekt.

  • 3. Het recht op werkzekerheidstoeslaguren komt te vervallen indien de dienstbetrekking, anders dan met inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen door of vanwege de werkgever, rechtsgeldig wordt beëindigd, voordat de werkzekerheidstoeslaguren door de werkgever zijn verstrekt.

  • 4. De nog openstaande werkzekerheidstoeslaguren komen te vervallen indien de dienstbetrekking eindigt op verzoek van de werknemer, dan wel de werknemer op staande voet wordt ontslagen, dan wel de werknemer komt te overlijden.

  • 5. Indien de werknemer aan het eind van het laagseizoen, waarover werkspreidingsafspraken tussen werkgever en werknemer zijn gemaakt, nog in dienst is bij deze werkgever, worden de werkzekerheidstoeslaguren geacht te zijn verstrekt.

Artikel 20a Garantieregeling

Indien de dienstbetrekking met een werknemer, met wie afspraken over werkspreiding zijn gemaakt, wordt beëindigd voordat de gespaarde uren en de werkzekerheidstoeslaguren zijn opgenomen en de werkgever in gebreke blijft met de betaling van het loon en de daarbij behorende verlofwaarde over die uren, kan de werknemer een beroep doen op de garantieregeling werkspreiding van het Garantiefonds als bedoeld in artikel 78 van deze CAO.

Artikel 21 Dispensatie

De werkgever kan met inachtneming van artikel 8 van deze CAO aan CAO-partijen dispensatie vragen om af te wijken van de in de voorgaande artikelen gestelde grenzen van werkspreiding, indien hierover overeenstemming bestaat tussen werkgever en werknemer(s).

Artikel 22 Registratie van uren

  • 1. In het hoogseizoen is de werkgever verplicht binnen 14 dagen na afloop van een vierweken periode aan A&O Services op te geven hoeveel uren een werknemer heeft opgespaard.

  • 2. In het laagseizoen is de werkgever verplicht binnen 14 dagen na afloop van een vierweken periode aan A&O Services op te geven hoeveel opgespaarde uren en/of werkzekerheidstoeslaguren de werknemer heeft opgenomen.

  • 3. De werkgever is verplicht op of bij de loonspecificatie, die hij aan de werknemer verstrekt, aan te geven hoeveel opgespaarde uren zijn opgebouwd c.q. opgenomen en hoeveel werkzekerheidstoeslaguren zijn opgenomen.

  • 4. De werknemer ontvangt van A&O Services tweemaal per jaar een specificatie van de door de werkgever gedane opgaven. Eénmaal uiterlijk in week 49, waaruit het aantal gespaarde uren blijkt, en eenmaal uiterlijk in week 17, waaruit het aantal opgenomen uren blijkt.

Artikel 23 Jaarmodel

  • 1. Bedrijven kunnen telkens één jaar werken volgens een jaarmodel, waarbij een werknemer in de periode van week 13 tot en met week 12 van het volgende jaar een maximum aantal uren van 7½ maal het aantal werkdagen in een jaar werkt. Voor 2005 zijn dat 1680 uren, bij 224 werkdagen per jaar.

  • 2. Het maken van afspraken over deelname aan het jaarmodel is vrijwillig, en kan dus noch door de werkgever, noch door de werknemer worden afgedwongen.

  • 3. Binnen een onderneming kan op de wijze als beschreven in artikel 18, lid 3 besloten worden tot deelname aan het jaarmodel, met dien verstande dat in aanvulling op artikel 18, lid 3 ten minste de helft van het aantal in de onderneming werkzame werknemers instemt met deelname. Bij het besluitvormingsproces kunnen werknemers zich laten bijstaan door vertegenwoordigers van de bij de cao betrokken werknemersorganisaties. De werkgever kan zich laten bijstaan door de bij de cao betrokken werkgeversorganisatie.

  • 4. De werknemer, die werkt volgens het jaarmodel kan door de werkgever in het jaar, waarvoor het jaarmodel is afgesproken, niet worden ontslagen tenzij sprake is van een dringende reden of een gewichtige reden. Vermindering of einde van de werkzaamheden is geen reden voor ontslag.

  • 5. Bij een voornemen tot deelname aan het experiment meldt de werkgever zijn bedrijf en zijn werknemers, die deelnemen aan het jaarmodel aan bij de secretaris van cao-partijen te rijswijk. De secretaris van cao-partijen zendt een ontvangstbevestiging aan de werkgever. De aanmelding van het voornemen tot deelname dient uiterlijk in week 50 van het jaar voorafgaand aan de deelname aan het jaarmodel, door de secretaris te zijn ontvangen.

  • 6. Deelname aan het jaarmodel betekent dat binnen de grenzen van de arbeidstijdenwet kan worden afgeweken van het bepaalde in

    • artikel 10, lid 2, de gemiddelde arbeidsduur van 7,5 uur per dag, c.q. 37,5 uur per week.

    • artikel 34, lid 5, de collectieve wintersluiting,

    • artikel 41 de reiskosten en artikel 42 de reisuren, mits de gemaakte afspraken minimaal gelijkwaardig zijn aan de afspraken die zijn neergelegd in genoemde artikelen.

  • 7. In het kader van het jaarmodel in een bepaalde periode boven het normale aantal arbeidsuren gewerkte uren worden in een andere periode in hetzelfde jaar opgenomen in vrije tijd. Tussen werkgever en zijn werknemers worden vooraf, indien gewenst met ondersteuning van de bij de cao betrokken werknemers- en/of werkgeversorganisaties, afspraken gemaakt over de ruilwaarde van enerzijds overwerkuren en reisuren en anderzijds gewerkte uren.

  • 8. De werkgever is verplicht in zijn administratie een urenregistratie bij te houden volgens de bepalingen van de arbeidstijdenwet, waaruit het aantal gewerkte en het aantal compensatie-uren kan worden afgeleid. Daarnaast vermeldt de werkgever op of bij iedere loonspecificatie ten behoeve van de werknemer hoeveel uren zijn gespaard, respectievelijk zijn opgenomen, alsmede een saldo.

  • 9. Indien de dienstbetrekking van een werknemer eindigt en nog niet alle in het kader van het jaarmodel extra gewerkte uren zijn gecompenseerd, worden deze door de werkgever uitbetaald.

HOOFDSTUK 3 OVER HET LOON

Artikel 24 Algemeen

  • 1. Bij iedere betaling van het loon aan de werknemer voegt de werkgever een schriftelijke specificatie, die voldoet aan de wettelijke eisen en, indien van toepassing, tevens een opgave bevat van verstrekte reiskosten- en overige vergoedingen

  • 2. De werkgever is over iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer in dienst is, jegens hem gehouden loon te betalen met uitzondering van de in artikel 11 genoemde feestdagen, de in artikel 34 lid 1 genoemde verlofdagen, de in artikel 34 lid 3 sub b genoemde extra verplichte snipperdagen en de zaterdagen en de zondagen. Wel recht op loon bestaat over voornoemde dagen indien op die dagen daadwerkelijk gewerkt wordt.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel is de werkgever jegens de werknemer UTA wel gehouden het loon te betalen over feestdagen, verlofdagen en ATV-dagen.

  • 4. Het bepaalde in de artikelen 25, 26 en 27 is niet van toepassing op de werknemer UTA.

Artikel 25 Groepsindeling en functielijst

De werknemers worden met betrekking tot de door hen te verrichten werkzaamheden, doch ongeacht met behulp van welke apparatuur deze werkzaamheden worden verricht, ingedeeld in de volgende groepen:

Groep 1

Onderhoudsschilder

Onder onderhoudsschilder wordt verstaan de werknemer die belast is met het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden aan of in woningen, gebouwen, etcetera, inclusief verbouwingen, in de onderhoudssector. Hieronder wordt eenvoudig letter-, decoratieen reclameschilderwerk eveneens begrepen.

Nieuwbouwschilder

Onder nieuwbouwschilder wordt verstaan de werknemer die belast is met het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden aan of in woningen, gebouwen, etcetera in de nieuwbouwsector.

Constructieschilder

Onder constructieschilder wordt verstaan de werknemer die belast is met het ontroesten (bikken, stralen, etcetera) en schilderen van staalconstructies, alsmede het schoonmaken, repareren en schilderen van betonconstructies.

Betonspuiter

Onder betonspuiter wordt verstaan de werknemer, die in dienst van een schilders- of afwerkingsbedrijf, belast is met het door middel van een spuit aanbrengen van, uit vloeibaar beton bestaande, nieuwe betonlagen op plafonds, vloeren en wanden, aan en/of in woningen, gebouwen etcetera inclusief verbouwingen, in de onderhoudssector.

Tot de werkzaamheden van de betonspuiter behoort ook het verrichten van alle voorkomende voorbereidende werkzaamheden, voorafgaande aan het betonspuiten, zoals het betonstralen totdat de bewapening schoon is, het aanbrengen van hechtprimer en dergelijke, alsmede alle afrondende werkzaamheden naderhand, zoals het na het betonspuiten vlak maken van het oppervlak met een plekspaan.Tot de werkzaamheden van de betonspuiter worden ook gerekend het verrichten van in het betreffend verband voorkomende andere werkzaamheden, zoals het maken van eenvoudige bekistingen.

Scheepsschilder (1)

Onder scheepsschilder (1) wordt verstaan de werknemer die belast is met het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden aan of in schepen, doch die overigens niet valt onder de omschrijving van scheepsschilder (2).

Behanger

Onder behanger wordt verstaan de werknemer die belast is met het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden op het gebied van het bekleden en behangen van wanden etcetera, alsmede de voorbewerking daarvan.

Glaszetter (1)

Onder glaszetter (1) wordt verstaan de werknemer die belast is met alle voorkomende werkzaamheden verbandhoudende met het beglazen van woningen en gebouwen in de nieuwbouw- en onderhoudssector, inclusief verbouw.

Hieronder worden mede begrepen alle werkzaamheden genoemd onder glaszetter (2), alsmede het plaatsen van glas, waarbij een bijzondere beglazingsmethode wordt vereist als bij toepassing van kitbeglazing, droge beglazing en drukbeglazing.

Isoleerder

Onder isoleerder wordt verstaan de werknemer die, in dienst van een schilders- en afwerkingsbedrijf, belast is met het isoleren van spouwmuren, dakbeschotten en vloeren aan en in woningen en gebouwen en andere onroerende goederen.

Metselaar

Onder metselaar wordt verstaan de werknemer die, in dienst van een schilders- en afwerkingsbedrijf, belast is met het verrichten van alle soorten metselwerk, voegwerk en eenvoudig raapwerk aan of in woningen, gebouwen etcetera.

Hieronder wordt eveneens begrepen het verrichten van eenvoudige reparaties aan voegwerk, raapwerk en tegelwerk.

Timmerman

Onder timmerman wordt verstaan de werknemer die, in dienst van een schilders- en afwerkingsbedrijf, belast is met het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden.

Groep 2

Scheepsschilder (2)

Onder scheepsschilder (2) wordt verstaan de werknemer die belast is met het verrichten van een of meerdere van de navolgende werkzaamheden:

  • schoonmaken van ruimten in schepen welke een onderhoudsbeurt ondergaan;

  • stralen in hiervoor speciaal ingerichte ruimten;

  • stralen op diverse plaatsen in werkplaats, op de werf en op de schepen (boven- en benedendeks);

  • spuiten in hiervoor speciaal ingerichte ruimten;

  • spuiten op diverse plaatsen in werkplaats, op de werf en op de schepen (boven- en benedendeks);

  • tollen, borstelen, alsmede bijwerken van lasnaden, brandplekken en beschadigingen in werkplaats, op de werf of aan boord van het schip (boven- en benedendeks);

  • schilderen van diverse onderdelen, te zien als het op een zeer eenvoudige wijze aanbrengen van verflagen aan boord van het schip (boven- en benedendeks).

Specialist Plafond- en Wandspuiter

Onder specialist plafonds- en wandspuiter wordt verstaan de werknemer die belast is met het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden op het gebied van het egaliseren van wanden en plafonds alsmede het aanbrengen van structuurverven in de ruimste zin en die in hoofdzaak werkzaam is in de woning- en utiliteitsbouw.

Glaszetter (2)

Onder glaszetter (2) wordt verstaan de werknemer die uitsluitend of in hoofdzaak belast is met het zetten van glas en het herstellen van beglazingen aan woningen, gebouwen, kassen, warenhuizen, etcetera, in de nieuwbouw- en onderhoudssector.

Autospuiter

Onder autospuiter wordt verstaan de werknemer die belast is met het verrichten van alle voorkomende schilderwerkzaamheden aan rijtuigen, personen- of vrachtauto’s en andere vervoermiddelen. Uitgezonderd hiervan zijn de werkzaamheden, welke verricht worden door de letter-, decoratie- en reclameschilder, genoemd in artikel 2, lid 4 onder h.

Wegmarkeerder

Onder wegmarkeerder wordt verstaan de werknemer die, in dienst van een schilders- en afwerkingsbedrijf, belast is met het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden ten behoeve van markering respectievelijk bebakening van wegen, pleinen, straten en dergelijke.

Groep 3

Schoonmaker

Onder schoonmaker wordt verstaan de werknemer die uitsluitend belast is met het opruimen en schoonmaken van ruimten in woningen, gebouwen en schepen vóór of tijdens en ten behoeve van de uitvoering van schilderwerkzaamheden etcetera in deze ruimten.

Voor niet vermelde functies en de daarbij behorende loongroep dient advies te worden gevraagd aan een door CAO-partijen ingestelde commissie.

De opvatting van partijen zal de werkgever en de werknemer(s) schriftelijk worden medegedeeld.

Artikel 26 Lonen voor volwassen werknemers

Definities:

In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a. Diplomatoeslag:

  • De verhoging van het garantie-uurloon met 5% die gegeven dient te worden wanneer de werknemer één van de volgende diploma’s of een daaraan door Cao-partijen gelijkwaardig geacht diploma heeft behaald:

    • 1. het meesterdiploma c.q. einddiploma van het Nationaal Instituut voor Middelbaar Economisch en Technisch Onderwijs Utrecht, voorheen Nationale Schildersschool te Utrecht;

    • 2. het meesterdiploma c.q. einddiploma van de Nederlandse Katholieke Middelbare Technische School „St. Lucas’’ te Boxtel, voorheen Nederlandse Katholieke Schildersschool „St. Lucas’’ te Boxtel;

    • 3. het meesterdiploma c.q. einddiploma van het Christelijk Instituut voor Beschermings-, Afwerkings- en Prestatietechnieken te Zwolle, voorheen de Christelijke Nationale Schildersschool te Zwolle;

    • 4. het meesterdiploma van de Stichting Vakopleiding Schildersen Stukadoorsbedrijf/Savantis;

    • 5. het diploma meester in het huisschilderen van de VVA;

    • 6. de Nijverheidsonderwijsacte Ne of het schooleinddiploma van het Nederlands Genootschap tot opleiding van leraren voor het Beroepsonderwijs S;

    • 7. het diploma ondernemersopleiding van de Stichting Vakopleiding Schilders- en Stukadoorsbedrijf/Savantis;

    • 8. het diploma Vakbekwaamheid van de Stichting Landelijke Vakopleiding Schildersbedrijf/Savantis, met daarbij het Middenstandsdiploma.

    • 9. het diploma MBO beschermings- en afwerkingstechnieken of reclame- en presentatietechnieken.

  • b. Voorliedentoeslag:

  • De verhoging van het garantie-uurloon met 10 % die gegeven dient te worden aan werknemers die vallen onder de definitie van voorlieden zoals opgenomen in artikel 3 lid 5 sub e van deze CAO.

  • c. Uitvoerderstoeslag:

  • De verhoging van het garantie-uurloon met 15 % die gegeven dient te worden aan werknemers die vallen onder de definitie van uitvoerders zoals opgenomen in artikel 3 lid 5 sub f van deze CAO.

  • 2. Garantieuurlonen en garantieweeklonen.

  • Per 1 maart 2005 bedragen de garantieuurlonen en garantieweeklonen:

  • VOOR VOLWASSEN WERKNEMERS:

    • Categorie I: uitsluitend van toepassing op werknemers zonder voorlieden- en diplomatoeslag

    • Categorie II: uitsluitend van toepassing op voorlieden (garantie-uurloon van een werknemer in functiegroep 1 + 10% voorliedentoeslag)

    • Categorie III: uitsluitend van toepassing op uitvoerders (garantie-uurloon van een werknemer in functiegroep 1 + 15% uitvoerderstoeslag)

    • Deze garantieuurlonen bedragen per uur:

Categorie   
FunctiegroepIIIIII
113,9315,3216,02
213,22  
312,30  
    • Deze garantieuurlonen bedragen per week van 37,5 uur:

Categorie   
FunctiegroepIIIIII
1522,38574,50600,75
2495,75  
3461,25  

A. ZONDER VAKOPLEIDING

1e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 5%;

2e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 20%;

3e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 30%;

Vanaf het 4e jaar: Het loon van een werknemer in categorie I, functiegroep 2

B. IN VAKOPLEIDING

  • 1. Voor werknemers die werkzaam zijn op grond van een project van het SWEV-Schilderen, na voorschakeling:

  • 1e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 10%

  • 2e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 25%

  • 3e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 35%

  • Vanaf het 4e jaar: Het loon van een volwassen werknemer in categorie I, functiegroep 2

  • Voor werknemers in opleiding assistent (niveau 1)

 Per uur37,5 uur per week
22 jaar en ouder12,73477,38
  • 3. Voor werknemers in opleiding schilder (niveau 2, basis beroepsopleiding):

 Per uur37,5 uur per week
22 jaar en ouder13,93522,38

C. MET EEN DIPLOMA AFGESLOTEN VAKOPLEIDING

Voor werknemers in het bezit van een diploma assistent (niveau 1)

 Per uur37,5 uur per week
22 jaar en ouder13,23496,13

Voor werknemers in het bezit van een diploma, zoals beschreven in artikel 26 lid 1

Voor de volgende categorieën zijn grondslaguurlonen vastgesteld:

  • Categorie I D: uitsluitend van toepassing op werknemers met een diplomatoeslag (garantie-uurloon + 5% diplomatoeslag)

  • Categorie II D: uitsluitend van toepassing op voorlieden met een diplomatoeslag (garantie-uurloon van een werknemer in functiegroep 1 + 15%: 10% voorliedentoeslag + 5% diplomatoeslag)

  • Categorie III D: uitsluitend van toepassing op uitvoerders met een diploma-toeslag (garantie-uurloon van een werknemer in functiegroep 1 + 20%: 15% uitvoerderstoeslag + 5% diplomatoeslag)

  • Deze grondslaguurlonen bedragen per uur:

Categorie   
FunctiegroepIDIIDIIID
114,6316,0216,72
213,88  
312,92  
  • Deze grondslaglonen bedragen per week van 37,5 uur:

Categorie   
FunctiegroepIDIIDIIID
Functiegroep   
1548,63600,75627,00
2520,50  
3484,50  
  • Per 2 januari 2006 bedragen de garantieuurlonen en garantieweeklonen:

  • VOOR VOLWASSEN WERKNEMERS:

    • Categorie I: uitsluitend van toepassing op werknemers zonder voorlieden- en diplomatoeslag

    • Categorie II: uitsluitend van toepassing op voorlieden (garantie-uurloon van een werknemer in functiegroep 1 + 10% voorliedentoeslag)

    • Categorie III: uitsluitend van toepassing op uitvoerders (garantie-uurloon van een werknemer in functiegroep 1 + 15% uitvoerderstoeslag)

    • Deze garantieuurlonen bedragen per uur:

Categorie   
FunctiegroepIIIIII
114,0715,4816,18
213,35  
312,42  
    • Deze garantieuurlonen bedragen per week van 37,5 uur:

Categorie   
FunctiegroepIIIIII
1527,63580,50606,75
2500,63  
3465,75  

A. ZONDER VAKOPLEIDING

1e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 5%;

2e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 20%;

3e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 30%;

Vanaf het 4e jaar: Het loon van een werknemer in categorie I, functiegroep 2

B. IN VAKOPLEIDING

  • 1. Voor werknemers in opleiding assistent (niveau 1)

 Per uur37,5 uur per week
22 jaar en ouder12,86482,25
  • 2. Voor werknemers in opleiding schilder (niveau 2, basis beroepsopleiding):

 Per uur37,5 uur per week
22 jaar en ouder14,07527,63
  • 3. Voor werknemers die werkzaam zijn op grond van een project van het SWEV-Schilderen, na voorschakeling:

  • 1e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 10%

  • 2e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 25%

  • 3e jaar van het dienstverband: wettelijk minimumloon behorende bij de leeftijd + 35%

  • Vanaf het 4e jaar: Het loon van een volwassen werknemer in categorie I, functiegroep 2

C. MET EEN DIPLOMA AFGESLOTEN VAKOPLEIDING

  • 1. Voor werknemers in het bezit van een diploma assistent (niveau 1)

 Per uur37,5 uur per week
22 jaar en ouder13,35500,63
  • 2. Voor werknemers in het bezit van een diploma, zoals beschreven in artikel 26 lid 1

  • Voor de volgende categorieën zijn grondslaguurlonen vastgesteld:

    • Categorie I D: uitsluitend van toepassing op werknemers met een diplomatoeslag (garantie-uurloon + 5% diplomatoeslag)

    • Categorie II D: uitsluitend van toepassing op voorlieden met een diplomatoeslag (garantie-uurloon van een werknemer in functiegroep 1 + 15%: 10% voorliedentoeslag + 5% diplomatoeslag)

    • Categorie III D: uitsluitend van toepassing op uitvoerders met een diploma-toeslag (garantie-uurloon van een werknemer in functiegroep 1 + 20%: 15% uitvoerderstoeslag + 5% diplomatoeslag)

    • Deze grondslaguurlonen bedragen per uur:

Categorie   
FunctiegroepIDIIDIIID
114,7716,1816,88
214,02  
313,04  
    • Deze grondslaglonen bedragen per week van 37,5 uur:

Categorie   
FunctiegroepIDIIDIIID
1553,88606,75633,00
2525,75  
3489,00  

Artikel 27 Lonen voor jeugdige werknemers

Per 1 maart 2005 bedragen de garantie-uurlonen en garantieweeklonen:

A. ZONDER VAKOPLEIDING

  • 1. voor jeugdige werknemers bij instromen in de bedrijfstak 16 jaar

 Per uur37,5 uur per week
16 jaar (wettelijk minimumjeugdloon behorende bij de leeftijd + 5%)2,82105,75
17 jaar4,55170,63
18 jaar6,29235,88
19 jaar8,02300,75
20 jaar9,75365,63
21 jaar11,49430,88
22 jaar en ouder13,22495,75
  • 2. voor jeugdige werknemers, bij instromen in de bedrijfstak 17 jaar

 Per uur37,5 uur per week
17 jaar (wettelijk minimumjeugdloon behorende bij de leeftijd + 5%)3,22120,75
18 jaar5,22195,75
19 jaar7,22270,75
20 jaar9,22345,75
21 jaar11,22420,75
22 jaar en ouder13,22495,75
  • 3. voor jeugdige werknemers, bij instromen in de bedrijfstak 18 jaar

 Per uur37,5 uur per week
18 jaar (wettelijk minimumjeugdloon behorende bij de leeftijd + 5%)3,72139,50
19 jaar5,44204,00
20 jaar7,26272,25
21 jaar11,13417,38
22 jaar en ouder13,22495,75
  • 4. voor jeugdige werknemers, bij instromen in de bedrijfstak 19 jaar of ouder

    • 1e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 5%;

    • 2e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 20%;

    • 3e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 30%;

  • Vanaf het 4e jaar: Het loon van een volwassen werknemer in categorie I, functiegroep 2

B. IN VAKOPLEIDING

Jeugdigen die starten met een vakopleiding, maar na verloop van tijd stoppen met leren stromen terug naar de loonschaal zonder vakopleiding. Hierbij behouden ze het loon dat ze hebben totdat de loonschaal waarin ze zijn teruggestroomd weer recht geeft op een verhoging.

  • 1. Jeugdige werknemers in opleiding assistent (niveau 1)

leeftijdreferentieuurloon
16 jaar4,75
17 jaar5,60
18 jaar6,75
19 jaar8,93
20 jaar10,23
21 jaar11,76
  • SPOS eerste vier maanden (22,5 naar 30 uur, factor = 0,75 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
16 jaar3,56106,80
17 jaar4,20126,00
18 jaar5,06151,80
19 jaar6,70201,00
20 jaar7,67230,10
21 jaar8,82264,60
  • SPOS + overige leerbedrijven (30 naar 37,5 uur, factor = 0,80 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
16 jaar3,80142,50
17 jaar4,48168,00
18 jaar5,40202,50
19 jaar7,14267,75
20 jaar8,18306,75
21 jaar9,41352,88
  • 2. Jeugdige werknemers in opleiding schilder (niveau 2)

leeftijdreferentieuurloon
16 jaar5,46
17 jaar6,44
18 jaar7,74
19 jaar10,26
20 jaar11,77
21 jaar13,52
  • SPOS eerste vier maanden (22,5 naar 30 uur, factor = 0,75 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
16 jaar4,10123,00
17 jaar4,83144,90
18 jaar5,81174,30
19 jaar7,70231,00
20 jaar8,83264,90
21 jaar10,14304,20
  • SPOS + overige leerbedrijven (30 naar 37,5 uur, factor = 0,80 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
16 jaar4,37163,88
17 jaar5,15193,13
18 jaar6,19232,13
19 jaar8,21307,88
20 jaar9,42353,25
21 jaar10,82405,75
  • 3. Jeugdige werknemers in opleiding gezel (niveau 3)

leeftijdreferentieuurloon
17 jaar6,77
18 jaar8,55
19 jaar10,48
20 jaar12,04
21 jaar13,76
  • SPOS + overige leerbedrijven (30 naar 37,5 uur, factor = 0,80 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
17 jaar5,42203,25
18 jaar6,84256,50
19 jaar8,38314,25
20 jaar9,63361,13
21 jaar11,01412,88
  • 4. voor jeugdige werknemers die werkzaam zijn op grond van een project van het SWEV-Schilderen, na voorschakeling:

    • 1e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 10%

    • 2e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 25%

    • 3e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 35%

  • Vanaf het 4e jaar: Het loon van een volwassen werknemer in categorie I, functiegroep 2

C. MET EEN DIPLOMA AFGESLOTEN VAKOPLEIDING

Aan jeugdige werknemers, die in het bezit zijn van het diploma assistent, zal het grondslaguurloon worden betaald, zoals hieronder bepaald bij punt 1.

Aan jeugdige werknemers, die in het bezit zijn van het diploma schilder van Savantis, en degene in het bezit van het diploma MBO beschermings- en afwerkingstechnieken of MBO reclame- en presentatietechnieken, zal het grondslaguurloon worden betaald, zoals hieronder bepaald bij punt 2 .

Aan jeugdige werknemers, die in het bezit zijn van het diploma gezel schilder van Savantis, zal het grondslaguurloon worden betaald, zoals hieronder bepaald bij punt 3.

  • 1. voor jeugdige werknemers met het diploma assistent (niveau 1)

 Per uur37,5 uur per week
17 jaar6,13229,88
18 jaar7,76291,00
19 jaar9,49355,88
20 jaar10,89408,38
21 jaar12,45466,88
  • 2. voor jeugdige werknemers met het diploma schilder (niveau 2) , MBO

 Per uur37,5 uur per week
17 jaar6,45241,88
18 jaar8,17306,38
19 jaar9,99374,63
20 jaar11,46429,75
21 jaar13,11491,63
  • 3. voor jeugdige werknemers met het diploma gezel schilder (niveau 3)

 Per uur37,5 uur per week
18 jaar9,32349,50
19 jaar10,67400,13
20 jaar12,27460,13
21 jaar13,93522,38
  • Per 1 januari 2006 bedragen de garantie-uurlonen en garantieweeklonen:

A. ZONDER VAKOPLEIDING

  • 1. voor jeugdige werknemers bij instromen in de bedrijfstak 16 jaar

 Per uur37,5 uur per week
16 jaar (wettelijk minimumjeugdloon behorende bij de leeftijd + 5%)n.n.b.n.n.b.
17 jaar
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar en ouder13,35500,63
  • 2. voor jeugdige werknemers, bij instromen in de bedrijfstak 17 jaar

 Per uur37,5 uur per week
17 jaar (wettelijk minimumjeugdloon behorende bij de leeftijd + 5%)n.n.b.n.n.b.
18 jaar
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar en ouder13,35500,63
  • 3. voor jeugdige werknemers, bij instromen in de bedrijfstak 18 jaar

 Per uur37,5 uur per week
18 jaar (wettelijk minimumjeugdloon behorende bij de leeftijd + 5%)n.n.b.n.n.b.
19 jaar
20 jaar
21 jaar
22 jaar en ouder13,35500,63
  • 4. voor jeugdige werknemers, bij instromen in de bedrijfstak 19 jaar of ouder

    • 1e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 5%;

    • 2e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 20%;

    • 3e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 30%;

  • Vanaf het 4e jaar: Het loon van een volwassen werknemer in categorie I, functiegroep 2

B. IN VAKOPLEIDING

Jeugdigen die starten met een vakopleiding, maar na verloop van tijd stoppen met leren stromen terug naar de loonschaal zonder vakopleiding. Hierbij behouden ze het loon dat ze hebben totdat de loonschaal waarin ze zijn teruggestroomd weer recht geeft op een verhoging.

  • 1. Jeugdige werknemers in opleiding assistent (niveau 1)

leeftijdreferentieuurloon
16 jaar4,80
17 jaar5,66
18 jaar6,82
19 jaar9,02
20 jaar10,33
21 jaar11,88
  • SPOS eerste vier maanden (22,5 naar 30 uur, factor = 0,75 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
16 jaar3,60108,00
17 jaar4,25127,50
18 jaar5,12153,60
19 jaar6,77203,10
20 jaar7,75232,50
21 jaar8,91267,30
  • SPOS + overige leerbedrijven (30 naar 37,5 uur, factor = 0,80 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
16 jaar3,84144,00
17 jaar4,53169,88
18 jaar5,46204,75
19 jaar7,22270,75
20 jaar8,26309,75
21 jaar9,50356,25
  • 2. Jeugdige werknemers in opleiding schilder (niveau 2)

leeftijdreferentieuurloon
16 jaar5,51
17 jaar6,50
18 jaar7,82
19 jaar10,36
20 jaar11,89
21 jaar13,66
  • SPOS eerste vier maanden (22,5 naar 30 uur, factor = 0,75 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
16 jaar4,13123,90
17 jaar4,88146,40
18 jaar5,87176,10
19 jaar7,77233,10
20 jaar8,92267,60
21 jaar10,25307,50
  • SPOS + overige leerbedrijven (30 naar 37,5 uur, factor = 0,80 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
16 jaar4,41165,38
17 jaar5,20195,00
18 jaar6,26234,75
19 jaar8,29310,88
20 jaar9,51356,63
21 jaar10,93409,88
  • 3. Jeugdige werknemers in opleiding gezel (niveau 3)

leeftijdreferentieuurloon
17 jaar6,84
18 jaar8,64
19 jaar10,58
20 jaar12,16
21 jaar13,90
  • SPOS + overige leerbedrijven (30 naar 37,5 uur, factor = 0,80 van referentie-uurloon)

leeftijdgarantieuurloonweekloon
17 jaar5,47205,13
18 jaar6,91259,13
19 jaar8,46317,25
20 jaar9,73364,88
21 jaar11,12417,00
  • De werknemer die de opleiding assistent heeft afgerond en vervolgens de opleiding schilder gaat volgen behoudt het loon dat behoort bij zijn leeftijd en de afgeronde opleiding assistent tot het moment dat hij op grond van zijn leeftijd in een hogere schaal van de schilder in opleiding komt.

  • 3. voor jeugdige werknemers die werkzaam zijn op grond van een project van het SWEV-Schilderen, na voorschakeling:

    • 1e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 10%

    • 2e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 25%

    • 3e jaar van het dienstverband: wettelijk minimum(jeugd)loon behorende bij de leeftijd + 35%

  • Vanaf het 4e jaar: Het loon van een volwassen werknemer in categorie I, functiegroep 2.

C. MET EEN DIPLOMA AFGESLOTEN VAKOPLEIDING

Aan jeugdige werknemers, die in het bezit zijn van het diploma assistent, zal het grondslaguurloon worden betaald, zoals hieronder bepaald bij punt 1.

Aan jeugdige werknemers, die in het bezit zijn van het diploma schilder van Savantis, en degene in het bezit van het diploma MBO beschermings- en afwerkingstechnieken of MBO reclame- en presentatietechnieken, zal het grondslaguurloon worden betaald, zoals hieronder bepaald bij punt 2.

Aan jeugdige werknemers, die in het bezit zijn van het diploma gezel schilder van Savantis, zal het grondslaguurloon worden betaald, zoals hieronder bepaald bij punt 3.

  • 1. voor jeugdige werknemers met het diploma assistent (niveau 1)

 Per uur37,5 uur per week
17 jaar6,19232,13
18 jaar7,84294,00
19 jaar9,58359,25
20 jaar11,00412,50
21 jaar12,57471,38
  • 2. voor jeugdige werknemers met het diploma schilder (niveau 2), MBO

 Per uur37,5 uur per week
17 jaar6,51244,13
18 jaar8,25309,38
19 jaar10,09378,38
20 jaar11,57433,88
21 jaar13,24496,50
  • 3. voor jeugdige werknemers met het diploma gezel schilder (niveau 3)

 Per uur37,5 uur per week
18 jaar9,41352,88
19 jaar10,78404,25
20 jaar12,39464,63
21 jaar14,07527,63

Artikel 28 Wijzigingen, indexering en verhogingen

  • 1. Wijzigingen in de CAO van de uur-, c.q. weeklonen zullen ingaan aan het begin van de vier-wekelijkse periode van de volle week waarin de wijzigingsdatum valt.

  • 2.

    • a. In week 25 van 2005 ontvangen werknemers, die op 1 juni 2005 in dienst waren een eenmalige uitkering van € 400,bruto. Per leerling en per werknemer, die na 1 januari 2005 voor het eerst werknemer in de zin van deze CAO is geworden, ontvangt de werkgever een eenmalige restitutie van premie AZOR ter hoogte van € 200,–.

    • b. Met ingang van week 1 van 2006 worden de garantieuurlonen en het met de werknemer UTA overeengekomen loon verhoogd met 1%.

  • 3. De lonen welke zijn gebaseerd op het wettelijk minimumloon, vermeerderd met een door CAO-partijen in een percentage of bedrag vastgestelde toeslag, worden gewijzigd wanneer de landelijke overheid de hoogte van het wettelijk minimumloon wijzigt.

  • 4. Bij het vaststellen van de verhogingen van de uurlonen blijven procentueel vastgestelde toeslagen gehandhaafd, en worden de in een bedrag vastgestelde toeslagen niet gewijzigd.

HOOFDSTUK 4 OVER VERGOEDING NIET-GEWERKTE ARBEIDSTIJD

Artikel 29 Algemeen

  • 1. In het algemeen is de werkgever over de tijd, waarin de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht geen loon verschuldigd (artikel 627 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek). Evenwel zullen de artikelen 628 en 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn, echter met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 30, 33 en 40 van deze overeenkomst.

  • 2. Wanneer een werknemer één of meer dagen verzuimt, anders dan in de CAO toegestaan verzuim, is de werkgever gerechtigd over die dag respectievelijk dagen waarop niet gewerkt is, geen verlofwaarde te verstrekken.

Artikel 30 Arbeidsongeschiktheid

  • 1. In geval van arbeidsongeschiktheid behoudt de werknemer gedurende maximaal 52 weken aanspraak op het volledige loon en de daarbij behorende verlofwaarde. Indien de arbeidsongeschiktheid na 52 weken voortduurt heeft de werknemer aansluitend gedurende maximaal 52 weken aanspraak op 70% van zijn loon. Het recht op loondoorbetaling vervalt indien de werknemer niet de normaal aan hem te stellen regels tot herstel van zijn arbeidsongeschiktheid in acht neemt. De werkgever is gerechtigd op het loon in mindering te brengen een aan de werknemer toekomende uitkering krachtens de bepalingen van de Ziektewet en de daarop betrekking hebbende voorschriften en reglementen van het UWV.

  • In afwijking van het in de eerste volzin bepaalde wordt de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever gedurende de eerste 52 weken van arbeidsongeschiktheid beperkt tot 70% van het loon indien de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door het niet gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen of door het niet opvolgen van schriftelijke aanwijzingen door de werkgever of een door de werkgever ingeschakelde arbeidsdeskundige of veiligheidsdeskundige.

  • De werkgever is gerechtigd bij de tweede en derde ziekmelding binnen één kalenderjaar telkens een wachtdag in acht te nemen. Over wachtdagen is de werkgever geen loon verschuldigd.

  • 2. Indien de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is veroorzaakt door een gebeurtenis waarvoor een derde aansprakelijk is, kan de werkgever het op grond van lid 1 betaalde loon met in achtneming van het bepaalde in artikel 107a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verhalen op deze aansprakelijke derde. De werknemer is verplicht aan de werkgever zijn medewerking te verlenen bij het instellen van een regresvordering door deze werkgever, bijvoorbeeld door het verstrekken van inlichtingen.

  • 3. De werknemer, die op 1 november 2005 recht heeft op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt in de maand december 2005 voor zover de premie daartoe toereikend is een uitkering van:

  • € 660,– bij 80% of meer arbeidsongeschiktheid

  • € 477,– bij 65 tot 80% arbeidsongeschiktheid

  • € 395,– bij 55 tot 65% arbeidsongeschiktheid

  • € 330,– bij 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid

  • € 265,– bij 35 tot 45% arbeidsongeschiktheid

  • Op deze bedragen zijn de wettelijke inhoudingen van toepassing.

  • 4. Invaliditeitspensioen

  • De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf verzorgt een invaliditeitspensioen voor de werknemer, die op of na 25 januari 1994 recht heeft verkregen of verkrijgt op een WAO-uitkering.

  • 5. Overlijden

    • a. Ingeval de werknemer tijdens het werk dan wel op weg van en naar het werk overlijdt, zal de werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar de woonplaats van betrokkene vergoeden aan de nabestaande(n) dan wel aan degene(n), die de kosten van vervoer gedragen heeft (hebben).

    • b. Het onder a. gestelde is niet van toepassing indien de woonplaats van de werknemer gelegen is buiten Nederlands grondgebied.

  • 6. Bij het overlijden van de werknemer ontvangen de nagelaten betrekkingen van de werknemer het volledige loon over de maand waarin het overlijden plaatsvond, vermeerderd met een bedrag dat gelijk is aan het loon over 2 maanden. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan de langstlevende der echtgenoten van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, bij ontstentenis van deze de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen of bij ontstentenis van deze degene die door de werknemer werd verzorgd. Op deze uitkering wordt een eventuele overlijdensuitkering ingevolge de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering in mindering gebracht.

Artikel 31 Werkloosheid

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder werkloze werknemer: een werknemer die van het UWV op de eerste werkloosheidsdag een loongerelateerde WW-uitkering als bedoeld in artikel 42, lid 1 WW ontvangt of in plaats daarvan op de eerste werkloosheidsdag een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt of uitsluitend op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid onder b of c ZW over de eerste twee dagen van de ongeschiktheid tot werken geen uitkering ontvangt.

  • 2. De werkloze werknemer die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO heeft bij ontstaan van recht op een loongerelateerde WW of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkerng in plaats van deze loongerelateerde WW-uitkering, recht op betaling van een aanvulling op de WW/ZW-uitkering in de vorm van een eenmalige bijdrage van € 455,–.

  • 3. Een werkloze werknemer als bedoeld in lid 1 die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op een vakantiewaarde, heeft jegens het fonds recht op betaling van een vast bedrag van € 150,– bij aanvang van de werkloosheid. Indien de werknemer vervolgens 8 weken onafgebroken werkloos blijft heeft de werknemer jegens het fonds recht op een vast bedrag van € 300,–.

  • 4. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van vakantietoeslag, heeft bij ontstaan van recht op een loongerelateerde WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze loongerelateerde WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de vakantietoeslag in de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering van € 204,–.

  • 5. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na een betaling van een in lid 1 genoemde éénmalige uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

  • 6. Een werknemer dient zelf een verzoek tot betaling van de in de leden 2 en 3, respectievelijk lid 4 genoemde uitkering in te dienen bij het AWS en vanaf 1 januari 2006 bij het O&O fonds en dient alle informatie te verstrekken die het fonds verlangt.

  • 7. De uitvoering van de regeling wordt verzorgd door het AWS en met ingang van 1 januari 2006 het O&O-fonds die de administratie hebben opgedragen aan A&O Services.

Artikel 32 Cyclische werkloosheid

  • 1. De werknemer, die in het laagseizoen 2004/2005 en/of het laagseizoen 2005-2006 werkloos wordt en die volgens een beschikking van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen geen recht heeft op een WW uitkering, vanwege het feit dat hij onder toepassing van het Besluit van 18 december 1986, nr. 86/8052 (besluit gelijkstelling niet gewerkte uren met gewerkte uren) en het Besluit interpretatie seizoenmatige arbeid van 6 mei 2002, aangemerkt wordt als cyclische werkloos, heeft, zolang daartoe de financiële middelen beschikbaar zijn, recht op een uitkering van het AWS en met ingang van 1 januari 2006 het O&O-fonds. De hoogte en de duur van de uitkering zijn gelijk aan de hoogte van de duur van de loongerelateerde WW-uitkering, die werknemer zou hebben ontvangen indien hij niet als cyclische werkloze zou zijn aangemerkt.

  • 2. Het bepaalde in artikel 31 is op deze werknemer van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32a Garantieregeling

  • 1. De werknemer heeft, indien hij arbeidsongeschikt is en de werkgever in gebreke blijft het loon door te betalen, recht op een uitkering ten laste van het Garantiefonds, conform de in de statuten en het reglement van het Garantiefonds vastgelegde voorwaarden.

  • 2. De werknemer dient daartoe, uiterlijk op de laatste dag van de vier-wekenperiode volgend op de datum waarop de werkgever het loon had dienen te betalen, een aanvraag in bij A&O Services op een daartoe door A&O Services vastgesteld formulier.

  • 3. De hoogte van de uitkering bedraagt per dag het loon dat de werknemer bij werken gemiddeld per dag had kunnen verdienen indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. Tevens wordt ten behoeve van de werknemer een bijdrage gedaan aan de in artikel 70 genoemde fondsen.

  • 4. Indien A&O Services een uitkering op grond van de garantieregeling heeft betaald op grond van het feit dat er verschil van mening bestaat tussen werkgever en werknemer over het bestaan van de arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht bij een deskundige als bedoeld in artikel 629a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek een second opinion ter zake te verzoeken. Indien blijkt dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid is de werknemer gehouden de vanuit het Garantiefonds betaalde uitkering aan het fonds op eerste verzoek terug te betalen. Indien blijkt dat wel sprake was van arbeidsongeschiktheid is de werkgever gehouden de betaalde uitkering op eerste verzoek aan het Garantiefonds terug te betalen.

  • 5. Indien A&O Services een uitkering op grond van de garantieregeling heeft betaald om andere redenen dan verschil van mening over het bestaan van de arbeidsongeschiktheid, wordt door A&O Services een onderzoek gedaan naar de reden van niet betaling door de werkgever. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek bepaalt A&O Services of de werkgever of de werknemer gehouden is de betaalde uitkering terug te betalen, dan wel de uitkering voor rekening van het Garantiefonds blijft.

  • 6. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 33 Onwerkbaar weer en vorst

  • 1. De werkgever beoordeelt in redelijk overleg met de betrokken werknemers, wanneer en hoe lang als gevolg van ongunstige weersomstandigheden of te weinig licht niet kan worden gewerkt. In geval van werkverhindering zal de werkgever het volledige loon, zijnde het grondslaguurloon en, indien van toepassing, de prestatietoeslag doorbetalen.

  • 2. De werknemer is verplicht ingeval de werkgever hem gedurende de tijd, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, ander werk opdraagt, waarvoor hij geschikt is, deze arbeid te verrichten, mits de werkgever bereid is hem het voor zijn gebruikelijke werk in deze overeenkomst vastgestelde loon te betalen of indien het loon voor het andere werk ingevolge deze overeenkomst hoger is, dit laatste loon.

  • 3. De werknemer die zich zonder toestemming van het werk verwijdert, heeft geen recht op de in dit artikel vastgestelde beloning.

  • 4. Het is de werkgever verboden het dienstverband met de werknemer – ondermeer wegens werkvermindering – tijdens vorst of de gevolgen van vorst te beëindigen, met uitzondering van beëindiging wegens een dringende reden als bedoeld in artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5. De werknemer heeft het recht het werk neer te leggen indien hij te maken heeft met een gevoelstemperatuur van –6 C of kouder. De gevoelstemperatuur volgens opgave van het HWS weerstation in de regio waar het project gelegen is, is bepalend.

  • 6. Indien de normale arbeidstijd als gevolg van duisternis moet worden ingekort, zal de werkgever nochtans gehouden zijn loon te betalen over die uren gedurende welke niet is gewerkt. Indien de werkgever naar zijn oordeel doelmatige verlichting heeft aangebracht, is de werknemer verplicht gedurende de normale arbeidstijd arbeid te verrichten.

Artikel 33a Garantieregeling bij vorst of gevolgen van vorst

  • 1. De werknemer heeft, indien hij wegens vorst of de gevolgen van vorst, zulks ter beoordeling van de werkgever onder voorbehoud van goedkeuring van het bestuur van het Garantiefonds, niet werkt en de werkgever in gebreke blijft het loon door te betalen recht op een uitkering ten laste van het Garantiefonds, conform de in de statuten en het reglement van het Garantiefonds vastgelegde voorwaarden.

  • 2. De werknemer dient daartoe, uiterlijk op de laatste dag van de vier-wekenperiode volgend op de datum waarop de werkgever het loon had dienen te betalen, een aanvraag in bij A&O Services op een daartoe door A&O Services vastgesteld formulier.

  • 3. De hoogte van de uitkering bedraagt per uur het bij A&O Services laatst bekende voor de werknemer geldende PRIS-uurloon. Tevens wordt ten behoeve van de werknemer per uur een bijdrage gedaan aan het Vakantiefonds.

  • 4. Indien A&O Services een uitkering op grond van de garantieregeling heeft betaald, wordt door A&O Services een onderzoek gedaan naar de reden van niet betaling door de werkgever. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek bepaalt A&O Services of de werkgever of de werknemer gehouden is de betaalde uitkering terug te betalen, dan wel de uitkering voor rekening van het Garantiefonds blijft.

  • 5. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 34 Vakantierecht

Dit artikel is niet van toepassing op werknemers UTA.

  • 1. Ten aanzien van de werknemer is het recht op verlof als volgt geregeld:

a.Over het kalenderjaar 2005  
 Werknemers beneden 18 jaar29 werkdagen
 Werknemers van 18 tot en met 54 jaar 25 werkdagen
 Werknemers, die ingevolge de leerplichtwet 2 dagen per week leerplichtig zijn 19 werkdagen
 Regeling 55 jaar en ouder  
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1951 35 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 36 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1949 37 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1948 38 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1947 39 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1946 40 werkdagen
b.Over het kalenderjaar 2006  
 Werknemers beneden 18 jaar 29 werkdagen
 Werknemers van 18 tot en met 54 jaar 25 werkdagen
 Werknemers, die ingevolge de leerplichtwet 2 dagen per week leerplichtig zijn 19 werkdagen
 Regeling 55 jaar en ouder  
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1952 35 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1951 36 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 37 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1949 38 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1948 39 werkdagen
 Werknemers geboren vóór 1 januari 1947 40 werkdagen
    • c. De werknemer van 60 jaar of ouder heeft in het jaar voorafgaand aan zijn pensionering (vroegpensioen of ouderdomspensioen) het recht om een vierdaagse werkweek te realiseren door het inzetten van extra verlofdagen. De werkgever kan het loon over deze extra verlofdagen, tot een maximum van 25 dagen, declareren bij het Vakantiefonds. In het jaar voorafgaand aan pensionering niet opgenomen dagen vervallen bij pensionering.

    • d. Werknemers die niet het gehele jaar in dienst zijn, dan wel part-time werken hebben recht op het hiervoor genoemde verlof naar rato.

  • 2. Zomervakantie

  • De werknemer heeft recht op een aaneengesloten zomervakantieperiode van 3 weken, mits de werknemer voldoende verlofdagen heeft opgebouwd.

  • De vakantie wordt door de werkgever vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. De vakantie wordt op een zodanig tijdstip vastgesteld dat de werknemer voldoende gelegenheid heeft om voorbereidingen te treffen voor de besteding van de vakantie.

  • 3.

    • a. Verplichte snipperdagen

    • Van de in het kalenderjaar 2005 overblijvende verlofdagen zijn 19, 20, 21, 22, 23, 27 en 28 december 2005 aangewezen als verplichte snipperdagen. De vrijdag na Hemelvaart is als verplichte snipperdag aangewezen, overeenkomstig het gebruik.

    • b. extra verplichte snipperdagen

    • Naast de in lid 1 benoemde verlofdagen heeft de werknemer recht op zeven extra verplichte snipperdagen in de wintersluitingsperiode. Voor het winterseizoen 2005/2006 zijn als extra verplichte snipperdagen aangewezen: 29 en 30 december 2005 en 2, 3, 4, 5 en 6 januari 2006. Indien de werknemer op één of meerdere van deze dagen wegens ziekte niet kan werken, worden deze dagen toch als verlofdagen aangemerkt. De werknemer heeft dus niet het recht de dagen in dat geval op een later moment op te nemen.

    • c. Vrije snipperdagen

    • De overige verlofdagen, die niet aaneengesloten behoeven te worden opgenomen, zullen in onderling overleg tussen werkgever en werknemer worden vastgesteld. Daarbij bestaat voor alle werknemers de mogelijkheid om maximaal 5 vrije snipperdagen te besteden voor religieuze feestdagen.

    • De werknemer heeft het recht in het derde kwartaal van elk kalenderjaar minimaal één vrije snipperdag in overleg met zijn werkgever op te nemen. Indien de werkgever geen toestemming geeft aan de werknemer van dit recht gebruik te maken dan is het de werknemer geoorloofd deze vrije snipperdag op de laatste werkdag van het derde kwartaal op te nemen.

  • 4. Boven het in de leden 1, 2 en 3 genoemde aantal verlofdagen heeft elke werknemer recht op vrijaf op de algemene erkende christelijke feestdagen als genoemd in artikel 11, Nieuwjaarsdag, Koninginnedag en 5 mei (Nationale Bevrijdingsdag).

  • 5. Collectieve wintersluiting

  • De collectieve wintersluiting vindt plaats gedurende drie aaneengesloten kalenderweken en vindt plaats gedurende onderstaande perioden. Voor de wintersluiting worden feestdagen, als bedoeld in artikel 11, verplichte snipperdagen en extra verplichte snipperdagen aangewend.

  • Wintersluiting 2005/2006

Week 51ma19-12-051 verplichte snipperdag
 di20-12-051 verplichte snipperdag
 wo21-12-051 verplichte snipperdag
 do22-12-051 verplichte snipperdag
 vr23-12-051 verplichte snipperdag
    
Week 52ma26-12-05tweede kerstdag
 di27-12-051 verplichte snipperdag
 wo28-12-051 verplichte snipperdag
 do29-12-051 extra verplichte snipperdag
 vr30-12-051 extra verplichte snipperdag
    
Week 1ma02-01-061 extra verplichte snipperdag
 di03-01-061 extra verplichte snipperdag
 wo04-01-061 extra verplichte snipperdag
 do05-01-061 extra verplichte snipperdag
 vr06-01-061 extra verplichte snipperdag
  • 6. Voor bedrijven welke opdrachtgever gebonden zijn en derhalve geconfronteerd worden met een ATV-invulling voor het opdrachtgevende bedrijf, gedurende de in lid 5 genoemde periode, bestaat de mogelijkheid om de invulling van de extra verplichte snipperdagen aan te passen aan de wijze waarop de opdrachtgever de ATV-invulling heeft geëffectueerd, echter met dien verstande dat evenveel extra verplichte snipperdagen worden gerealiseerd als in deze CAO overeengekomen.

  • 7. Indien een werkgever met een werknemer een arbeidsovereenkomst sluit, terwijl bij deze werkgever een per object c.q. onderneming vastgestelde vakantieperiode nog moet ingaan dan wel is aangevangen, zal deze werkgever de betreffende werknemer, voor zover hij onvoldoende verlofdagen bezit, diens loon doorbetalen gedurende de voor het object c.q. onderneming geldende vakantieperiode na het totstandkomen van de dienstbetrekking.

  • Gedurende deze periode is de werknemer verplicht andere hem na overleg in redelijkheid toe te wijzen werkzaamheden in de onderneming te accepteren.

  • 8. Indien de werkgever het nodig acht, dat één of meer werknemer(s) niet met vakantie gaan tijdens verplichte snipperdagen, respectievelijk extra verplichte snipperdagen zal de werkgever overleggen met de betreffende werknemer(s).

  • Indien deze verschuiving voor de betrokken werknemer(s) schade veroorzaakt, zal hij deze schade voor zover zij aantoonbaar en redelijk is, vergoeden.

  • 9. De werknemer van 55 jaar en ouder heeft het recht om gedurende het hele jaar 4 dagen per week te werken door middel van gebruik van zijn verlof en snipperdagen, de extra verplichte snipperdagen, feestdagen, aangevuld met koopdagen.

Artikel 35 Beloning tijdens vakantie: verlofwaarden

Dit artikel is niet van toepassing op werknemers UTA.

  • 1. Naast het recht op loon gedurende de onder artikel 34 bedoelde verlofdagen en dagen vrijaf, heeft de werknemer ook recht op een vakantietoeslag van 8% ten bedrage van 156 maal het PRIS-uurloon.

  • 2. De loonderving over de vakantiedagen, verplichte snipperdagen, extra verplichte snipperdagen en vakantietoeslag als bedoeld in lid 1, de loonderving over de feestdagen als bedoeld in artikel 11 zijn in de te verstrekken verlofwaarde opgenomen.

  • 3. De werkgever zal over de extra verlofdagen voor werknemers vanaf 55 jaar als bedoeld in artikel 34 aan de werknemer het volledige loon doorbetalen. Ook is de werkgever verplicht daarover te voldoen aan de bijdrage- en premieverplichtingen,.

  • 4. De loonkosten verbonden aan het opnemen van de extra verlofdagen als genoemd in lid 3 worden aan de werkgever vergoed door het Vakantiefonds.

  • Daartoe dient een declaratieformulier van het Vakantiefonds te worden ondertekend, zowel door de werkgever als door de betrokken werknemer. Alleen indien een extra verlofdag daadwerkelijk wordt opgenomen, zal het Vakantiefonds tot uitbetaling van de loonkosten overgegaan.

Artikel 35a Vangnetregeling

Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer UTA.

  • 1. De werknemer, die tijdens een bij CAO of door de werkgever vastgestelde collectieve bedrijfssluiting over onvoldoende vakantierechten beschikt ten behoeve van de voorziening in de loonderving over de dagen waarop in het bedrijf van zijn werkgever niet wordt gewerkt, heeft op zijn verzoek recht op een vergoeding vanuit het Garantiefonds conform de voorwaarden van de statuten en het reglement van het Garantiefonds

  • 2. Bij een niet verplichte bedrijfssluiting wordt geen vergoeding betaald indien de werkgever gedurende de periode van bedrijfssluiting wel werk voor de werknemer beschikbaar heeft. Van een verplichte bedrijfssluiting is sprake op feestdagen, verplichte snipperdagen en extra verplichte snipperdagen.

  • 3. De hoogte van de uitkering bedraagt per dag het aantal uren waarop normaal gewerkt zou zijn, maal het PRIS-uurloon.

  • 4. De uitkering, die betrekking heeft op verlofdagen, wordt bij wijze van voorschot door het Garantiefonds betaalbaar gesteld.

  • Op het voorschot worden gedurende de rest van het kalenderjaar, waarin de verlofperiode valt, waarover een vergoeding is verstrekt, plus het volgende kalenderjaar, in mindering gebracht de bedragen, die door de werkgever in het Vakantiefonds worden gestort ter voorziening in de loonderving over de vrije snipperdagen als bedoeld in artikel 34 lid 3 van deze CAO, vastgesteld op 0,75 maal het PRIS-uurloon per 4 weken. Het daarna resterende saldo van het voorschot komt ten laste van het Garantiefonds.

  • 5. Een vergoeding, die wordt betaald over feestdagen of extra verplichte snipperdagen, komt volledig ten laste van het Garantiefonds.

  • 6. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 36 Vakantie werknemer UTA

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 34 en 35 is niet van toepassing op de werknemer UTA. Voor de werknemer UTA geldt hetgeen in de navolgende leden is bepaald.

  • 2. Het als basis van vakantierechten geldend jaar, verder te noemen vakantiejaar, loopt gelijk aan het kalenderjaar. Per onderneming kan een andere periode worden vastgesteld, hetgeen schriftelijk aan de werknemer UTA dient te worden bevestigd.

  • 3. Bij een dienstverband, bij een en dezelfde werkgever, gedurende een volledig vakantiejaar, heeft de werknemer UTA recht op vakantie, met behoud van salaris, gedurende tenminste 25 dagen per jaar.

  • 4.

    • a. Jeugdige werknemers UTA tot 18 jaar hebben recht op tenminste 29 werkdagen vakantie per jaar.

    • b. Jeugdige werknemers UTA die gedurende twee dagen per week leerplichtig zijn hebben recht op tenminste 19 werkdagen vakantie per jaar.

    • c. Werknemers UTA van 55 jaar en ouder hebben recht op het hierna genoemde aantal vakantiedagen per jaar:

55 jaar35 dagen
56 jaar36 dagen
57 jaar37 dagen
58 jaar38 dagen
59 jaar39 dagen
60 jaar en ouder40 dagen
    • d. De werknemer UTA van 60 jaar of ouder heeft in het jaar voorafgaand aan zijn pensionering (vroegpensioen of ouderdomspensioen) recht op zoveel extra doorbetaalde verlofdagen als nodig is om een vierdaagdse werkweek te realiseren, met een maximum van 25 dagen. In het jaar voorafgaand aan pensionering niet opgenomen dagen vervallen bij pensionering..

  • 5. Indien in een vakantiejaar het dienstverband korter dan 12 maanden heeft geduurd, wordt het op grond van de leden 3 en 4 van dit artikel voor de werknemer UTA geldende aantal vakantiedagen naar evenredigheid verminderd, met dien verstande dat gedeelten van vakantiedagen naar boven afgerond worden op hele dagen. Voor de berekening geldt de in lid 8 opgenomen evenredigheidsformule.

  • 6. Indien het dienstverband voor het einde van het vakantiejaar wordt beëindigd, zal aan de werknemer UTA die de hem toekomende vakantie nog niet ten volle heeft genoten alsnog deze vakantie worden toegekend. Indien zulks niet mogelijk is of indien de werknemer UTA daaraan de voorkeur geeft, zullen deze vakantiedagen bij de laatste salarisbetaling aan de werknemer UTA worden uitbetaald. Eventueel te veel genoten vakantiedagen zullen met het salaris worden verrekend. De werkgever zal bij het einde van de dienstbetrekking aan de werknemer UTA een verklaring uitreiken, waaruit de duur van de vakantie en van het verlof zonder behoud van loon welke aan de werknemer UTA op dat tijdstip nog toekomen blijkt.

  • 7.

    • a. De vakantie wordt door de werkgever vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer UTA, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. De vakantie wordt op een zodanig tijdstip vastgesteld dat de werknemer UTA voldoende gelegenheid heeft om voorbereidingen te treffen voor de besteding van de vakantie.

    • b. De werknemer UTA heeft recht op 3 weken aaneengesloten zomervakantie.

  • 8. Evenredigheidsformule

  • X = a x b + Y

  • 52

  • waarin X = aantal vakantiedagen, waarop de werknemer UTA recht heeft wanneer zijn dienstverband in een vakantiejaar korter dan 12 maanden heeft geduurd.

  • waarin a = aantal weken dienstverband in het vakantiejaar waarbij gedeelten van weken naar boven worden afgerond op hele weken.

  • waarin b = aantal vakantiedagen per vol jaar dienstverband.

  • waarin Y = aanvulling naar volle vakantiedagen.

  • 9. Bij de vaststelling van snipperdagen heeft de werknemer UTA de mogelijkheid om maximaal 5 snipperdagen te besteden voor religieuze feestdagen.

  • 10. De werknemer UTA van 55 jaar en ouder heeft het recht om gedurende het hele jaar 4 dagen per week te werken door middel van gebruik van zijn verlof en snipperdagen, ATV-dagen, feestdagen, aangevuld met koopdagen.

  • 11. De werknemer UTA heeft recht op vrijaf op de in artikel 11 genoemde dagen.

Artikel 37 Vakantietoeslag werknemer UTA

  • 1. Het vakantietoeslagjaar loopt van 1 juni van enig jaar tot en met 31 mei van het daarop volgende jaar. Per onderneming kan een andere periode worden vastgesteld, hetgeen schriftelijk aan de werknemer UTA dient te worden bevestigd.

  • 2. Aan de werknemer UTA zal jaarlijks een vakantietoeslag worden betaald van tenminste 8% over het bij de werkgever in het afgelopen vakantietoeslagjaar genoten vast overeengekomen salaris, waaronder begrepen de uitkeringen krachtens de Ziektewet.

  • 3. De uitbetaling van de vakantietoeslag zal uiterlijk plaatsvinden in de maand juni.

  • 4. Bij beëindiging van het dienstverband zal aan de werknemer UTA het hem op dat moment toekomende bedrag aan vakantietoeslag worden uitbetaald, dan wel het teveel betaalde bedrag met hem worden verrekend.

Artikel 38 Arbeidsduurverkorting werknemer UTA

  • 1. ATV-dagen zijn dagen waarop niet gewerkt wordt. De werknemer UTA heeft recht op zeven ATV-dagen per kalenderjaar. De ATV-dagen worden voor het seizoen 2005/2006 vastgesteld op 29 en 30 december 2005 en 2, 3, 4, 5 en 6 januari 2006.

  • 2. De werkgever zal aan de werknemer UTA gedurende een ATV-dag het loon als bij werken doorbetalen minus eventuele vergoedingen voor die dag.

  • 3. Het recht op ATV-dagen vervalt indien de werknemer UTA op deze dagen arbeidsongeschikt is of recht heeft op verzuim krachtens artikelen 39 en 40 lid 2.

Artikel 39 Kort verzuim

  • 1. Met ingang van 1 januari 2006 heeft de werknemer, in afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 tot en met 4.6 van de Wet arbeid en zorg, geen recht op loonbetaling over perioden van calamiteiten- en kort verzuimverlof. De werknemer kan in de loonderving voorzien door opname van zijn Levenslooprekening.

  • 2. Naast de in de Wet arbeid en zorg genoemde omstandigheden heeft de werknemer recht op onbetaald verlof bij de volgende gelegenheden:

    • a. Bij burgerlijk of kerkelijk huwelijk van de werknemer twee dagen;

    • b. Bij 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer en bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van zijn (schoon)ouders ten hoogste een dag;

    • c. Bij burgerlijk of kerkelijk huwelijk van een van de ouders, broers, zusters, kinderen, zwagers en schoonzusters en in zijn gezinsverband opgenomen pleegkinderen, halfbroers of halfzusters, één arbeidsdag.

Artikel 39a Kortverzuim tot 1 januari 2006

  • 1. Uitsluitend in het geval er loon zou worden gederfd, omdat het verzuim op werkdagen valt en de omstandigheden waarvoor werd verzuimd redelijkerwijs niet buiten werktijd konden plaatsvinden, zal door de werkgever in de in dit artikel genoemde gevallen het voor de werknemer geldende loon worden vergoed.

  • 2.

    • a. Bij burgerlijk of kerkelijk huwelijk van de werknemer, bij bevalling van de echtgenote of adoptie van een kind, zal in totaal het verzuim van twee arbeidsdagen worden vergoed.

    • Wanneer de bevalling van de echtgenote plaatsvindt in het weekend, zal in totaal het verzuim van één arbeidsdag worden vergoed, te weten de daarop volgende werkdag.

    • b. Bij 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer en bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van zijn (schoon)ouders zal ten hoogste een dag verzuim worden vergoed.

    • c. Bij burgerlijk of kerkelijk huwelijk van een van de ouders, broers, zusters, kinderen, zwagers en schoonzusters en in zijn gezinsverband opgenomen pleegkinderen, halfbroers of halfzusters, zal het verzuim van één arbeidsdag en in gevallen waarin de werknemer in verband met zijn werkzaamheden buiten zijn woonplaats is gehuisvest, van twee arbeidsdagen worden vergoed.

    • Voor de werknemers bedoeld in artikel 45 zal de werkgever in geval van verzuim om in dit lid vermelde redenen, de werkelijk gemaakte reiskosten (tweede of daarmee gelijk te stellen klasse openbaar vervoer) vanaf de plaats van tewerkstelling tot de woonplaats van de werknemer en terug vergoeden.

  • 3.

    • a. Bij het overlijden en de uitvaart van een van de ouders van de werknemer, zijn schoonouders, uitwonende kinderen, waaronder begrepen schoonzoons en schoondochters en pleegkinderen zal in totaal het verzuim van twee arbeidsdagen worden vergoed.

    • b. Bij de uitvaart van overgrootouders, grootouders, pleegouders, kleinkinderen, achterkleinkinderen, broers, zusters, zwagers, schoonzusters, halfbroers en halfzusters van de werknemer respectievelijk van de echtgenoot/echtgenote van de werknemer, zal het verzuim van één arbeidsdag en in gevallen waarin de werknemer in verband met zijn werkzaamheden buiten zijn woonplaats is gehuisvest, van twee arbeidsdagen worden vergoed.

    • c. Bij overlijden en de uitvaart van de echtgenote/echtgenoot of een inwonend kind van de werknemer zal het verzuim worden vergoed vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de uitvaart; deze bepaling geldt ook bij overlijden van een inwonende ouder, voor zover de werknemer belast is met de regeling van de begrafenis en dergelijke.

    • Voor de werknemers bedoeld in artikel 45 zal de werkgever in geval van verzuim om in dit lid vermelde redenen, de werkelijk gemaakte reiskosten (tweede of daarmee gelijk te stellen klasse openbaar vervoer) vanaf de plaats van tewerkstelling tot de woonplaats van de werknemer en terug vergoeden.

  • 4. Voor medische keuringen op verzoek van de werkgever zowel als de periodieke keuringen door de regionale Bedrijfsgezondheidsdiensten, zal ten hoogste de duur van het werkelijk verzuim worden vergoed.

  • 5. Bij uitoefening van de stembevoegdheid zal het noodzakelijke verzuim van ten hoogste 2 uur worden vergoed.

  • Bij de uitoefening van een door de wet of de overheid opgelegde verplichting is artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

  • 6. Wordt een werknemer door zijn behandelend geneesheer naar een specialist of een medisch consultatiebureau verwezen, hetzij voor onderzoek dan wel voor behandeling en kan hem krachtens de Ziektewet over dit verzuim geen uitkering worden verleend, dan zal de werkgever hem het werkelijk verzuim tot ten hoogste een dag per bezoek vergoeden.

  • 7. Bij doktersbezoek en voor het noodzakelijk bezoek aan een tandarts ter verkrijging of vernieuwing van een kunstgebit of voor halfjaarlijkse controle zal, voor zover een en ander niet mogelijk is buiten de normale arbeidstijd, het verzuim worden vergoed tot ten hoogste twee uur, ingeval de werknemer woonachtig is in de plaats waar het werkobject is gelegen en tot ten hoogste drie uur, ingeval de werknemer in een andere plaats woonachtig is.

  • Aanspraak op vergoeding van het verzuim kan alleen worden gemaakt indien hiervan tijdig kennis is gegeven, terwijl in het geval van bezoek aan de tandarts voor halfjaarlijkse controle de saneringskaart moet worden getoond.

  • 8. Bij ziekenhuisopname van de echtgenote/echtgenoot heeft de werknemer recht op maximaal 1 dag doorbetaald verzuim per jaar voor begeleiding van de echtgenote/echtgenoot naar of van het ziekenhuis. Onder ziekenhuisopname wordt in dit kader ook verstaan dagbehandeling in een ziekenhuis of polikliniek.

  • 9. Bij verhuizing van de werknemer wordt het verzuim van maximaal 1 dag per jaar door de werkgever vergoed.

  • 10. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 40 Bijzonder verlof

  • 2. Werknemers van 62 tot en met 64 jaar kunnen, met doorbetaling van loon, drie werkdagen per jaar vrij krijgen voor het bijwonen van een cursus ter voorbereiding op hun pensionering.

HOOFDSTUK 5 VERGOEDINGEN

Artikel 41 Vergoeding reiskosten

  • 1. Indien een werknemer, naar het oordeel van de werkgever, bij het zich naar en van het werk begeven gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel en/of daarvan tijdens en ten behoeve van de werkzaamheden gebruik maakt, zal hem een vervoermiddelenvergoeding worden betaald.

  • 3. Vanaf 20 juni 2005 bedraagt de in lid 1 genoemde vergoeding:

    • a. voor het gebruik van een rijwiel € 4,05 per werkweek, respectievelijk 0,81 per werkdag;

    • b. voor het gebruik van een bromfiets € 5,35 per werkweek, respectievelijk € 1,07 per werkdag, indien niet meer dan 20 kilometer moet worden afgelegd, aangevuld met € 0,07 voor elke kilometer welke meer dan 20 kilometer moet worden afgelegd;

    • c. voor het gebruik van een auto: € 0,28 per kilometer.

    • d. De chauffeur, die door de werkgever als zodanig is aangewezen, heeft voor elke dag dat hij/zij het vervoer van één of meer meerijder(s) verzorgt, recht op een belaste toeslag volgens onderstaande tabel, tenzij het vervoer plaatsvindt met een door de werkgever ter beschikking gestelde auto.

    • Toeslag per dag

Enkele reisafstand0–30 km31–65 km66 km en meer
1 of 2 meerijders€ 2,30€ 2,88€ 3,45
3 of meer meerijders€ 3,45€ 6,91€ 10,37
    • e. Voor het gebruik van een motorvoertuig op minder dan 4 wielen € 0,22 per kilometer ongeacht of er al dan niet een passagier wordt vervoerd.

  • 4. Indien naar het oordeel van de werkgever, bij het reizen van en naar het werk of bij het reizen tijdens en ten behoeve van het werk door de werknemer gebruik moet worden gemaakt van een openbaar middel van vervoer zal het daaruit voortvloeiende bedrag aan reiskosten (tweede of daarmee gelijk te stellen klasse) voor rekening van de werkgever komen.

  • 5. De werkgever is verplicht specificatie te geven van reiskosten. De werknemer dient, indien hij het met de volgens deze specificatie betaalde reiskostenvergoeding niet eens is, binnen vier weken na ontvangst van de specificatie te reclameren. Na verstrijken van deze termijn van vier weken wordt de volgens specificatie verstrekte vergoeding geacht correct te zijn en kan de werknemer geen recht op aanpassing van de vergoeding meer doen gelden.

  • Indien de werkgever geen specificatie verstrekt en geen reiskostenvergoeding betaalt op basis van één van de in dit artikel genoemde vervoermiddelen, geldt de reiskostenvergoeding op basis van de laagste klasse van het openbaar vervoer, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 8. van dit artikel.

  • 6. Indien een werknemer een door de werkgever aangewezen ARBO-dienst bezoekt, dienen de reiskosten, na overlegging van het gebruikte vervoersbewijs, door de werkgever te worden vergoed op basis van de laagste klasse van het openbaar vervoer. De reistijd wordt vergoed op basis van het grondslaguurloon plus prestatietoeslag en verlofwaarde, voor zover het loon niet wordt doorbetaald op basis van artikel 30 lid 1.

  • Indien de werknemer op eigen initiatief de ARBO-dienst bezoekt, dient hij vooraf in overleg te treden met zijn werkgever.

  • 7. Reiskosten voor een bezoek aan een SOLVENT team en/of een medisch onderzoek naar beroepsziekten worden door de werkgever vergoed op basis van lid 2 en 3 van dit artikel.

  • 8. Voor het vervoer met een door de werkgever op zijn kosten ter beschikking gesteld vervoermiddel is geen reiskostenvergoeding van toepassing.

  • 9. De werkgever is verplicht, naast de kilometervergoeding in lid 2 sub c en lid 3 sub c van dit artikel de werkelijk gemaakte kosten van het werkverkeer, zoals parkeerkosten en tolheffingen, volledig te vergoeden.

Artikel 42 Reisuren

  • 1.

    • a. De duur van de reis bij het zich naar en van het werk begeven, welke wordt gemaakt met een openbaar vervoermiddel, een door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel, of een eigen vervoermiddel zal door de werkgever aan de werknemer worden vergoed tegen het voor die werknemer geldende grondslaguurloon, behoudens de eerste 60 minuten per dag, welke niet door de werkgever worden vergoed.

    • b. Indien een werknemer als bestuurder van een auto met inzittenden optreedt zal hem evenwel ook de eerste 60 minuten reistijd worden vergoed.

  • 2. Onder „duur van de reis’’ bedoeld in lid 1 wordt verstaan het tijdsverloop tussen het vertrek van het vervoermiddel naar het werk en de aankomst op het werk, alsmede het tijdsverloop terug van het werk naar de plaats van vertrek.

  • 3. Werkgever en werknemer bepalen in onderling overleg of voor de bepaling van de reisduur wordt uitgegaan van de werkelijke reistijd of dat gebruik wordt gemaakt van de volgende aannames voor de per uur af te leggen afstand:

    • a. per rijwiel 15 kilometer;

    • b. per bromfiets 25 kilometer;

    • c. per motorvoertuig op minder dan vier wielen 40 kilometer;

    • d. per auto 50 kilometer.

  • 4. De werkgever is verplicht specificatie te geven van de reisuren. De werknemer dient, indien hij het met de volgens deze specificatie betaalde reisurenvergoeding niet eens is, binnen vier weken na ontvangst van de specificatie te reclameren. Na verstrijken van deze termijn van vier weken wordt de volgens specificatie verstrekte vergoeding geacht correct te zijn en kan de werknemer geen recht op aanpassing van de vergoeding meer doen gelden.

  • Indien de werkgever geen specificatie verstrekt en geen reisurenvergoeding betaalt op basis van één van de in dit artikel genoemde vervoermiddelen geldt de reisurenvergoeding op basis van het openbaar vervoer.

  • 5.

    • a. Indien de totale duur van de werk-, rust- en reistijd, gerekend naar het ogenblik van vertrek van een vervoermiddel als genoemd in lid 1 tot het ogenblik van terugkomst daarvan, per dag meer bedraagt dan 10,5 uur, zal de normale werktijd met het meerdere moeten worden ingekort.

    • Op de dagen waarop in meertijd werk wordt verricht, bedraagt het hiervoor genoemde aantal uren 11 (in plaats van 10,5).

    • b. Voor werknemers die deelnemen aan werkspreiding zal, indien de totale duur van de werk-, rust- en reistijd, gerekend naar het ogenblik van vertrek van een vervoermiddel als genoemd in lid 1 tot het ogenblik van terugkomst daarvan, per dag meer bedraagt dan 11,5 uur, de normale werktijd met het meerdere moeten worden ingekort.

  • 6. CAO-partijen kunnen op verzoek dispensatie verlenen voor een in overleg met de Ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of personeelsvergadering overeengekomen van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel afwijkende regeling.

  • 7. De werkgever zal inzake de vaststelling van de verschillende tijdstippen waarop werk-, rust- en reistijden aanvangen respectievelijk aflopen met de betrokken werknemers overleg plegen.

Artikel 43 Uitrustingsvergoeding

  • 1. Aan de werknemer zal in verband met

    • a. aanschaf van werkkleding, waaronder ook schoenen worden verstaan, en

    • b. het onderhoud en wassen van werkkleding, alsmede het onderhoud van schoeisel, en

    • c. buitengewone schoonmaakmiddelen een uitrustingsvergoeding worden verstrekt . Met ingang van week 25 van 2005 bedraagt de vergoeding € 6,85 per werkweek c.q. € 1,37 per gewerkte dag.

  • 2. Bij bijzondere werkomstandigheden – zoals zeer vuile arbeid kunnen aan de werknemer extra overalls en dergelijke worden verstrekt of vergoed. De werkgever zal deze bijzondere werkomstandigheden, die leiden tot deze extra verstrekking of vergoeding, ten behoeve van de belastingdienst dienen aan te tonen.

  • 3. Gereedschappen zullen door de werkgever aan de werknemer ter beschikking worden gesteld.

Artikel 44 Overige vergoedingen

In geval van overwerk als bedoeld in artikel 12 van deze CAO wordt door de werkgever een maaltijdvergoeding

Artikel 45 Bij tijdelijk verblijven elders

  • 1. Indien het werk zover buiten de plaats, waarvoor de werknemer is aangenomen respectievelijk buiten diens woonplaats gelegen is dat de werknemer naar het oordeel van de werkgever en de werknemer des avonds niet huiswaarts kan keren, zal op kosten van de werkgever behoorlijke voeding en logies worden verstrekt.

  • 2. Eenmaal per week zullen de in dit artikel bedoelde werknemers naar huis mogen gaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 van deze overeenkomst omtrent de arbeidsduur per week.

  • 3. De werknemer bedoeld in dit artikel, behoudt recht op vrije voeding en logies indien hij door ziekte of ongeval arbeidsongeschikt wordt, voor zolang hij verblijf houdt in de plaats waar hij te werk is gesteld. De werkgever heeft het recht om op zijn kosten zodanige werknemer naar zijn woonplaats te doen vervoeren, indien dit vervoer medisch verantwoord wordt geacht; is evenwel vervoer naar de woonplaats medisch noodzakelijk dan is de werkgever verplicht de kosten voor zijn rekening te nemen.

  • Zolang de werknemer als gevolg van tewerkstelling buiten zijn woonplaats verpleegd wordt in een andere binnen Nederland gelegen plaats dan waar hij woonachtig is, zal de echtgenote/echtgenoot van de betreffende werknemer éénmaal per week op kosten van de werkgever haar/hem kunnen bezoeken.

  • Dit laatste geldt ook voor de ouders van de werknemers die inwonende, ongehuwde kinderen zijn.

  • Door de werkgever zullen worden vergoed, de reiskosten gemaakt voor gebruik van een openbaar middel van vervoer (tweede of daarmee gelijk te stellen klasse).

Artikel 46 Arbeid buiten de woonplaats door werknemer UTA

Wordt op last van de werkgever in een andere gemeente arbeid verricht dan waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan, dan zal:

  • a. indien de werknemer UTA op verzoek van de werkgever verhuist, het bedrag van alle daaraan verbonden kosten naar redelijke maatstaf worden vergoed;

  • b. indien naar het oordeel of met instemming van de werkgever of diens vertegenwoordiger gebruik moet worden gemaakt van een openbaar of ander middel van vervoer (voordeligste tarief) het daaruit voortvloeiende bedrag aan reiskosten voor rekening van de werkgever komen.

HOOFDSTUK 6 OVER DE (VAK)OPLEIDING

Artikel 47 De vakopleiding

  • 1. De werkgever is verplicht aan de werknemer die de opleiding op niveau 1 volgt (assistent) een werkgarantie aan te bieden voor de duur van de opleiding met een maximum van 1 jaar. Deze termijn kan, na een positief advies hiertoe van de consulent van Savantis, maximaal met één half jaar worden verlengd tot maximaal 1,5 jaar.

  • 2. De werkgever is verplicht aan de werknemer die de opleiding op niveau 2 volgt (schilder) een werkgarantie aan te beiden voor de duur van de opleiding met een maximum van 2 jaar. Deze termijn kan, na een positief advies hiertoe van de consulent van Savantis, maximaal met één jaar worden verlengd tot maximaal 3 jaar.

  • 3. In aanvulling op het bepaalde in de leden 1 en 2 is het samenwerkingsverband zoals beschreven in artikel 48 verplicht de werknemer die de opleiding op niveau 3 volgt (gezel-schilder) een werkgarantie aan te bieden voor de duur van de opleiding met een maximum van 2 jaar.

  • 4. De werkgever is verplicht de werknemer, met wie hij een beroepspraktijkvormingsovereenkomst is aangegaan, met behoud van loon voor het noodzakelijk verzuim binnen de normale werktijd, in de gelegenheid te stellen tot het bijwonen van theoretisch onderwijs, dat voldoet aan de kwalificatiestructuur van Savantis, en tot het afleggen van de examens Beroepsbegeleidend onderwijs.. Als deze werknemer dit theoretisch onderwijs niet bijwoont, zal hij gehouden zijn op het werk te verschijnen c.q. te blijven.

Artikel 48 Samenwerkingsverbanden

  • 1. Begripsomschrijving

  • Onder een samenwerkingsverband wordt verstaan: Een stichting of vereniging van werkgevers in het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf, die is opgericht conform de richtlijnen voor Samenwerkingsverbanden van Savantis, en die met Savantis een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.

  • Onder werknemer wordt in dit CAO-artikel verstaan: De werknemer in de zin van de CAO, die bij een samenwerkingsverband in dienst treedt en met wie een leerovereenkomst of beroepspraktijkvormingsovereenkomst is gesloten (mede ondertekend door Savantis).

  • 2. Duur van de overeenkomst

  • Tussen het samenwerkingsverband en de werknemer wordt een beroepspraktijkvormingsovereenkomst afgesloten voor de periode dat de assistentenopleiding (WEB-niveau 1), dan wel de opleiding schilder (WEB-niveau 2), dan wel de opleiding gezel-schilder (WEB-niveau 3) – met goed gevolg – wordt doorlopen.

  • Indien de beroepspraktijkvormingsovereenkomst wordt verbroken, is op dat moment van rechtswege de arbeidsovereenkomst beëindigd.

  • 3. Lonen

    • a. Vanaf de aanvang van de opleiding geldt gedurende 4 maanden een beloning ter hoogte van 0,75 maal het voor de werknemer geldende uurloon voor 30 uren per week (0,8 maal het uurloon voor werknemers van 22 jaar of ouder voor 37,5 uren per week).

    • b. Voor partieel leerplichtigen geldt dezelfde regeling.

    • c. Het samenwerkingsverband betaalt ten behoeve van de werknemer ook gedurende de eerste 4 maanden van de opleiding de volledige verlofwaarde.

  • 4. Voor samenwerkingsverbanden zijn de richtlijnen van het Savantis van toepassing. Voor het overige is de CAO van toepassing.

Artikel 49 Leermeester

Ten behoeve van begeleiding van één of meer leerlingen heeft de leermeester, die met goed gevolg de vijfdaagse cursus leermeester van Savantis heeft afgerond en die daadwerkelijk een of meer leerlingen begeleidt, recht op vrijstelling van 5% van de normale werktijd per leerling, met een maximum van 10% van de normale werktijd.

Artikel 50 Vakopleiding en vorming werknemer UTA

  • 1. De werkgever stelt de geheel leerplichtvrije werknemer UTA tot en met de leeftijd van 23 jaar die een opleiding volgt krachtens de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, (WEB), met behoud van salaris in de gelegenheid tot het bijwonen van aanvullend onderwijs binnen de normale werktijd tot maximaal één dag per week. Indien dit onderwijs via een avondopleiding wordt genoten zal de betreffende werknemer UTA het werk zoveel eerder mogen beëindigen als afhankelijk van de afstand voor het genieten van een redelijke rustpauze noodzakelijk is. De werknemer UTA kan niet worden ontslagen gedurende de periode van de basis beroepsopleiding (primaire opleiding) van maximaal 2 jaar. Deze termijn kan, na een positief advies hiertoe van de consulent van het betreffende Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, maximaal met één jaar worden verlengd tot maximaal 3 jaar.

  • 2. Wanneer gedurende drie avonden per week onderwijs wordt gevolgd zal worden nagegaan of het redelijk is betrokkene één ochtend of middag per week gelegenheid te geven het aan de opleiding verbonden huiswerk te maken.

Artikel 51 Volgen van cursussen door de werknemer UTA

  • 1. De werknemer UTA is verplicht indien dit bij de aanstelling is overeengekomen bedrijfscursussen welke door of namens de werkgever worden georganiseerd, te volgen. De inhoud van deze cursussen moet echter gerelateerd zijn aan de functie welke de werknemer UTA in het bedrijf uitoefent. De cursussen zijn voor rekening van de werkgever. Indien de cursussen plaatsvinden binnen de normale arbeidstijd is de werkgever bovendien het volledige loon verschuldigd.

  • 2. Indien een cursus buiten het bedrijf wordt gevolgd in overleg tussen werkgever en werknemer UTA met het oogmerk dat na het volgen van een cursus de werknemer UTA beter voor zijn huidige taak geschikt zal zijn of op een later tijdstip de werknemer UTA voor een andere functie in aanmerking kan komen, dan zal de werkgever tenminste tweederde van de cursuskosten voor zijn rekening nemen, waarbij in onderling overleg bepaalde voorwaarden kunnen worden vastgelegd. Indien de cursussen plaatsvinden binnen de normale arbeidstijd is de werkgever bovendien het volledige loon verschuldigd.

Artikel 52 Scholing

  • 1. De werknemer heeft voor zolang hiervoor voldoende financiële middelen voorhanden zijn binnen het paritaire Scholings- en Werkervaringsfonds voor het Schildersbedrijf (SWEF), een individueel recht op 1 scholingsdag per jaar om, met behoud van loon en verlofwaarde, een cursus te volgen uit de door het SWEF ontwikkelde scholingscatalogus, dan wel een loopbaanadvies te verkrijgen van een onafhankelijk bureau.

  • 2. De werknemer kan het recht op scholing opsparen tot maximaal 5 dagen.

  • 3. Werkgever en werknemer bepalen in onderling overleg wanneer de werknemer de scholing volgt.

  • 4. Voor na 1 januari 2004 gevolgde en in de catalogus benoemde cursussen, verstrekt het SWEF een bijdrage in de opleidingskosten. Per cursus wordt in de catalogus aangegeven of en zo ja tot welk bedrag het SWEF een bijdrage verstrekt. 5. Voor het loon over scholingsdagen en cursuskosten kan de werknemer na 1 januari 2006 een beroep doen op zijn individuele budgetrekeningen (Levensloop en budgetrekening).

Artikel 53 Erkenning Verworven Competenties (EVC)

  • 1. De werknemer van 25 jaar en ouder die minimaal vijf jaar in de bedrijfstak werkt, heeft tot 1 januari 2006 het recht op Erkenning van Verworven Competenties (EVC) en het recht om in verband daarmee de scholing te volgen die leidt tot officiële diplomering.

  • 2. Savantis bepaalt of een werknemer voor EVC in aanmerking komt en welke scholing nodig is om tot officiële diplomering te komen. De voorwaarden voor EVC zijn opgenomen in bijlage 4 bij deze CAO

HOOFDSTUK 7 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

Artikel 54 Verbod tariefarbeid, werk in tanks en constructieschilderwerk

Jeugdige werknemers tot 18 jaar mogen niet in tarief werken, alsmede niet in tanks. Constructieschilderwerk kan wel door jongeren beneden de leeftijd van 20 jaar uitgevoerd worden, mits dit onder toezicht gebeurt.

Dit toezicht houdt in zowel op de naleving van ter plaatse geldende veiligheidsvoorschriften (waaronder in ieder geval de verplichting tot het dragen van veiligheidsgordels en -helmen) als ook op de voorwaarde dat het werk niet boven de voorgeschreven hoogte van 15 meter wordt verricht.

Artikel 55 Reïntegratie

Indien de werkgever van een arbeidsongeschikte werknemer niet of onvoldoende meewerkt aan de reïntegratie, heeft de werknemer het recht, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, zelf een reïntegratiebedrijf in te schakelen. Voorzover de kosten van het reïntegratietraject niet uit wettelijke middelen worden gedekt, worden deze vergoed vanuit het O&O fonds.

Artikel 56 Stichting Arbouw

  • 1. Alle werknemers in de zin van deze CAO hebben recht op de door de Stichting Arbouw, al dan niet door middel van derden, te verlenen voorlichting, informatie en onderzoek op het gebied van de veiligheid en de gezondheid in de bedrijfstak.

  • 2. Alle werknemers in de zin van deze CAO hebben recht op het door de Stichting Arbouw vastgestelde, op het individugerichte pakket bedrijfsgezondheidszorg, als overeengekomen tussen de Stichting Arbouw en de gecertificeerde Arbo-diensten die voldoen aan de door de stichting Arbouw opgestelde kwaliteitseisen. Voor het individugerichte pakket wordt verwezen naar bijlage 5 bij deze CAO.

  • 3. De werknemer heeft recht op doorbetaling van loon over de duur van het werkelijke verzuim benodigd voor medische keuringen op verzoek van de werkgever, dan wel periodieke keuringen als opgenomen in het individugerichte pakket bedrijfsgezondheidszorg.

  • 4. De werkgever is verplicht om functionarissen van een gecertificeerde Arbo-dienst in het kader van de uitvoering van het individugerichte pakket bedrijfsgezondheidszorg een eenmalig oriënterend onderzoek op de werkplek te laten uitvoeren indien daartoe volgens de Arbo-dienst aanleiding blijkt te bestaan. Deze werkplekonderzoeken vinden plaats met inachtneming van de normale gedragsregels bij het bezoeken van bouwprojecten.

Artikel 57 Intredekeuring

  • 1. Om te bepalen of een werknemer lichamelijk geschikt is voor het verrichten van werkzaamheden binnen de bedrijfstak kunnen de werkgever en de werknemer , gelijktijdig met het overeenkomen van een arbeidsovereenkomst, een intredekeuring, die uitwijst of de werknemer geschikt is voor de beoogde functie, overeenkomen in de volgende situaties:

    • a. Een werknemer treedt voor het eerst in dienst bij een werkgever in de zin van deze cao;

    • b. Een werknemer heeft, na een eerder dienstverband bij een werkgever in de zin van deze cao, gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaar geen dienstverband gehad bij een werkgever in de zin van deze cao;

    • c. Een werknemer heeft, al dan niet met formeel behoud van dienstverband bij een werkgever in de zin van deze cao, gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaar feitelijk geen werkzaamheden verricht bij een werkgever in de zin van deze cao;

  • 3. De in lid 1 bedoelde intredekeuring dient te worden uitgevoerd door een arbo-dienst, die een samenwerkingsverband heeft met arbouw.

  • De uitslag van de keuring luidt: geschikt, geschikt onder voorwaarden of ongeschikt.

  • Deze uitslag dient aan de werknemer en de werkgever bekend gemaakt te worden. Indien blijkt dat de werknemer ten tijde van de keuring al feitelijk in de functie werkzaam is, dan ontvangt de werknemer de uitslag in de vorm van een begeleidingsadvies. De werkgever ontvangt in dat geval geen uitslag.

Artikel 58 Arbeidsomstandighedenbeleid

  • 1. Voor het uitvoeren van de wettelijk verplichte Risicoinventarisatie- en evaluatie (RI&E) kunnen werkgevers gebruik maken van een voor de bedrijfstak ontwikkelde Branche RI&E.

  • 2. De werkgever is verplicht in overeenkomsten van onderaanneming met werkgevers de samenwerkingsafspraken ten aanzien van het arbobeleid en de maatregelen ter voorkoming van risico’s op de bouwplaats, bij voorkeur schriftelijk vast te leggen in een Veiligheids- en Gezondheidsplan. Deze verplichting geldt voor ieder werk, onafhankelijk van de grootte en/of risico’s.

Artikel 59 EHBO

  • 1. Indien een werknemer met goed gevolg een EHBO-cursus welke onder supervisie van het Oranje Kruis valt, heeft gevolgd, zal de verstrekking van het eenheidsdiploma EHBO hem een aanspraak geven op vergoeding van het examen- en diplomageld, het Oranje Kruis-boekje alsmede het eventueel betaalde lesgeld.

  • 2. De binnen het kader van de „regeling betreffende het eenheidsdiploma EHBO’’ vallende jaarlijkse oefenlessen, welke noodzakelijk zijn voor het behoud van het diploma, geven de werknemer een aanspraak op vergoeding van de administratiekosten, verbonden aan de verlenging van het diploma alsmede de kosten van het eventueel te betalen lesgeld.

  • 3. De werkgever zal er voor zorg dragen, dat in zijn bedrijf voldoende verbandtrommels aanwezig zijn. Op verzoek van de werknemer zal de werkgever voor een bepaald object een verbandtrommel beschikbaar stellen.

Artikel 60 Arbeidsomstandigheden

  • 1.

    • a. De werkgever zal maatregelen treffen opdat vanaf 1 november tot 1 april op bouwwerken waar binnenwerk moet plaatsvinden, indien noodzakelijk, de betreffende ruimten zo goed mogelijk tochtvrij gemaakt kunnen worden.

    • b. Onder tochtvrij wordt verstaan dat de ruimten rondom met glas of ander materiaal zijn afgedicht.

  • 2. Het is werkgevers en werknemers niet toegestaan om asbesthoudende materialen te bewerken en te verwerken, behoudens vergunning van Cao-partijen op basis van artikel 8 van deze CAO. De bevoegdheid tot het verlenen van deze vergunning is opgedragen aan Arbouw.

  • 3. Glas van 25 kg of meer dient door minimaal twee personen te worden geplaatst. Glas boven de 50 kilo mag alleen met hulpmiddelen worden vervoerd en geplaatst. De werkgever is verplicht deze hulpmiddelen ter beschikking te stellen.

  • 4. Bij werken op een ladder mogen gewichten van maximaal 5 kg of voorwerpen van maximaal 1 m2 worden vervoerd. Deze beperking geldt niet voor glaszetwerkzaamheden.

  • 5. Doorwerkpakken

  • Indien werken met doorwerkpakken noodzakelijk is, zal de werkgever deze aan de betreffende werknemers in bruikleen geven.

Artikel 61 Persoonlijke beschermingsmiddelen

  • 1. De werkgever is verplicht aan zijn werknemers persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen. Indien de werkgever deze persoonlijke beschermingsmiddelen niet ter beschikking stelt is de werknemer gerechtigd zijn werk te onderbreken totdat de werkgever alsnog aan zijn verplichtingen voldoet. Gedurende deze onderbreking heeft de werknemer recht op doorbetaling van zijn volledige loon en de daarbij behorende verlofwaarde.

  • Informatie over persoonlijke beschermingsmiddelen is te verkrijgen bij Arbouw.

  • 2. Indien de door de werkgever ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen niet door de werknemer worden gebruikt, respectievelijk indien de schriftelijk aan de werknemer bekend gemaakte veiligheidsvoorschriften niet worden opgevolgd kan aan de werknemer een van de volgende sancties worden opgelegd:

eerste overtreding:schriftelijke waarschuwing
tweede overtreding:boete van € 11,–
derde en volgende overtreding:boete van € 23,–
de vierde en volgende overtreding kan aanleiding zijn tot ontslag. 
  • Een boete mag de werkgever inhouden op het netto-loon met inachtneming van de wettelijke bepalingen (artt. 632, 650 en 651 Boek 7 Burgerlijk Wetboek).

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 62 Pensioenfonds

  • 1. Er is een Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders- en Afwerkings- en Glaszetbedrijf, waarin werkgevers en werknemers deelnemen. De werkgevers en werknemers kunnen overeenkomstig het pensioenreglement van genoemde stichting aanspraak maken op een pensioenuitkering.

Artikel 63 VP-hiaatregeling

  • 1. De werknemer die de 60 jarige leeftijd bereikt en op 1 januari 1998 45 jaar of ouder was en op die datum tot de bedrijfstak behoorde, kan met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij 60 jaar wordt of een latere datum gebruik maken van de VP-hiaatregeling overeenkomstig de voorwaarden opgenomen in het VP-hiaatreglement van de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf.

  • 2. De werknemer, die op basis van het vorige artikellid kan uittreden, kan gebruik maken van de mogelijkheid van deeltijd-VP-hiaat in hele dagen, tot een maximum van twee dagen per week. De verdeling in werktijd en VP-hiaat dient in overleg tussen werkgever en werknemer te worden vastgesteld.

Artikel 64 Spaarloonregeling

  • 1. De werkgever is verplicht op verzoek van zijn werknemer(s) de noodzakelijke administratieve handelingen te verrichten ten behoeve van de spaarloonregeling van zijn werknemers.

  • De spaarloonregeling dient te voldoen aan de voorwaarden als opgenomen in de „Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen’’, gepubliceerd in de Staatscourant van 13 december 1993, nr. 241, zoals deze nadien gewijzigd is.

  • De Spaarloonregeling van de werknemer houdt voor de werkgever slechts een administratieve en per saldo geen financiële verplichting in.

  • 2. De werknemer is gerechtigd aan de spaarloonregeling deel te nemen voor een door hem te bepalen spaarbedrag.

  • 3. Bij deelname aan een Levensloopregeling is deelname aan een spaarloonregeling niet mogelijk.

Artikel 65 Levensloopregeling

  • 1. De werkgever is verplicht op de noodzakelijke administratieve handelingen te verrichten ten behoeve van een levensloopregeling voor zijn werknemers.

  • De levensloopregeling dient te voldoen aan de voorwaarden als opgenomen in de het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting.

  • 2. De werkgever stort met ingang van 1 januari 2006 bij iedere loonbetaling een bedrag gelijk aan 1,6% van het brutoloon van de werknemer op diens Levenslooprekening. De werknemer kan de werkgever verzoeken het bedrag belast aan hem uit te betalen.

  • 3. De werknemer is gerechtigd naast het door de werkgever te storten bedrag de werkgever te verzoeken, binnen de fiscale grenzen, een gedeelte van zijn brutoloon op de levenslooprekening te storten.

Artikel 66 Individuele Budgetrekening

  • 1. De werkgever is met ingang van 1 januari 2006 verplicht bij iedere loonbetaling een bedrag gelijk aan 0,4% van het brutoloon van de werknemer te storten op een op naam van de werknemer gestelde geblokkeerde „budgetrekening’’.

  • 2. De werknemer kan over het tegoed van de geblokkeerde rekening beschikken ten behoeve van scholing.

Artikel 67 Kinderopvang

  • 1. De werknemer, die gebruik maakt van een kinderopvangregeling, die voldoet aan de voorwaarden die gelden voor het verkrijgen van een bijdrage van de overheid, heeft recht op vergoeding van het werkgeversdeel, zijnde 1/6 deel van de kosten van kinderopvang met inachtneming van het volgens de wet in aanmerking te nemen maximum. Het werkgeversdeel wordt aan de werknemer betaalbaar gesteld door het O&O fonds onder nader door dit fonds te stellen voorwaarden.

  • 2. De vergoeding van het werkgeversdeel vindt slechts plaats voorzover en zolang het O&O fonds over voldoende financiële middelen beschikt.

Artikel 69 Verzekering tegen ziektekosten

  • 1. Tot 1 januari 2006 of zoveel later als de Zorgverzekeringswet wordt ingevoerd gedt dat indien en zolang de werknemer niet valt onder de bepalingen van de ziekenfondswet en hij een ziektekostenverzekering afsluit welke tenminste voldoet aan de in lid 4 genoemde voorwaarden, de werkgever hem een bijdrage zal toekennen als beschreven in lid 3.

  • De werkgeversbijdrage zal in periodieke termijnen worden betaald, tegen overlegging door de werknemer van het bewijs van betaling der verzekeringspremie. Een en ander behoudens het bepaalde in lid 2.

  • 2. Indien de werkgever ten behoeve van de daarvoor in aanmerking komende werknemer een collectieve ziektekostenverzekering heeft afgesloten en deze tenminste voldoet aan de in lid 4 genoemde voorwaarden, kan de werkgever vergoeding van de in lid 1 bedoelde bijdrage afhankelijk stellen van deelname van de werknemer aan deze verzekering. De werkgever is bevoegd van de werknemer een bijdrage in de premie voor bovengenoemde verzekering te heffen, met inachtneming van het in lid 3 bepaalde.

  • De werknemersbijdrage in de premie kan voldaan worden in periodieke termijnen, gespreid over het jaar.

  • 3. De werkgeversbijdrage, tezamen met een eventuele anderszins toegekende tegemoetkoming aan de werknemer met betrekking tot zijn ziektekosten, zal tenminste 50% van de premie bedragen, met dien verstande dat de werknemer niet meer zal kunnen claimen dan het bedrag dat voor rekening van de werkgever zou komen als de werknemer verplicht verzekerd was.

  • 4. Onder een ziektekostenverzekering als bedoeld in dit artikel wordt verstaan een verzekering behelzende voor de werknemer en zijn gezinsleden vergoedingen in de rubrieken:

    • a. kosten van verpleging en behandeling in de laagste klasse van een ziekenhuis, een sanatorium en een psychiatrische inrichting;

    • b. kosten van niet-klinische specialistische behandeling;

    • c. kosten van kunst- en hulpmiddelen.

  • 5. Met ingang van 1 januari 2006 of zoveel later als de Zorgverzekeringswet wordt ingevoerd vervallen de voorgaande leden van dit artikel en kan de werknemer de kosten van fysiotherapie, voorzover die niet gedekt worden uit de basisverzekering, declareren bij het O&O fonds.

Artikel 69a Voorwaarden zorgverlof algemeen

  • 1. Tot 1 januari 2006 heeft een werknemer, onder nader door het bestuur van de Stichting AZOR vast te stellen voorwaarden, recht op maximaal 10 dagen palliatief verlof, 10 dagen rouwverlof, 3 dagen kraamverlof en een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. De kosten van deze arbeid- en zorgregelingen worden door A&O Services op basis van declaratie vergoed aan de werkgever, en in het geval van kinderopvang aan Kintent.

  • 2. Het recht van de werknemer bestaat slechts voorzover de financiële middelen van de Stichting AZOR daartoe toereikend zijn.

  • 3. De werkgever meldt vooraf aan A&O Services wanneer hij een werknemer palliatief, of kraamverlof verleent. De werkgever meldt zo spoedig mogelijk wanneer hij een werknemer rouwverlof verleent. A&O Services deelt hem mede of nog voldoende financiële middelen beschikbaar zijn.

  • 4. De werkgever declareert de loonkosten in verband met palliatief-, rouw- of kraamverlof op door A&O Services voorgeschreven wijze uiterlijk voor het einde van de derde vierwekenperiode volgend op de verlofperiode.

  • 5. Op de door A&O Services te betalen vergoeding worden aan de werkgever of de werknemer voor dezelfde gebeurtenis vanuit andere regelingen betaalde vergoedingen in mindering gebracht.

Artikel 69b Palliatief verlof (stervensbegeleiding)

  • 1. Tot 1 januari 2006 heeft de werknemer recht op maximaal tien dagen verlof met behoud van het volledige loon, zijnde het grondslaguurloon en indien van toepassing de prestatietoeslag, in verband met stervensbegeleiding van een terminaal zieke huisgenoot.

  • 2. De dagen palliatief verlof kunnen in overleg tussen werkgever en werknemer al dan niet aaneengesloten of in gedeelten van dagen worden opgenomen. De vergoeding vanuit A&O Services aan de werkgever bedraagt het loon over maximaal 75 uur.

  • 3. Na beëindiging van de periode van palliatief verlof declareert de werkgever, onder overlegging van een overlijdensverklaring van de betreffende huisgenoot van de werknemer, het aan de werknemer tijdens diens verlof uitbetaalde loon.

Artikel 69c Rouwverlof

  • 1. Tot 1 januari 2006 heeft de werknemer recht op tien dagen rouwverlof met behoud van het volledige loon zijnde het grondslaguurloon en indien van toepassing de prestatietoeslag in geval van overlijden van partner, kind of ouder. De ouder dient ten tijd van het overlijden op hetzelfde adres te wonen als de werknemer.

  • 2. Het rouwverlof dient te worden opgenomen aansluitend aan het verlof als bedoeld in artikel 39A lid 3 van de CAO.

  • 3. Na beëindiging van de periode van rouwverlof declareert de werkgever, onder overlegging van een overlijdensverklaring van de betreffende huisgenoot van de werknemer, het aan de werknemer tijdens diens verlof uitbetaalde loon.

Artikel 69d Kraamverlof

  • 1. Tot 1 januari 2006 heeft de werknemer bij bevalling van de echtgenote recht op drie werkdagen kraamverlof met behoud van het volledige loon zijnde het grondslaguurloon en indien van toepassing de prestatietoeslag.

  • 2. De werknemer dient deze dagen aansluitend aan het verlof als bedoeld in artikel 39A , lid 2 van de CAO, maar uiterlijk binnen vier weken na de bevalling op te nemen.

  • 3. Na beëindiging van de periode van kraamverlof declareert de werkgever, onder overlegging van een kopie van de geboorteakte van het betreffende kind het aan de werknemer tijdens diens verlof uitbetaalde loon, doch met een maximum van drie dagen.

HOOFDSTUK 9 SOCIALE FONDSEN EN PREMIEVERPLICHTINGEN

Artikel 70 Algemene Bepalingen

  • 1. De bepalingen opgenomen in dit hoofdstuk vervallen met ingang van 1 januari 2006. Bepalingen betreffende sociale fondsen en premieverplichtingen worden met ingang van die datum opgenomen in de CAO voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf inzake Bedrijfstakeigenregelingen.

  • 2. De bepalingen van:

    • de statuten en het reglement van de Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, verder te noemen „het Vakantiefonds’’;

    • de statuten en het reglement van de Stichting Arbeid, Zorg, Opleiding, Ontwikkeling en Reïntegratie (AZOR), verder te noemen AZOR;

    • de statuten en het reglement van de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf, verder te noemen „het VUT-fonds’’;

    • de statuten en het reglement van de Stichting Scholings- en Werkervaringsfonds Schildersbedrijf, verder te noemen „SWEF’’;

    • de statuten en het reglement van de Stichting Scholings- en Werkervaringsverband Schilderen, verder te noemen „SWEV’’;

    • de statuten en het reglement van de Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, verder te noemen „AWS’’;

    • de statuten en het reglement van de Stichting Garantiefonds Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf, verder te noemen „Garantiefonds’’;

  • als ook vastgestelde premiepercentages of vaste bijdragen, en nadere uitvoeringsvoorschriften van organisatorische aard en procedurele aard, welke door de besturen van bovengenoemde stichtingen worden gegeven binnen het kader en de doelstellingen van hun statuten en hun reglementen, binden werkgevers en werknemers alsof die bepalingen in deze CAO waren opgenomen. De statuten en reglementen van deze Stichtingen worden geacht deel uit te maken van deze CAO.

  • 3. Waar in deze CAO wordt gesproken over bijdrage- en premieverplichtingen van de werkgevers jegens bovengenoemde fondsen, wordt daarmee aan het bestuur van deze fondsen een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgevers toegekend.

  • De besturen van deze fondsen kunnen bepalen dat een dergelijk recht wordt uitgeoefend door A&O Services, waaraan voornoemde fondsen de administratie hebben opgedragen.

  • 4. De betalingen van de bijdragen en premies ter voorziening in de doelstellingen van het Vakantiefonds, AZOR, het VUT-fonds, SWEF, SWEV, AWS, Garantiefonds, de bijdrage voor de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf inzake „Voorziening bij ongeval’’ (COV), dienen per periode van 4 weken bij wijze van voorschot te worden voldaan aan A&O Services.

  • 5. De werkgever is verplicht om éénmaal per 4 weken, doch uiterlijk binnen 2 weken na afloop van de door A&O Services vast te stellen 4-wekenperioden, aan A&O Services volledige opgave te doen van de gegevens die nodig zijn voor de juiste vaststelling van de in lid 3 bedoelde bijdrageverplichtingen.

  • Daarnaast is de werkgever verplicht, door middel van het inzenden van de „Aan en Afmelding Dienstverband’’ (AAD) of een andere door A&O Services voorgeschreven wijze aan A&O Services, onverwijld mededeling te doen van iedere wijziging in de arbeidsverhoudingen met zijn werknemers.

  • 6. De werkgever is verplicht uiterlijk binnen vijf weken na afloop van de 4-wekenperiode de door hem verschuldigde bijdragen te voldoen.

  • 7. A&O Services is bevoegd ten aanzien van de werkgever die niet ten volle aan vorengenoemde verplichting voldoet, de door laatstbedoelde verschuldigde bedragen ambtshalve vast te stellen en te verhogen met een door de besturen vast te stellen opslagpercentage en tevens alle aan de invordering verbonden kosten in rekening te brengen.

Artikel 71 Vakantiefonds

  • 1. Er bestaat een fonds tot vergoeding van tengevolge van algemeen erkende christelijke feestdagen, Nieuwjaarsdag, Koninginnedag en Bevrijdingsdag gederfd loon, tot vergoeding van loonderving over vakantie- en verlofdagen, extra verplichte snipperdagen als genoemd in artikel 34, tot uitbetaling van de vakantietoeslag, alsmede de regeling 55 jaar en ouder, te weten de Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf.

  • 2. De werkgever is voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, jegens de werknemer, met uitzondering van de werknemer UTA, gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Vakantiefonds ter zake van de opbouw van diens verlofwaarden.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde bijdrage is het resultaat van het PRIS-uurloon maal het aantal uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak bestaat op loon, maal het door het bestuur van het Vakantiefonds vastgestelde toepasselijke verlofwaarde-percentage. Over het verlofwaarde-percentage kan een korting, dan wel toeslag worden berekend volgens de bepalingen van het Vakantiefondsreglement.

  • 4. De verlofwaarde-percentages zijn:

  na 130 dagen ziekte 
werknemers van 18 jaar en ouder26,94115,693
17 jaar29,26715,980
16 jaar30,77116,128
  • 5. Ter financiering van het extra verlof oudere werknemers is de werkgever aan het Vakantiefonds met ingang van 2005 een bijdrage verschuldigd van € 2,40 per werknemer, met uitzondering van de werknemer UTA, per dag in het hoogseizoen.

  • 6. Als bijdrage in de administratiekosten van het Vakantiefonds is de werkgever aan het Vakantiefonds met ingang van 2005 een bijdrage verschuldigd van € 0,48 per werknemer, met uitzondering van de werknemer UTA, per dag in het hoogseizoen.

  • 7. Achterstand in het nakomen door de werkgever ten aanzien van de in dit artikel neergelegde verplichtingen kan voor de werknemer een dringende reden opleveren, als bedoeld in artikel 679 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, tot onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking.

Artikel 72 Rechtenoverzicht

  • 1. Door A&O Services wordt na afloop van iedere vier-weken-periode aan de werknemer een overzicht verstrekt van de voor hem bijgeboekte verlofwaarden. Verstrekking van overzichten kan via elektronische weg plaatsvinden. Indien de werkgever geen opgave heeft gedaan van de voor het vaststellen van de verschuldigde bijdrage benodigde gegevens, dan wel niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, worden de rechten gedurende maximaal twee vier-wekenperioden ambtshalve vastgesteld en bijgeboekt. Indien sprake is van ambtshalve bijboeking wordt dit op het overzicht vermeld.

  • 2. Indien de werkgever over twee vier-weken-perioden niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichting ter zake van de voor de werknemer verschuldigde verlofwaarden en/of geen opgave heeft gedaan van de voor het vaststellen van de bijdrage benodigde gegevens, worden door A&O Services daarna geen rechten meer bijgeboekt. Dit wordt op het rechtenoverzicht vermeld.

  • 3. Indien de werkgever op een later tijdstip alsnog tot opgave van de benodigde gegevens overgaat of een gecorrigeerde opgave doet worden de ten behoeve van de werknemer bijgeboekte rechten daarmee in overeenstemming gebracht. Indien de (gecorrigeerde) opgave van de werkgever perioden betreft die liggen vóór de twee laatst verstreken vier-weken-perioden, vindt correctie door A&O Services alleen plaats na toestemming van de werknemer.

Artikel 73 Verzilvering

  • 1. Voor zover de voor de werknemer gestorte bijdragen dit toelaten worden uit het Vakantiefonds vergoed de loonderving over het aantal verlofdagen, extra verplichte snipperdagen en feestdagen opgenomen in artikel 34, alsmede een vakantietoeslag van 8%, met inachtneming van hetgeen in het volgende lid is bepaald.

  • 2. Nadere voorschriften betreffende de wijze waarop de werknemer over het ten behoeve van hem in het Vakantiefonds gestorte tegoed kan beschikken, worden in overeenstemming met de bepalingen dienaangaande in de statuten en het reglement van het Vakantiefonds, door het bestuur van het Vakantiefonds gegeven.

Artikel 74 AZOR

  • 1. Er bestaat een fonds, dat onder andere tot doel heeft het verlenen van geldelijke steun ten behoeve van het bevorderen van de continuïteit en de werkgelegenheid in het laagseizoen, de winterpremieregelingen, bedrijfsgezondheidszorg, palliatief-, rouw- en kraamverlof, kinderopvang, voorlichting, reïntegratie, arbeidsmarktbeleid, scholing en bevordering vakopleiding , te weten de Stichting Arbeid, Zorg, Opleiding, Ontwikkeling en Reïntegratie (AZOR), gevestigd te Rijswijk (ZH).

  • 2. De werkgever is voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, gehouden tot het doen van een bijdrage aan AZOR.

  • 3. De door de werkgever aan AZOR verschuldigde bijdrage wordt door het bestuur vastgesteld.

  • 4. Ten behoeve van het bevorderen van de continuïteit en werkgelegenheid in het laagseizoen (de „winterpremieregelingen’’), is de werkgever in 2005 een bijdrage van 5,9% over het in het hoogseizoen aan zijn werknemers, met uitzondering van de werknemers UTA, betaalde loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (CSV). Over het in het laagseizoen betaalde loon is de werkgever geen bijdrage verschuldigd.

  • Het bestuur kan de werkgever dispensatie verlenen van de betaling van deze bijdrage

  • 5. Ten behoeve van de arbeid- en zorgregelingen (bedrijfsgezondheidszorg, palliatief-, rouw- en kraamverlof, kinderopvang, voorlichting, reïntegratie, arbeidsmarktbeleid, scholing en bevordering vakopleiding), is de werkgever verplicht over het loon in de zin van de CSV een bijdrage te betalen.

  • 6. Over het loon over de periode van week 25 tot en met week 44 van 2005 wordt geen bijdrage geheven.

Artikel 75 Vrijwillig Vervroegd Uittreden

  • 1. Er bestaat een fonds, ter voorziening in de betaling van een uitkering aan werknemers die ingevolge het bepaalde in artikel 63 van deze CAO vervroegd uit het arbeidsproces treden, te weten de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-. Afwerkings- en Glaszetbedrijf gevestigd te Rijswijk (ZH).

  • 2. De werkgever is met betrekking tot de financiering van deze regeling verplicht aan A&O Services, althans aan de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, een bijdrage te betalen.

  • Deze bijdrage – welke wordt uitgedrukt in een percentage van de loonsom is de werkgever per 4-weken periode bij wijze van voorschot, dan wel in de vorm van een eenmalige heffing, verschuldigd.

  • 3.

    • a. De bijdrage bedoeld in het vorige lid, welke de werkgever is verschuldigd en waarbij tevens de werkgever een bijdrage op het loon van de werknemer inhoudt, bedraagt een percentage van het PRIS-uurloon en voor de werknemer UTA een percentage van het vast overeengekomen loon exclusief vakantietoeslag. Per uur wordt een maximum PRIS-loon in aanmerking genomen van € 20,81 verhoogd met de loonindices van na 20 juni 2005. De premie kan in één gecombineerd premiepercentage worden geheven met de premie voor de module Vroegpensioen van het Pensioenfonds.

    • De omslagpremie bedraagt:

 totale premie:premiedeel werkgever:premiedeel werknemer:
werknemer1,670,8350,835
werknemer UTA1,430,7150,715
    • In geval het totaal van de over enig kalenderjaar geheven bijdrage hoger dan wel lager blijkt te zijn dan het in dat jaar voor de uitvoering van de regeling benodigde bedrag, wordt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste van het volgend kalenderjaar gebracht.

    • b. Op de aan de werknemer uit te betalen VUT-uitkering wordt een vaste bijdrage ingehouden. Deze bijdrage bedraagt voor de werknemer, wiens uitkering voor het eerst tot uitbetaling is gekomen:

op of na 1 juli 1995 en vóór 1 januari 19983,25%
op of na 1 januari 19984,15%
op of na 1 januari 19994,4%
  • 4. In geval de overeenkomst na 31 december 2006 niet wordt voortgezet, zullen de afspraken en rechten uit hoofde van deze overeenkomst geldig blijven en zullen de daaruit voortvloeiende lasten worden nagefinancierd met inachtneming, c.q. analoge toepassing van het bepaalde in de leden 2 en 3.

Artikel 76 Scholings- en Werkervaringsfonds

  • 1. Er bestaat een fonds, ter voorziening in de betaling van subsidies en bijdragen ten behoeve van de bevordering van de vakbekwaamheid van werknemers binnen de schilders- afwerkingsen glaszetbedrijfstak en ten behoeve van het scheppen van scholingsen werkervaringsplaatsen, te weten de Stichting Scholings- en Werkervaringsfonds Schildersbedrijf gevestigd te Rijswijk (ZH).

  • 2. De werkgever is ten behoeve van dit fonds een bijdrage verschuldigd aan AZOR over het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering dat hij aan zijn werknemers heeft betaald in het hoogseizoen. Over het loon betaald in het laagseizoen is geen premie verschuldigd. Met ingang van week 25 van 2005 wordt geen premie meer geheven.

Artikel 77 Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen

  • 1. Er bestaat een fonds, ter voorziening in de betaling van de in artikel 30, lid 3, artikel 31 en artikel 32 van deze CAO genoemde aanvullende en vervangende uitkeringen aan werknemers, die een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet of de Werkloosheidswet ontvangen, te weten de Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (AWS), gevestigd te Rijswijk (ZH).

  • 2. De werkgever is voor de financiering van de aanvullingen als bedoeld in lid 1 een totaalbijdrage verschuldigd van 1,5% van het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Deze bijdrage houdt de werkgever volledig in op het loon van de werknemer. Indien ten behoeve van de eindejaarsuitkering WAO als bedoeld in artikel 30 lid 3 een hogere premie benodigd is, komt ook deze hogere premie volledig voor rekening van de werknemer.

Artikel 78 Garantiefonds

  • 1. Er bestaat een fonds, ter voorziening in de betaling van uitkeringen aan werknemers in geval de werkgever niet voldoet aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 19, artikel 23, artikel 30 of artikel 33 van deze CAO, of in geval de werknemer over onvoldoende saldo bij het Vakantiefonds beschikt om te voorzien in de loonderving over verlofdagen, feestdagen of extra verplichte snipperdagen, te weten de Stichting Garantiefonds Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf gevestigd te Rijswijk (ZH).

  • 2. Voor deze regeling bedraagt de premie 0%.

BIJLAGE 2

Beschrijving niveaus landelijke kwalificatiestructuur (Wet Educatie Beroepsonderwijs)

 VerantwoordelijkheidTakenpakketComplexiteit
Niveau 4 Specialist/MiddenkaderHet zelfstandig uitvoeren van het eigen takenpakket en dit kunnen verantwoorden naar collega’s. Hiërarchische verantwoordelijkheid m.b.t. de planning, administratie, beheer en/of ontwikkeling van het gehele productiecyclus. Voor het uitvoeren van de taken zijn specialistische vaardigheden en kennis en/of beroepsonafhankelijke kennis en vaardigheden noodzakelijk. Combineren van bestaande procedures en bedenken van nieuwe procedures.
    
Niveau 3 VakmanHet zelfstandig uitvoeren van het eigen takenpakket en dit kunnen verantwoorden naar collega’s. Hiërarchische verantwoordelijkheid voor het toepassen van routines en standaard-procedures door anderen.Voor het uitvoeren van de taken zijn beroepsgebonden vaardigheden en kennis noodzakelijk.Toepassen, combineren of bedenken van standaardprocedures.
Niveau 2 Aankomend VakmanDe aankomend vakman verricht praktische werk-zaamheden die onder bege-leiding en sturing worden uitgevoerd. Hij is collectief en coöpe-ratief verantwoordelijk voor het realiseren van de op-dracht. Het takenpakket bestaat uit het voorbewerken, voorbe-handelen en het aanbrengen van verfsystemen op diverse ondergronden. De kennis en vaardigheden zijn beroepsgebonden.Het takenpakket wordt uitge-voerd binnen de standaardprocedures.
    
Niveau 1AssistentHet takenpakket van de assistent wordt uitgevoerd onder directe begeleiding van een vakman of leer-meester.Het takenpakket bestaat voornamelijk uit basisvaar-digheden die betrekking hebben op voorbereiding en voorbehandelingen van een-voudige objecten.Het voorbereiden en uitvoeren van eenvoudige basisvaardig-heden volgens methodische instructies.

BIJLAGE 3

Buitenlandse werknemers

In overeenstemming met de Wet Arbeidsvoorwaarden Grensoverschrijdende Arbeid zijn de op de hieronder genoemde gebieden algemeen verbindend verklaarde bepalingen van deze CAO ook van toepassing op ter beschikking gestelde werknemers, die tijdelijk in Nederland arbeid verrichten en waarvan de arbeidsovereenkomst wordt beheerst door ander recht uit de Europese Unie dan het Nederlandse recht.

Een ter beschikking gestelde buitenlandse werknemer is daarbij iedere werknemer die tijdelijk in Nederland werkt maar gewoonlijk in een ander land van de Europese Unie werkt.

Het betreft de volgende gebieden:

maximale werktijden en minimale rusttijden;

minimum aantal vakantiedagen gedurende welke de verplichting van de werkgever om loon te betalen bestaat;

minimumlonen, daaronder begrepen vergoedingen voor overwerk en daaronder niet begrepen aanvullende bedrijfspensioenregelingen;

voorwaarden voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, in het bijzonder voor uitzendbedrijven;

gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk

beschermende maatregelen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van kinderen, jongeren en zwangere of pas bevallen vrouwen;

gelijke behandeling mannen en vrouwen.

In deze bijlage worden per gebied de toepasbare artikelen of delen van artikelen gedetailleerd beschreven.

Overeenkomstig de bepalingen van de WAGA zijn op deze ter beschikking gestelde werknemers de volgende artikelen van deze CAO van toepassing:

AlgemeenArtikel 3 Begrippen en toepasselijkheid
  
Maximale werktijden en minimale rusttijden;Artikel 10 arbeidsduur werknemers Artikel 11 werken op zater- en zondagen Artikel 12 meertijdwerk en overwerk Artikel 33 onwerkbaar weer en vorst Artikel 40 kort verzuim Artikel 42 reisuren
Minimum aantal vakantiedagen, gedurende welke de verplichting van de werkgever om loon te betalen bestaat;Artikel 34 vakantierecht Artikel 35 beloning tijdens vakantie: verlofwaarden Artikel 36 vakantierecht uta Artikel 37 vakantietoeslag uta Artikel 38 arbeidsduurverkorting uta
  
Minimumlonen, daaronder begre-pen vergoedingen voor overwerk, en daaronder niet begrepen aan-vullende bedrijfspensioenrege-lingen; Artikel 13 beloning verschoven arbeids-tijd Artikel 14 compensatie overwerk Artikel 15 beloning ploegendienst Artikel 16 beloning consignatiediensten Artikel 24 algemeen Artikel 25 groepsindeling en functielijst Artikel 26 lonen voor volwassen werk-nemers Artikel 27 lonen voor jeugdige werk-nemers Artikel 28 wijzigingen, indexering en verhogingen Artikel 41 vergoeding reiskosten Artikel 43 uitrustingsvergoeding Artikel 44 overige vergoedingen
  
Voorwaarden voor het ter beschik-king stellen van werknemers; Artikel 7 ter beschikking gestelde „uitgeleende’’ arbeidskrachten
  
Gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk;Artikel 60 arbeidsomstandigheden Artikel 61 persoonlijke beschermingsmiddelen
  
Beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van zwangere of pas bevallen vrouwen, kinderen en jongeren;Artikel 54 verbod tariefarbeid, werk in tanks en constructieschilderwerk
  
Gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsmede andere bepalingen inzake niet-discri-minatie. 
ArtikelVan toepassing zijnde delen
Artikel 3 begrippen en toepasse-lijkheid• Lid 1 t/m 3 • Lid 4 m.u.v. het bepaalde in lid b • Lid 5 m.u.v. het bepaalde in lid d • Lid 10 t/m 17
  
Artikel 4 buitenlandse werknemers• Integraal
  
Artikel 7 ter beschikking gestelde („uitgeleende’’) arbeidskrachten• Lid 2 • Lid 3 met als volgt aangepaste tekst: „een vakkracht is de uitzendkracht in de schildersector die:– een beroepsopleiding in de schildersector volgt of daar een diploma van heeft– binnen een periode van twee jaar in totaal 12 maanden werkzaamheden in de zin van deze cao heeft verricht (direct voorafgaand aan de aanvang van de uitzendarbeid of zodra dit het geval is gedurende het verrichten van uitzendarbeid in de schildersector).• Lid 4 • Lid 5 waarbij van lid 5a, b en c slechts de ook in deze bijlage opgenomen artikelen met uitzondering van artikel 33 met de in deze bijlage van toepas-sing verklaarde delen gelden.
  
Artikel 10 arbeidsduur werk-nemersLid 1 t/m 5 Lid 7
  
Artikel 11 werken op zaterdagen, zondagen en feestdagen• Integraal
  
Artikel 12 meertijdwerk en over-werk• Integraal
  
Artikel 13 beloning verschoven arbeidstijd• Integraal
  
Artikel 14 compensatie overwerk• Integraal
  
Artikel 15 beloning ploegendienst• Integraal
  
Artikel 16 beloning consignatiediensten• Integraal
  
Artikel 24 algemeen• Lid 1 „bij elke loonbetaling zal aan de werknemer een schriftelijke specificatie worden verstrekt van het brutoloon, verdeeld in bijvoorbeeld garantieloon, prestatiebeloning of soortgelijke beloningscomponenten, overuren, reisurenvergoeding en andere vergoe-dingen en/of toeslagen.’’
  
Artikel 25 groepsindeling en functielijst• Integraal
  
Artikel 26 lonen voor volwassen werknemers• Integraal Ten behoeve van de in de cao opgeno-men diplomatoeslagen worden vergelijk-bare in eg-verband erkende buitenlandse diploma’s erkend. Hiervoor dient contact opgenomen te worden met het informa-tiecentrum diplomawaardering van het cwi tel. 079-3217930
  
Artikel 27 lonen voor jeugdige werknemers• Integraal Ten behoeve van de in de cao opgeno-men diploma’s worden vergelijkbare in eg-verband erkende buitenlandse diploma’s erkend. Hiervoor dient contact opgenomen te worden met het informa-tiecentrum diplomawaardering van het cwi tel. 079-3217930
  
Artikel 28 wijzigingen, indexering en verhogingen• Integraal
  
Artikel 33 onwerkbaar weer en vorst• Lid 1 t/m 3 • Lid 5 t/m 6
  
Artikel 34 vakantierechtLid 1 met uitzondering van lid d Lid 2: „de werknemer heeft recht op een aaneensloten zomervakantieperiode van 3 weken, mits de werknemer voldoende verlofdagen heeft opgebouwd. Indien de werknemer hiervan geen gebruik maakt, zullen deze dagen in onderling overleg tussen werkgever en werknemer worden vastgesteld.’’ Lid 3 t/m 8
  
Artikel 35 beloning tijdens vakantie: verlofwaarden• „De werkgever is over iedere dag gehouden loon te betalen, over de in artikel 11 genoemde feestdagen, de in artikel 34 lid 1 genoemde verlofdagen, de in artikel 34 lid 3 sub b genoemde extra verplichte snipperdagen.’’• Lid 1: „de werknemer heeft recht op een vakantietoeslag van 8% ten bedrage van het grondslaguurloon en eventuele prestatietoeslagen.
  
Artikel 36 vakantie uta• Lid 1 t/m 3 • Lid 4 sub a t/m c • Lid 5 t/m 6 • Lid 7 sub b • Lid 9 t/m 11
  
Artikel 37 vakantietoeslag uta• Lid 1 • Lid 2 m.u.v. de zinsnede: „waaronder begrepen de uitkeringen krachtens de Ziektewet.’’ • Lid 3 t/m 4
  
Artikel 38 arbeidstijdverkorting uta• Lid 1 t/m 2 • Lid 3: „het recht op atv-dagen vervalt indien de werknemer op deze dagen arbeidsongeschikt is of recht heeft op verzuim krachtens artikel 39.’’
  
Artikel 39 kort verzuim• Integraal
  
Artikel 41 vergoeding reiskostenMet dien verstande dat voor de afstands-bepaling gekeken wordt van de tijdelijke verblijfplaats in nederland naar de plek waar het werk wordt uitgevoerd • Lid 1 t/m 5 • Lid 8 t/m 9
  
Artikel 42 reisurenMet dien verstande dat voor de afstands-bepaling gekeken wordt van de tijdelijke verblijfplaats in nederland naar de plek waar het werk wordt uitgevoerd • Lid 1 t/m 5a • Lid 7
  
Artikel 43 uitrustingsvergoeding• Integraal
  
Artikel 44 overige vergoedingen• Integraal
  
Artikel 54 verbod tariefarbeid, werk in tanks en constructieschilderwerk• Integraal
  
Artikel 59 ehbo• Lid 3
  
Artikel 60 arbeidsomstandigheden• Integraal
  
Artikel 61 persoonlijke beschermingsmiddelen• Lid 1 • Lid 2 met uitzondering van de zinsnede de vierde en volgende overtreding kan aanleiding zijn tot ontslag.

BIJLAGE 4 EVC ERVARING VAN VERWORVEN COMPETENTIES

Wat is EVC?

Evc staat voor erkennen van verworven competenties. Veel werknemers in de schildersbranche hebben jarenlange ervaring maar geen diploma. Evc biedt niet-gediplomeerde werknemers de mogelijkheid om op basis van hun kennis en ervaring middels een kort scholingstraject het schildersdiploma te behalen.

Voor wie is EVC?

Een deelnemer aan het evc-traject moet minimaal 5 jaar ervaring hebben in het schildersvak en 25 jaar of ouder zijn. Daarnaast moet uit een vraaggesprek met een opleidingsadviseur van savantis blijken of de kennis en ervaring van de deelnemer toereikend is om met succes het evc-traject te kunnen doorlopen.

De stappen van het EVC-traject

Aanmelden

Wanneer een werknemer wil deelnemen aan een evc-traject dan kan hij informatie opvragen bij savantis. De werknemer ontvangt dan een aanmeldingsformulier dat bestaat uit twee onderdelen; persoonlijke gegevens en een vragenlijst over eerdere ervaringen. De vragenlijst wordt in overleg met de opleidingsadviseur van savantis ingevuld.

Intake

Blijkt uit de gegevens van het aanmeldformulier dat de werknemer voldoende praktijkervaring heeft dan zal de opleidingsadviseur van savantis een intakegesprek met de werknemer voeren. Tijdens het intakegesprek wordt de werkervaring van de werknemer gedetailleerd in kaart gebracht. Op basis van het intakegesprek wordt een scholingsadvies opgesteld.

Scholing

Op basis van de gegevens uit het intakeformulier wordt voor iedere deelnemer een persoonlijk scholingsplan opgesteld. De scholing bestaat uit een praktijk- en theoriegedeelte.

Toetsing

Het examen is gelijkwaardig aan het examen van de opleiding schilder. De toetsing bestaat uit een praktijktoets waarin de deelnemer zijn vaardigheden moet tonen en een mondeling eindgesprek waarin de deelnemer getoetst wordt op zijn kennis.

Wat zijn de kosten?

De kosten voor de scholing en toetsing (maximaal 10 dagen) worden tot 1 januari 2006 betaald uit een budget, dat door cao-partijen beschikbaar is gesteld. Ook ontvangt de werkgever die de scholings- en toetsingsdagen doorbetaalt uit dit budget een tegemoetkoming van verletkosten van € 136 per scholings- of toetsingsdag.

Voor de deelnemers zijn er geen kosten aan verbonden.

Met ingang van 1 januari 2006 vindt geen financiering meer plaats. De werknemer kan voor gemaakte kosten een beroep doen op zijn individuele budgetrekening.

Voor verdere informatie:

Savantis

Limaweg 25

Postbus 76 2740 AB Waddinxveen

Telefoon 0182 641111

Fax 0182 641100

Internet www.savantis.nl>

e-mail infosavantis.nl

BIJLAGE 5 INDIVIDU-GERICHT PAKKET PREVENTIEZORG

Het pakket individugerichte preventiezorg, als bedoeld in artikel 56 lid 2 omvat:

  • Een intredekeuring als bedoeld in artikel 57

  • De intredekeuring is een functiegericht onderzoek, waarbij zorgvuldige afweging plaatsvindt van de belasting van het werk en de belastbaarheid van de werknemer. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bouwspecifieke beoordelingsrichtlijnen „arbeidsgeschiktheid’’ van de stichting arbouw.

  • Het arbeids gezondheidskundig onderzoek voor jongeren op vrijwillige basis, een jaar na intrede in de bedrijfstak, waarbij de afweging tussen de belasting van het werk en de belastbaarheid van de werknemer zal plaatsvinden en de werknemer een gericht advies krijgt met betrekking tot een gezonde en veilige invulling van de functie.

  • Het periodiek arbeids gezondheidskundig onderzoek (pago). Dit pago vangt aan op de leeftijd van 16 jaar en vervolgens op de leeftijden 20, 24, 28, 32, 36, 40, 44, 48, 52, 54, 56, 58, 60, 62 en 64 jaar. Daarna individueel op indicatie.

  • Een arbo-spreekuur, dat de werknemer spontaan kan bezoeken.

  • Vervolgactiviteiten, voorzover de hiervoor genoemde activiteiten daartoe aanleiding geven.

De activiteiten in het kader van het individugerichte pakket preventiezorg worden uitgevoerd door gecertificeerde arbodiensten, die voldoen aan de door de stichting arbouw vastgestelde kwaliteitseisen. De arbodiensten zijn verplicht de door hen verzamelde werknemersgegevens door te geven aan de stichting arbouw op een wijze die door de stichting arbouw is voorgeschreven. Voornoemde activiteiten worden door de stichting arbouw aan de arbodienst vergoed op basis van contractuele afspraken.

De werknemer heeft in aanvulling op het PAGO – in de hieronder genoemde beroepen en/of werkzaamheden recht op een Gericht Periodiek Onderzoek (GPO):

  • torenkraanbestuurders: elke twee jaar of frequenter op indicatie;

  • werknemers, die werkzaam zijn op terreinen van de chemische industrie dan wel werken met vervuilde grond: elk jaar;

  • werknemers, die hun werk doen met behulp van persluchtapparatuur: tot 50ste levensjaar eens per 2 jaar, daarna elk jaar;

  • werknemers, die werken met asbest: voor aanvang van het werk waarbij blootstelling aan asbest boven het actieniveau mogelijk is, daarna tot 50ste levensjaar eens per 2 jaar. Vanaf het 50ste levensjaar kan worden volstaan met het PAGO.

Het GPO wordt met de extra frequentie in aanvulling op het PAGO uitgevoerd. Daarbij kan de werknemer op de PAGO-gerechtigde leeftijden op normale wijze van het PAGO gebruik maken.

Vanaf 1 januari 2000 dient de werkgever voor het GPO zelf afspraken met de arbodienst te maken en de kosten daarvoor ook zelf te dragen. Hierbij geldt de voorwaarde dat de arbodienst een samenwerkingsovereenkomst met de Stichting Arbouw heeft en het GPO overeenkomstig de door de Stichting Arbouw vastgestelde uitvoeringsprotocollen uitvoert.

De werkgever krijgt de mogelijkheid de periodieke keuring zodanig te regelen dat een arbodienst, die een samenwerkingsovereenkomst met Arbouw heeft gesloten deze uitvoert – en binnen de grenzen van de privacywetgeving en het medisch beroepsgeheim aan de werkgever rapporteert-, zodat keuring, controle en (preventieve) behandeling beter op elkaar aansluiten.

BIJLAGE 6 VIER DAAGSE WERKWEEK VOOR WERKNEMERS VAN 55 JAAR EN OUDER

Werknemers, die voor 1 januari 55 jaar of ouder zijn, kunnen vier dagen per week gaan werken. De wijze van invulling van deze vierdaagse werkweek wordt in onderling overleg tussen werknemer en werkgever vastgesteld. De werknemer heeft de mogelijkheid het gehele jaar of een gedeelte van het jaar vier dagen per week te werken.

De vierdaagse werkweek wordt gerealiseerd door het opnemen van vrij opneembare snipperdagen, dagen voor extra verlof oudere werknemers en het inkopen van dagen.

Weken waarin al minder dan 5 dagen wordt gewerkt zijn:

zomersluiting3 weken15 verlofdagen
wintersluiting3 weken 7 verlofdagen
pasen1 week  
hemelvaart1 week 1 verlofdag
koninginnedag0 week  
5 mei0 week 
pinksteren1 week  
   
In totaal9 weken23 verlofdagen

Van het jaar resteren dan 43 weken, waarvoor de werknemer een dag moet inkopen om tot een vierdaagse werkweek te komen.

Voor het inkopen van die dagen, zijn afhankelijk van de leeftijd nog verlofdagen beschikbaar. Van de 25 standaard verlofdagen blijven in 2005 nog 2 (in verband met 7 benodigde verlofdagen voor de wintersluiting) vrij opneembare snipperdagen over. Ook de dagen extra verlof voor oudere werknemers: de 55+ regeling kunnen worden gebruikt. De overige dagen moeten worden „ingekocht’’.

Het gaat om het volgende aantal dagen in 2005:

leeftijdbeschikbare dagenin te kopen dagen
552 + 10 = 1243 – 12 = 29
562 + 11 = 1343 – 13 = 28
572 + 12 = 1443 – 14 = 27
582 + 13 = 1543 – 15 = 26
592 + 14 = 1643 – 16 = 25
60 t/m 642 + 15 = 1743 – 17 = 24

Met ingang van 1 januari 2004 hebben werknemers van 60 jaar of ouder, naast de hiervoor vermelde dagen, in het jaar voorafgaand aan hun pensionering (vroegpensioen of ouderdomspensioen) recht op zoveel extra doorbetaalde verlofdagen als nodig is, met een maximum van 25 dagen, om een vierdaagse werkweek te realiseren.

Inkopen van dagen:

Het inkopen van dagen gebeurt door het opnemen van onbetaald verlof De werkgever betaalt in de weken dat vier dagen gewerkt wordt en geen verlofdagen meer beschikbaar zijn, ook maar over vier dagen loon. De werknemer levert loon in en bouwt over minder uren vakantierechten en pensioenrechten op.

Indien de werkgever daaraan mee wenst te werken kan gekomen worden tot een lager uurloon genomen over het gehele jaar, waardoor het gehele jaar door hetzelfde loon wordt ontvangen. Ook daarbij wordt opbouw van vakantierechten en pensioenpremie relatief lager.

De werknemer levert loon in tegenover extra vrije tijd.

BIJLAGE 8 VAKANTIEFONDSREGLEMENT

als bedoeld in artikel 12 van de statuten van de

STICHTING VAKANTIEFONDS voor Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf

VAKANTIEFONDSREGLEMENT

HOOFDSTUK I Algemeen

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. het Fonds: de Stichting Vakantiefonds voor Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

  • 2. het bestuur: het bestuur van het Fonds;

  • 3. A&O Services: Diensten Centrum Afbouw BV, handelend onder de naam A&O Services, de administrateur van het Fonds

  • 4. de werkgevers en de werknemers: de werkgevers en werknemers op wie de bepalingen van toepassing zijn van:

    • de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in Nederland;

    • enige collectieve arbeidsovereenkomst of bindende regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, welke voor de onder a. genoemde in de plaats mocht treden;

  • 5. de werknemersorganisaties:

    • FNV Bouw, gevestigd te Woerden;

    • de Hout- en Bouwbond CNV, gevestigd te Odijk.

  • 6. PRIS-uurloon: het voor de werknemer geldende grondslaguurloon plus, indien van toepassing, prestatietoeslag;

  • 7. de verlofwaarde: het ten gunste van de werknemer bij het Fonds in diens tegoed geboekte geldbedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het voor die werknemer geldende PRIS-percentage met het PRIS-uurloon, vermenigvuldigd met het aantal uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak bestaat op loon;

  • 8. verlofwaardepercentage: het vastgestelde percentage voor de opbouw van de loonderving tijdens de verlofdagen, feestdagen en extra verplichte snipperdagen en de vakantietoeslag;

  • 9. vakantiebijdragepercentage: het percentage van het PRIS-uurloon dat de werkgever periodiek aan het Vakantiefonds dient af te dragen;

  • 10. correctiepercentage: het verschil tussen het PRIS-percentage en het vakantiebijdragepercentage;

  • 11. het rechtjaar: het kalenderjaar;

  • 12. CAO: de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland.

  • 13. hoogseizoen: de periode van week 13 tot en met week 44;

  • 14. laagseizoen: de periode van week 1 tot en met week 12 en de periode van week 45 tot en met de laatste week van een kalenderjaar (week 52 of week 53);

HOOFDSTUK II MIDDELEN

Artikel 2 Bijdragen werkgevers

  • 1. De werkgever is voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, jegens de werknemer, voorzover in de CAO daartoe een verplichting is opgenomen, gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Fonds ter zake van de opbouw van diens verlofwaarden.

  • 2. Naast de in lid 1 genoemde bijdrage is de werkgever voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de betreffende werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Fonds ter zake van de regeling extraverlof oudere werknemers en ter zake van administratiekosten. De hoogte van deze bijdragen wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld.

  • 3. De in lid 1 bedoelde bijdrage is het resultaat van het PRIS-uurloon maal het aantal uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak bestaat op loon, maal het door het bestuur vastgestelde toepasselijke verlofwaarde-percentage. Per dag wordt maximaal 71/2 uur in aanmerking genomen. Over het verlofwaarde-percentage kan een korting, dan wel toeslag worden berekend. Het vakantiebijdragepercentage en het correctiepercentage worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld na goedkeuring door partijen bij de CAO.

  • 4. De werkgever is van zijn voormelde verplichting tot betaling van de bedragen voor de opbouw van de verlofwaarden gekweten door betaling aan A&O Services of haar vertegenwoordigers, eventueel in combinatie met andere te betalen bedragen.

Artikel 3 Wijze van betalen

  • 1. De in artikel 2 bedoelde bijdrage dient per, door A&O Services vast te stellen periode van 4 weken, op een door het bestuur aangegeven wijze te worden voldaan.

  • 2. Indien binnen 2 weken nadat A&O Services de nota, waarop de hoogte van de te betalen bijdrage is vermeld, heeft verzonden geen betaling is ontvangen, wordt de werkgever ter zake aangemaand.

  • 3. Indien binnen 3 weken nadat A&O Services de nota heeft verzonden nog geen betaling is ontvangen, is de werkgever in verzuim.

  • 4. Het bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van het in lid 3 bedoelde tijdvak de wettelijke rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 5. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde alle kosten, welke ter invordering daarvan zijn gemaakt, aan het Fonds verschuldigd zijn.

  • 6. Indien de werknemer of diens gemachtigde bij in gebreke zijn van de werkgever een vordering tot betaling van de verschuldigde bijdragen als bedoeld in artikel 2 lid 1 tegen de werkgever instelt en daarvan mededeling doet aan A&O Services, kan de invordering, onverminderd het bepaalde in het voorgaande, door A&O Services worden gestaakt. Een ter zake door A&O Services met de werkgever reeds overeengekomen betalingsregeling komt dan te vervallen.

Artikel 4 Verplichting werkgevers

  • 1. De werkgever is verplicht om éénmaal per 4 weken, doch uiterlijk binnen 2 weken na afloop van de door A&O Services vast te stellen 4-wekenperioden, aan A&O Services volledige opgave te doen van de gegevens die nodig zijn voor de juiste vaststelling van de bijdrageverplichting aan het Fonds, ten aanzien van de in het laatst verstreken tijdvak, als bedoeld in artikel 3 lid 1, bij hem in dienst zijnde werknemers, op een door het bestuur aangegeven wijze.

  • 2. A&O Services is bevoegd ten aanzien van de werkgever die niet ten volle aan vorengenoemde verplichting voldoet, het door laatstbedoelde aan het Fonds verschuldigde bedrag ambtshalve vast te stellen op maximaal het bedrag dat de werkgever verschuldigd zou zijn, indien de werknemer gedurende het gehele tijdvak, als bedoeld in artikel 3 lid 1, bij hem in dienst zou zijn geweest, tegen het bij A&O Services laatst bekende loon, plus een door het bestuur vast te stellen opslagpercentage.

HOOFDSTUK III VERLOFWAARDEN

Artikel 5 De verlofwaarden

  • 1. De door een werkgever ten aanzien van de werknemer verschuldigde bijdragen aan het Fonds betreffen voorzieningen voor de bestrijding van de loonderving over de in de CAO aangegeven vakantie-, feest- en extra verplichte snipperdagen, alsmede voor vakantietoeslag.

  • 2. De verlofwaarden zijn, per dag waarop ze worden opgebouwd, naar evenredigheid bestemd voor bepaalde na die dag gelegen vakantie-, feest- en extra verplichte snipperdagen en voor vakantietoeslag.

  • 3. Het bestuur bepaalt nader welk deel van de verlofwaarden voor respectievelijk vakantie-, feest- en extra verplichte snipperdagen bestemd is en welk deel bestemd is voor vakantietoeslag.

Artikel 6 Rechten werknemers

  • 1. A&O Services is gehouden aan de desbetreffende werknemers mededeling te doen omtrent de uit voormelde opgave van de werkgever of de ambtshalve vaststelling voortvloeiende opbouw van rechten, welke de werknemers aan het Fonds kunnen ontlenen. A&O Services draagt er zorg voor dat de werknemer na afloop van elke vier-weken-periode de beschikking krijgt over een overzicht van de voor hem bijgeboekte rechten.

  • 2. Indien door een werkgever geen betalingen voor een bij hem in dienst zijnde werknemer zijn verricht, vindt over maximaal twee perioden bijboeking van rechten plaats met dien verstande dat de bijboeking wordt gestaakt op het moment dat die werkgever meer dan twee perioden betalingsachterstand heeft.

  • De werknemer verleent het Fonds een onherroepelijke last om de door de werkgever ter zake van deze rechten verschuldigde bijdrage namens hem in te vorderen. De last aan het Fonds omvat mede het invorderen van deze bijdrage bij verzekeraars of derden anders dan de werkgever, die naar de mening van het Fonds verplicht zijn om deze bijdrage of (schade)vergoeding in verband met deze bijdrage te voldoen. Uitdrukkelijk is hierin begrepen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) bedoeld in art. 61 e.v. WW.

  • 3. Indien door de werkgever over een langere periode dan twee betalingsperioden voor een werknemer geen stortingen zijn verricht en/of geen opgaven als bedoeld in artikel 4 zijn gedaan, worden geen rechten bijgeboekt en wordt dit op het overzicht vermeld.

  • 4. Indien de werkgever alsnog tot betaling van de door hem verschuldigde bijdragen overgaat, worden de ontbrekende rechten alsnog ten gunste van de werknemer bijgeboekt en op het rechtenoverzicht vermeld.

Artikel 7 Correcties op bijboeking van rechten

  • 1. Door de werkgever gecorrigeerde opgaven worden door A&O Services in het aan de werknemer te verstrekken rechtenoverzicht verwerkt indien de perioden waarover wordt gecorrigeerd niet meer bedragen dan de laatste twee verstreken perioden.

  • 2. Indien de werkgever een gecorrigeerde opgave of, nadat de in artikel 4 lid 1 vermelde termijn is verstreken, een eerste opgave doet over perioden die eerdere perioden betreffen dan de twee laatst verstreken perioden, worden de op het rechtenoverzicht vermelde rechten eerst door A&O Services gecorrigeerd, nadat de werknemer door middel van een schriftelijke verklaring heeft aangegeven dat de door de werkgever verstrekte gecorrigeerde opgave juist is.

Artikel 8 Uitbetalen verlofwaarden

  • 1. Het aantal verlofwaarden waarover de werknemer voor loonderving over de collectieve ATV-, feest- en verlofdagen maximaal kan beschikken, zal jaarlijks door het bestuur worden bepaald.

  • Het bestuur stelt nadere voorschriften vast omtrent de wijze waarop de werknemer over zijn tegoed kan beschikken en stelt de werknemer daarvan schriftelijk op de hoogte.

  • 2. Voor een verlofdag wordt buiten de door het bestuur vastgestelde uitbetalingsgelegenheden slechts tot betaling overgegaan, indien een schriftelijke verklaring van de werkgever wordt overlegd waaruit blijkt dat deze met het opnemen van de verlofdag akkoord gaat. Voor een verlofdag wordt een jaarlijks door het bestuur vast te stellen bedrag uitbetaald.

  • 3. Door het bestuur wordt bepaald wanneer ter zake van de verschillende gelegenheden kan worden uitbetaald.

  • 4. De uitbetaling geschiedt uitsluitend door storting op de bankof girorekening van de werknemer c.q. door middel van een girocheque

  • 5. De verlofwaarden zullen door het Fonds aan de werknemers worden uitbetaald tot maximaal vijf jaar na afloop van het in artikel 1 bedoelde rechtjaar, behoudens situaties waarin het bestuur op grond van kennelijke hardheid anders beslist. Na afloop van voormelde termijn zal uitbetaling niet meer geschieden en vervallen de verlofwaarden aan het Fonds.

Artikel 9 Administratiekosten

  • 1. De werkgever is aan het Fonds een bijdrage voor administratiekosten verschuldigd. De hoogte van de bijdrage en de dagen waarover de bijdrage verschuldigd is worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Over dagen gelegen in het laagseizoen is geen bijdrage verschuldigd.

  • 2. Bij de uitbetaling van de verlofwaarden kan van de werknemers als bijdrage in de kosten, welke worden gemaakt ten behoeve van de verzilvering, 2% van het bedrag van het uit te betalen bedrag worden ingehouden.

HOOFDSTUK IV OUDERE WERKNEMERS

Artikel 10 Extra verlof oudere werknemers

  • 1. Indien de werknemer van 55 jaar en ouder een extraverlofdag overeenkomstig het bepaalde in de CAO opneemt, worden aan diens werkgever ten laste van het Fonds over die dag de kosten ter zake van het verschuldigde loon, alsmede de werkgeversdelen sociale verzekeringswetten, de overhevelingstoeslag en de premies en bijdragen ingevolge de CAO vergoed.

  • 2. De werkgever dient de in lid 1 bedoelde kosten uiterlijk binnen drie maanden na het opnemen van de extraverlofdag bij het Fonds te declareren. De over enig kalenderjaar opgebouwde extra-verlofdagen dienen uiterlijk op de laatste dag van dat kalenderjaar te zijn opgenomen. Nadien opgenomen dagen komen niet voor vergoeding door het Fonds in aanmerking.

  • 3. Het Fonds gaat slechts tot uitbetaling van het gedeclareerde bedrag over als de extraverlofdag daadwerkelijk is opgenomen.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Nadere voorschriften

Teneinde een efficiënte werking van het Fonds te verzekeren, kunnen door het bestuur, in overeenstemming met de bepalingen der statuten en van dit reglement, nadere voorschriften worden gegeven, mits deze voorschriften niet in strijd komen met één of meer bepalingen van de in artikel 1 genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten of bindende regelingen van lonen en andere arbeidsvoorwaarden.

Artikel 13 Verplichting informatieverstrekking

De werkgevers en werknemers zijn verplicht aan het bestuur, A&O Services of zijn vertegenwoordigers alle opgaven en inlichtingen te verstrekken en inzage te verlenen van gegevens, die van hen worden verlangd ten behoeve van de uitvoering van de taak van het Fonds.

BIJLAGE 9 AZORREGLEMENT

als bedoeld in artikel 14 van de statuten van de

STICHTING Arbeid, zorg, opleiding en reïntegratie voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (AZOR)

AZORREGLEMENT

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. het Fonds: de Stichting Arbeid, zorg, opleiding, ontwikkeling en reïntegratie voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

  • 2. het Bestuur: het bestuur van het Fonds;

  • 3. A&O Services: Diensten Centrum Afbouw BV, handelend onder de naam A&O Services, de administrateur van het Fonds;

  • 4. de werkgever: de werkgevers op wie de bepalingen van toepassing zijn van:

    • de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in Nederland;

    • enige collectieve arbeidsovereenkomst of bindende regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, welke voor de onder a. genoemde in de plaats mocht treden,

  • 5. de werknemer: de werknemer op wie de bepalingen van toepassing zijn van:

    • de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in Nederland;

    • enige collectieve arbeidsovereenkomst of bindende regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, welke voor de onder a. genoemde in de plaats mocht treden,

  • 6. CAO: de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland;

  • 7. COV: landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland inzake voorziening bij ongeval;

  • 8. PRIS-uurloon: grondslaguurloon plus, indien van toepassing, prestatietoeslag;

  • 9. grondslaguurloon: garantie-uurloon plus voorlieden- en/of diplomatoeslag.

  • 10. CSV: Coördinatiewet Sociale Verzekering (Staatsblad 1996, 64)

  • 11. winterperiode: de periode van de derde maandag van november tot en met de derde vrijdag van maart;

  • 12. hoogseizoen: de periode van week 13 tot en met week 44;

  • 13. laagseizoen: de periode van week 1 tot en met week 12 en de periode van week 45 tot en met de laatste week van een kalenderjaar (week 52 of week 53);

Artikel 2 Bijdragen werkgevers

  • 1. De werkgever is, voor zover daartoe in de CAO een verplichting is opgenomen, voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer, jegens hem aanspraak op loon heeft, gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Fonds.

  • 2. Ten behoeve van de in artikel 2 lid 1, sub b en lid 2 van de statuten van het Fonds omschreven doelen (het bestrijden van verlet wegens atmosferische omstandigheden, het geven van bijdragen aan werkgevers, die maatregelen treffen om in genoemde omstandigheden het personeel te doen doorwerken en de premiëring van binnenschilderwerk: de „winterregelingen’’), is de werkgever in 2005 een bijdrage van 5,9% over het in het hoogseizoen aan zijn werknemers, met uitzondering van de werknemers UTA, betaalde loon in de zin van de CSV. Over het in het laagseizoen betaalde loon is de werkgever geen bijdrage verschuldigd.

  • Het Bestuur kan de werkgever dispensatie verlenen van de betaling van deze bijdrage.

  • 3. Als bijdrage in de in artikel 2, lid 1 sub a en b, lid 4 en lid 5 van de statuten van het Fonds omschreven doelen (bedrijfsgezondheidszorg, palliatief-, rouw- en kraamverlof, kinderopvang en voorlichting) en de in artikel 2, lid 1 sub c en d van de statuten van het Fonds omschreven doelen (reïntegratie, arbeidsmarktbeleid en bevordering vakopleiding), is de werkgever verplicht over het in het hoogseizoen aan zijn werknemers betaalde loon in de zin van de CSV een bijdrage te betalen. Over het in het laagseizoen betaalde loon is de werkgever geen bijdrage verschuldigd.

  • 4. Over het loon over de periode van week 25 tot en met week 44 van 2005 is geen bijdrage verschuldigd.

  • 5. De hoogte van de in de voorgaande leden bedoelde bijdragen, alsmede de periode waarover deze bijdragen verschuldigd zijn, worden periodiek door het bestuur vastgesteld.

  • 6. Daarnaast is de werkgever, behoudens verleende dispensatie, een bijdrage verschuldigd als opgenomen in de COV.

  • 7. De in de voorgaande leden bedoelde bijdragen is de werkgever per het einde van het kalenderjaar verschuldigd. De bijdragen dienen in de loop van het kalenderjaar bij voorschot per, door A&O Services vast te stellen periode van 4 weken, op een door het Bestuur aangegeven wijze te worden voldaan.

  • 8. Indien binnen 2 weken nadat A&O Services de nota, waarop de hoogte van de te betalen bijdrage is vermeld, heeft verzonden geen betaling is ontvangen, wordt de werkgever ter zake aangemaand.

  • 9. Indien binnen 3 weken nadat A&O Services de nota heeft verzonden nog geen betaling is ontvangen, is de werkgever in verzuim.

  • 10. Het Bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van het in lid 9 bedoelde tijdvak de wettelijke rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 11. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde alle kosten, welke ter invordering daarvan zijn gemaakt, aan het Fonds verschuldigd zijn.

Artikel 3 Verplichting werkgevers

  • 1. De werkgever is verplicht om éénmaal per 4 weken, doch uiterlijk binnen 2 weken na afloop van de door A&O Services vast te stellen 4-wekenperioden, aan A&O Services volledige opgave te doen van de gegevens die nodig zijn voor de juiste vaststelling van de bijdrageverplichting aan het Fonds, ten aanzien van de in het laatst verstreken tijdvak, als bedoeld in artikel 2 lid 7, bij hem in dienst zijnde werknemers, op een door het Bestuur aangegeven wijze.

  • 2. A&O Services is bevoegd ten aanzien van de werkgever die niet ten volle aan vorengenoemde verplichting voldoet, het door laatstbedoelde aan het Fonds verschuldigde bedrag ambtshalve vast te stellen op maximaal het bedrag dat de werkgever verschuldigd zou zijn, indien de werknemer gedurende het gehele tijdvak, als bedoeld in artikel 2 lid 7, bij hem in dienst zou zijn geweest, plus een door het bestuur vast te stellen opslagpercentage.

Artikel 4 Palliatief-, rouw- en kraamverlof

  • 1. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van palliatief verlof (stervensbegeleiding van een terminaal zieke huisgenoot), heeft recht op een vergoeding van de loonkosten over in totaal maximaal tien dagen ten laste van het fonds.

  • 2. De dagen palliatief verlof kunnen in overleg tussen werkgever en werknemer al dan niet aaneengesloten of in gedeelten van dagen worden opgenomen. De vergoeding vanuit het fonds bedraagt het loon over maximaal 75 uur.

  • 3. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van rouwverlof in verband met het overlijden van de partner of een kind of een ouder van de werknemer, heeft recht op een vergoeding van de loonkosten over in totaal maximaal tien dagen ten laste van het fonds, mits deze dagen door de werknemer aansluitend aan het verlof als bedoeld in artikel 39A, lid 3 van de CAO zijn opgenomen.

  • 4. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van kraamverlof in verband met de bevalling van de partner van de werknemer, heeft recht op een vergoeding van de loonkosten over in totaal maximaal drie dagen ten laste van het fonds, mits deze dagen door de werknemer aansluitend aan het verlof als bedoeld in artikel 39A, lid 3, maar uiterlijk binnen vier weken na de bevalling, zijn opgenomen.

  • 5. De dagen waarover op grond van artikel 39A, lid 3 van de CAO voor de werknemer recht bestaat op doorbetaald verlof, komen niet voor vergoeding vanuit het fonds in aanmerking.

  • 6. Het recht op vergoeding bestaat uitsluitend voorzover het fonds daarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar heeft.

Artikel 5 Wijze van aanvragen palliatief verlof

  • 1. Om voor een vergoeding ten laste van het fonds in aanmerking te komen, dient de werkgever binnen één kalenderweek na aanvang van de periode van palliatief verlof, waarvoor vergoeding wordt gewenst, aan A&O Services schriftelijk mededeling te doen van de datum van aanvang van het verlof, het vermoedelijke aantal uren per week onder vermelding van de naam van de werknemer en de naam van de zieke huisgenoot.

  • 2. A&O Services zendt na ontvangst van de melding een declaratieformulier met toelichting toe aan de werkgever.

  • 3. Na overlijden van de huisgenoot van de werknemer zendt de werkgever zo spoedig mogelijk het volledige ingevulde en zowel door de werkgever als de werknemer ondertekende declaratieformulier, vergezeld van een overlijdensakte van de huisgenoot toe aan A&O Services.

  • 4. Aanvragen die niet uiterlijk in de derde vierweken periode na het overlijden van de huisgenoot door A&O Services zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.

  • 5. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan A&O Services een machtiging af om de vermelde gegevens te controleren bij de GBA.

Artikel 6 Wijze van aanvragen rouwverlof en kraamverlof

  • 1. Om voor een vergoeding ten laste van het fonds in aanmerking te komen, dient de werkgever uiterlijk in de derde vierweken periode na het einde van de periode van kraamverlof of rouwverlof, waarvoor vergoeding wordt gewenst, het door A&O Services voorgeschreven declaratieformulier in te zenden vergezeld van een kopie van een geboorteakte, respectievelijk overlijdensverklaring. Het formulier wordt zowel door de werkgever als de werknemer ondertekend.

  • 2. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan A&O Services een machtiging af om de vermelde gegevens te controleren bij de GBA.

Artikel 7 Hoogte van de vergoeding

  • 1. De vergoeding bedraagt per uur, waarvoor recht op vergoeding bestaat, het PRIS-uurloon plus een toeslag ter hoogte van de over dat uurloon verschuldigde werkgeversdelen van de premies en de verschuldigde bijdrage aan het Vakantiefonds.

  • 2. Op de vergoeding worden uitkeringen in verband met palliatief-, rouw- of kraamverlof uit anderen hoofde in mindering gebracht.

Artikel 8 Uitbetaling

De vergoeding wordt nadat A&O Services de declaratie akkoord heeft bevonden binnen vier weken betaalbaar gesteld op het bij A&O Services bekende bank- of gironummer van de werkgever.

Artikel 9 Kinderopvang

  • 1. De werknemer met een kind tot de leeftijd van vier jaar heeft, onder nader door het bestuur vast te stellen voorwaarden, recht op een bijdrage in de kosten van kinderopvang.

  • 2. De werknemer met een kind in de leeftijd van vier tot en met twaalf jaar heeft, onder nader door het bestuur vast te stellen voorwaarden, recht op zogenaamde naschoolse opvang.

  • 3. De aanvraag voor kinderopvang als bedoeld in lid 1 en naschoolse opvang als bedoeld in lid 2 wordt door de werknemer ingediend bij A&O Services door middel van het voorgeschreven formulier onder overlegging van door A&O Services vereiste werkgeversverklaringen.

  • 4. Een bijdrage wordt verstrekt indien de plaatsing voldoet aan de eisen, die de overheid stelt aan een kinderopvangplaats of gastoudergezin voor het verstrekken van een fiscale tegemoetkoming.

  • 5. De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld op een zesde deel van de opvangkosten met inachtneming van het door de fiscus gehanteerde maximum.

  • 6. Aanvragen voor een bijdrage in de kosten van kinderopvang en naschoolse opvang worden door het fonds gehonoreerd voorzover de door het fonds beschikbaar gestelde middelen toereikend zijn, waarbij reeds toegekende rechten als bedoeld in lid 1 zoveel mogelijk worden gecontinueerd.

Artikel 10 Verplichtingen werkgever

De werkgever is verplicht in zijn administratie voor iedere werknemer waarvoor voorafgaand aan 1 januari 2000 vorstverlet kon worden gedeclareerd over de periode gelegen tussen de derde maandag van november en de derde vrijdag van maart per werknemer per dag vast te leggen het object waarop de werknemer werkzaam was, ongeacht of daarvoor werd gedeclareerd, het aantal uren dat is gedeclareerd en voor welke regeling is gedeclareerd. De betreffende gegevens worden door de werkgever gedurende vijf jaar in zijn administratie bewaard.

Artikel 11 Informatieverstrekking

  • 1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht aan het Bestuur of zijn vertegenwoordigers desverlangd inzage te verlenen van gegevens, die direct of indirect betrekking hebben op grond van dit reglement verstrekte of te verstrekken uitkeringen, en alle inlichtingen te verschaffen, die ten behoeve van de uitvoering van de statuten en van dit reglement worden gevraagd.

  • 2. Degene, die bij de uitoefening van de in dit artikel omschreven bevoegdheden enig bedrijfsgegeven ter kennis komt, is deswege jegens derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 12 Sanctiemaatregelen

  • 1. Indien uit een onderzoek, ingesteld door het Bestuur of zijn vertegenwoordigers blijkt, dat een werkgever uitkeringen van het Fonds heeft gevorderd, hoewel niet aan de voorwaarden is voldaan, zal, zo het Fonds de uitkeringen reeds heeft uitbetaald, terugvordering daarvan geschieden, terwijl, zulks ter beoordeling van het Bestuur, de kosten van het onderzoek en rente aan de werkgever in rekening kunnen worden gebracht.

  • 2. Indien uit een onderzoek, ingesteld door het Bestuur of zijn vertegenwoordigers blijkt, dat een werkgever uitkeringen van het Fonds heeft gevorderd, hoewel niet aan de voorwaarden is voldaan, kunnen, zo het Fonds de uitkeringen nog niet heeft uitbetaald, ter beoordeling van het Bestuur de kosten van het onderzoek aan de werkgever in rekening gebracht worden.

  • 3. Het Bestuur behoudt zich het recht voor, indien, bij vordering door de werkgever, niet aan de voorwaarden is voldaan, deze handeling aan het oordeel van de rechter te doen onderwerpen.

Artikel 14 Dispensatie winterregelingen

  • 1. Op verzoek van de werkgever wordt door het bestuur met ingang van het lopende kalenderjaar dispensatie verleend van de verplichting tot betaling van de in artikel 2, lid 2 bedoelde bijdrage.

  • 2. Een verzoek om dispensatie dient voor het einde van week 12 van het betreffende kalenderjaar schriftelijk bij het bestuur te zijn ingediend.

  • 3. Dispensatie wordt slechts verleend indien de werkgever verklaart gedurende de daarop eerstvolgende winterperiode geen gebruik te zullen maken van de uit de bijdrage als bedoeld in artikel 2, lid 2 gefinancierde winterregelingen („winterschilder’’ en overige premie- en bijdrage regelingen).

  • 4. Een door het bestuur verleende dispensatie geldt voor onbepaalde tijd, tenzij de werkgever voor het einde van week 12 van enig kalenderjaar aangeeft weer aan de winterregelingen deel te willen nemen.

Artikel 15 Slotbepaling

Nadere voorschriften, teneinde een efficiënte werking van het Fonds te verzekeren, kunnen door het Bestuur, in overeenstemming met de bepalingen der statuten en van dit reglement, gegeven worden, mits deze voorschriften niet in strijd komen met één of meer bepalingen van de in artikel 1 genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten of bindende regelingen van lonen en andere arbeidsvoorwaarden.

BIJLAGE 10 REGLEMENT VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF

Artikel 1 Begripsomschrijving

voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. belanghebbende: degene die voor 1 januari 2000 aan de voorwaarden voor het recht op een uitkering voldeed en aan wie een uitkering is toegekend;

  • b. uitkeringsbasis: de in artikel 6 bedoelde basis voor de berekening van de uitkering;

  • c. deeltijd-Vut: uittreding voor één of twee werkdagen per week;

  • d. de Cao: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schilders, afwerkings- en glaszetbedrijf in nederland;

  • e. A&O servicesA&O Services: Dienstencentrum Afbouw BV, handelend onder de naam A&O Services, gevestigd te Rijswijk (ZH).

Artikel 2 Voorwaarden bij uittreden vanaf 58 jaar

Met ingang van 1 januari 2000 is uittreding niet meer mogelijk.

Artikel 3 Geldmiddelen

  • 1. Ter financiering van deze regeling is door de werkgever aan het einde van het kalenderjaar een bijdrage verschuldigd. In de loop van het kalenderjaar worden voorschotten geheven.

  • De bijdrage wordt, als omschreven in artikel 11 lid 7 van de statuten, uitgedrukt in een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemer, vallende onder deze regeling, uitbetaalde loon.

  • Met ingang van 1999 wordt de premie geheven over het PRIS-loon. Per uur wordt een maximum PRIS-loon in aanmerking genomen van € 20,81 verhoogd met de loonindices van na 20 juni 2005. De premie kan in één gecombineerd premiepercentage worden geheven met de premie voor de module Vroegpensioen van het Bpf.

  • 2. Door de werkgever zal de helft van de verschuldigde bijdrage op het loon van de werknemer worden ingehouden.

  • Het in te houden bedrag wordt voor dit reglement aangeduid als werknemersbijdrage.

  • 3. De bijdragen genoemd in lid 1 van dit artikel dienen door de werkgever op eerste vordering te worden afgedragen aan A&O Services, dat met de administratieve uitvoering van de regeling is belast.

  • Het percentage, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt per kalenderjaar vastgesteld.

  • De bijdragen dienen per 4-weken-periode bij wijze van voorschot, dan wel in de vorm van een eenmalige heffing aan A&O Services te worden voldaan.

  • Ingeval het totaal van de over enig kalenderjaar geheven bijdragen hoger dan wel lager blijkt te zijn dan nodig voor de uitvoering van de regeling, wordt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste, van het volgende kalenderjaar gebracht.

  • 4. Het percentage, bedoeld in lid 1 bedraagt inclusief de werknemersbijdrage

 totale premiepremiedeel werkgeverpremiedeel werknemer
20050,97%0,485%0,485%
  • 5. Op de aan de werknemer uit te betalen VUT-uitkering wordt een vaste bijdrage ingehouden. Deze bijdrage bedraagt voor de werknemer, wiens uitkering voor het eerst tot uitbetaling is gekomen:

    • op of na 1 juli 1995 en vóór 1 januari 1998 3,25%

    • op of na 1 januari 1998 4,15%

    • op of na 1 januari 1999 4,40%.

Artikel 4 De uitkering

  • 1. Het beschikbare budget voor de uitkering bedraagt een percentage van de naar een jaar herleide uitkeringsbasis;

  • Het beschikbare budget bedraagt bij uittreding op 58 jarige leeftijd in de periode gelegen tussen:

  • 1 juni 1995 en 1 december 1995 500%

  • 1 december 1995 en 1 december 1996 475%

  • 1 december 1996 en 1 december 1997 450%

  • 1 december 1997 en 1 december 1998 425%

  • 1 december 1998 en 1 december 1999 400%

  • op of na 1 december 1999 375%.

  • Bij uittreding op 60 jarige leeftijd bedraagt het beschikbare budget 375%.

  • 2. De hoogte van de uitkering wordt vastgesteld volgens een formule waarbij het beschikbare budget wordt gedeeld door het aantal kalendermaanden dat gelegen is tussen de uittredingsdatum en de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. De uitkomst van deze berekening wordt vervolgens vermenigvuldigd met twaalf. Indien de uitkomst van deze berekening hoger is dan 75% wordt de uitkeringshoogte vastgesteld op 75% van de uitkeringsbasis.

  • 3. Aan de belanghebbende wordt naast de uitkering een vakantiebijslag, ter hoogte van 8% van de uitkering, toegekend.

Artikel 5 (Excedent) pensioenregeling

  • 1. Ingeval belanghebbende op de dag voor de datum van uittreding deelnemer is in het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (BPF), blijft zijn deelnemerschap, met uitzondering van zijn deelnemerschap aan de module Vroegpensioen, gehandhaafd gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt. Te zijnen behoeve wordt de verschuldigde pensioenpremie door A&O Services aan het BPF doorbetaald, met inachtneming van de verhogingen die deze premie zou hebben ondergaan, indien de belanghebbende niet vervroegd zou zijn uitgetreden.

  • 2. Voor voorzieningen van ouderdoms-, weduwen- en wezenpensioen hetzij:

    • a. boven de pensioenen uit het BPF, of

    • b. in de plaats van de BPF-voorzieningen (in geval van vrijstelling van de deelneming in het BPF), zal worden vergoed, bij gehele of gedeeltelijke voortzetting van deze pensioenvoorziening, met premiebetaling tot de pensioendatum: aan belanghebbende of diens werkgever een bijdrage ter grootte van het werkgeversdeel (conform gebruik in de laatste 10 jaar vóór de datum van uittreding) van de netto continuatiepremie (dat wil zeggen: na aftrek van eventuele kortingen bij collectieve contracten), telkenmale na getoond bewijs van premiebetaling, met inachtneming van het navolgende: de premie voor belanghebbende moet individueel vast te stellen zijn.

  • In de situatie bedoeld in lid 2 onder a wordt de aan het BPF verschuldigde pensioenpremie doorbetaald conform het in lid 1 bepaalde. De in lid 2 genoemde bijdrage beloopt maximaal 10% van de uitkeringsbasis en is voorts beperkt tot 75% van het werkgeversdeel van de nettopremie, welke zal (zou) gelden bij onverkorte voortzetting van de onderhavige (excedent-) pensioenvoorziening tot de pensioendatum.

  • In de situatie bedoeld in lid 2 onder b is de in dit lid onder 2 genoemde bijdrage ten minste gelijk aan de analoge premie BPF en beloopt maximaal deze analoge premie BPF + 10% van de uitkeringsbasis en is voorts onbeperkt tot deze analoge premie BPF + 75% van het – met de analoge premie BPF verminderde werkgeversdeel van de nettopremie, welke zal (zou) gelden bij onverkorte voortzetting van de onderhavige (excedent-) pensioenvoorziening tot de pensioendatum.

  • Zowel voor de onder a. als b. hierboven aangegeven situatie geldt:

  • Een en ander onder voorwaarde dat een zodanige (excedent-) pensioenvoorziening ten behoeve van belanghebbende op de datum van uittreding ten minste 10 jaren loopt en dat na uittreding de belanghebbende zijn gebruikelijke evenredig aandeel in de premie, bij continuatie van de verzekering door de werkgever, aan deze werkgever blijft afdragen.

  • De bepaling met betrekking tot deze periode van 10 jaar is niet van kracht, indien het dienstverband van belanghebbende binnen deze periode is aangevangen en hij uiterlijk 1 jaar na zijn indiensttreding deelnemer is geworden in een reeds vóór aanvang van deze 10 jaarsperiode binnen de onderneming van de werkgever bestaande collectieve (excedent-) pensioenregeling.

  • Ingeval de som van de uitkeringsbasis en de in lid 2 van dit artikel bedoelde bijdrage in de premie voor (excedent-) pensioenvoorziening (in situatie b. na eliminatie van de analoge premie BPF) méér bedraagt dan 105% van de maximale uitkeringsbasis als bedoeld in artikel 6 lid 1, zal dit meerdere op de uitkeringsbasis worden gekort.

  • Ingeval van voortzetting van de pensioenopbouw na de uittredingsdatum is een werkgever niet verplicht tot een hogere bijdrage in de alsdan verschuldigde premie, dan waarop hij op grond van bovenstaande bijdrageregeling aanspraak kan maken.

Artikel 6 Uitkeringsbasis

  • 1.

    • a. De uitkeringsbasis, bedoeld in artikel 4, wordt berekend op basis van het laagste loon, dat de belanghebbende in de periode van vijf volle kalenderjaren voorafgaand aan de in het in artikel 9 bedoelde verzoek aangegeven uittredingsdatum, in een kalenderjaar gemiddeld per dag verdiende.

    • b. Algemene loonsverhogingen in en na het in lid a genoemde refertejaar, maar voor de uittredingsdatum, worden in de uitkeringsbasis meegenomen; individuele loonsverhogingen niet.

    • c. De uitkeringsbasis zal, ongeacht een herziening als bedoeld in lid 4, niet meer bedragen dan het maximale dagloon als bedoeld in artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 2. Onverminderd het in het eerste lid bepaalde, wordt de uitkeringsbasis vastgesteld overeenkomstig de bij of krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ten aanzien van de vaststelling van het dagloon gestelde regelen, met uitzondering van die betreffende:

    • a. de vakantietoeslag

    • b. de vergoeding van reisuren

    • c. de herziening van het dagloon

  • 3. Voor de belanghebbende, die in de periode, genoemd in de aanhef van het eerste lid, aanspraak had op een vergoeding voor reisuren, wordt die vergoeding bij de vaststelling van de uitkeringsbasis tot ten hoogste twee reisuren per dag in aanmerking genomen.

  • 4.

    • a. Van degenen die reeds vòòr 1 juli 1995 recht hadden op een uitkering, wordt de uitkeringsbasis telkens herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 lid 2 van de CAO.

    • b. Van degenen voor wie de in artikel 4 lid 1 genoemde datum is gelegen op of na 1 juli 1995, wordt de uitkeringsbasis telkens herzien met de prijscompensatie verminderd met 0,5%punt. Is de prijscompensatie op de herzieningsdatum lager dan 0,5% dan wordt de uitkeringsbasis niet herzien. Het verschil tussen het vastgestelde percentage van de prijscompensatie en 0,5% wordt bij de eerstvolgende herziening opnieuw in aanmerking genomen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, beslist het bestuur over de hoogte van de uitkeringsbasis wanneer de belanghebbende:

    • op de datum van uittreding tevens een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80%

  • en

    • de arbeidsongeschiktheidsuitkering, na het toekennen van een uitkering op grond van dit reglement, wordt verlaagd of ingetrokken.

  • De door het bestuur vast te stellen uitkeringsbasis gaat in op de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.

  • Het bestuur kan aan het vorenstaande de voorwaarde verbinden dat een eventueel toe te kennen wettelijke uitkering ter vervanging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, door belanghebbende aan A&O Services wordt gecedeerd.

Artikel 7 Kortingen op de uitkering

  • 1. Onverminderd het in artikel 10 lid 2 bepaalde worden op de uitkering in mindering gebracht de inkomsten – daaronder mede verstaan inkomsten in natura en bovenmatige kostenvergoedingen uit arbeid anders dan uit dienstbetrekking, die de belanghebbende met ingang van of na de in artikel 2, lid 4, dan wel artikel 2a lid 5 bedoelde datum ter hand heeft genomen, met dien verstande dat

    • a. indien het betreft arbeid in de bouwnijverheid, deze inkomsten volledig in mindering worden gebracht; en

    • b. indien het betreft andere arbeid dan bedoeld onder a. deze inkomsten in mindering worden gebracht voor zover zij meer bedragen dan het verschil tussen de door belanghebbende ontvangen uitkering en de uitkeringsbasis.

  • 2. Op de uitkering van de belanghebbende wordt eveneens in mindering gebracht:

    • a. een arbeidsongeschiktheidsuitkering, toegekend ter vervanging van inkomsten uit arbeid als bedoeld in lid 1;

    • b. een verhoging wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid van een op de datum van ingang van de uitkering genoten arbeidsongeschiktheidsuitkering.

    • c. de inkomsten uit de bij gebruikmaking van deeltijd-VUT voortbestaande gedeeltelijke dienstbetrekking die meer bedragen dan de volgens artikel 6 lid 1 vastgestelde beloning, inclusief de in artikel 6 lid 4 bedoelde verhogingen, voor het conform artikel 9 lid 2 opgegeven aantal te werken uren.

    • d. een uitkering op basis van de module Vroegpensioen van het BPF.

  • Wanneer de hier bedoelde arbeidsongeschiktheidsuitkering door toedoen van belanghebbende niet tot uitbetaling komt, wordt deze geacht toch te zijn genoten.

  • 3. Op de uitkering wordt ingehouden hetgeen de belanghebbende verschuldigd is aan

    • a. premie ingevolge de Ziekenfondswet;

    • b. loonbelasting/premies volksverzekeringen;

    • c. pensioenpremie;

    • d. VUT-premie, overeenkomstig artikel 3 lid 6.

Artikel 8 Uitbetaling

De uitkering en de vakantiebijslag worden, bij vooruitbetaling, maandelijks door A&O Services aan de belanghebbende uitbetaald.

Uitkering wordt verstrekt over alle dagen behalve de zaterdagen en de zondagen.

Indien gebruik gemaakt wordt van deeltijd-VUT wordt geen uitkering verstrekt over dagen of gedeelten van dagen waarop de dienstbetrekking voortduurt.

Artikel 9 Wijze van verzoeken

Vervallen.

Artikel 10 Einde van de uitkering

  • 1. Het recht op uitkering eindigt op de eerste van de maand waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 2. Het recht op uitkering eindigt vóór de in het eerste lid bedoelde datum indien de belanghebbende opnieuw een (volledige) dienstbetrekking aanvaardt, en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is;

  • 3. Na het overlijden van degene, aan wie een uitkering ingevolge vervroegde uittreding is toegekend, wordt de uitkering, voor zover niet reeds is uitbetaald, tot en met de laatste dag der tweede maand volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald – voor zover mogelijk in een bedrag ineens – :

    • a. aan de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a. bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a. en b. bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • 4. Met degene, aan wie een vervroegde uittredingsuitkering is toegekend, wordt voor de toepassing van het derde lid gelijkgesteld degene, wiens overlijden heeft plaatsgevonden in de maand waarin hij de 65-jarige leeftijd zou hebben bereikt, doch voor het bereiken van deze leeftijd, en die uitsluitend ingevolge het bepaalde in het eerste lid over de dag van zijn overlijden geen recht op een vervroegde uittredingsuitkering had. De uitkering wordt alsdan uitbetaald met ingang van de dag van overlijden. Het bedrag van de uitkering is gelijk aan hetgeen zou zijn toegekend, indien het eerste lid geen toepassing had gevonden.

  • 5. Bij toepassing van het derde lid bedraagt de uitkering, met ingang van de dag na het overlijden, per dag 100% van de uitkeringsbasis en de vakantietoeslag 8% van de aldus berekende uitkering.

  • 6. Bij de toepassing van het derde lid en vierde lid blijft het bepaalde in het eerste lid buiten toepassing.

  • 7. Indien er geen rechthebbenden als bedoeld in het derde lid zijn, wordt de vervroegde uittredingsuitkering, voor zover niet reeds uitbetaald, na het overlijden van degene aan wie deze is toegekend anders dan op grond van het vierde lid, tot en met de laatste dag der maand waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf op billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt onderscheidenlijk komen, mits deze daartoe binnen zes maanden na het overlijden een verzoek bij de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf heeft onderscheidenlijk hebben ingediend.

Artikel 11 Plicht tot verstrekken van inlichtingen

  • 1. De belanghebbende verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan de functionarissen, die door A&O Services met het toezicht zijn belast, alle inlichtingen die voor de beoordeling van het recht op uitkering en van de hoogte daarvan van belang kunnen zijn.

  • 2. De belanghebbende doet elke zes maanden opgave aan A&O Services van de inkomsten uit arbeid, verricht in de periode waarover hij uitkering ontvangt, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend, en vóór het einde van de maand door de administratie moet zijn ontvangen.

  • 3. Het bestuur kan nog andere controlemaatregelen vaststellen.

Artikel 12 Intrekken en wijziging van een besluit tot uitkering

  • 1.

    • a. Indien de belanghebbende de gevraagde dan wel uit eigen beweging te verschaffen inlichtingen niet verstrekt, of de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn, kan een besluit tot toekenning van een uitkering worden ingetrokken of gewijzigd.

    • b. Indien de belanghebbende de gevraagde inlichtingen niet op tijd verstrekt, kan de administratie de uitkering schorsen.

  • 2. Een besluit tot toekenning van een uitkering kan eveneens worden ingetrokken of gewijzigd, indien de belanghebbende anderszins niet voldoet aan het in dit besluit bepaalde.

  • 3. Bij toepassing van het eerste of tweede lid wordt het teveel betaalde teruggevorderd.

  • 4. De vorige leden zijn niet van toepassing indien de belanghebbende van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

Artikel 13 Beslissingsbevoegdheid

  • 1. Op verzoeken om toekenning van een uitkering wordt door A&O Services beslist.

  • 2. Besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van een uitkering zijn met redenen omkleed.

  • 3. Besluiten als bedoeld in de voorgaande leden worden schriftelijk aan de belanghebbende medegedeeld.

Artikel 14 Verblijf in het buitenland

De belanghebbende behoeft voor een verblijf in het buitenland voor een aaneengesloten tijdvak voor langer dan 4 weken gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt, de voorafgaande schriftelijke toestemming van A&O Services. Van een voorgenomen verblijf in het buitenland voor een tijdvak van kortere duur stelt hij A&O Services te voren schriftelijk in kennis.

Artikel 15 Uitvoering

De uitvoering van deze regeling geschiedt door de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. Waar in voorgaande artikelen gesproken wordt van „A&O Services’’ moet daarvoor gelezen worden „de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf’’ namens wie A&O Services optreedt.

Artikel 16 Slotbepaling

  • 1. Het bestuur van de Stichting beslist in die gevallen waarin het reglement niet voorziet.

  • 2. In geval van een geschil omtrent de uitvoering van deze regeling wordt op een daartoe strekkend verzoek van een belanghebbende, een beslissing genomen door het bestuur van de Stichting.

  • De in dit lid bedoelde behandeling van geschillen laat de uit andere hoofde aan belanghebbende toekomende rechtsmiddelen onverlet.

  • 3. In geval van een geschil tussen werkgever en werknemer omtrent de invulling van deeltijd-VUT beslist de door partijen bij de CAO ingestelde commissie van goede diensten.

BIJLAGE 11 REGLEMENT VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET UITVOEREND, TECHNISCH EN ADMINISTRATIEF PERSONEEL

STICHTING VERVROEGDE UITTREDING SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF

Reglement Vervroegde Uittreding voor het UTA-personeel

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. werkgever:

  • de natuurlijke of rechtspersoon die, bij een bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 1 van de CAO in Nederland arbeid doet verrichten door een of meer werknemers;

  • 2.

    • a. werknemer UTA:

    • degene die in Nederland voor een onderneming of een afdeling van een onderneming als bedoeld in artikel 1 van de CAO werkzaam is, en geen directeur/groot-aandeelhouder is in de zin van de sociale verzekeringswetten, en een bruto jaarsalaris inclusief vakantietoeslag en arbeidsongeschiktheidsuitkering, en inclusief de gemiddelde toeslagen over de 5 jaar voorafgaande aan de datum waarop hij door de administratie in kennis werd gesteld van de mogelijkheid tot vervroegd uittreden, verdient dat minder bedraagt dan het maximum premieloon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 3. CAO:

  • de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland;

  • 4. arbeidsvoorwaarden UTA-personeel:

  • de arbeidsvoorwaarden voor het uitvoerend, technisch en administratief personeel, van toepassing op de werknemers bedoeld in artikel 3, lid 3 van de CAO;

  • 5. belanghebbende:

  • degene die voor 1 januari 2000 aan de voorwaarden voor het recht op een uitkering voldeed en aan wie een uitkering is toegekend;

  • 6. uitkeringsbasis:

  • de in artikel 6 bedoelde basis voor de berekening van de uitkering;

  • 7. A&O Services:

  • Dienstencentrum Afbouw BV, handelend onder de naam A&O Services, gevestigd te Rijswijk (ZH);

  • 8. Stichting:

  • de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

  • 9. uittredingsdatum:

  • de eerste dag van enige kalendermaand;

  • 10. deeltijd-VUT:

  • uittreding voor één of twee werkdagen per week.

Artikel 2 Voorwaarden bij uittreding vanaf 58 jaar

Met ingang van 1 januari 2000 is uittreding niet meer mogelijk.

Artikel 3 Geldmiddelen

  • 1. Ter financiering van deze regeling is door de werkgever aan het einde van het kalenderjaar een bijdrage verschuldigd. In de loop van het kalenderjaar worden voorschotten geheven.

  • De bijdrage wordt, als omschreven in artikel 11 lid 7 van de statuten, uitgedrukt in een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemer, vallende onder deze regeling, uitbetaalde loon.

  • De premie wordt geheven over het overeengekomen vastloon, exclusief vakantietoeslag, van de werknemer. Per uur wordt een maximum loon in aanmerking genomen van € 20,81 verhoogd met de loonindices van na 20 juni 2005. De premie kan in één gecombineerd premiepercentage worden geheven met de premie voor de module Vroegpensioen van het Bpf.

  • 2. Door de werkgever zal een bijdrage op het loon van de werknemer worden ingehouden.

  • Het in te houden bedrag wordt voor dit reglement aangeduid als werknemersbijdrage.

  • 3. De bijdragen genoemd in lid 1 van dit artikel dienen door de werkgever op eerste vordering te worden afgedragen aan A&O Services, dat met de administratieve uitvoering van de regeling is belast.

  • Het percentage, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt per kalenderjaar vastgesteld.

  • De bijdragen dienen per 4-weken-periode bij wijze van voorschot, dan wel in de vorm van een eenmalige heffing aan A&O Services te worden voldaan.

  • Ingeval het totaal van de over enig kalenderjaar geheven bijdragen hoger dan wel lager blijkt te zijn dan nodig voor de uitvoering van de regeling, wordt het verschil ten gunste, respectievelijk ten laste, van het volgende kalenderjaar gebracht.

  • 4. Het percentage, bedoeld in lid 1 bedraagt, inclusief de werknemersbijdrage:

 totale premiepremiedeel werkgeverpremiedeel werknemer
20050,83%0,415%0,415%
  • 5. Op de aan de werknemer uit te betalen VUT-uitkering wordt een vaste bijdrage ingehouden. Deze bijdrage bedraagt voor de werknemer, wiens uitkering voor het eerst tot uitbetaling is gekomen:

    • op of na 1 juli 1995 en vóór 1 januari 1998 3,25%

    • op of na 1 januari 1998 4,15%

    • op of na 1 januari 1999 4,40%.

Artikel 4 De uitkering

  • 1. De uitkering is afhankelijk van het beschikbare budget. Het beschikbare budget bedraagt 375% van de naar een jaar herleide uitkeringsbasis;

  • 2. De hoogte van de uitkering wordt vastgesteld volgens een formule waarbij het beschikbare budget wordt gedeeld door het aantal kalendermaanden dat gelegen is tussen de uittredingsdatum en de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. De uitkomst van deze berekening wordt vervolgens vermenigvuldigd met twaalf. Indien de uitkomst van deze berekening hoger is dan 75% wordt de uitkeringshoogte vastgesteld op 75% van de uitkeringsbasis.

  • 3. Aan de belanghebbende wordt naast de uitkering een vakantiebijslag ter hoogte van 8% van de uitkering toegekend.

Artikel 5 (Excedent) pensioenregelingen

  • 1. Ingeval belanghebbende op de dag voor de datum van uittreding deelnemer is in het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (BPF), blijft zijn deelnemerschap, met uitzondering van zijn deelnemerschap aan de module Vroegpensioen,gehandhaafd gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt. Te zijnen behoeve wordt de verschuldigde pensioenpremie door A&O Services aan het BPF doorbetaald, met inachtneming van de verhogingen die deze premie zou hebben ondergaan, indien de belanghebbende niet vervroegd zou zijn uitgetreden.

  • 2. Voor voorzieningen van ouderdoms-, weduwen- en wezenpensioen hetzij:

    • a. boven de pensioenen uit het BPF, of

    • b. in de plaats van de BPF-voorzieningen (in geval van vrijstelling van de deelneming in het BPF),

  • zal worden vergoed, bij gehele of gedeeltelijke voortzetting van deze pensioenvoorziening, met premiebetaling tot de pensioendatum:

  • aan belanghebbende of diens werkgever een bijdrage ter grootte van het werkgeversdeel (conform gebruik in de laatste 10 jaar vóór de datum van uittreding) van de netto continuatiepremie (dat wil zeggen: na aftrek van eventuele kortingen bij collectieve contracten), telkenmale na getoond bewijs van premiebetaling, met inachtneming van het navolgende:

  • de premie voor belanghebbende moet individueel vast te stellen zijn.

  • In de situatie bedoeld in lid 2 onder a wordt de aan het BPF verschuldigde pensioenpremie doorbetaald conform het in lid 1 bepaalde. De in lid 2 genoemde bijdrage beloopt maximaal 10% van de uitkeringsbasis en is voorts beperkt tot 75% van het werkgeversdeel van de nettopremie, welke zal (zou) gelden bij onverkorte voortzetting van de onderhavige (excedent-) pensioenvoorziening tot de pensioendatum.

  • In de situatie bedoeld in lid 2 onder b is de in dit lid onder 2 genoemde bijdrage ten minste gelijk aan de analoge premie BPF en beloopt maximaal deze analoge premie BPF + 10% van de uitkeringsbasis en is voorts onbeperkt tot deze analoge premie BPF + 75% van het – met de analoge premie BPF verminderde werkgeversdeel van de nettopremie, welke zal (zou) gelden bij onverkorte voortzetting van de onderhavige (excedent-) pensioenvoorziening tot de pensioendatum.

  • Zowel voor de onder a. als b. hierboven aangegeven situatie geldt:

  • Een en ander onder voorwaarde dat een zodanige (excedent-) pensioenvoorziening ten behoeve van belanghebbende op de datum van uittreding ten minste 10 jaren loopt en dat na uittreding de belanghebbende zijn gebruikelijke evenredig aandeel in de premie, bij continuatie van de verzekering door de werkgever, aan deze werkgever blijft afdragen.

  • De bepaling met betrekking tot deze periode van 10 jaar is niet van kracht, indien het dienstverband van belanghebbende binnen deze periode is aangevangen en hij uiterlijk 1 jaar na zijn indiensttreding deelnemer is geworden in een reeds vóór aanvang van deze 10 jaarsperiode binnen de onderneming van de werkgever bestaande collectieve (excedent-) pensioenregeling.

  • Ingeval de som van de uitkeringsbasis en de in lid 2 van dit artikel bedoelde bijdrage in de premie voor (excedent-) pensioenvoorziening (in situatie b. na eliminatie van de analoge premie BPF) méér bedraagt dan 105% van de maximale uitkeringsbasis als bedoeld in artikel 6 lid 1, zal dit meerdere op de uitkeringsbasis worden gekort.

  • Ingeval van voortzetting van de pensioenopbouw na de uittredingsdatum is een werkgever niet verplicht tot een hogere bijdrage in de alsdan verschuldigde premie, dan waarop hij op grond van bovenstaande bijdrageregeling aanspraak kan maken.

Artikel 6 Uitkeringsbasis

  • 1. De uitkeringsbasis bestaat uit twee elementen:

    • a. het laagste salaris, dat de belanghebbende in de periode van vijf volle kalenderjaren voorafgaand aan de in het in artikel 9 bedoelde verzoek aangegeven uittredingsdatum, in een kalenderjaar gemiddeld per dag verdiende; algemene loonsverhogingen na het in dit lid genoemde refertejaar, maar voor de uittredingsdatum, worden in de uitkeringsbasis meegenomen; individuele loonsverhogingen niet.

      • onder salaris wordt verstaan het tussen werkgever en werknemer overeengekomen vaste bruto bedrag per periode dat werknemer als loon voor zijn werkzaamheden in de door hem uitgeoefende functie ontvangt van werkgever. Hierin zijn niet begrepen vakantietoeslag, vaste en/of variabele gratificaties, eindejaarsuitkering en alle andere toeslagen;

    • b. een verhoging van het onder a. genoemde salaris met het percentage dat:

      • het totaalbedrag aan toegekende vaste en/of variabele gratificaties en/of eindejaarsuitkering (geen vakantietoeslag) uitmaakt van het totale salaris.

    • a. Van degenen die reeds vòòr 1 juli 1995 recht hadden op een uitkering, wordt de uitkeringsbasis telkens herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 lid 2 van de CAO.

    • b. Van degenen voor wie de in artikel 4 lid 1 genoemde datum is gelegen op of na 1 juli 1995, wordt de uitkeringsbasis telkens herzien met maximaal de prijscompensatie verminderd met 0,5%punt. Is de prijscompensatie op de herzieningsdatum lager dan 0,5% dan wordt de uitkeringsbasis niet herzien. Het verschil tussen het vastgestelde percentage van de prijscompensatie en 0,5% wordt bij de eerstvolgende herziening opnieuw in aanmerking genomen.

    • c. Ten aanzien van de relatie met (excedent-)pensioenen, genoemd in artikel 5, zal, eventueel in afwijking van de hierboven in lid 2 genoemde datum, aanpassing plaatsvinden in overeenstemming met de wijzigingsdata van de vigerende pensioenregeling.

  • Beide componenten over de 5 jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van uittreden.

  • De uitkeringsbasis zal, ongeacht een herziening als bedoeld in lid 2, niet meer bedragen dan het maximale loon waarover ingevolge artikel 3 van dit reglement de bijdrage verschuldigd is.

  • 2.

    • a. Van degenen die reeds vòòr 1 juli 1995 recht hadden op een uitkering, wordt de uitkeringsbasis telkens herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 lid 2 van de CAO.

    • b. Van degenen voor wie de in artikel 4 lid 1 genoemde datum is gelegen op of na 1 juli 1995, wordt de uitkeringsbasis telkens herzien met maximaal de prijscompensatie verminderd met 0,5%punt. Is de prijscompensatie op de herzieningsdatum lager dan 0,5% dan wordt de uitkeringsbasis niet herzien. Het verschil tussen het vastgestelde percentage van de prijscompensatie en 0,5% wordt bij de eerstvolgende herziening opnieuw in aanmerking genomen.

    • c. Ten aanzien van de relatie met (excedent-)pensioenen, genoemd in artikel 5, zal, eventueel in afwijking van de hierboven in lid 2 genoemde datum, aanpassing plaatsvinden in overeenstemming met de wijzigingsdata van de vigerende pensioenregeling.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, beslist het bestuur over de hoogte van de uitkeringsbasis wanneer de belanghebbende

    • op de datum van uittreding tevens een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80%

  • en

    • de arbeidsongeschiktheidsuitkering, na het toekennen van een uitkering op grond van dit reglement, wordt verlaagd of ingetrokken.

  • De door het bestuur vast te stellen uitkeringsbasis gaat in op de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het bestuur kan aan het vorenstaande de voorwaarde verbinden dat een eventueel toe te kennen wettelijke uitkering ter vervanging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, door belanghebbende aan A&O Services wordt gecedeerd.

Artikel 7 Kortingen op de uitkering

  • 1. Onverminderd het in artikel 10 tweede lid bepaalde, worden op de uitkering in mindering gebracht de inkomsten daaronder mede verstaan inkomsten in natura en bovenmatige kostenvergoedingen uit arbeid anders dan uit dienstbetrekking, die de belanghebbende met ingang van of na de in artikel 2 lid 5, of artikel 2a lid 5 bedoelde datum ter hand heeft genomen, met dien verstande dat:

    • a. indien het betreft arbeid in de bouwnijverheid, deze inkomsten volledig in mindering worden gebracht; en

    • b. indien het betreft andere arbeid dan bedoeld onder a. deze inkomsten in mindering worden gebracht voor zover zij meer bedragen dan het verschil tussen de door belanghebbende ontvangen uitkering en de uitkeringsbasis.

  • 2. Op de uitkering van belanghebbende wordt eveneens in mindering gebracht:

    • a. een arbeidsongeschiktheidsuitkering, toegekend ter vervanging van inkomsten uit arbeid als bedoeld in lid 1;

    • b. een verhoging wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid van een op de datum van ingang van de uitkering genoten arbeidsongeschiktheidsuitkering;

    • c. de inkomsten uit de bij gebruikmaking van deeltijd-VUT voortbestaande gedeeltelijke dienstbetrekking die meer bedragen dan de volgens artikel 6 lid 1 vastgestelde beloning, inclusief de in artikel 6 lid 2 bedoelde verhogingen, voor het conform artikel 9 lid 2 opgegeven aantal te werken uren.

    • d. een uitkering op basis van de module Vroegpensioen van het BPF.

  • Wanneer de hier bedoelde arbeidsongeschiktheidsuitkering door toedoen van belanghebbende niet tot uitbetaling komt, wordt deze geacht toch te zijn genoten.

  • 3. Op de uitkering wordt ingehouden hetgeen de belanghebbende verschuldigd is aan:

    • a. premie ingevolge de Ziekenfondswet;

    • b. loonbelasting/premies volksverzekeringen;

    • c. pensioenpremie.

    • d. VUT-premie, overeenkomstig artikel 3 lid 6.

  • 4. Ingeval de belanghebbende op de dag vóór de datum van uittreding niet valt onder de bepalingen van de Ziekenfondswet, en hij, hetzij:

    • a. niet verzekerd is krachtens enige ziektekostenverzekering;

    • b. verzekerd is krachtens een te zijnen behoeve gesloten particuliere ziektekostenverzekering, waarvan de premie geheel te zijnen last komt;

    • c. verzekerd is als onder b. genoemd, waarbij de werkgever bijdraagt in de premie;

    • d. deelnemer is in een door zijn werkgever gesloten collectieve ziektekostenverzekering;

    • zal, na uittreding, worden uitgekeerd in de situaties als vermeld onder: a. en b.: nihil;

    • c. aan belanghebbende een bijdrage in de premie (telkenmale na getoond bewijs van premiebetaling door verzekerde) ter grootte van de werkgeversbijdrage conform de in de onderneming van de werkgever ter zake vigerende regeling, tot maximaal het bedrag dat voor rekening van de werkgever zou komen bij toepassing van de Ziekenfondswet;

    • d. indien en zolang belanghebbende na zijn uittreding deelnemer blijft in deze collectieve verzekering: aan de werkgever het, blijkens de in zijn onderneming ter zake vigerende regeling, overeengekomen werkgeversaandeel in de premie, tot maximaal het bedrag dat voor rekening van de werkgever zou komen bij toepassing van de Ziekenfondswet.

  • Belanghebbende zal alsdan zijn aandeel in de premie, conform de ter zake vigerende regeling in de onderneming van de werkgever, aan de werkgever betalen, bij gebreke waarvan de werkgever de deelname in de collectieve verzekering zal kunnen beëindigen.

Artikel 8 Uitbetaling

De uitkering en de vakantiebijslag wordt bij vooruitbetaling maandelijks door A&O Services aan de belanghebbende uitbetaald.

Uitkering wordt verstrekt over alle dagen behalve de zaterdagen en de zondagen.

Artikel 9 Wijze van verzoeken

Vervallen.

Artikel 10 Einde van de uitkering

  • 1. Het recht op uitkering eindigt op de eerste dag van de maand, waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 2. Het recht op uitkering eindigt vóór de in het eerste lid bedoelde datum indien de belanghebbende opnieuw een (volledige) dienstbetrekking aanvaardt, en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is.

  • 3. Na het overlijden van degene aan wie een uitkering ingevolge vervroegde uittreding is toegekend, wordt de uitkering, voorzover niet reeds is uitbetaald, tot en met de laatste dag der tweede maand volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald – voor zover mogelijk in een bedrag ineens –;

    • a. aan de langstlevende der echtgenoten, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a. bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a. en b. bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • 4. Met degene aan wie een vervroegde uittredingsmogelijkheid is toegekend, wordt voor de toepassing van het derde lid gelijkgesteld degene wiens overlijden heeft plaatsgevonden in de maand waarin hij de 65-jarige leeftijd zou hebben bereikt, doch voor het bereiken van deze leeftijd en die uitsluitend ingevolge het bepaalde in het eerste lid over de dag van zijn overlijden geen recht op een vervroegde uittredingsuitkering had. De uitkering wordt alsdan uitbetaald met ingang van de dag van overlijden. Het bedrag van de uitkering is gelijk aan hetgeen zou zijn toegekend indien het eerste lid geen toepassing had gevonden.

  • 5. Bij toepassing van het derde lid bedraagt de uitkering met ingang van de dag na het overlijden per dag 100% van de uitkeringsbasis en de vakantiebijslag 8% van de aldus berekende uitkering.

  • 6. Bij de toepassing van het derde lid en vierde lid blijft het bepaalde in het eerste lid buiten toepassing.

  • 7. Indien er geen rechthebbenden als bedoeld in het derde lid zijn, wordt de vervroegde uittredingsuitkering, voorzover niet reeds uitbetaald, na het overlijden van degene aan wie deze is toegekend anders dan op grond van het vierde lid, tot en met de laatste dag der maand waarin het overlijden plaatsvond uitbetaald aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf op billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt onderscheidenlijk komen, mits deze daartoe binnen zes maanden na het overlijden een verzoek bij de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf heeft onderscheidenlijk hebben ingediend.

Artikel 11 Plicht tot het verstrekken van inlichtingen

  • 1. De belanghebbende verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan de functionarissen, die door A&O Services met het toezicht en de uitvoering zijn belast, alle inlichtingen die voor de beoordeling van het recht op uitkering en van de hoogte daarvan van belang kunnen zijn.

  • 2. De belanghebbende doet elke zes maanden opgave aan A&O Services van de inkomsten uit arbeid, verricht in de periode waarover hij uitkering ontvangt, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend, en vóór het einde van de maand door de administratie moet zijn ontvangen.

  • 3. Het bestuur kan nog andere controlemaatregelen vaststellen.

Artikel 12 Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering

  • 1.

    • a. Indien de belanghebbende de gevraagde dan wel uit eigen beweging te verschaffen inlichtingen niet verstrekt, of de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn, kan een verzoek om toekenning van een uitkering worden afgewezen, dan wel een genomen besluit tot toekenning worden ingetrokken of gewijzigd.

    • b. Indien de belanghebbende de gevraagde inlichtingen niet op tijd verstrekt, kan de administratie de uitkering schorsen.

  • 2. Een besluit tot toekenning van een uitkering kan eveneens worden ingetrokken of gewijzigd, indien de belanghebbende anderszins niet voldoet aan het in dit besluit bepaalde.

  • 3. Bij toepassing van het eerste of tweede lid wordt het teveel betaalde teruggevorderd.

  • 4. De vorige leden zijn niet van toepassing indien de belanghebbende van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

Artikel 13 Beslissingsbevoegdheid

  • 1. Op verzoeken om toekenning van een uitkering wordt door A&O Services beslist.

  • 2. Besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van een uitkering zijn met redenen omkleed.

  • 3. Besluiten als bedoeld in de voorafgaande leden worden schriftelijk aan de belanghebbende medegedeeld.

Artikel 14 Verblijf in het buitenland

De belanghebbende behoeft voor een verblijf in het buitenland voor een aaneengesloten tijdvak van langer dan 4 weken gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt, de voorafgaande schriftelijke toestemming van A&O Services. Van een voorgenomen verblijf in het buitenland voor een tijdvak van kortere duur stelt hij A&O Services tevoren schriftelijk in kennis.

Artikel 15 Uitvoering

  • 1. A&O Services is belast met de uitvoering van deze regeling. De uitvoering geschiedt onder toezicht van het bestuur van de Stichting, waarin zitting hebben vertegenwoordigers van de organisaties, partij bij de CAO.

  • 2. Het bestuur van de Stichting is, na goedkeuring door de organisaties bedoeld in lid 1, bevoegd dispensatie te verlenen met betrekking tot onderbrekingen van korte duur in het in artikel 2 lid 4 en artikel 2a lid 4 bedoelde arbeidsverleden en voorts in alle gevallen, waarin dit aangewezen is om een uitvoering van deze regeling overeenkomstig haar strekking en naar redelijkheid te verwezenlijken.

  • 3. In geval van een geschil omtrent de uitvoering van deze regeling wordt, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van een belanghebbende, een beslissing genomen door het bestuur van de in lid 1 genoemde Stichting. De in dit lid bedoelde behandeling van geschillen laat de uit andere hoofde aan de belanghebbende toekomende rechtsmiddelen onverlet.

  • 4. In geval van een geschil tussen werkgever en werknemer omtrent de invulling van deeltijd-VUT beslist de door partijen bij de CAO ingestelde commissie van goede diensten.

BIJLAGE 12

VP-HIAATREGELING van de Stichting Vervroegde Uittreding voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. het fonds de Stichting Vervroegde Uittreding voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

  • b. A&O Services Dienstencentrum Afbouw BV, handelend onder de naam A&O Services, de administrateur van het fonds

  • c. Bpf: Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

  • d. de CAO

    • a. de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schilders- afwerkings-en glaszetbedrijf in Nederland;

    • b. de collectieve arbeidsovereenkomst inzake experiment uitzendarbeid voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf

    • c. enige collectieve arbeidsovereenkomst of bindende regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, welke voor de onder a. of b. genoemde in de plaats mocht treden;

  • e. de werkgever: de werkgever als bedoeld in de CAO;

  • f. de werknemer: de werknemer als bedoeld in de CAO, die deelnemer is aan de module vroegpensioen van het Bpf; niet als werknemer wordt aangemerkt de „uitzendkracht nieuwkomer’’;

  • g. pensioenloon: het laagste PRIS-loon dat de werknemer in de vijf volle kalenderjaren voorafgaand aan de 60 jarige leeftijd in een jaar gemiddeld per uur verdiende, verhoogd met de algemene loonsverhogingen, voor zover dit niet meer is dan het direct voorafgaand aan de 60-jarige leeftijd voor de werknemer geldende uurloon en niet meer is dan het op 60 jarige leeftijd geldende maximumpensioenloon;

  • h. maximum pensioenloon: € 20,81, per uur, verhoogd met de algemene loonsverhogingen van na 20 juni 2005;

  • i. PRIS-loon: voor de werknemer, die bij werken recht had op een bijdrage aan het Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, het voor hem geldende garantieuurloon vermeerderd met de eventuele diplomatoeslag en/of voorliedentoeslag en, indien van toepassing de prestatietoeslag; voor de overige werknemers het vast overeengekomen loon exclusief vakantietoeslag;

  • j. spaarbedrag: het per kalenderjaar te sparen bedrag gebaseerd op een bedrag van f 1.687,– (€ 765,53) op 1 januari 1998, jaarlijks per 1 januari te verhogen met 3%;

  • k. individuele spaarnorm: de som van de over de tussen 1 januari 1998 en de 60 jarige leeftijd van de werknemer gelegen gehele kalenderjaren geldende spaarbedragen, vermeerderd met een samengestelde interest van 7% uitgaande van storting van het spaarbedrag aan het einde van elk kalenderjaar en berekening van de rente over volle kalenderjarenover de jaren gelegen na 1 januari 2001 wordt het spaarbedrag verminderd met een bedrag gelijk aan het verschil tussen het voor dat jaar geldende spaarbedrag en f 1737,– (€ 788,22) mits daartoe binnen het fonds voldoende financiële middelen beschikbaar zijn;

  • l. jaarloon: 52 maal het voor de werknemer geldende pensioenloon per uur vermenigvuldigd met het aantal uren dat de werknemer in het laatste jaar voorafgaand aan zijn uittreden gemiddeld per week gewoon was te werken;

Artikel 2 Financiering

  • 1. Ter financiering van deze regeling is de werkgever aan het einde van het kalenderjaar een bijdrage verschuldigd, welke wordt uitgedrukt in een percentage van het door de werkgever aan de werknemer over dat kalenderjaar verschuldigde PRIS-loon. In de loop van het kalenderjaar worden voorschotten geheven. Deze bijdrage wordt gecombineerd in rekening gebracht met de premies die de werkgever aan het fonds verschuldigd is op grond van het „Reglement Vervroegde Uittreding voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf’’ en het „Reglement Vervroegde Uittreding voor het uitvoerend, technisch en administratief personeel Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf’’.

  • 2. De bijdrage aan deze regeling wordt geheven over het PRIS-loon. Per uur wordt een maximum PRIS-loon in aanmerking genomen van € 20,81 verhoogd met de loonindices van na 20 juni 2005.

  • 3. De werkgever is gerechtigd een nader door het bestuur vast te stellen gedeelte van de bijdrage in te houden op het loon van de werknemer. Dit gedeelte van de bijdrage wordt in dit reglement aangeduid als werknemersbijdrage.

  • 4. De hoogte van de werkgevers- en de werknemersbijdrage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. In 2003 bedraagt de bijdrage: voor de werknemer voor wie een bijdrage aan de Stichting Vakantiefonds Schildersbedrijf wordt betaald:

 totale bijdragewerkgevers bijdragewerknemers bijdrage
20050,70,350,35
  • voor de werknemer UTA:

 totale bijdragewerkgevers bijdragewerknemers bijdrage
20050,60,30,3
  • 5. De bijdrage genoemd in lid 1, alsmede de in de loop van het kalenderjaar verschuldigde voorschotten op die bijdrage, dienen door de werkgever op eerste vordering te worden afgedragen aan A&O Services, dat met de administratieve uitvoering van de regeling is belast. De bij wijze van voorschot verschuldigde bijdragen dienen per vier-weken periode aan A&O Services te worden voldaan.

Artikel 3 Rechthebbenden

  • 1. De werknemer

    • a. die op of na 1 januari 2000 de 60 jarige leeftijd bereikt; en

    • b. die geboren is op of voor 31 december 1952; en

    • c. die op 1 januari 1998 behoorde tot de bedrijfstak; en

    • d. die gedurende drie maanden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van uittreding in dienstbetrekking werkzaam was bij een werkgever of op de laatste dag drie maanden voorafgaand aan de uittredingsdatum werkzaam was bij een werkgever en in de periode van 12 maanden daaraan voorafgaand gedurende ten minste zes maanden in dienstbetrekking werkzaam is geweest bij een werkgever; en

    • e. die bij A&O Services een verzoek tot uittreding heeft ingediend; en

    • f. wiens dienstbetrekking met de werkgever uiterlijk met ingang van de datum van uittreding geheel of gedeeltelijk is beëindigd; onder gedeeltelijk beëindigd wordt verstaan dat de dienstbetrekking voor één of twee werkdagen per week wordt beëindigd en voor het resterende deel voor de normale arbeidstijd wordt voortgezet en

    • g. die niet een arbeidsongeschiktheidsuitkering gebaseerd op 80-100% arbeidsongeschiktheid geniet, dan wel werkzaam is onder toepassing van artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, en

    • h. die geen vroegpensioenuitkering geniet welke betaalbaar is gesteld door het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders- Afwerkings en Glaszetbedrijf, heeft met ingang van de eerste dag van de maand waarin de 60 jarige leeftijd wordt bereikt of indien het dienstverband met de werkgever op een latere datum wordt beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het dienstverband wordt beëindigd recht op een uitkering ten laste van het fonds;

  • 2. Een werknemer wordt geacht op 1 januari 1998 tot de bedrijfstak te behoren indien:

    • a. hij op 1 januari 1998 in dienst was bij een werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst; of

    • b. hij op 1 januari 1998 gedurende maximaal één jaar werkloos was en ter zake van die werkloosheid een WW-uitkering ontving en direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was; of

    • c. hij op 1 januari 1998 arbeidsongeschikt was en ter zake van de arbeidsongeschiktheid recht had op gehele of gedeeltelijke premievrije voortzetting van zijn pensioenopbouw in het Bpf; of

    • d. hij op 1 januari 1998 langer dan één jaar, maar maximaal twee jaar werkloos was en ter zake van die werkloosheid een WW-uitkering ontving en direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was en in het bezit was van een deelname bewijs aan het Arbeidsbestand Schilders (ABS).

Artikel 4 Hoogte van de uitkering

  • 1. De uitkeringsbasis bedraagt per maand 70% van het voor de werknemer geldende jaarloon, minus de individuele spaarnorm en gedeeld door het aantal maanden waarover uitkering zal worden genoten. De uit te betalen uitkering is gelijk aan de uitkeringsbasis, nadat daarop een bedrag in mindering is gebracht dat gelijk is aan de uitkeringsbasis gecorrigeerd met een factor, waarvan de teller wordt gevormd door het aantal jaren dat de werknemer tussen 1 januari 1998 en het jaar waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt geen werknemer is geweest en de noemer vijftien is. Indien de werknemer in een kalenderjaar meer dan 26 weken geen werknemer is geweest wordt voor de berekening van de factor een geheel jaar in aanmerking genomen.

  • De uit te betalen uitkering bedraagt aldus:

  • uitkering = UB – (UB x Y/15)

  • waarbij:  UB = uitkeringsbasis = 70% x JL – SN

  • Z

  • JL = jaarloon

  • SN = individuele spaarnorm

  • Y = aantal jaren dat de werknemer niet in de bedrijfstak heeft gewerkt

  • Z= aantal maanden dat uitkering zal worden genoten.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 bedraagt de uitkering per maand voor de werknemer bedoeld in artikel 3, lid 2, sub d. 70% van het voor de werknemer geldende jaarloon, minus de individuele spaarnorm en gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met een factor waarvan de teller wordt gevormd door het aantal jaren dat de werknemer na 1 januari 1998 werknemer is geweest en de noemer vijftien is. Indien de werknemer in een kalenderjaar meer dan 26 weken werknemer is geweest wordt voor de berekening van de factor een geheel jaar in aanmerking genomen.

  • De uit te betalen uitkering bedraagt aldus:

  • uitkering = UB x X/15

  • waarbij:  UB = uitkeringsbasis = 70% x JL – SN

  • Z

  • JL = jaarloon

  • SN = individuele spaarnorm

  • X = aantal jaren dat de werknemer in de bedrijfstak heeft gewerkt

  • Z = aantal maanden dat uitkering zal worden genoten.

  • 3. De per maand uit te betalen uitkering bedraagt ten hoogste 80% van één twaalfde van het jaarloon.

  • 4. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt naast de uitkering een vakantietoeslag, ter hoogte van 8% van de uitkering toegekend.

  • 5. Bij gebruikmaking van deeltijd VP-hiaat wordt de uitkering vastgesteld op een percentage gelijk aan het percentage waarvoor de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd.

  • 6. Op de uitkering wordt ingehouden hetgeen de werknemer verschuldigd is aan:

  • premie ingevolge de Ziekenfondswet;

  • loonbelasting/premies volksverzekeringen;

  • werknemersdeel van de pensioenpremie;

Artikel 5 Einde van het recht op uitkering

Het recht op uitkering eindigt:

  • a. op de laatste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de werknemer , gebruik maakt van de Vroegpensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders- Afwerkingsen Glaszetbedrijf;

  • b. op de laatste dag van de maand waarin de werknemer overlijdt;

  • c. op de eerste dag van de maand waarin de werknemer werkzaamheden in dienstbetrekking voor een werkgever gaat verrichten.

Artikel 6 Pensioenregeling

Ingeval de rechthebbende op de dag voor de datum van uittreden deelnemer is in het Bpf blijft zijn deelnemerschap gehandhaafd gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt. Te zijnen behoeve wordt, uiterlijk tot de eerste dag van de vier-wekenperiode waarin hij de 61-jarige leeftijd bereikt, door A&O Services de verschuldigde pensioenpremie aan het Bpf doorbetaald, met inachtneming van de verhogingen die deze premie zou hebben ondergaan, indien de rechthebbende niet vervroegd zou zijn uitgetreden.

Artikel 7 Uitbetaling

De uitkering wordt maandelijks achteraf door A&O Services aan de rechthebbende betaalbaar gesteld.

De vakantietoeslag over de tot en met de maand mei betaalbaar gestelde uitkering wordt uitbetaald in de maand mei en voor het overige tezamen met de uitkering over de laatste maand waarin recht op uitkering bestond.

Artikel 8 Wijze van verzoeken

  • 1. De werknemer die voor uitkering in aanmerking wenst te komen dient minimaal drie maanden voorafgaand aan de gewenste maand van uittreding een daartoe strekkend verzoek in bij A&O Services. Het verzoek wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en wordt ondertekend.

  • 2. Indien de werknemer in overleg met zijn werkgever gebruik maakt van de mogelijkheid tot deeltijd VP-hiaat, wordt bij het in lid 1 bedoelde verzoek aangegeven voor welk percentage van de normale werktijd (20% of 40%) gebruik gemaakt wordt van deeltijd VP-hiaat en op welke dagen van de werknemer werkt en gedurende welke uren. Van elke wijziging in het aantal te werken uren dient de werknemer onverwijld mededeling te doen aan A&O Services.

Artikel 9 Plicht tot het verstrekken van inlichtingen

De rechthebbende verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan de functionarissen die door A&O Services met het toezicht zijn belast, alle inlichtingen die voor de beoordeling van het recht op uitkering en van de hoogte daarvan van belang kunnen zijn.

Artikel 10 Intrekken en wijziging van een besluit tot uitkering

Indien de rechthebbende de gevraagde dan wel uit eigen beweging te verschaffen inlichtingen niet verstrekt, of de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn, kan een besluit tot toekenning worden ingetrokken of gewijzigd.

De als gevolg hiervan teveel betaalde uitkering wordt van de rechthebbende teruggevorderd, tenzij hem redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

Artikel 11 Beslissingsbevoegdheid

Op verzoeken om toekenning wordt door A&O Services beslist

Besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van een uitkering zijn met redenen omkleed en worden schriftelijk aan de belanghebbende medegedeeld.

Artikel 12 Uitvoering

De uitvoering van deze regeling geschiedt door het fonds. Waar in voorgaande artikelen wordt gesproken van „A&O Services’’ moet daarvoor gelezen worden „het fonds’’ namens welk A&O Services optreedt.

Artikel 13 Geschillen

  • 1. Het bestuur van het fonds beslist in die gevallen waarin het reglement niet voorziet.

  • 2. In geval van een geschil omtrent de uitvoering van deze regeling wordt op een daartoe strekkend verzoek van een belanghebbende, een beslissing genomen door het bestuur van het fonds. De in dit artikel bedoelde behandeling van geschillen laat de uit anderen hoofde aan belanghebbende toekomende rechtsmiddelen onverlet.

BIJLAGE 13 AANVULLINGSREGLEMENT SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF

als bedoeld in artikel 13 van de statuten van de

STICHTING AANVULLINGSFONDS WERKNEMERSVERZEKERINGEN VOOR HET SCHILDERS-, AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. het fonds: de Stichting Aanvullingsfonds werknemersverzekeringen voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

  • b. de statuten: de statuten van het fonds;

  • c. A&O Services: A&O Services te Rijswijk

  • d. het bestuur: het bestuur van het fonds;

  • e. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland;

  • f. de werkgever: de werkgever in de zin van de CAO;

  • g. de werknemer: de werknemer in de zin van de CAO, alsmede degene die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in de zin van de Ziektewet werknemer was in de zin van de CAO, alsmede degene die op de eerste van ongeschiktheid tot werken in de zin van de Ziektewet recht had op een werkloosheidsuitkering terwijl voorafgaand aan de werkloosheid de CAO van toepassing was, alsmede degene die laatstelijk voordat er krachtens de artikelen 15, 16 en 17 WW een recht op uitkering ontstond, werknemer was is de zin van de CAO;

  • h. de werkloze werknemer: de werknemer die van de uitvoeringsinstelling op de eerste werkloosheidsdag een loongerelateerde uitkering als bedoeld in artikel 42, lid 1 WW ontvangt of in plaats daarvan op de eerste werkloosheidsdag een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt of uitsluitend op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onder b of c ZW over de eerste twee dagen van de ongeschiktheid tot werken geen uitkering ontvangt;

  • i. vakantietoeslag: de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 12 AD-ZW, artikel 33 WW;

  • j. vakantiefonds: Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

  • k. pensioenpremie: de betaling ter voortzetting van de pensioenopbouw bij het Bedrijfstakpensioenfonds waarbij de werknemer was aangesloten op grond van het bepaalde bij of krachtens de CAO die laatstelijk op hem van toepassing was;

  • l. loongerelateerde uitkering: uitkering als bedoeld in hoofdstuk IIa van de WW;

  • m. premieloon: het loonbedrag per werknemer per kalenderjaar waarover krachtens de WW premie wordt geheven, alsmede het bedrag dat op grond van artikel 9, lid 4 CSV buiten aanmerking wordt gelaten bij de berekening van het loon waarnaar de premie op grond van de WW wordt geheden;

  • n. de WAO de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • o. de WW: de Werkloosheidswet;

  • p. de ZW: de Ziektewet;

  • q. de CSV: Coördinatiewet Sociale Verzekering;

  • r. de AD-ZW de Algemene Dagloonregelen Ziektewet;

HOOFDSTUK 2 FINANCIERING

Artikel 2 BIJDRAGEN

  • 1. Ter financiering van de in dit reglement opgenomen regelingen zijn de werkgever en de werknemer aan het fonds jaarlijks een bijdrage verschuldigd, waarvan het werknemersdeel door de werkgever bij iedere loonbetaling geheel op het loon van de werknemer wordt ingehouden en door de werkgever aan A&O Services wordt afgedragen.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het premieloon. Bij de vaststelling van dit percentage voor enig kalenderjaar houdt het bestuur rekening met het overschot of het tekort volgens de resultatenrekening van het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. De werknemersbijdrage, waarvan de hoogte jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld en uitgedrukt in een percentage, wordt door de werkgever bij iedere loonbetaling ingehouden op het loon van de werknemer.

  • 4. De bijdrage bedraagt 1,5% van het premieloon, welke bijdrage geheel voor rekening van de werknemer komt. Indien ten behoeve van de eindejaarsuitkering WAO als bedoeld in artikel 30, lid 3 van de CAO een hogere premie benodigd is, komt ook deze hogere premie volledig voor rekening van de werknemer.

  • 5. De in de voorgaande leden bedoelde bijdragen is de werkgever per het einde van het kalenderjaar verschuldigd. De bijdragen dienen in de loop van het kalenderjaar bij voorschot per, door A&O Services vast te stellen periode van 4 weken, op een door het Bestuur aangegeven wijze te worden voldaan.

  • 6. Indien binnen 2 weken nadat A&O Services de nota, waarop de hoogte van de te betalen bijdrage is vermeld, heeft verzonden geen betaling is ontvangen, wordt de werkgever ter zake aangemaand.

  • 7. Indien binnen 3 weken nadat A&O Services de nota heeft verzonden nog geen betaling is ontvangen, is de werkgever in verzuim.

  • 8. Het Bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van het in lid 6 bedoelde tijdvak de wettelijke rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 9. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde alle kosten, welke ter invordering daarvan zijn gemaakt, aan het Fonds verschuldigd zijn.

  • 10. Indien een werkgever in gebreke blijft de verschuldigde bijdragen te betalen zal zonodig tot gerechtelijke invordering worden overgegaan.

Artikel 3 Verplichting werkgevers

  • 1. De werkgever is verplicht om éénmaal per 4 weken, doch uiterlijk binnen 2 weken na afloop van de door A&O Services vast te stellen 4-wekenperioden, aan A&O Services volledige opgave te doen van de gegevens die nodig zijn voor de juiste vaststelling van de bijdrageverplichting aan het Fonds.

  • 2. A&O Services is bevoegd ten aanzien van de werkgever die niet ten volle aan vorengenoemde verplichting voldoet, het door laatstbedoelde aan het Fonds verschuldigde bedrag ambtshalve vast te stellen.

  • 3. De werkgever is tevens verplicht jaarlijks aan A&O Services de loongegevens te verstrekken welke A&O Services noodzakelijk acht voor de heffing van de bijdragen. Indien de werkgever in gebreke blijft deze loongegevens te verstrekken stelt A&O Services de heffingsgrondslag ambtshalve vast.

  • 4. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan een controle door A&O Services op de juistheid van de verstrekte loongegevens. Daartoe dient de werkgever inzage te verlenen in de onderdelen van zijn administratie die voor deze controle door A&O Services worden nodig geacht.

  • 5. Indien blijkt dat minder bijdrage is geheven dan door de werkgever is afgedragen wordt het verschil nagevorderd. Teveel geheven bijdrage wordt aan de werkgever terugbetaald.

HOOFDSTUK 3 JAARAANVULLING

Artikel 4 Jaaraanvulling

  • 1. Een werknemer in de zin van artikel 1 die op 1 november recht heeft op een uitkering krachtens de WAO berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 35 % heeft jegens het fonds recht op betaling van een jaaraanvulling met in achtneming van het hierna bepaalde.

  • 2. De hoogte van de jaaraanvulling bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:

80 – 100%€ 660,– bruto
65 –  80%€ 477,– bruto
55 –  65%€ 395,– bruto
45 –  55%€ 330,– bruto
35 –  45%€ 265,– bruto
  • 3. De jaaraanvulling wordt betaalbaar gesteld in de maand december.

HOOFDSTUK 4 UITKERINGEN WERKLOZEN

Artikel 5 Aanvulling op de WW/ZW-uitkering

  • 1. De werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO heeft bij ontstaan van recht op een loongerelateerde WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze loongerelateerde WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering van € 455,–.

  • 2. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na een betaling van een in lid 1 genoemde éénmalige uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

Artikel 6 Aanvulling op het als vakantietoeslag te betalen deel van de WW/ZW-uitkering

  • 1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van vakantietoeslag, heeft bij ontstaan van recht op een loongerelateerde WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze loongerelateerde WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de vakantietoeslag in de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering van € 204,–.

  • 2. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na een betaling van een in lid 1 genoemde éénmalige uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

Artikel 7 De vakantiewaarde

  • 1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op een vakantiewaarde, heeft jegens het fonds recht op betaling van een vast bedrag van € 150,– bij aanvang van de werkloosheid. Indien de werknemer vervolgens 8 weken onafgebroken werkloos blijft heeft de werknemer jegens het fonds recht op een vast bedrag van € 300,–.

  • 2. Het recht op het desbetreffende deel van de uitkering genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na betaling van een in lid 1 genoemd deel van de uitkering door desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

Artikel 8 Pensioenpremie

  • 1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 heeft jegens het fonds over elke dag dat hij een loongerelateerde WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag een ZW-uitkering in plaats van deze loongerelateerde WW-uitkering heeft gedurende maximaal een half jaar recht op financiering van voortzetting van zijn pensioenopbouw door het Aanvullingsfonds.

  • 3. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw voor de maximale periode van 130 dagen ontstaan indien na het stoppen van de in lid 1 genoemd voortzetting wegens beëindiging van de uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

  • 4. Indien er sprake is van herleving van de uitkering heeft desbetreffende werknemer recht op voortzetting over maximaal 130 dagen minus het aantal dagen dat de werknemer tijdens eerdere perioden waarover de herleefde uitkering werd verstrekt het reeds recht had op voortzetting.

  • 5. Een werkloze werknemer heeft geen recht op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde financiering vanuit het fonds, als tijdens werkloosheid sprake is van een recht op pensioenopbouw via het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering.

Artikel 9a Uitkering voor de werknemer dei cyclisch werkloos is

  • 1. De cyclisch werkloze werknemer is de werknemer met een cyclisch arbeidspatroon, die over een dag gelegen in de periode als bedoeld in artikel 42 van de WW op grond van de verplichte verzekering krachtens de WW recht zou hebben gehad op betaling van een uitkering, indien door de uitvoeringsinstelling, direct met terugwerkende kracht, geen uitvoering zou zijn of worden gegeven aan het Besluit van 18 december 1986, nr. 86/8052 (besluit gelijkstelling niet gewerkte uren met gewerkte uren) en het Besluit interpretatie seizoenmatige arbeid van 6 mei 2002 en er over die dag geen recht op uitkering bestaat krachtens de herleving van WW-rechten.

  • 2. De werknemer als bedoeld in lid 1, heeft over die dag jegens het fonds recht op betaling van een bedrag ter hoogte van het bedrag dat over die dag krachtens de WW aan hem, het Vakantiefonds en de Pensioenverzekeraar zou zijn betaald.

  • 3. De werknemer als bedoeld in lid 1, heeft over die dag jegens het fonds op basis van het in lid 2 genoemde bedrag eveneens recht op de aanvulling genoemd in en conform de regels van artikel 5 van dit reglement en op een aanvulling op vakantierechten en pensioenpremie.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van dit artikel dient de werknemer als bedoeld in lid 1 ten behoeve van het fonds een originele of gewaarmerkte beschikking van de uitvoeringsinstelling te overleggen, waaruit blijkt dat toepassing is gegeven aan de in lid 1 genoemde besluiten en de uitkering is geweigerd wegens een cyclisch arbeidspatroon en er geen sprake is van herleving van WW-rechten.

  • 5. Het recht op, de hoogte en de duur van de uitkering en de aanvullingen daarop op grond van dit artikel worden op aanvraag van de werknemer vastgesteld door A&O Services op basis van gegevens van de uitvoeringsinstelling. De uitvoeringsinstelling, dan wel A&O Services, zorgt voor uitbetaling van de uitkering en de aanvullingen daarop.

  • 6. De werknemer als bedoeld in lid 1, is verplicht alsnog een reguliere WW-uitkering aan te vragen indien de werknemer aan het eind van de cyclus nog steeds werkloos is waardoor vanaf dat moment recht op een reguliere WW-uitkering bestaat waarbij het recht genoemd in lid 2 vervalt. De periode waarover de aanvullingen van artikel 9a lid 3 zijn verstrekt wordt meegeteld bij het bepalen van de termijnen en bedragen van de aanvullingen op de aansluitend verkregen WW-uitkering.

  • 7. De werknemer als bedoeld in lid 1 is verplicht alsnog een reguliere WW-uitkering aan te vragen indien de werknemer na de eerste werkloosheidsdag in dienst treedt bij een andere werkgever dan voorgaande waardoor alsnog met terugwerkende kracht recht op een WW-uitkering kan ontstaan. Het op basis van lid 2 en 3 reeds uitbetaalde bedrag dient daarbij op eerste vordering te worden terugbetaald.

Artikel 9b Uitkering werkloze met een herleefde WW-uitkering

  • 1. De cyclisch werkloze werknemer als bedoeld in artikel 15 a, lid 1, die recht heeft op een herleefd WW-recht heeft, onder nader door het bestuur vast te stellen voorwaarden, recht op een uitkering ten laste van het fonds ter hoogte van het verschil tussen de hem toegekende herleefde WW-uitkering en de WW-uitkering die hem zou zijn uitgekeerd ware hij door de uitvoeringsinstelling niet als cyclisch werkloze aangemerkt.

  • 2. De cyclisch werkloze werknemer, die recht heeft op een herleefd WW-recht, heeft naast de in lid 1 bedoelde uitkering tevens recht op de aanvulling als bedoeld in de artikel 5, als ware hij niet als cyclisch werkloze aangemerkt.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 10 Verstrekken van inlichtingen

  • 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds en in dit reglement.

  • 2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen is dienaangaande tegenover derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 11 Voorschriften

Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering mits deze voorschriften in overeenstemming zijn met de bepalingen in de statuten van het fonds en in dit reglement.

Artikel 12 Terugvordering en verrekening van onverschuldigd betaalde bedragen

  • 1. Betalingen die op grond van dit reglement onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.

  • 2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Artikel 13 Bijzondere gevallen

Indien de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de regeling.

Artikel 14 Intern beroep

  • 1. Indien een werkgever of werknemer zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan hij zich tot het bestuur wenden met het verzoek een nieuwe beslissing te nemen in de plaats van een beslissing op grond van dit reglement.

  • 2. Aan de werkgever of de werknemer wordt desgevraagd schriftelijk kennis gegeven van een hem betreffende beslissing van het bestuur op grond van dit reglement.

Artikel 15 Administratie

De uitvoering van de bepalingen van dit reglement wordt opgedragen aan A&O Services.

Artikel 16 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als het Aanvullingsreglement Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (AR-SAG).

BIJLAGE 14 GARANTIEFONDSREGLEMENT

als bedoeld in artikel 14 van de statuten van de

STICHTING GARANTIEFONDS SCHILDERSBEDRIJF

REGLEMENT GARANTIEFONDS SCHILDERS- AFWERKINGS- EN GLASZETBEDRIJF

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

het Fonds: de Stichting Garantiefonds Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf;

het bestuur: het bestuur van het Fonds;

het Vakantiefonds: de Stichting Vakantiefonds Schildersbedrijf;

A&O Services: Dienstencentrum Afbouw BV, handelend onder de naam A&O Services, de administrateur van het Fonds;

de CAO:

  • a. de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schildersafwerkings-en glaszetbedrijf in Nederland;

  • b. enige collectieve arbeidsovereenkomst of bindende regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, welke voor de onder a. genoemde in de plaats mocht treden;

de werkgever: de werkgever als bedoeld in de CAO;

de werknemer: de werknemer als bedoeld in de CAO;

de uitvoeringsorganisatie: de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (UWV);

PRIS-uurloon: het voor de werknemer geldende grondslaguurloon plus, indien van toepassing, prestatietoeslag;

de vakantiewaarde: het ten gunste van de werknemer bij het Fonds in diens tegoed geboekte geldbedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het voor die werknemer geldende verlofwaarde-percentage met het PRIS-uurloon;

het rechtjaar: het kalenderjaar;

de CSV: de Coördinatiewet Sociale Verzekering

de ZW: de Ziektewet

arbeidsongeschikt: ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid als bedoeld in de ZW.

Artikel 2 Bijdragen werkgevers

De door de werkgever verschuldigde bijdrage bedraagt 0% van het loon in de zin van de CSV. De hoogte van de bijdrage kan jaarlijks door het bestuur worden vastgesteld.

Artikel 3 Wijze van betalen

  • 2. De in artikel 2 bedoelde bijdrage dient per, door A&O Services vast te stellen periode van 4 weken, op een door het Bestuur aangegeven wijze te worden voldaan.

  • 3. Indien binnen 2 weken nadat A&O Services de nota, waarop de hoogte van de te betalen bijdrage is vermeld, heeft verzonden geen betaling is ontvangen, wordt de werkgever terzake aangemaand.

  • 4. Indien binnen 3 weken nadat A&O Services de nota heeft verzonden nog geen betaling is ontvangen, is de werkgever in verzuim.

  • 5. Het Bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van het in lid 4 bedoelde tijdvak de wettelijke rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 6. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde alle kosten, welke ter invordering daarvan zijn gemaakt, aan het Fonds verschuldigd zijn.

Artikel 4 Verplichting werkgevers

  • 1. De werkgever is verplicht om éénmaal per 4 weken, doch uiterlijk binnen 2 weken na afloop van de door A&O Services vast te stellen vierwekenperioden, aan A&O Services volledige opgave te doen van de gegevens die nodig zijn voor de juiste vaststelling van de bijdrageverplichting aan het Fonds, ten aanzien van de in het laatst verstreken tijdvak, als bedoeld in artikel 3 lid 2, bij hem in dienst zijnde werknemers, op een door het Bestuur aangegeven wijze.

  • 2. A&O Services is bevoegd ten aanzien van de werkgever die niet ten volle aan vorengenoemde verplichting voldoet, het door laatstbedoelde aan het Fonds verschuldigde bedrag ambtshalve vast te stellen.

HOOFDSTUK II DE GARANTIEREGELING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Artikel 5 Rechthebbenden

  • 1. Aan de werknemer, die wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat is zijn werk te verrichten en wiens werkgever in gebreke is ten aanzien van de in de CAO neergelegde verplichting tot doorbetaling van het loon tijdens ziekte, wordt op zijn verzoek een uitkering toegekend ten laste van het Fonds.

  • 2. Geen recht op verdere uitkering heeft de werknemer van wie de arbeidsovereenkomst met de werkgever is of wordt beëindigd, met ingang van de eerste dag waarop het dienstverband is geëindigd.

  • 3. Indien de werknemer aanspraak kan maken op een artt. 61-68 WW-uitkering, heeft hij geen recht op uitkering krachtens deze garantieregeling.

Artikel 6 Voorwaarden voor het recht op uitkering

  • 1. De uitkering wordt slechts toegekend op een door de werknemer schriftelijk ingediend verzoek dat voldoet aan de door A&O Services gegeven voorschriften.

  • 2. Door het indienen van het verzoek om uitkering en het aanvaarden van de uitkering verklaart de werknemer over de periode waarover de uitkering is verstrekt geen vordering tot loonbetaling over deze periode tegen zijn werkgever te zullen instellen of een aanvraag om vervangende ZW-uitkering bij de uitvoeringsorganisatie in te dienen. Iedere vordering van de werknemer op de werkgever of de uitvoeringsorganisatie wordt door het indienen van de ondertekende aanvraag gecedeerd aan het Fonds.

  • 3. Door het indienen van de aanvraag verklaart de werknemer zich bereid de inmiddels betaalde uitkering onverwijld aan het Fonds terug te betalen indien de werkgever over de periode waarover uitkering werd verstrekt alsnog tot betaling van loon is overgegaan.

Artikel 7 Hoogte van de uitkering

  • 1. De hoogte van de uitkering bedraagt per dag hetgeen de werknemer bij een vijfdaagse werkweek gemiddeld per dag zou hebben kunnen verdienen in het beroep dat hij laatstelijk voor het ontstaan van de ongeschiktheid tot werken uitoefende.

  • 2. Indien de beloning bij werken uitsluitend bestaat uit een vast bedrag, wordt hetgeen de werknemer bij werken gemiddeld per dag zou hebben kunnen verdienen, vastgesteld op 1/260 van het 52-voud van het weekloon of 1/261 van het 12-voud van het maandloon.

  • 3. Indien de beloning bij werken niet uitsluitend bestaat uit een vast bedrag, wordt hetgeen de werknemer bij werken gemiddeld per dag zou hebben kunnen verdienen, vastgesteld op het in de 13 weken voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid door hem gemiddeld per dag verdiende loon, rekening houdend met de stijging van de garantielonen in voornoemde periode van 13 weken, tenzij de werknemer in die periode tariefverdiensten heeft genoten. In dat geval vindt de vaststelling van hetgeen de werknemer bij werken gemiddeld per dag zou hebben kunnen verdienen, plaats op het in de 52 weken voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid door hem gemiddeld per dag verdiende loon, rekening houdend met de stijging van de garantielonen in voornoemde periode van 52 weken.

  • 4. Naast de uitkering wordt door het Fonds ten behoeve van de werknemer een bijdrage gestort in het Vakantiefonds ter hoogte van het aantal uren of gedeelten van uren waarvoor uitkering wordt verstrekt maal het voor de werknemer geldende PRIS-uurloon maal het voor de werknemer geldende bijdrage percentage, zoals vastgesteld door het Vakantiefonds.

  • 5. Ten laste van het Fonds worden tevens de voor de werknemer verschuldigde bijdragen aan de in artikel 70 van de CAO genoemde fondsen voldaan.

Artikel 8 Regres

  • 1. Alle rechten en vorderingen welke de werknemer mocht hebben tegen de werkgever en/of de uitvoeringsorganisatie ter zake van betalingen van loon en/of ziekengeld over de periode waarover het Fonds aan de werknemer een uitkering heeft gedaan, gaan bij wijze van subrogatie over op het Fonds, voorzover het Fonds een uitkering aan de werknemer heeft verstrekt.

  • 2. De werkgever is verplicht op eerste vordering over te gaan tot vergoeding aan het Fonds van het bedrag van de door het Fonds aan de werknemer verstrekte uitkering, alsmede de ten behoeve van de werknemer bijgeboekte verlofwaarde en de afgedragen bijdragen als bedoeld in artikel 7 lid 5.

  • 3. Indien de werkgever binnen 14 dagen na de eerste vordering het gevorderde bedrag niet heeft voldaan, is hij in verzuim.

  • 4. Het bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van de in lid 3 bedoelde termijn de wettelijke rente te vorderen over het gevorderde bedrag.

  • 5. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde een bedrag van € 91,–. administratiekosten, alsmede alle aan een eventuele gerechtelijke invordering verbonden kosten, aan het Fonds verschuldigd zijn.

Artikel 9 Terugvorderingsbepalingen

  • 1. Het bestuur vordert hetgeen op grond van hoofdstuk II van dit reglement aan de werknemer is betaald van de werknemer terug, voor zover en indien blijkt dat door de werkgever en/of de uitvoeringsorganisatie over dezelfde periode, als waarover het Fonds uitkering verstrekte, loon en/of uitkering aan de werknemer is betaald.

  • 2. Het bestuur is bevoegd hetgeen op grond van hoofdstuk II van dit reglement, door andere redenen dan de in lid 1 genoemde, onverschuldigd is betaald geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of in mindering te brengen op een later te betalen uitkering op grond van dit reglement:

    • a. gedurende vijf jaren na de dag van betaalbaarstelling indien door toedoen van de werknemer onverschuldigd is betaald; en

    • b. gedurende twee jaren na de dag van betaalbaarstelling in de overige gevallen waarin het de werknemer redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat het Fonds onverschuldigd betaalde.

  • 3. Indien de werknemer binnen 14 dagen na de eerste vordering het gevorderde bedrag niet heeft voldaan, is hij in verzuim. Het bestuur is bevoegd na het verstrijken van deze termijn het gevorderde bedrag te verrekenen met een tegoed van de werknemer bij het Vakantiefonds.

  • 4. Het bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van de in lid 3 bedoelde termijn de wettelijke rente te vorderen over het gevorderde bedrag.

  • 5. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde een bedrag van € 91,– administratiekosten, alsmede alle aan een eventuele gerechtelijke invordering verbonden kosten, aan het Fonds verschuldigd zijn.

Artikel 11 Sancties van toepassing op werknemers

  • 1. Indien het Fonds door toedoen van de werknemer aan hem onverschuldigd een uitkering heeft verstrekt, kan de werknemer, onverminderd het bepaalde in artikel 9, gedurende één jaar, gerekend vanaf de dag waarop aan Fonds bekend werd dat onverschuldigd werd betaald, geen rechten aan dit reglement ontlenen.

HOOFDSTUK III VANGNETREGELING

Artikel 12 Rechthebbenden

  • 1. De werknemer, die tijdens een bij CAO of door de werkgever vastgestelde kollektieve bedrijfssluiting, over enige dag geen inkomsten heeft, noch kan beschikken over een voldoende tegoed bij het Fonds, heeft over die dag recht op een voorschotbetaling door het Fonds.

  • 2. Geen recht op betaling heeft de werknemer over de in lid 1 van dit artikel bedoelde dag, indien in het bedrijf van de werkgever op die dag arbeid wordt verricht.

  • 3. De werknemer wordt, ongeacht of de werkgever jegens de werknemer aan zijn bijdrageverplichtingen aan het Vakantiefonds heeft voldaan, geacht een tegoed bij het Vakantiefonds te hebben opgebouwd over elke dag of een gedeelte van een dag dat hij bij de werkgever heeft gewerkt.

Artikel 13 Voorwaarden voor het recht op betaling

  • 1. Het voorschot wordt slechts toegekend op een door de werknemer schriftelijk ingediend verzoek dat voldoet aan de door A&O Services gegeven voorschriften.

  • 2. Bij de aanvraag voor een voorschot als bedoeld in lid 1 overlegt de werknemer een schriftelijke door de werkgever getekende verklaring dat op de dagen waarover betaling wordt gevraagd in het bedrijf van de werkgever niet gewerkt wordt.

  • 3. Bij de aanvraag doet de werknemer over de laatste twaalf maanden opgave van de perioden dat hij gewerkt heeft, een uitkering heeft ontvangen, een opleiding heeft gevolgd, of in militaire dienst is geweest, onder vermelding van de werkgevers, uitkeringsinstanties of opleidingsinstituten. A&O Services of zijn gemachtigden zijn bevoegd schriftelijke bewijsstukken ter zake ter inzage te vragen.

  • 4. Aanvragen die worden ingediend na vier weken na de laatste dag van de periode waarover betaling wordt aangevraagd, worden niet meer in behandeling genomen.

Artikel 14 Hoogte van het voorschot

De hoogte van het voorschot bedraagt per dag het aantal uren waarop gewerkt zou zijn maal het laatste voor de werknemer geldende PRIS-uurloon.

Artikel 15 Wijze van betaling

De in artikel 12 lid 1 bedoelde betaling wordt, voor zover betrekking hebbend op verlofdagen, bij wijze van voorschot verstrekt door het Vakantiefonds. Door het ondertekenen van de aanvraag machtigt de werknemer het Vakantiefonds tot verrekening van het voorschot met door de werkgever gedurende de rest van het lopende kalenderjaar en het volgende kalenderjaar aan het Vakantiefonds te storten bijdragen ten behoeve van vrij-opneembare snipperdagen als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de CAO. Deze storting per vierwekenperiode bedraagt 0,75 maal het uurloon. Een aan het einde van de verrekeningsperiode nog openstaand voorschot wordt ten laste van het Fonds gebracht.

Artikel 16 Terugvorderingsbepalingen

  • 1. Het bestuur is bevoegd hetgeen op grond van hoofdstuk III van dit reglement onverschuldigd is betaald geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of in mindering te brengen op een later te betalen uitkering op grond van dit reglement:

    • a. gedurende vijf jaren na de dag van betaalbaarstelling indien door toedoen van de werknemer onverschuldigd is betaald; en

    • b. gedurende twee jaren na de dag van betaalbaarstelling in de overige gevallen waarin het de werknemer redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat het Fonds onverschuldigd betaalde.

  • 2. Indien de werknemer binnen 14 dagen na de eerste vordering het gevorderde bedrag niet heeft voldaan, is hij in verzuim. Het bestuur is bevoegd na het verstrijken van deze termijn het gevorderde bedrag te verrekenen met een tegoed van de werknemer bij het Vakantiefonds.

  • 3. Het bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn de wettelijke rente te vorderen over het gevorderde bedrag.

  • 4. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde een bedrag van € 91,– administratiekosten, alsmede alle aan een eventuele gerechtelijke invordering verbonden kosten, aan het fonds verschuldigd zijn.

HOOFDSTUK IV GARANTIEREGELING WERKSPREIDING/JAARMODEL

Artikel 17 Rechthebbenden

  • 1. De werknemer, die deelneemt aan het Raamwerk Werkspreiding Schilders als bedoeld in artikel 17 e.v. van de CAO, en wordt ontslagen voordat de werkspreidingsuren door hem konden worden opgenomen en wiens werkgever in gebreke is met de betaling van loon over de nog resterende werkspreidingsuren, heeft recht op een uitkering ten laste van het Fonds.

  • 2. De werknemer die deelneemt aan het jaarmodel van wie de dienstbetrekking wordt beëindigd voordat compensatie heeft plaatsgevonden voor extra gewerkte uren en wiens werkgever in gebreke blijft met de betaling van het loon over deze opgespaarde uren heeft recht op een uitkering ten laste van het fonds.

  • 3. Indien de werknemer voor de loonbetaling over de werkspreidingsuren en/of de in het kader van het jaarmodel opgespaarde uren aanspraak kan maken op een artt. 61-68 WW-uitkering, heeft hij geen recht op uitkering krachtens deze garantieregeling.

Artikel 18 Voorwaarden voor het recht op uitkering.

  • 1. De uitkering wordt slechts toegekend op een door de werknemer schriftelijk ingediend verzoek dat voldoet aan de door A&O Services gegeven voorschriften.

  • 2. Door het indienen van het verzoek om uitkering en het aanvaarden van de uitkering verklaart de werknemer over de periode waarover de uitkering is verstrekt iedere vordering op de werkgever of de uitvoeringsorganisatie te cederen aan het Fonds.

  • 3. Door het indienen van de aanvraag verklaart de werknemer zich bereid de inmiddels betaalde uitkering onverwijld aan het Fonds terug te betalen indien de werkgever over de periode waarover uitkering werd verstrekt alsnog tot betaling van loon is overgegaan.

Artikel 19 Hoogte van de uitkering

  • 1. De hoogte van de uitkering bedraagt per werkspreidingsuur of opgespaard uur het laatste voor de werknemer geldende PRIS-uurloon.

  • 2. Naast de uitkering wordt door het Fonds ten behoeve van de werknemer een verlofwaarde afgedragen aan het Vakantiefonds ter hoogte van het aantal uren of gedeelten van uren waarvoor uitkering wordt verstrekt maal het voor de werknemer geldende PRIS-uurloon naar het voor de werknemer geldende bijdrage percentage, zoals vastgesteld door het Vakantiefonds.

  • 3. Bijboeking van de verlofwaarde blijft achterwege indien de werknemer aanspraak kan maken op vergoeding van de verlofwaarde op basis van de artt. 61-68 WW.

Artikel 20 Regres

  • 1. Alle rechten en vorderingen welke de werknemer mocht hebben tegen de werkgever en/of de uitvoeringsorganisatie ter zake van betalingen van loon en/of WW-uitkering over de periode waarover het Fonds aan de werknemer een uitkering heeft gedaan, gaan bij wijze van subrogatie over op het Fonds, voorzover het Fonds een uitkering aan de werknemer heeft verstrekt.

  • 2. De werkgever is verplicht op eerste vordering over te gaan tot vergoeding aan het Fonds van het bedrag van de door het Fonds aan de werknemer verstrekte uitkering, alsmede de ten behoeve van de werknemer afgedragen verlofwaarde als bedoeld in artikel 19 lid 2.

  • 3. Indien de werkgever binnen 14 dagen na de eerste vordering het gevorderde bedrag niet heeft voldaan, is hij in verzuim.

  • 4. Het bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van de in lid 3 bedoelde termijn de wettelijke rente te vorderen over het gevorderde bedrag.

  • 5. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde een bedrag van € 91,– administratiekosten, alsmede alle aan een eventuele gerechtelijke invordering verbonden kosten, aan het Fonds verschuldigd zijn.

Artikel 21 Terugvorderingsbepalingen

  • 1. Het bestuur vordert hetgeen op grond van hoofdstuk IV van dit reglement aan de werknemer is betaald van de werknemer terug, voor zover en indien blijkt dat door de werkgever en/of de uitvoeringsorganisatie over dezelfde periode, als waarover het Fonds uitkering verstrekte, loon en/of uitkering aan de werknemer is betaald.

  • 2. Het bestuur is bevoegd hetgeen op grond van hoofdstuk IV van dit reglement, door andere redenen dan de in lid 1 genoemde, onverschuldigd is betaald geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of in mindering te brengen op een later te betalen uitkering op grond van dit reglement:

    • a. gedurende vijf jaren na de dag van betaalbaarstelling indien door toedoen van de werknemer onverschuldigd is betaald; en

    • b. gedurende twee jaren na de dag van betaalbaarstelling in de overige gevallen waarin het de werknemer redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat het Fonds onverschuldigd betaalde.

  • 3. Indien de werknemer binnen 14 dagen na de eerste vordering het gevorderde bedrag niet heeft voldaan, is hij in gebreke. Het bestuur is bevoegd na het verstrijken van deze termijn het gevorderde bedrag te verrekenen met een tegoed van de werknemer bij het Vakantiefonds.

  • 4. Het bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van de in lid 3 bedoelde termijn de wettelijke rente te vorderen over het gevorderde bedrag.

  • 5. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde een bedrag van € 91,– administratiekosten, alsmede alle aan een eventuele gerechtelijke invordering verbonden kosten, aan het Fonds verschuldigd zijn.

HOOFDSTUK V GARANTIEREGELING VORSTVERLET

Artikel 22 Rechthebbenden

  • 1. De werknemer, die op of na 1 januari 2001 wegens vorst of de gevolgen van vorst niet werkt en wiens werkgever in gebreke is met de betaling van loon over de periode dat de werknemer als gevolg van de hiervoor genoemde omstandigheden niet werkt, heeft recht op een uitkering ten laste van het Fonds.

  • 2. Indien de werknemer voor de loonbetaling over de vorstperiode aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de artt. 61-68 WW, heeft hij geen recht op uitkering krachtens de garantieregeling vorstverlet.

Artikel 23 Voorwaarden voor het recht op uitkering.

  • 1. De uitkering wordt slechts toegekend op een door de werknemer schriftelijk ingediend verzoek dat voldoet aan de door A&O Services gegeven voorschriften.

  • 2. Door het indienen van het verzoek om uitkering en het aanvaarden van de uitkering verklaart de werknemer over de periode waarover de uitkering is verstrekt iedere vordering op de werkgever of de uitvoeringsorganisatie te cederen aan het Fonds.

  • 3. Door het indienen van de aanvraag verklaart de werknemer zich bereid de inmiddels betaalde uitkering onverwijld aan het Fonds terug te betalen indien de werkgever over de periode waarover uitkering werd verstrekt alsnog tot betaling van loon is overgegaan.

Artikel 24 Hoogte van de uitkering

  • 1. De hoogte van de uitkering bedraagt per vorstverletuur het laatste voor de werknemer geldende PRIS-uurloon.

  • 2. Naast de uitkering wordt door het Fonds ten behoeve van de werknemer een verlofwaarde afgedragen aan het Vakantiefonds ter hoogte van het aantal uren of gedeelten van uren waarvoor uitkering wordt verstrekt maal het voor de werknemer geldende PRIS-uurloon naar het voor de werknemer geldende bijdrage percentage, zoals vastgesteld door het Vakantiefonds.

  • 3. Bijboeking van de verlofwaarde blijft achterwege indien de werknemer aanspraak kan maken op vergoeding van de verlofwaarde op basis van de artt. 61-68 WW.

Artikel 25 Regres

  • 1. Alle rechten en vorderingen welke de werknemer mocht hebben tegen de werkgever en/of de uitvoeringsorganisatie ter zake van betalingen van loon en/of WW-uitkering over de periode waarover het Fonds aan de werknemer een uitkering heeft gedaan, gaan bij wijze van subrogatie over op het Fonds, voor zover het Fonds een uitkering aan de werknemer heeft verstrekt.

  • 2. De werkgever is verplicht op eerste vordering over te gaan tot vergoeding aan het Fonds van het bedrag van de door het Fonds aan de werknemer verstrekte uitkering, alsmede de ten behoeve van de werknemer afgedragen verlofwaarde als bedoeld in artikel 24 lid 2.

  • 3. Indien de werkgever binnen 14 dagen na de eerste vordering het gevorderde bedrag niet heeft voldaan, is hij in verzuim.

  • 4. Het bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van de in lid 3 bedoelde termijn de wettelijke rente te vorderen over het gevorderde bedrag.

  • 5. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde een bedrag van € 91,– administratiekosten, alsmede alle aan een eventuele gerechtelijke invordering verbonden kosten, aan het Fonds verschuldigd zijn.

Artikel 26 Terugvorderingsbepalingen

  • 1. Het bestuur vordert hetgeen op grond van hoofdstuk V van dit reglement aan de werknemer is betaald van de werknemer terug, voor zover en indien blijkt dat door de werkgever en/of de uitvoeringsorganisatie over dezelfde periode, als waarover het Fonds uitkering verstrekte, loon en/of uitkering aan de werknemer is betaald.

  • 2. Het bestuur is bevoegd hetgeen op grond van hoofdstuk V van dit reglement, door andere redenen dan de in lid 1 genoemde, onverschuldigd is betaald geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of in mindering te brengen op een later te betalen uitkering op grond van dit reglement:

    • a. gedurende vijf jaren na de dag van betaalbaarstelling indien door toedoen van de werknemer onverschuldigd is betaald; en

    • b. gedurende twee jaren na de dag van betaalbaarstelling in de overige gevallen waarin het de werknemer redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat het Fonds onverschuldigd betaalde.

  • 3. Indien de werknemer binnen 14 dagen na de eerste vordering het gevorderde bedrag niet heeft voldaan, is hij in gebreke. Het bestuur is bevoegd na het verstrijken van deze termijn het gevorderde bedrag te verrekenen met een tegoed van de werknemer bij het Vakantiefonds.

  • 4. Het bestuur is bevoegd vanaf de dag na het verstrijken van de in lid 3 bedoelde termijn de wettelijke rente te vorderen over het gevorderde bedrag.

  • 5. Boven de in het voorgaande lid bedoelde rente zullen in geval van niet tijdige betaling van het verschuldigde een bedrag van € 91,– administratiekosten, alsmede alle aan een eventuele gerechtelijke invordering verbonden kosten, aan het Fonds verschuldigd zijn.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Bezwaar en beroep

  • 1. Indien een werkgever of werknemer zich niet kan verenigen met een hem betreffende beslissing van A&O Services, kan hij zich tot het bestuur wenden met het verzoek terug te komen op een beslissing van A&O Services op grond van dit reglement, die:

    • a. verband houdt met het recht op uitkering en de betaling van de uitkering;

    • b. betrekking heeft op de verschuldigde bijdrage.

  • 2. Aan de werkgever of werknemer wordt desgevraagd schriftelijk kennis gegeven van een hem betreffende beslissing van het bestuur op grond van dit reglement die:

    • a. verband houdt met het recht op uitkering en de betaling van de uitkering;

    • b. betrekking heeft op de verschuldigde bijdrage.

  • 3. Een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid is gedagtekend en vermeldt de gronden waarop de beslissing berust.

Artikel 28 Bijzondere gevallen

Indien de bepalingen van dit reglement in individuele gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de garantieregeling.

BIJLAGE 15

REGLEMENT SWEF

zoals bedoeld in artikel 13 van de statuten van de

Stichting Scholings- en Werkervaringsfonds Schildersbedrijf.

Artikel 1 Definities

Het Fonds: de Stichting Scholings- en Werkervaringsfonds Schildersbedrijf.

A&O Services: Dienstencentrum Afbouw BV, handelende onder de naam A&O Services, de administrateur van het Fonds.

het Bestuur: het bestuur van het Fonds.

het Loon: Het grondslaguurloon plus prestatietoeslag en de verlofwaarde.

CAO: De CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland.

UTA-aanhangsel: Aanhangsel behorende bij de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland Arbeidsvoorwaarden voor het Uitvoerende, Technisch en Administratief personeel.

De werkgevers en de werknemers: De werkgevers en werknemers op wie de CAO voor het Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland van toepassing is.

Scholingsdag: Een dag waarop scholing wordt gevolgd en waarover door het Fonds een bijdrage wordt verstrekt in de opleidingskosten.

Hoogseizoen: De periode van week 13 tot en met week 44.

Laagseizoen: De periode van week 1 tot en met week 12 en van week 45 tot en met de laatste week van het kalenderjaar (week 52 of week 53).

Artikel 2 De aan het Fonds verschuldigde bijdrage

De werkgevers zijn jaarlijks per het einde van het kalenderjaar een premie verschuldigd over het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering ter financiering van de doelstellingen van het Fonds. Het bestuur stelt periodiek de hoogte van de premie vast alsmede de periode waarover de premie berekend wordt. De inning van de premie geschiedt door de Stichting Arbeid, Zorg, Opleiding, Ontwikkeling en Reïntegratie (AZOR) dat de administratie heeft opgedragen aan A&O Services.

De premie komt geheel voor rekening van de werkgever.

De bijdragen worden van de werkgevers geheven na afloop van een kalenderjaar door middel van een nota. In de loop van het kalenderjaar heft A&O Services na afloop van iedere vierwekenperiode een voorschot op de in te houden bijdragen.

De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan een controle door A&O Services op de juistheid van de verstrekte loongegevens. Daartoe dient de werkgever inzage te verlenen in de onderdelen van zijn administratie die voor deze controle door A&O Services worden nodig geacht.

Indien blijkt dat minder bijdrage is geheven dan door de werkgever is afgedragen wordt het verschil nagevorderd. Teveel geheven bijdragen wordt aan de werkgever terugbetaald.

Vanuit de premies worden, in onderstaande prioriteitstelling, vergoed;

  • a. de kosten van de Stichting SWEV Schilderen;

  • b. een bijdrage in de scholingskosten conform het bepaalde in de CAO en dit reglement;

  • c. bijdragen aan scholings- en werkervaringsprojecten ten behoeve van de schildersbedrijfstak.

Artikel 2a Voorwaarden voor financiering

  • a. De aanvragen voor verstrekking van de in artikel 2 genoemde vergoedingen of subsidies, met uitzondering van de bijdrage in de opleidingskosten als bedoeld in artikel 2 onder b., dienen jaarlijks schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend uiterlijk in oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de vergoeding betrekking heeft. Bij de aanvraag dient een begroting, welke moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de activiteiten en bestedingsdoelen, zoals genoemd in de statuten van het Fonds, te worden meegezonden.

  • b. Jaarlijks wordt door de onder a. bedoelde ontvangende instellingen een door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontreleerde verklaring overgelegd over de besteding van de gelden, welke verklaring (tenminste) is gespecificeerd volgens de in de statuten van het Fonds genoemde bestedingsdoelen en activiteiten en welke geïntegreerd onderdeel uitmaakt van het (financieel) jaarverslag.

Artikel 3 Aanspraken van de werkgever

Hoeveel scholingsdagen worden er vergoed:

De werknemer heeft, voor zolang hiervoor voldoende financiële middelen voorhanden zijn binnen het Fonds, recht op 1 scholingsdag per jaar om, met behoud van loon en verlofwaarde, aldus in de gelegenheid te zijn tot het volgen van cursussen die verband houden met zijn beroep, op basis van een door het Fonds ontwikkelde scholingscatalogus. De werknemer kan zijn scholingsdag ook gebruiken voor het verkrijgen van een loopbaanadvies van een onafhankelijk bureau.

Bij de uitvoering van de regeling worden de volgende grenzen gehanteerd:

  • a. Geen recht op een bijdrage in de opleidingskosten bestaat indien het Fonds na te hebben voldaan aan de financiële verplichtingen aan de Stichting Scholings- en Werkervaringsverband Schilderen en na aftrek van de administratiekosten geen financiële middelen meer beschikbaar heeft of krijgt.

  • b. Indien in enig kalenderjaar van de scholingsdag geen gebruik wordt gemaakt kan deze gespaard worden tot een maximum van vijf dagen.

  • c. Per individuele werknemer vergoedt het Fonds naast de scholingsdagen waarop de werknemer volgens de cao recht heeft maximaal een scholingsdag per jaar.

  • d. Naast het vorenstaande kan het SWEF ook „Persoonlijke Opleidingsplannen(POP), die kunnen voortvloeien uit het loopbaanadvies, zoals hiervoor vermeld, in aanmerking brengen voor een vergoeding vanuit het Fonds tot een door het bestuur vast te stellen maximum.

Artikel 4 Cursussen die opgenomen zijn in de catalogus Scholingsfonds Schilders

  • a. Gericht op beroep werknemer, zowel voor CAO- als UTA personeel

  • b. Vaktechnische, technisch-organisatorische of sociaal technische vaardigheden.

  • Cursussen die vallen onder onderstaande categorieën en zijn opgenomen in de catalogus van het Fonds komen in aanmerking voor een bijdrage in de opleidingskosten.

A. Vaktechnische cursussen

  • 1. Het bijhouden van eerder opgedane kennis en opfrissen van aangeleerde vaardigheden.

  • 2. Verdiepen van kennis in het eigen vakgebied door kennis te nemen van nieuwe technieken, materialen, gereedschappen, enzovoorts.

  • Voor zover de beroepsuitoefening dat nodig maakt, nieuwe vaardigheden aanleren.

  • 3. Verbreden van kennis en vaardigheden uit het eigen vakgebied.

  • Aanvullen met kennis en vaardigheden uit aanpalende vakgebieden.

B. Technische-organisatorische cursussen

Cursussen over de volgende onderwerpen:

Werkregeling.Het eigen werk of dat van een ploeg efficiënt leren regelen.
Administratie.Eenvoudige administratieve handelingen leren uit-voeren.
Calculatie.Het leren opmeten en berekenen van schilderwerk, glaswerk, behangwerk.
Automatisering.Inzicht geven en kennis maken met automatiseringsmogelijkheden in het schildersbedrijf en praktisch leren werken met personal computer en automati-seringsprogramma’s.
Bedrijfsvoering.Kennisnemen van moderne bedrijfsvoering

Cursusniveau:

1. beginners, 2. gevorderden, 3. specialisten.

C. Sociaal technische cursussen

Cursussen op de volgende terreinen:

Veiligheid.Voorschriften leren kennen op het gebied van de veiligheid en die kennis in de praktijk toepassen.
Gezondheid.Gezond en ergonomisch verantwoord leren werken, met aandacht voor hygiëne, persoonlijke bescher-mingsmiddelen, enzovoorts.
Communicatie.Leren luisteren, leren omgaan met vormen van (werk)overleg en dergelijke.
Presentatie.Klantgericht leren denken en handelen.
Milieubeleid.Milieubewust leren werken en handelen.
Kwaliteitszorg.Kwaliteitsbewust leren denken en handelen.

Cursusniveau:

1. beginners, 2. gevorderden, 3. specialisten.

D. Individuele scholingstrajecten

Het betreft hier Persoonlijke Opleidingsplannen zoals vermeld in artikel 3 lid d.

Artikel 5 Interne bedrijfscursussen.

Interne bedrijfscursussen die worden georganiseerd, al dan niet in combinatie met andere bedrijven, kunnen voor een bijdrage in de opleidingskosten in aanmerking komen.

De basis van de interne bedrijfscursussen, die voor een vergoeding vanuit het Fonds in aanmerking willen komen, moet worden gevonden in één van de aangeboden cursussen in de catalogus.

Enige aanpassing van de cursus gericht op de doelgroep is mogelijk mits door het bestuur geaccordeerd.

Intern georganiseerde cursussen dienen vooraf gemeld te worden bij het Fonds.

Maatwerkcursussen

Daarnaast kunnen ook maatwerkcursussen in aanmerking komen voor een vergoeding. Deze cursussen dienen vooraf te worden aangevraagd.

Artikel 6 Loondoorbetaling

De werkgever is verplicht aan zijn werknemer over opgenomen scholingsdag(en), zoals bedoeld in artikel 52 van de CAO, het loon als bedoeld in artikel 1 te verstrekken.

Artikel 7 Welke kosten vergoedt het Fonds

Vanaf 1 januari 2004 verstrekt het Fonds een bijdrage in de (opleidings)kosten zoals per cursus is aangegeven in de catalogus, met dien verstande dat nooit meer wordt betaald dan de werkelijke kosten.

Welke cursussen worden niet vergoed.

  • a. Geen bijdrage wordt verstrekt over: examendagen.

  • Examendagen die wezenlijk onderdeel uitmaken van een scholingsfondscursus komen wel in aanmerking voor een bijdrage.

  • b. Geen bijdrage wordt verstrekt voor cursussen waarvoor op andere wijze een vergoeding kan worden verkregen, zoals; Ondernemingsraadscholing, vakbondskaderscholing etc.

  • c. Scholingsdagen in het kader van regulier onderwijs komen niet in aanmerking voor een vergoeding.

  • d. Cursussen en trainingen die door de overheid en/of opdrachtgever verplicht worden gesteld, komen in principe niet in aanmerking voor een vergoeding vanuit het Fonds.

Artikel 8

Situaties, dat scholingsdagen samenvallen met ziekte, verlet of werkloosheid en er toch recht bestaat op een bijdrage in de opleidingskosten.

  • a. Samenloop van scholing en ziekte.

  • Als de scholingsdag reeds afgesproken is voordat de werknemer ziek werd, kan de werknemer toch aan de scholing deelnemen. Voorwaarde is wel dat het volgen van de cursus het herstel van de zieke werknemer niet in de weg staat.

  • b. Samenloop van scholing en werkloosheid

  • als de scholingsdag reeds is afgesproken, voordat de werknemer werkloos wordt en de werknemer een loongerelateerde ww-uitkering ontvangt.

Artikel 9 Uitbetaling van de bijdrage

De bijdrage, zoals deze door het Fonds wordt verstrekt, wordt in mindering gebracht op de nota van het Opleidingsinstituut.

De bijdrage wordt alleen verstrekt indien daadwerkelijk aan de tarining is deelgenomen. Bij geen deelname aan de aangemelde cursus vervalt het recht op bijdrage. Het desbetreffende opleidingsinstituut zal, door middel van de reguliere annuleringsregeling, de extra kosten bij de werkgever in rekening brengen.

Het Fonds zal ten onrechte betaalde bijdragen terugvorderen.

Artikel 10 Verstrekken van inlichtingen

  • 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene, die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd, inzage te verlenen van alle bescheiden, en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen, die ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het Fonds en in dit reglement worden gevraagd.

  • 2. Degene aan wie bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het Fonds of in dit reglement enig bedrijfsgegeven (waarvan hij vertrouwelijk karakter moet begrijpen) ter kennis komt, is dienaangaande jegens derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 11 Bijzondere gevallen

  • a. Op een werkgever die onwillig is medewerking te verlenen aan de invulling van de scholingsrechten van de werknemer zal door het bestuur een beroep worden gedaan om alsnog in redelijkheid en billijkheid een bijdrage te leveren aan de scholing waarop de werknemer op grond van de CAO recht heeft.

  • b. Indien de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de regeling.

Artikel 12 Controle

De controle op de juistheid van de ingediende en betaalde declaraties wordt betrokken bij de reguliere controle door of namens a&o services.

Daarnaast zal er een steekproefsgewijze controle plaatsvinden van de ingediende declaraties.

Artikel 13 Voorschriften

Teneinde een efficiënte werking van het Fonds te verzekeren, kunnen door het bestuur nadere voorschriften gegeven worden in overeenstemming met de bepalingen van de statuten en van dit reglement, mits deze voorschriften niet in strijd komen met een of meer bepalingen van de CAO.

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het bestuur.

Artikel 14 Sanctiemaatregelen

Indien uit onderzoek, ingesteld door het bestuur of zijn vertegenwoordigers blijkt dat er sprake is van frauduleus handelen, houdt het bestuur zich het recht voor tot het terugvorderen van reeds betaalde declaraties en het in rekening brengen van de kosten en rente van het onderzoek aan de werkgever.

Het bestuur behoudt zich het recht voor, indien sprake is van frauduleus handelen, van deze handeling aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie.

BIJLAGE 16 REGLEMENT SWEV

Reglement zoals bedoeld in artikel 11 van de statuten van de Stichting Scholings- en Werkervaringsverband Schilderen

Artikel 1 Definities

Het Verband: De Stichting Scholings- en Werkervaringsverband Schilderen.

Het Bestuur: Het bestuur van het Fonds.

CAO: De CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland.

De werkgevers en de werknemers:De werkgevers en werknemers op wie de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland van toepassing is.

Artikel 2 Middelen van het verband

De Stichting Scholings- en Werkervaringsfonds Schildersbedrijf draagt zorg voor de financiering van het Verband.

Artikel 3 Doelstelling

Een derde deel van de instroomplaatsen in de opleiding van het leerlingwezen staan beschikbaar aan kandidaten die langdurig werkloos zijn, etnische minderheden, vrouwen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en jeugdige werknemers in het kader van de Wet Inpassing Werklozen (WIW).

Daarnaast is het bestuur bevoegd projecten financieel te ondersteunen die in relatie staan tot deze doelstelling en niet in strijd zijn met de statuten van de Stichting SWEV Schilderen of dit reglement.

Artikel 4 Uitvoering

Het verband draagt in samenwerking met Savantis zorg voor de selectie van kandidaten uit de doelgroep, met als doel door middel van voorschakeling (maximaal 9 maanden) te brengen tot een niveau waarmee zij de reguliere opleiding in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, (WEB), beroepsbegeleidende leerweg(BBL), kunnen instromen.

Artikel 5 Begeleiding

Het verband draagt zorg voor de noodzakelijke extra begeleiding door Savantis tijdens deze reguliere opleiding.

Aan Savantis wordt per deelnemer hiertoe een financiële bijdrage verstrekt.

ARBEIDSVOORWAARDEN

Artikel 6 Werkgarantie

De kandidaten treden na het voorschakeltraject in dienst bij een individuele werkgever of bij een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 48 van de CAO.

Mits de voorschakeling met goed gevolg is doorlopen heeft de deelnemer recht op een opleidings- en werkgarantie van twee jaar, waarvan de periode van voorschakeling deel uitmaakt.

Beloning

Bij indiensttreding na de voorschakeling wordt de CAO toegepast, waarbij de volgende beloning geldt:

1e jaarWettelijkminimumloon + 10%
2e jaarWettelijkminimumloon + 25%
3e jaarWettelijkminimumloon + 35%

Artikel 7 Opleiding

Aan de deelnemers wordt een opleidingstraject aangeboden met als uitgangspunt eindniveau diploma schilder, niveau 2. Deelnemers waarvan gedurende de opleiding blijkt dat de theoriecomponent te zwaar is kunnen de opleiding richten op het behalen van praktijkcertificaten.

De eindverantwoordelijkheid voor de inhoud van de opleiding berust bij de opleidingsorganen.

Artikel 8 Financiering.

  • 1. subsidie aan de werkgever

  • Aan de werkgever wordt voor elke maand dat hij een kandidaat als hiervoor bedoeld in dienst heeft, een bedrage verstrekt van € 227,00.

  • 2. subsidie aan de werknemer

    • a. Bonus

    • Aan kandidaten die met goed gevolg het voorschakeltraject hebben doorlopen wordt, bij instromen in de reguliere opleiding als hiervoor beschreven een bonus verstrekt van maximaal € 455,00 (€ 5,00 per dag dat men het voorschakeltraject heeft gevolgd)

    • b. Opleidingsvergoeding

    • De kosten van het theorie onderwijs voor het 1e schooljaar, worden door het Verband aan de werknemer vergoed, exclusief het boekengeld.

Artikel 9 Extra Scholing & Begeleiding

De werknemer heeft gedurende de werkgarantieperiode recht op extra scholing en begeleiding.

De extra begeleiding wordt conform artikel 5 verzorgd door het Verband en Savantis.

Gedurende de werkgarantieperiode heeft de deelnemer recht op maximaal 20 extra scholingsdagen met behoud van loon.

De consulent van Savantis bepaalt of en zo ja in welke mate extra scholing nodig is en voor hoeveel dagen. Hierover vindt rapportage plaats aan het Verband. Na accordering door het Verband vindt vergoeding plaats.

Voor elke extra scholingsdag bedraagt de vergoeding:

Opleidingsvergoeding €  91,00

Verletvergoeding € 137,00

Reiskostenvergoeding €  12,00

Artikel 10 Verstrekken van inlichtingen.

  • 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene, die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd, inzake te verlenen van alle bescheiden, en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen, die ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het Verband en in dit reglement worden gevraagd.

  • 2. Degene aan wie bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het Verband of in dit reglement enig bedrijfsgegeven (waarvan hij vertrouwelijk karakter moet begrijpen) ter kennis komt, is dienaangaande jegens derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 11 Bijzondere gevallen

Indien de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de regeling.

Artikel 12 Voorschriften

Teneinde een efficiënte werking van het Verband te verzekeren, kunnen door het bestuur nadere voorschriften gegeven worden in overeenstemming met de bepalingen van de statuten en van dit reglement, mits deze voorschriften niet in strijd komen met een of meer bepalingen van de CAO.

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het bestuur.

Artikel 13 Sanctiemaatregelen

Indien uit onderzoek, ingesteld door het bestuur of zijn vertegenwoordigers blijkt dat er sprake is van frauduleus handelen, houdt het bestuur zich het recht voor tot het terugvorderen van reeds betaalde subsidies en het in rekening brengen van de kosten en rente van het onderzoek aan de werkgever.

Het bestuur behoudt zicht het recht voor, indien spraken is van frauduleus handelen, van de handeling aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie.

Stichting Arbeid, Zorg, Opleiding, Ontwikkeling en Reïntegratie voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf

Artikel 1 Naam, zetel en deelnemende organisaties

  • 1. De stichting draagt de naam: „Stichting Arbeid, Zorg, Opleiding, Ontwikkeling en Reïntegratie voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf’’, bij afkorting geheten AZOR, hierna te noemen „het Fonds’’ – en is gevestigd te Rijswijk (Z.H.).

  • 2. Deelnemende organisaties zijn:

    • a. De Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (bij afkorting genoemd en hierna ook te noemen: FOSAG), gevestigd te Gouda;

    • b. FNV Bouw, gevestigd te Woerden;

    • c. De Nederlandse Christelijke Bond van Werknemers in de Houten Bouwnijverheid (bij afkorting genoemd en hierna ook te noemen: de Hout- en Bouwbond CNV), gevestigd te Odijk, gemeente Bunnik.

Artikel 2 Doel

Het Fonds heeft ten doel:

  • 1. geldelijke steun te verlenen aan instellingen die tot doel hebben:

    • a. de bevordering en bescherming van de gezondheid van allen die beroepsarbeid in het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf verrichten, met name wat betreft problemen die direct of indirect samenhangen met de relatie van de mens tot die beroepsarbeid;

    • b. het bestuderen en propageren van middelen ter bestrijding van verlet wegens atmosferische omstandigheden, en het geven van bijdragen aan werkgevers in de bouwnijverheid, die maatregelen treffen om in genoemde omstandigheden het personeel te doen doorwerken;

    • c. de bevordering van reïntegratie van arbeidsgehandicapten en werklozen uit de schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijfstak en het bevorderen van de afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt ondersteund door een doelmatige inzet van subsidiemogelijkheden op deze terreinen ten behoeve van deze bedrijfstak;

    • d. de bevordering van vakopleidingen voor werknemers in de schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijfstak;

    • e. het (doen) uitvoeren van opleidingsactiviteiten ten behoeve van de inzetbaarheid van werknemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf en het creëren van werkervaringsplaatsen als bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland met inachtneming van het daartoe bepaalde in genoemde collectieve arbeidsovereenkomst en bijbehorende reglement(en).

  • 2. de werkgelegenheid in het schilders- en afwerkingsbedrijf in de wintermaanden te stimuleren door premiëring van schilderwerk;

  • 3. het innen van premies ten behoeve van door de werkgeversorganisatie aangegane collectieve ongevallen verzekering;

  • 4. het betalen van vergoedingen van kosten van kinderopvang en het doen van uitkeringen in verband met loonderving als gevolg van palliatief verlof, rouwverlof en kraamverlof;

  • 5. het geven of doen geven van voorlichting aan werkgevers, werknemers en overige belanghebbenden bij de CAO voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf over de regelingen van het fonds.

Artikel 3 Middelen

Het Fonds tracht dit doel te bereiken door:

  • 1. het uitvoeren van regelingen of het in samenwerking met of ten behoeve van andere lichamen uitvoeren en administreren van bestaande regelingen tot het verstrekken van uitkeringen aan werknemers in het schilders- en afwerkingsbedrijf in Nederland, bij verzuim als bedoeld in artikel 2;

  • 2. andere wettige middelen, die voor het gestelde doel bevorderlijk zijn.

Artikel 4 Verplichtingen

  • 1. In het Fonds wordt deelgenomen door de werkgevers en werknemers op wie de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in Nederland van toepassing is, of een daarvoor in plaats tredende arbeidsovereenkomst of bindende regeling betreffende lonen en arbeidsvoorwaarden van toepassing is.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde personen zijn verplicht tot naleving van het bij of krachtens de statuten en het reglement te hunnen aanzien bepaalde. Deze naleving kan, ook wat de betaling van de premie betreft, in rechte gevorderd worden.

Artikel 5 Geldmiddelen

De geldmiddelen van het Fonds zullen, behalve uit het stichtingskapitaal, bestaan uit:

  • a. bijdragen van werkgevers in het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in Nederland als bedoeld in artikel 4 lid 1;

  • b. overheidssubsidies;

  • c. andere baten.

Artikel 6 Bijdragen werkgevers

De bijdragen van de werkgevers worden nader bij reglement vastgesteld.

Artikel 7 Uitkeringen

  • 1. De aanvragen voor verstrekking van de in artikel 2, lid 1 genoemde vergoedingen of subsidies dienen jaarlijks schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend uiterlijk in oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de vergoeding betrekking heeft. Bij de aanvraag dient een begroting van de besteding van de aangevraagde gelden ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen zoals genoemd in artikel 2 te worden meegezonden.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden dient vergezeld van een externe accountantsverklaring welke moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 2 bedoelde bestedingsdoelen en welke integraal onderdeel dient uit te maken van het (financieel) jaarverslag.De externe accountantsverklaring moet schriftelijk bij het bestuur worden ingediend, jaarlijks voor de 1e juli volgend op het jaar waarop de vergoeding betrekking had. Het bestuur is bevoegd af te zien van de eis van een externe accountantsverklaring in die gevallen waarin er disproportionaliteit tussen de kosten van de verklaring en de hoogte van de vergoeding bestaat.

  • 3. De werkgevers en de werknemers, in dienst bij de werkgevers in het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in Nederland, als bedoeld in artikel 4, lid 1, hebben recht op uitkering in de gevallen en onder voorwaarden en op de wijze, nader bij reglement vast te stellen.

Artikel 8 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit acht leden, te benoemen door de in artikel 1 lid 2 genoemde organisaties van werkgevers en werknemers en wel

    • vier door FOSAG

    • drie door FNV Bouw

    • één door de Hout- en Bouwbond CNV

  • 2. Elk der in lid 1 genoemde organisaties benoemt één plaatsvervanger, die bij afwezigheid van een bestuurslid, aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen.

  • 3. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door de organisatie, die het betrokken bestuurslid heeft aangewezen, dan wel door het bedanken van betrokkene. De organisatie draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk in de vacature wordt voorzien.

  • 4. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe de wens te kennen gegeven wordt, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer van het Ministerie toegelaten, die alsdan alle voor het bestuur bestemde stukken ontvangt en gerechtigd is tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen.

Artikel 9 Vergaderingen en wijze van stemmen in vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of dit aan ten minste de helft van het aantal bestuursleden blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter wenselijk voorkomt, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.

  • 2. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, behoudens het bepaalde in lid 7 van dit artikel.

  • 3. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen, zo niet ten minste de helft der leden, behorende tot de kring der werkgevers en de helft der leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig is. Indien echter hetzelfde het geval is in een vergadering, welke niet eerder dan één week nadien wordt gehouden, geldt het in de vorige volzin bepaalde niet ten aanzien van de in de eerste vergadering geagendeerde onderwerpen.

  • 4. Stemming over zaken moet geschieden hoofdelijk en mondeling. Blanco stemmen zijn van onwaarde. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaatsheeft.

  • 5. Voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van de vorige volzin geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 6. Bij staking der stemmen, of indien de volstrekte meerderheid niet wordt bereikt, wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien het in de aanhef van de vorige volzin genoemde in de volgende vergadering opnieuw plaatsheeft, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.

  • 7. Indien in een vergadering van het bestuur het aantal leden, behorende tot de kring der werknemers en het aantal leden behorende tot de kring der werkgevers niet gelijk vertegenwoordigd is, brengen de leden van die groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, ieder zoveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.

  • 8. Het bestuur zal, gehoord de deelnemende organisaties en/of op grond van door deze organisaties verleende delegatie, bepalen of geldelijke steun als bedoeld in artikel 2 lid 4 wordt verleend; de besluiten daartoe dienen te worden genomen met twee/derde meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen der aanwezige bestuursleden.

Artikel 10 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur wijst uit zijn midden twee voorzitters en twee secretarissen aan en wel zo, dat één voorzitter en één secretaris worden gekozen uit de vertegenwoordigers der werkgeversorganisaties en één voorzitter en één secretaris uit de vertegenwoordigers der werknemersorganisaties.

  • 2. De voorzitters hebben afwisselend telkens voor één jaar de leiding der bestuursvergaderingen. De secretarissen regelen hun werkzaamheden onderling, met dien verstande dat wanneer de voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger is, een werknemersvertegenwoordiger als secretaris zal optreden en omgekeerd.

Artikel 11 Vertegenwoordiging

Het Fonds wordt vertegenwoordigd:

  • hetzij door het bestuur van het Fonds;

  • hetzij door de beide voorzitters tezamen.

Ingeval van afwezigheid of ontstentenis van één van beide voorzitters wordt, voor zover nodig, door het bestuur in de vervanging voorzien, zulks met inachtneming van het aan artikel 10 lid 1 ten grondslag liggende pariteitsbeginsel.

Artikel 12 Verantwoording

  • 1. Het boekjaar is het kalenderjaar.

  • 2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken afgesloten. Daaruit wordt een balans en een staat van lasten en baten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken die zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting, vergezeld van een rapport van een externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden. In de rekening en verantwoording zal voor elk doel van het Fonds vermeld worden welke baten en lasten aan dat doel worden toegerekend.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administratie van het Fonds, in casu de Stichting Sociaal Fonds Schildersbedrijf, en

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 5. Het bestuur benoemt, gehoord hebbende het bestuur van A&O Services, een externe deskundige als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor het nazien van de jaarrekening.

  • 6. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van de stichting. Deze begroting ligt voor bij het Fonds betrokkenen ter inzage ten kantore van het Fonds en wordt op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 13 Administratie

  • 1. De administratie van het Fonds wordt gevoerd door A&O Services, gevestigd te Rijswijk (ZH).

  • 2. In verband met het hiervoor bepaalde in lid 1 is het bestuur bevoegd bepaalde hem krachtens deze statuten en/of reglementen toekomende bevoegdheden aan het bestuur, de directie en/of andere functionarissen van A&O Services, alsmede aan bestuurscolleges van bij deze stichting aangesloten instellingen te delegeren, onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 14 Reglementen

Het bestuur zal één of meer reglementen opstellen, welke niet met de statuten in strijd mogen zijn en waarin al die onderwerpen, welke krachtens de statuten of anderszins een nadere regeling behoeven, zullen worden geregeld.

Artikel 15 Wijziging der statuten of reglementen

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging der statuten en reglementen van het Fonds.

  • 2. Een besluit tot wijziging der statuten moet worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste drie/vierde gedeelte der bestuursleden aanwezig moet zijn en elk der deelnemende organisaties, rekening houdend met het bepaalde in artikel 9, lid 3, vertegenwoordigd is. De uitnodiging voor een zodanige vergadering moet, met het voorstel, uiterlijk veertien dagen vóór de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.

  • 3. Indien in een vergadering, waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden behandeld, niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen één maand een tweede vergadering worden gehouden, op te roepen met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, welke ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden, tot het nemen van een besluit bevoegd zal zijn.

  • 4. Een besluit tot wijziging der statuten moet worden genomen met een meerderheid van drie/vierde gedeelte der uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat de besturen der deelnemende organisaties daaraan in meerderheid hun goedkeuring hebben gehecht. Indien het aantal deelnemende organisaties van werkgevers niet gelijk is aan het aantal deelnemende organisaties van werknemers, worden de goedkeurende verklaringen van het kleinste aantal deelnemende organisaties zoveel maal in aanmerking genomen als de uitkomst van de breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het grootste aantal deelnemende organisaties en de noemer door het kleinste aantal deelnemende organisaties.

  • 6. Voor een besluit tot wijziging van reglement(en) vinden de bepalingen van dit artikel overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Ontbinding en liquidatie

  • 1. Voor een besluit tot ontbinding en opheffing van het Fonds gelden dezelfde bepalingen als voor een besluit tot wijziging der statuten.

  • 2. In geval van ontbinding zal het bestuur met de liquidatie belast zijn en de bestemming bepalen van een eventueel batig saldo, welke bestemming zoveel mogelijk gelijk moet zijn aan het doel van het Fonds.

Artikel 17 Slotbepaling

In gevallen, waarin de statuten of reglement(en) niet voorzien of de bepalingen daarvan onduidelijk worden geacht, beslist het bestuur van het Fonds.

Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf

Artikel 1 Naam, zetel en deelnemende organisaties

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf en is gevestigd te Rijswijk (Zuid-Holland).

  • 2. Deelnemende organisaties zijn:

    • a. de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, gevestigd te Gouda, hierna te noemen: „FOSAG’’;

    • b. de Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, gevestigd te Woerden, hierna te noemen: „de Bouw- en Houtbond FNV’’; en

    • c. de Nederlandse Christelijke Bond van Werknemers in de Houten Bouwnijverheid gevestigd te Odijk, hierna te noemen: „de Hout- en Bouwbond CNV’’.

Artikel 2 Begripsomschrijving

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • a. „de stichting’’: de in artikel 1, lid 1 bedoelde stichting;

  • b. „de statuten’’: de statuten van de stichting;

  • c. „het bestuur’’: het bestuur van de stichting, bedoeld in artikel 5;

  • d. „het schildersbedrijf’’: of „de werkgever’’: de ondernemingen die onder de werkingssfeer vallen van enige toepasselijke „Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland’’;

  • e. „de Minister’’: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; en

  • f. „het Ministerie’’: het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 3 Doel

De stichting heeft ten doel om aan degenen, die uit het schildersbedrijf uittreden, met inachtneming van het daartoe bepaalde in enige toepasselijke „Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland’’ en bijbehorende reglementen uitkeringen te doen.

Artikel 4 Vermogen

De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

  • a. de jaarlijks volgens deze statuten vast te stellen door de werkgevers te storten werkgevers- en werknemersbijdragen als bedoeld in de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland, dan wel een zodanig andere arbeidsovereenkomst of bindende regeling van arbeidsvoorwaarden, die voor deze Collectieve Arbeidsovereenkomst in de plaats treedt;

  • b. donaties en subsidies;

  • c. schenkingen, erfstellingen en legaten; en

  • d. alle andere baten.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit acht leden, te benoemen door de in artikel 1, lid 2 genoemde organisaties van werkgevers en werknemers en wel:

    • vier door FOSAG;

    • drie door de Bouw- en Houtbond FNV; en

    • één door de Hout- en Bouwbond CNV.

  • 2. Elk der in lid 1 genoemde organisaties benoemt één plaatsvervanger, die bij afwezigheid van een bestuurslid, aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen.

  • 3. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door de organisatie die het betrokken bestuurslid heeft aangewezen, dan wel door het bedanken van betrokkene. De organisatie draagt er zorg voor, dat zo spoedig mogelijk in de vacature wordt voorzien.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van de stichting. Het bestuur treft ten behoeve van de bestuursleden een regeling inzake de vergoeding van vacatie en van de in hun functie gemaakte reiskosten.

Artikel 6 Vergaderingen en wijze van stemmen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar.

  • 2. Het bestuur vergadert voorts zo dikwijls de voorzitter dat noodzakelijk acht of dit aan ten minste de helft van het aantal bestuursleden blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter wenselijk voorkomt, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.

  • 3. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, behoudens het bepaalde in lid 8 van dit artikel.

  • 4. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen zo niet ten minste de helft der leden, behorende tot de kring der werkgevers en de helft der leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig is. Indien echter hetzelfde het geval is in een vergadering, welke niet eerder dan één week nadien wordt gehouden, geldt het in de vorige volzin bepaalde niet ten aanzien van de in de eerste vergadering geagendeerde onderwerpen.

  • 5. Stemmen over zaken moet geschieden hoofdelijk en mondeling. Stemmen over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaatsheeft. Blanco stemmen zijn van onwaarde.

  • 6. Alle besluiten worden, behoudens in de gevallen bedoeld in de artikelen 12, lid 1 en 13, lid 1, genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van de vorige volzin geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 7. Bij staking der stemmen, of indien de volstrekte meerderheid niet wordt bereikt, wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien het in de aanhef van de vorige volzin genoemde in de volgende vergadering opnieuw plaatsheeft, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.

  • 8. Indien in een vergadering van het bestuur meer leden, behorende tot de kring der werkgevers dan leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig zijn of omgekeerd, brengen de leden van die groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.

Artikel 7 Bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.

  • 2. Het bestuur is krachtens het in het vorige lid bepaalde tevens belast met het beheer van het fondsvermogen. Het is bevoegd uit naam van de stichting alle handelingen te verrichten die met de doelstelling in overeenstemming zijn en die niet bij of krachtens deze statuten aan de bevoegdheid van het bestuur onttrokken zijn.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 291, tweede lid van Boek 2, Burgerlijk Wetboek omvat de bevoegdheid van het bestuur mede het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 4. De beleggingen van de stichting zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat gelet op de verplichtingenstructuur:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen; en

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen.

  • 5. De aan de stichting toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 6. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.

  • 7. Het bestuur kan een of meerdere reglementen vaststellen, welke niet met de wet of de statuten in strijd mogen zijn.

Artikel 8 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur wijst uit zijn midden twee voorzitters en twee secretarissen aan en wel zo, dat één voorzitter en één secretaris worden gekozen uit de vertegenwoordigers der werkgeversorganisaties en één voorzitter en één secretaris uit de vertegenwoordigers der werknemersorganisaties.

  • 2. De voorzitters hebben afwisselend telkens voor één jaar de leiding der bestuursvergaderingen. De secretarissen regelen hun werkzaamheden onderling, met dien verstande, dat wanneer de voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger is, een werknemersvertegenwoordiger als secretaris zal optreden en omgekeerd.

Artikel 9 Vertegenwoordiging in en buiten rechte

De beide voorzitters vertegenwoordigen tezamen de stichting in en buiten rechte. In geval van afwezigheid of ontstentenis van één hunner wordt, voor zover nodig, door het bestuur in de vervanging voorzien, zulks met inachtneming van het aan artikel 8, lid 1 ten grondslag liggende pariteitsbeginsel.

Artikel 10 De administratie

  • 1. De administratie van de stichting wordt opgedragen aan Dienstencentrum Afbouw B.V., gevestigd te Rijswijk (Zuid-Holland), hierna te noemen: A&O Services.

  • 2. In verband met het gestelde in lid 1 is het bestuur bevoegd bepaalde hem krachtens de statuten en/of reglement(en) toekomende bevoegdheden aan het bestuur, de directie en/of andere functionarissen van A&O Services, alsmede aan bestuurscolleges van bij deze stichting aangesloten instellingen te delegeren onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 11 Boekjaar, jaarrekening en begroting

  • 1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken afgesloten. Daaruit wordt een balans en een staat van lasten en baten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken die zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting, vergezeld van een rapport van een externe registeraccountant uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden.

  • 3. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld. Uit deze stukken stelt het bestuur een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting en van de ontwikkelingen daarvan gedurende het boekjaar. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administratie van de stichting, in casu A&O Services; en

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 6. Uiterlijk binnen negen maanden na het einde van het boekjaar worden de deelnemende organisaties in het bezit gesteld van de jaarstukken. Overigens worden deze organisaties alle gegevens verstrekt die zij verlangen.

  • 7. Het bestuur stelt, in overleg met de in artikel 1 genoemde organisaties, tweemaal per kalenderjaar de bijdrage vast welke de werkgevers en/of de werknemers verschuldigd zijn en wel zo, dat het totaal aan bijdragen en andere inkomsten de uitgaven, zijnde het totaal aan uitkeringen, vermeerderd met de administratiekosten, zoveel mogelijk precies dekt. In geval het totaal van de geheven bijdragen hoger dan wel lager blijkt te zijn dan het voor de uitvoering van de regeling benodigde bedrag, wordt het verschil ten gunste respectievelijk ten laste van het volgende boekjaar gebracht. De stichting is gerechtigd voorschotten ter zake te doen invorderen.

  • 8. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting. Deze begroting ligt voor bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van A&O Services en wordt op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 12 Wijziging der statuten

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging der statuten en reglementen van de stichting.

  • 2. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste drie/vierde gedeelte der bestuursleden aanwezig moet zijn en elk der deelnemende organisaties, rekening houdend met het bepaalde in artikel 6, lid 4, vertegenwoordigd is. De uitnodiging voor een zodanige vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.

  • 3. Indien in een vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden behandeld, niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen een maand nadien een tweede vergadering worden gehouden. De uitnodiging voor deze vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden. Het bestuur is bevoegd tot het nemen van een besluit ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden.

  • 4. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen met een meerderheid van drie/vierde der uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nader de besturen der deelnemende organisaties daaraan in meerderheid hun goedkeuring hebben gehecht. Indien het aantal deelnemende organisaties van werkgevers niet gelijk is aan het aantal deelnemende organisaties van werknemers, worden de goedkeurende verklaringen van het kleinste aantal deelnemende organisaties zoveel maal in aanmerking genomen als de uitkomst van de breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het grootste aantal deelnemende organisaties en de noemer door het kleinste aantal deelnemende organisaties. Een organisatie wordt geacht goedkeuring te hebben verleend indien die organisatie niet binnen acht weken na de toezending van het tegenovergestelde heeft doen blijken door het insturen van op schrift gestelde bezwaren.

  • 6. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van het kantongerecht te ’s-Gravenhage.

  • 7. Voor een besluit tot wijziging van reglement(en) vinden de bepalingen van dit artikel overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Liquidatie en vereffening

  • 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 12 voor zover mogelijk van toepassing.

  • 2. De stichting blijft na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.

  • 3. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten voor zover mogelijk van kracht.

  • 5. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de stichting, dit onder goedkeuring van de meerderheid der deelnemende organisaties.

Artikel 14 Ministerieel vertegenwoordiger

Indien door de Minister de wens daartoe te kennen gegeven wordt, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer van het Ministerie toegelaten, die alsdan alle voor bestuursleden bestemde stukken ontvangt en gerechtigd is tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen.

Artikel 15 Slotbepaling

In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkingsen Glaszetbedrijf

Artikel 1 Naam, zetel deelnemende organisaties en doel

  • 1. De stichting draagt de naam: „Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf’’ en is gevestigd te Rijswijk (Zuid-Holland), hierna te noemen: „het Vakantiefonds’’.

  • 2. Deelnemende organisaties zijn:

    • a. Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, gevestigd te Gouda, hierna te noemen: „FOSAG’’;

    • b. De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, gevestigd te Woerden, hierna te noemen: „FNV’’; en

    • c. De Nederlandse Christelijke Bond van Werknemers in de Houten Bouwnijverheid, gevestigd te Odijk, hierna te noemen: „CNV’’.

  • 3. Het Vakantiefonds heeft ten doel het Vakantiefonds te beheren het welk overeenkomstig het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland is gevormd teneinde in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen in deze cao en overeenkomstig bij reglement vast te stellen bepalingen, aan werknemers die onder de genoemde cao vallen vergoeding te verschaffen wegens loonderving bij vakantiedagen, verlofdagen, collectieve ATV-dagen of daarvoor in de plaats komende dagen en algemeen erkende feestdagen en daarmee bij cao gelijkgestelde of te stellen dagen, vakantietoeslag alsmede eventuele andere daarmee verband houdende uitkeringen te doen.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. In het Vakantiefonds wordt deelgenomen door de werkgevers en de werknemers op wie de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf van toepassing is of een bindend opgelegde regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, die voor de hiervoor genoemde overeenkomst in de plaats is gekomen, alsmede door de werkgevers en werknemers die, overeenkomstig het dienaangaande bepaalde in het reglement, de opbouw van vakantiewaarden via het Vakantiefonds overeenkomen.

  • 2. De statuten en de op basis van de statuten vastgestelde reglementen worden geacht onderdeel te zijn van de in het eerste lid van dit artikel genoemde collectieve arbeidsovereenkomst of bindend opgelegde regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden.

Artikel 3 Geldmiddelen

De geldmiddelen van het Vakantiefonds bestaan uit:

  • a. het stichtingskapitaal;

  • b. de door de werkgevers in het Vakantiefonds gestorte bedragen bedoeld in artikel 4;

  • c. de opbrengst van de in artikel 4 bedoelde opslag voor administratiekosten;

  • d. de opbrengst van de in artikel 4 bedoelde inhouding voor administratiekosten;

  • e. renten en andere opbrengsten van bezittingen van het Vakantiefonds; en

  • f. andere baten.

Artikel 4 Bijdrageverplichtingen

  • 1. Ter uitvoering van het doel worden de door partijen bij de in artikel 2 genoemde cao vast te stellen bedragen voor de opbouw van vakantiewaarden – al dan niet verhoogd met een opslag voor administratiekosten – door de werkgever aan het Vakantiefonds betaald.

  • 2. Indien in enig boekjaar de opbrengst van de in het vorige lid bedoelde middelen groter is dan het totaal van de uitgaven van het Vakantiefonds dan zal het overschot overgeboekt worden ten bate van een algemene reserve.

  • 3. Indien in enig boekjaar de opbrengst van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde middelen kleiner is dan het totaal van de uitgaven van het Vakantiefonds dan zal het nadelig verschil ten laste van een algemene reserve worden gebracht.

  • 4. Het bestuur betrekt bij de vaststelling van de in artikel 3 bedoelde bedragen bestemd voor de opbouw van de vakantiewaarden de stand van de algemene reserve zoals die blijkt uit de laatst vastgestelde jaarrekening.

  • 5. Het bestuur zal, gehoord de deelnemende organisaties of op grond van een door deze organisaties verleende delegatie, binnen de doelstellingen van het Vakantiefonds de bestemming van de reserve bepalen; de besluiten daartoe dienen genomen te worden met twee/derde meerderheid van stemmen der aanwezige bestuursleden.

Artikel 5 Uitkeringen

De geldswaarde van de opgebouwde vakantiewaarden wordt – al dan niet onder inhouding van een bij reglement vast te stellen bijdrage voor administratiekosten – aan de werknemer uitbetaald.

Artikel 6 Administratie

De administratie van het Fonds wordt gevoerd door Dienstencentrum Afbouw B.V., gevestigd te Rijswijk (Zuid-Holland), hierna te noemen: A&O Services.

Artikel 7 Bestuur

  • 1. Het bestuur van het Vakantiefonds bestaat uit acht leden, te benoemen door de in artikel 1, lid 2, genoemde organisaties van werkgevers en werknemers en wel:

    • a. vier door FOSAG;

    • b. drie door FNV;

    • c. één door CNV.

  • 2. Elk der in lid 1 genoemde organisaties benoemt één plaatsvervanger, die bij afwezigheid van een bestuurslid, aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen. Hetgeen is bepaald ten aanzien van bestuursleden geldt evenzeer voor plaatsvervangende leden.

  • 3. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door het orgaan dat het betrokken bestuurslid heeft aangewezen of door het bedanken van betrokkene. De organisatie draagt er zorg voor dat zo snel mogelijk in de vacature wordt voorzien.

  • 4. De leden van het bestuur en de directie mogen niet deelnemen aan leveringen of aannemingen ten behoeve van het Vakantiefonds of belang hebben bij de belegging van zijn gelden.

  • 5. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het Vakantiefonds. Het bestuur treft ten behoeve van de bestuursleden een regeling inzake de vergoeding van vacatie en van de in hun functie gemaakte reiskosten.

Artikel 8 Vergaderingen en wijze van stemmen in vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of dit aan ten minste de helft van het aantal bestuursleden blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter wenselijk voorkomt, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.

  • 2. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, behoudens het bepaalde in lid 7 van dit artikel.

  • 3. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen, zo niet ten minste de helft der leden, behorende tot de kring der werkgevers en de helft der leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig is. Indien echter hetzelfde het geval is in een vergadering, welke niet eerder dan één week nadien wordt gehouden, geldt het in de vorige volzin bepaalde niet ten aanzien van de in de eerste vergadering geagendeerde onderwerpen.

  • 4. Stemming over zaken moet geschieden hoofdelijk en mondeling. Blanco stemmen zijn van onwaarde. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaatsheeft.

  • 5. Voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van de vorige volzin geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 6. Bij staking der stemmen, of indien de volstrekte meerderheid niet worden bereikt, wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien het in de aanhef van de vorige volzin genoemde in de volgende vergadering opnieuw plaatsheeft, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.

  • 7. Indien in een vergadering van het bestuur het aantal ter vergadering aanwezige leden, behorende tot de kring der werkgevers en het aantal leden, behorende tot de kring der werknemers niet gelijk vertegenwoordigd is, brengen de leden van die groep waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is ieder zoveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.

Artikel 9 Delegatie

Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden delegeren aan A&O Services en/of aan door het bestuur, al dan niet geheel uit zijn midden, benoemde paritaire commissies waarbij aan deze commissies toestemming kan worden verleend, volgens door het bestuur te stellen richtlijnen, een deel van deze bevoegdheden weer over te dragen aan A&O Services. De gedelegeerde bevoegdheden worden door de commissies en A&O Services uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 10 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur wijst uit zijn midden twee voorzitters en twee secretarissen aan en wel zo, dat één voorzitter en één secretaris worden gekozen uit de vertegenwoordigers der werkgeversorganisatie en één voorzitter en één secretaris uit de vertegenwoordigers der werknemersorganisaties.

  • 2. De voorzitters hebben afwisselend telkens voor één jaar de leiding der bestuursvergaderingen. De secretarissen regelen hun werkzaamheden onderling, met dien verstande dat, wanneer de voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger is, een werknemersvertegenwoordiger als secretaris zal optreden en omgekeerd.

Artikel 11 Vertegenwoordiging

Het Vakantiefonds wordt vertegenwoordigd:

  • a. hetzij door het bestuur van het Vakantiefonds;

  • b. hetzij door beide voorzitters tezamen.

In geval van afwezigheid of ontstentenis één hunner wordt, voor zover nodig, door het bestuur in de vervanging voorzien, zulks met inachtneming van het aan artikel 10, lid 2, ten grondslag liggende pariteitsbeginsel.

Artikel 12 Reglementen

Het bestuur stelt een of meer reglementen vast, welke niet in strijd met de statuten mogen zijn en waarin al die onderwerpen, welke krachtens de statuten of anderszins een nadere regeling behoeven, zullen worden geregeld.

Artikel 13 Beheer

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het Vakantiefonds. Het is bevoegd uit naam van het Vakantiefonds alle handelingen te verrichten die met de doelstelling in overeenstemming zijn en die niet bij of krachtens deze statuten aan de bevoegdheid van het bestuur onttrokken zijn.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 291 tweede lid van Boek 2, Burgerlijk Wetboek omvat de bevoegdheid van het bestuur mede het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en het sluiten van overeenkomsten waarbij het Vakantiefonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 3. De beleggingen van het Vakantiefonds zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat gezien de verplichtingenstructuur:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen; en

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen.

  • 4. De aan het Vakantiefonds toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 5. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.

Artikel 14 Boekjaar, accountant en jaarverslag

  • 1. Het boekjaar is het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur benoemt, gehoord het bestuur van het A&O Services, een externe registeraccountant aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.

  • 3. De registeraccountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het Vakantiefonds. De waarden van het Vakantiefonds moeten hem desgevraagd worden getoond.

  • 4. De registeraccountant brengt tenminste eenmaal per jaar aan het bestuur verslag uit van zijn bevindingen uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 5. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording aan partijen bij de in artikel 2 van deze statuten genoemde cao’s af door middel van een verslag. Het verslag is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van het fonds en wordt gecontroleerd door de externe registeraccountant.

  • 6. Het in het vijfde lid bedoelde verslag bevat:

    • a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van het Vakantiefonds gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van het Vakantiefonds, bestaande uit een balans en een rekening van baten en lasten, vergezeld van een verklaring van de registeraccountant ter zake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan;

    • c. in voorkomende gevallen, mededelingen omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglement(en) hebben plaatsgehad.

  • 7. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de in de artikel 2 genoemde cao’s.

  • 8. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers gelegd:

    • a. ten kantore van het Vakantiefonds;

    • b. op een of meer door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 9. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 10. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van het Vakantiefonds. Deze begroting ligt voor bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van het Vakantiefonds en wordt op aanvraag aan de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 15 Wijziging statuten

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging der statuten en reglementen van het Vakantiefonds.

  • 2. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste drie/vierde gedeelte der bestuursleden aanwezig moet zijn en elk der deelnemende organisaties, rekening houdend met het bepaalde in artikel 8, lid 3, vertegenwoordigd is. De uitnodiging voor een zodanige vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.

  • 3. Indien in een vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden behandeld, niet het voor nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen een maand nadien een tweede vergadering worden gehouden. De uitnodiging voor deze vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden. Het bestuur is bevoegd tot het nemen van een besluit, ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden.

  • 4. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen met een meerderheid van drie/vierde der uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat de besturen der deelnemende organisaties daaraan in meerderheid hun goedkeuring hebben gehecht. Indien het aantal deelnemende organisaties van werkgevers niet gelijk is aan het aantal deelnemende organisaties van werknemers, worden de goedkeurende verklaringen van het kleinste aantal deelnemende organisaties zoveel maal in aanmerking genomen als de uitkomst van de breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het grootste aantal deelnemende organisaties en de noemer door het kleinste aantal deelnemende organisaties. Een organisatie wordt geacht goedkeuring te hebben verleend indien die organisatie niet binnen acht weken na de toezending van het tegenovergestelde heeft doen blijken door het insturen van op schrift gestelde bezwaren.

  • 6. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van het kantongerecht te Den Haag.

  • 7. Voor een besluit tot wijziging van reglement(en) vinden de bepalingen van dit artikel overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Ontbinding van de stichting

  • 1. Voor een besluit tot ontbinding van het Vakantiefonds gelden dezelfde bepalingen als voor een besluit tot wijziging van de statuten.

  • 2. In geval van ontbinding zal het bestuur – met een meerderheid en op een wijze als genoemd in lid 5 van het voorgaande artikel met de liquidatie zijn belast, tenzij de organisaties genoemd in artikel 1, lid 2, van deze statuten een ander besluit nemen.

  • 3. Het bestuur beslist over de bestemming van een batig saldo. Een batig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenkomt met het doel van het Vakantiefonds. Een nadelig saldo dient door de werkgevers te worden opgebracht.

Artikel 17 Ministerieel vertegenwoordiger

Als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe de wens te kennen geeft, wordt in overleg tussen de minister en het bestuur een waarnemer toegelaten. De waarnemer is gerechtigd alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen. De waarnemer ontvangt daartoe alle voor het bestuur bestemde stukken.

Artikel 18 Slotbepaling

In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de reglementen van het Vakantiefonds is voorzien, beslist het bestuur.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze statuten zijn laatstelijk gewijzigd bij besluit van het bestuur de dato negenentwintig januari tweeduizendvier en in werking getreden op vijfentwintig maart tweeduizendvier.

Stichting Garantiefonds Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf

Artikel 1 Naam, zetel en deelnemende organisaties

  • 1. De stichting draagt de naam: „Stichting Garantiefonds Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf’’ – hierna te noemen „het Fonds’’ – en is gevestigd te Rijswijk (Zuid-Holland).

  • 2. Deelnemende organisaties zijn:

    • a. Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (bij afkorting FOSAG), gevestigd te Gouda.

    • b. Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid (bij afkorting: de Bouw- en Houtbond FNV), gevestigd te Woerden.

    • c. Nederlandse Christelijke Bond van Werknemers in de Hout- en Bouwnijverheid (bij afkorting: de Hout- en Bouwbond CNV), gevestigd te Odijk.

Artikel 2 Doel

Het Fonds heeft ten doel:

  • a. het verstrekken van een loondervingsvergoeding aan werknemers ingeval door de werkgever, een sociaal fonds dan wel een uitkeringsorgaan sociale verzekeringen, niet tijdig wordt voldaan aan de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de CAO, waaronder begrepen de reglementen van de sociale fondsen, of een wettelijke regeling op het gebied van de werknemersverzekeringen sociale zekerheid, onder nader bij reglement vast te stellen voorwaarden;

  • b. het verstrekken van een loondervingsvergoeding aan werknemers over feestdagen, collectieve ATV-dagen en verlofdagen in geval van bedrijfssluiting indien de werknemer over onvoldoende tegoed bij het Vakantiefonds Schilders beschikt om te voorzien in de loonderving over genoemde dagen. De vergoeding wordt verstrekt onder nader bij reglement vast te stellen voorwaarden.

Artikel 3 Middelen

Het Fonds tracht dit doel te bereiken door:

  • 1. het doen van uitkeringen;

  • 2. andere wettige middelen die voor het gestelde doel bevorderlijk zijn.

Artikel 4 Verplichtingen

  • 1. In het Fonds wordt deelgenomen door de werkgevers en werknemers op wie de collectieve arbeidsovereenkomst voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf in Nederland van toepassing is, of een daarvoor in de plaats tredende arbeidsovereenkomst of bindende regeling betreffende lonen en arbeidsvoorwaarden van toepassing is op basis van een nog nader vast te stellen reglement.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde personen zijn verplicht tot naleving van het bij of krachtens de statuten en het reglement te hunnen aanzien bepaalde. Deze naleving kan, ook wat de betaling van de bijdrage betreft, in rechte gevorderd worden.

Artikel 5 Geldmiddelen

Het vermogen van het Fonds wordt gevormd door:

  • a. bijdragen van werkgevers op wie de CAO, dan wel een daarvoor in de plaats tredende arbeidsovereenkomst of bindende regeling betreffende lonen en arbeidsvoorwaarden van toepassing is, op basis van een nog vast te stellen reglement;

  • b. (overheids)subsidies, donaties en renten;

  • c. hetgeen het Fonds door erfstelling, legaat, schenking of op enige andere wijze verkrijgt.

Artikel 6 Bijdragen werkgevers

De bijdragen van de werkgevers worden nader bij reglement vastgesteld.

Artikel 7 Uitkeringen

De werknemers, in dienst bij de werkgevers in het schilders-, afwerkingsen glaszetbedrijf in Nederland, als bedoeld in artikel 4 lid 1, hebben recht op vergoeding in de gevallen en onder voorwaarden en op de wijze, nader bij reglement vast te stellen.

Artikel 8 Bestuur

  • 1. De leden van het bestuur van de „Stichting Arbeid, Zorg, Opleiding, Ontwikkeling en Reïntegratie voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf’’, statutair gevestigd te Rijswijk (Z-H) zullen qualitate qua zitting hebben in het bestuur van het Fonds en zullen daarin dezelfde functies vervullen als bij eerstgenoemde stichting.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur van het Fonds vangt aan bij aanvaarding van de benoeming tot lid van de in lid 1 genoemde stichting.

  • 3. Het lidmaatschap van het bestuur van het Fonds eindigt buiten de gevallen genoemd in artikel 298 lid 1 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bij beëindiging van het lidmaatschap van de in lid 1 genoemde stichting.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het Fonds. Het bestuur treft ten behoeve van de bestuursleden een regeling inzake de vergoeding van vacatie en van de in hun functie gemaakte reiskosten.

Artikel 9 Vergaderingen en wijze van stemmen in vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of dit aan ten minste de helft van het aantal bestuursleden blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter wenselijk voorkomt, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.

  • 2. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, behoudens het bepaalde in lid 7 van dit artikel.

  • 3. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen, zo niet ten minste de helft der leden, behorende tot de kring der werkgevers en de helft der leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig is. Indien echter hetzelfde het geval is in een vergadering, welke niet eerder dan één week nadien wordt gehouden, geldt het in de vorige volzin bepaalde niet ten aanzien van de in de eerste vergadering geagendeerde onderwerpen.

  • 4. Stemming over zaken moet geschieden hoofdelijk en mondeling. Blanco stemmen zijn van onwaarde. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaatsheeft.

  • 5. Alle besluiten worden, behoudens in de gevallen bedoeld in de artikelen 16 (lid 2) en 17 (lid 1), genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van de vorige volzin geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 6. Bij staking der stemmen, of indien de volstrekte meerderheid niet wordt bereikt, wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien het in de aanhef van de vorige volzin genoemde in de volgende vergadering opnieuw plaatsheeft, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.

  • 7. Indien in een vergadering van het bestuur meer leden, behorende tot de kring der werkgevers, dan leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig zijn, of omgekeerd, brengen de leden van die groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.

  • 8. De bestuursvergaderingen mogen worden bijgewoond door een waarnemer van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die in onderling overleg tussen het Fonds en genoemd Ministerie zal worden aangewezen. De vergaderstukken zullen aan die waarnemer worden gezonden.

Artikel 10 Voorzitters en secretarissen

De voorzitters hebben afwisselend telkens voor één jaar de leiding der bestuursvergaderingen. De secretarissen regelen hun werkzaamheden onderling, met dien verstande dat, wanneer de voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger is, een werknemersvertegenwoordiger als secretaris zal optreden en omgekeerd.

Artikel 11 Vertegenwoordiging

Het Fonds wordt vertegenwoordigd:

  • hetzij door het bestuur van het Fonds;

  • hetzij door de beide voorzitters tezamen.

Ingeval van afwezigheid of ontstentenis van één van beide voorzitters wordt, voor zover nodig, door het bestuur in de vervanging voorzien, zulks met inachtneming van het aan artikel 10 lid 2 ten grondslag liggende pariteitsbeginsel.

Artikel 12

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het Fonds. Behoudens de beperkingen volgens deze statuten is het bestuur bevoegd tot alle handelingen, welke tot het bereiken van het statutaire doel kunnen leiden.

  • 2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen, alsmede tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij het Fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 3. Het bestuur is bevoegd één of meerdere reglementen vast te stellen, die niet in strijd met deze statuten mogen zijn.

Artikel 13 Administratie

  • 1. De administratie van het Fonds wordt gevoerd door Dienstencentrum Afbouw B.V., gevestigd te Rijswijk (Zuid-Holland), hierna te noemen: A&O Services.

  • 2. In verband met het hiervoor bepaalde in lid 1 is het bestuur bevoegd bepaalde hem krachtens deze statuten en/of reglement(en) toekomende bevoegdheden aan het bestuur, de directie en/of andere functionarissen van de A&O Services, alsmede aan bestuurscolleges van bij deze stichting aangesloten instellingen te mandateren, onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 14

  • 1. Het boekjaar is het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar maakt het bestuur de balans en de staat van baten en lasten van het Fonds op en legt schriftelijke verantwoording af over het door hem gevoerde beleid aan de besturen van de deelnemende organisaties; aan bedoelde besturen worden alle gegevens verstrekt die deze verlangen. De jaarstukken zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting en worden gecontroleerd door een registeraccountant uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administratie van het Fonds, in casu A&O Services, en

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 5. Het bestuur benoemt, gehoord hebbende het bestuur van A&O Services, een externe deskundige als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor het nazien van de jaarrekening.

  • 6. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting. Deze begroting ligt voor bij het Fonds betrokkene werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van het Fonds en wordt op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 15 Reglementen

Het bestuur zal één of meer reglementen opstellen, welke niet met de statuten in strijd mogen zijn en waarin al die onderwerpen, welke krachtens de statuten of anderszins een nadere regeling behoeven, zullen worden geregeld.

Artikel 16 Wijziging der statuten of reglementen

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging der statuten en reglementen van het Fonds.

  • 2. Een besluit tot wijziging der statuten moet worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste drie/vierde gedeelte der bestuursleden aanwezig moet zijn en elk der deelnemende organisaties, rekening houdend met het bepaalde in artikel 9, lid 3, vertegenwoordigd is. De uitnodiging voor een zodanige vergadering moet, met het voorstel, uiterlijk veertien dagen vóór de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.

  • 3. Indien in een vergadering, waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden behandeld, niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen één maand een tweede vergadering worden gehouden, op te roepen met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, welke ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden, tot het nemen van een besluit bevoegd zal zijn.

  • 4. Een besluit tot wijziging der statuten moet worden genomen met een meerderheid van drie/vierde gedeelte der uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Een statutenwijziging treedt eerst in werking, nadat de besturen der deelnemende organisaties daaraan in meerderheid hun goedkeuring hebben gehecht. Indien het aantal deelnemende organisaties van werkgevers niet gelijk is aan het aantal deelnemende werknemersorganisaties van werknemers, worden de goedkeurende verklaringen van het kleinste aantal deelnemende organisaties zoveel maal in aanmerking genomen als de uitkomst van een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het grootste aantal deelnemende organisaties en de noemer door het kleinste aantal deelnemende organisaties

  • 6. Voor een besluit tot wijziging van reglement(en) vinden de bepalingen van dit artikel overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Ontbinding en liquidatie

  • 1. Voor een besluit tot ontbinding en opheffing van het Fonds gelden dezelfde bepalingen als voor een besluit tot wijziging der statuten.

  • 2. In geval van ontbinding zal het bestuur met de liquidatie belast zijn en de bestemming bepalen van een eventueel batig saldo, welke bestemming zoveel mogelijk gelijk moet zijn aan het doel van het Fonds.

Artikel 18 Slotbepaling

In gevallen, waarin de statuten of reglement(en) niet voorzien of de bepalingen daarvan onduidelijk worden geacht, beslist het bestuur van het Fonds.

Stichting Scholings- en Werkervaringsfonds Schildersbedrijf

Artikel 1 Naam, zetel, duur

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Scholings- en Werkervaringsfonds Schildersbedrijf (hierna verder te noemen: „het Fonds’’).

  • 2. Zij is gevestigd in de gemeente Rijswijk.

  • 3. Het Fonds is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 2 Doel

Het Fonds heeft ten doel het (doen) uitvoeren van activiteiten in het kader van scholing en het creëren van werkervaringsplaatsen als bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland met inachtneming van het daartoe bepaalde in genoemde collectieve arbeidsovereenkomst en bijbehorende reglement(en).

Artikel 3 Het Fonds tracht haar doel te verwezenlijken door:

  • a. het verlenen van financiële tegemoetkoming in de kosten van de opleiding en her-, om- en bijscholing van werknemers vallend onder de cao voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf, ten behoeve van het op peil brengen en houden van het vakmanschap;

  • b. vergoeden van onkosten, loon- en verletkosten wegens scholingsdagen;

  • c. subsidiëring dan wel financiering van de Stichting Scholingsen Werkervaringsverband Schilderen overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in het reglement;

  • d. subsidiëring, dan wel financiering van scholings- en werkervaringsprojecten ten behoeve van de schildersbedrijfstak;

Artikel 4 Deelnemers

Deelnemende organisaties zijn:

  • a. De Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (bij afkorting genoemd en hierna ook te noemen: FOSAG), gevestigd te Gouda;

  • b. De FNV Bouw gevestigd te Woerden;

  • c. De Nederlandse Christelijke Bond van Werknemers in de Houten Bouwnijverheid (bij afkorting genoemd en hierna ook te noemen: de Hout- en Bouwbond CNV), gevestigd te Odijk, gemeente Bunnik.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1. In het Fonds wordt deelgenomen door de werkgevers en werknemers op wie de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf van toepassing is, dan wel een zodanige andere arbeidsovereenkomst of bindend opgelegde regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, die voor evenbedoelde collectieve arbeidsovereenkomst in de plaats zal treden.

  • 2. De werkgevers en werknemers als bedoeld in het vorige lid zijn verplicht tot naleving van de bij of krachtens deze statuten en het hierna in artikel 13 bedoelde reglement te hunnen aanzien gemaakte bepalingen. Vorenbedoelde naleving kan, ook voor wat de betaling van de in artikel 6 lid 1 sub a bedoelde bedragen betreft, in rechte gevorderd worden.

Artikel 6 Geldmiddelen

Het vermogen van het Fonds wordt gevormd door:

  • a. de jaarlijks volgens deze statuten vast te stellen door de werkgevers te storten werkgevers- en werknemersbijdragen als bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland, dan wel een zodanig andere arbeidsovereenkomst of bindende regeling van arbeidsvoorwaarden die voor deze cao in de plaats treedt;

  • b. (overheids)subsidies, donaties en renten;

  • c. hetgeen het Fonds door erfstelling, legaat, schenking of op enigerlei andere wijze verkrijgt.

Artikel 7 Bestuur

  • 1. Het bestuur van het Fonds bestaat uit vier leden, te benoemen door de in artikel 4 genoemde deelnemende organisaties van werkgevers en werknemers en wel:

    • twee door FOSAG;

    • één door FNV Bouw;

    • één door de Hout- en Bouwbond CNV.

  • 2. Elk van de in het vorige lid genoemde organisaties benoemt een plaatsvervanger, die bij afwezigheid van het bestuurslid, aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen.

  • 3. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door de organisatie die het betrokken bestuurslid heeft aangewezen, het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd, het bedanken van de betrokkene. De desbetreffende organisatie draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk in de vacature wordt voorzien.

  • 4. Het bestuur wijst uit zijn midden twee voorzitters en twee vice-voorzitters/penningmeesters aan en wel zo, dat één voorzitter en één vice-voorzitter/penningmeester worden gekozen uit de vertegenwoordigers der werkgeversorganisatie en één voorzitter en één vice-voorzitter/penningmeester uit de vertegenwoordigers der werknemersorganisaties.

  • 5. De voorzitters hebben afwisselend telkens voor één jaar van één juli tot en met dertig juni de leiding der bestuursvergaderingen. De vice-voorzitters/penningmeesters regelen hun werkzaamheden onderling, met dien verstande dat wanneer de voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger is, een werknemersvertegenwoordiger als vice-voorzitter/penningmeester zal optreden en omgekeerd.

  • 6. Onverminderd het bepaalde in lid 3 van dit artikel eindigt het lidmaatschap van het bestuur door overlijden, periodiek aftreden, door ondercuratelestelling, alsmede door ontslag door de Rechtbank.

  • 7. De leden van het bestuur genieten geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op een – nader vast te stellen vergoeding van de door hen in hun uitoefening van hun functie gemaakte verblijf-, reis- en vacatiekosten.

Artikel 8 Bestuursbevoegdheid

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het Fonds.

  • Behoudens de beperkingen volgens deze statuten is het bestuur bevoegd tot alle handelingen, welke tot het bereiken van het statutaire doel kunnen leiden.

  • 2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij het Fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 3. De beleggingen van het Fonds zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat gelet op de verplichtingenstructuur:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen; en

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen.

  • 4. De aan het Fonds toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 5. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.

  • 6. Het bestuur is bevoegd één of meerdere reglementen vast te stellen, die niet in strijd met deze statuten mogen zijn.

Artikel 9 Vertegenwoordiging

Het Fonds wordt vertegenwoordigd:

  • hetzij door het bestuur van het Fonds;

  • hetzij door de beide voorzitters tezamen.

Ingeval van belet of ontstentenis van één van beide voorzitters wordt voor zover nodig – door het bestuur in de vervanging voorzien, zulks met inachtneming van het hiervoor aan artikel 7 lid 4 ten grondslag liggende pariteitsbeginsel.

Artikel 10 Administratie

  • 1. De administratie van het Fonds wordt gevoerd door Stichting Savantis, Vakcentrum Afbouw en Onderhoud, Presentatie en Communicatie. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, gevestigd te Waddinxveen (Zuid-Holland), hierna te noemen: Savantis.

  • 2. In verband met het bepaalde in het voorgaande lid is het bestuur bevoegd bepaalde hem krachtens deze statuten en/of reglement(en) toekomende bevoegdheden aan het bestuur, de directie en/of andere functionarissen van Savantis of Dienstencentrum Afbouw B.V., gevestigd te Rijswijk (Zuid-Holland), ook te noemen: A&O Services alsmede aan bestuurscolleges van bij deze stichting aangesloten instellingen te delegeren onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 11 Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of dit door ten minste de helft van het aantal bestuursleden – blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter – wenselijk wordt geacht, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.

  • 2. In een bestuursvergadering kunnen geen geldige besluiten worden genomen wanneer niet ten minste de helft van de leden, behorende tot de kring van de werkgevers en de helft van de leden, behorende tot de kring van werknemers, aanwezig is. In een volgende vergadering, die gehouden wordt ten minste één week na de laatste vergadering, kunnen geldige besluiten worden genomen ten aanzien van de geagendeerde onderwerpen in laatstbedoelde vergadering, óók wanneer niet wordt voldaan aan de quorumeis als bedoeld in de vorige volzin.

  • 3. Daargelaten het hierna bepaalde in lid 5, heeft ieder bestuurslid recht tot het uitbrengen van één stem. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven, worden alle bestuursbesluiten genomen met gewone meerderheid van stemmen.

  • 4. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaatsvindt. Blanco stemmen zijn van onwaarde. Indien bij een voorstel de stemmen staken of niet de volstrekte meerderheid wordt verkregen, wordt de beslissing uitgesteld tot in een volgende vergadering.

  • Indien in de volgende vergadering wederom niet de volstrekte meerderheid wordt verkregen, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen, met dien verstande dat bij stemming over personen bij staken van stemmen het lot zal beslissen.

  • 5. Indien in een bestuursvergadering meer leden behorende tot de kring der werkgevers dan leden behorende tot de kring der werknemers aanwezig zijn, of omgekeerd, brengen de leden van de groep, waarvan het grootste aantal leden aanwezig is, evenveel stemmen uit als die van de kleinste groep, die ter vergadering aanwezig is. De leden van de groep, waarvan het kleinste aantal leden aanwezig is, brengen alsdan evenveel stemmen uit als van de grootste groep, die ter vergadering aanwezig is.

  • 6. Gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen zijn een waarnemer van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een waarnemer van Savantis en een waarnemer van partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, die in onderling overleg tussen het Fonds en respectievelijk de Minister, Savantis en partijen worden benoemd. Waarnemers ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken. Waarnemers hebben geen stemrecht ter vergadering.

Artikel 12 Boekjaar en jaarrekening

  • 1. Het boekjaar van het Fonds valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar maakt het bestuur de balans en de staat van baten en lasten van het Fonds op en legt schriftelijke verantwoording af over het door hem gevoerde beleid aan de besturen van de deelnemende organisaties; aan evenbedoelde besturen worden alle gegevens verstrekt, die deze verlangen. Het verslag is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van het fonds. Het verslag wordt gecontroleerd door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 3. Het saldo, dat blijkt uit de vastgestelde resultatenrekening, wordt toegevoegd aan de (geld)middelen voor het lopende boekjaar.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administratie van het Fonds; in casu Savantis; en

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 6. Het bestuur benoemt, na gehoord hebbende het bestuur van de Stichting Savantis, een externe deskundige als bedoeld in artikel 393 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voor het nazien van de jaarrekening.

  • 7. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van de stichting. Deze begroting ligt voor bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers ter inzake ten kantore van het Fonds en wordt op aanvraag van de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 13 Reglement

  • 1. Het bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn voorzien.

  • 2. Het reglement casu quo de reglementen mag/mogen niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.

  • 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement casu quo de reglementen te wijzigen of op te heffen.

  • 4. Op vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement casu quo de reglementen is het bepaalde in artikel 14, leden 1, 5 en 6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen. Het besluit daartoe zal slechts kunnen worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.

  • 2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de akte van wijziging alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het stichtingenregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken binnen welker gebied het Fonds haar zetel heeft.

  • 3. Het bestuur is bevoegd het Fonds te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen hiervoor in lid 1 van dit artikel is bepaald aangaande een besluit tot wijziging van de statuten.

  • 4. Het Fonds wordt bovendien ontbonden:

    • door insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • door rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

  • 5. Besluiten tot statutenwijziging of ontbinding van het Fonds zijn pas van kracht, nadat de besturen van de deelnemende organisaties daaraan in meerderheid hun goedkeuring hebben gehecht. Indien het aantal deelnemende organisaties van werkgevers niet gelijk is aan het aantal deelnemende organisaties van werknemers, worden de goedkeurende verklaringen van het kleinste aantal deelnemende organisaties zoveel maal in aanmerking genomen als de uitkomst van de breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het grootste aantal deelnemende organisaties en de noemer door het kleinste aantal deelnemende organisaties.

  • 6. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van het kantongerecht te ’s-Gravenhage.

Artikel 15 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. Het Fonds blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.

  • 4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van het Fonds zal worden gegeven, met dien verstande, dat het batig saldo moet worden bestemd voor een doel, hetwelk het doel van het Fonds zoveel mogelijk nabij komt.

Artikel 16 Slotbepaling

In alle gevallen waarin door de wet en de statuten van het Fonds niet is voorzien, beslist het bestuur.

Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (hierna verder ook te noemen: „het Fonds’’).

  • 2. Zij is gevestigd in de gemeente Rijswijk (Zuid-Holland).

Artikel 2 Doel

Het Fonds heeft ten doel het direct dan wel indirect verstrekken van suppleties op door werknemers te ontvangen sociale verzekeringsuitkeringen, met inachtneming van het geen in de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkingsen Glaszetbedrijf, of enige andere daarvoor in de plaats tredende regeling van lonen en arbeidsvoorwaarden, is bepaald, alsmede in de hierna bedoelde nadere voorwaarden, mits evengenoemde Collectieve Arbeidsovereenkomst van toepassing zou zijn op vorenbedoelde werknemers, indien dezen de arbeid zouden verrichten in dienstbetrekking.

Evenbedoelde nadere voorwaarden, waaronder de hiervoor bedoelde suppleties worden toegekend, alsmede de wijze waarop zulks geregeld is, zijn vastgelegd in één of meerdere reglementen.

Artikel 3 Middelen

Het Fonds tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

  • a. betalen van aanvullende uitkeringen;

  • b. andere wettige middelen, die voor het gestelde doel bevorderlijk zijn.

Artikel 4 Deelnemers

Deelnemende organisaties aan het Fonds zijn:

  • a. de vereniging: De Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (bij afkorting geheten: FOSAG), gevestigd te Gouda;

  • b. de vereniging: De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid (bij afkorting geheten: FNV Bouw), gevestigd te Woerden;

  • c. de vereniging: De Nederlandse Christelijke Bond van Werknemers in de Hout- en Bouwnijverheid (bij afkorting geheten: de Hout- en Bouwbond CNV), gevestigd te Odijk.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1. In het Fonds wordt deelgenomen door de werkgevers en werknemers op wie de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland van toepassing is, dan wel een zodanig andere arbeidsovereenkomst of bindend opgelegde regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, die voor evenbedoelde Collectieve Arbeidsovereenkomst in de plaats zal treden.

  • 2. De werkgevers en werknemers als bedoeld in het vorige lid zijn verplicht tot naleving van de bij of krachtens deze statuten en het hierna in artikel 13 bedoelde reglement te hunnen aanzien gemaakte bepalingen. Vorenbedoelde naleving kan, ook voor wat de betaling van de in artikel 6 sub a bedoelde bedragen betreft, in rechte gevorderd worden.

Artikel 6 Geldmiddelen

Het vermogen van het Fonds wordt gevormd door:

  • a. de jaarlijks volgens deze statuten vast te stellen door de werkgevers te storten werkgevers- en werknemersbijdragen als bedoeld in de Collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland, dan wel een zodanig andere arbeidsovereenkomst of bindende regeling van arbeidsvoorwaarden, die voor deze Collectieve arbeidsovereenkomst in de plaats treedt;

  • b. (overheids)subsidies, donaties en renten;

  • c. hetgeen het Fonds door erfstelling, legaat, schenking of op enigerlei andere wijze verkrijgt.

Artikel 7 Bestuur

  • 1. Het bestuur van het Fonds bestaat uit acht leden, te benoemen door de in artikel 4 genoemde deelnemende organisaties van werkgevers en werknemers en wel:

    • vier door FOSAG;

    • drie door FNV Bouw;

    • één door de Hout- en Bouwbond CNV.

  • 2. Elk van de in het vorige lid genoemde organisaties benoemt een plaatsvervanger, die bij afwezigheid van het bestuurslid, aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden twee voorzitters en twee secretarissen, en wel één voorzitter en één secretaris uit de werkgeversbestuursleden en één voorzitter en één secretaris uit de werknemersbestuursleden. De beide voorzitters hebben afwisselend gedurende een kalenderjaar de leiding van de bestuursvergaderingen. Is de voorzitter een werkgeversbestuurslid, dan zal de secretaris een werknemersbestuurslid zijn en omgekeerd.

  • 4. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door de organisatie, die het betrokken bestuurslid heeft benoemd, dan wel het bedanken van betrokkene. De organisatie draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk in de ontstane vacature wordt voorzien.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel, eindigt het lidmaatschap van het bestuur door overlijden, door onder curatele stelling, alsmede door ontslag door de Rechtbank.

  • 6. De leden van het bestuur hebben recht op een – nader vast te stellen – vergoeding voor de door hen in de hun uitoefening van hun functie gemaakte verblijf-, reis- en vacatiekosten.

Artikel 8 Bestuursbevoegdheid

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het Fonds. Behoudens de beperkingen volgens deze statuten is het bestuur bevoegd tot alle handelingen, welke tot het bereiken van het statutaire doel kunnen leiden.

  • 2. Het bestuur is, na goedkeuring door de deelnemende organisaties, bevoegd tot te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen, alsmede tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij het Fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 3. De beleggingen van het Fonds zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat gelet op de verplichtingenstructuur:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen.

  • 4. De aan het Fonds toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 5. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar, tenzij het bestuur anders besluit.

  • 6. Het bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, die niet in strijd met deze statuten mogen zijn.

Artikel 9 Vertegenwoordiging

Het Fonds wordt vertegenwoordigd door het bestuur. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt tevens toe aan:

  • de voorzitter (werkgeversbestuurslid) en de secretaris (werknemersbestuurslid), mits zij gezamenlijk handelen;

  • de voorzitter (werknemersbestuurslid) en de secretaris (werkgeversbestuurslid), mits zij gezamenlijk handelen.

In geval van ontstentenis of belet van één hunner wordt – voor zover nodig – door het bestuur in de vervanging voorzien, zulks met inachtneming van het hiervoor aan artikel 7 lid 3 ten grondslag liggende pariteitsbeginsel.

Artikel 10 Administratie

  • 1. De administratie van het Fonds wordt opgedragen aan een door het bestuur aangewezen administratiekantoor.

  • 2. In verband met het hiervoor bepaalde in lid 1 is het bestuur bevoegd bepaalde hem krachtens deze statuten en/of reglement(en) toekomende bevoegdheden aan het bestuur, de directie en/of andere functionarissen van een door het bestuur aangewezen administratiekantoor, alsmede aan bestuurscolleges van bij dit administratiekantoor aangesloten instellingen te mandateren, onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 11 Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of dit door ten minste de helft van het aantal bestuursleden -blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter – wenselijk wordt geacht, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.

  • 2. In een bestuursvergadering kunnen geen geldige besluiten worden genomen, wanneer niet ten minste de helft van de leden, behorende tot de kring van de werkgevers en de helft van de leden behorende tot de kring van de werknemers, aanwezig is.

  • In een volgende vergadering, die gehouden wordt ten minste één week na de laatste vergadering, kunnen geldige besluiten worden genomen ten aanzien van de geagendeerde onderwerpen in laatstbedoelde vergadering, óók wanneer niet wordt voldaan aan de quorum eis als bedoeld in de vorige volzin.

  • 3. Daargelaten het hierna bepaalde in lid 5, heeft ieder bestuurslid recht tot het uitbrengen van één stem. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven, worden alle bestuursbesluiten genomen met gewone meerderheid van stemmen. Bij stemming over personen worden leden, die briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen voor de toepassing van het hierna in lid 4 bepaalde.

  • 4. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaats vindt.

  • Blanco stemmen zijn van onwaarde.

  • Indien bij een voorstel de stemmen staken of niet de volstrekte meerderheid wordt verkregen, wordt de beslissing uitgesteld tot in een volgende vergadering. Indien in de volgende vergadering wederom niet de volstrekte meerderheid wordt verkregen, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen, met dien verstande dat bij stemming personen bij het staken van de stemmen het lot zal beslissen.

  • 5. Ter vergadering heeft ieder lid behorende tot de kring van werkgevers het recht op het uitbrengen van een zodanig aantal stemmen als ter vergadering leden behorende tot de kring der werknemers vertegenwoordigd zijn. Omgekeerd heeft ieder lid behorende tot de kring van werknemers ter vergadering het recht om een zodanig aantal stemmen uit te brengen als leden behorende tot de kring van werkgevers ter vergadering vertegenwoordigd zijn.

  • 6. Onverminderd het gesteld in de vorige leden heeft unanieme schriftelijke verklaring van de gezamenlijk in functie zijnde bestuursleden dezelfde rechtskracht als een besluit, genomen met algemene stemmen in een bestuursvergadering waarin alle fungerende bestuursleden aanwezig zijn.

  • 7. Bij uitzondering kunnen, in spoedeisende gevallen of in gevallen waarin geen twijfel mogelijk is, door de beide voorzitters voorlopige beslissingen en maatregelen worden genomen die in de eerstvolgende vergadering van het bestuur ter bekrachtiging worden voorgedragen.

Artikel 12 Boekjaar en jaarrekening

  • 1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken afgesloten.

  • Daaruit wordt een balans en een staat van lasten en baten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken die zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting, vergezeld van een rapport van een externe register-accountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden.

  • 3. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld. Uit deze stukken stelt het bestuur een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van het Fonds en van de ontwikkelingen daarvan gedurende het boekjaar. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd

    • ten kantore van de administratie van het Fonds;

    • op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 6. Uiterlijk binnen negen maanden na het einde van het boekjaar worden de deelnemende organisaties in het bezit gesteld van de jaarstukken. Overigens worden deze organisaties alle gegevens verstrekt die zij verlangen.

  • 7. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven welke is ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting. Deze begroting ligt voor bij het Fonds betrokkenen ter inzage ten kantore van het Fonds en wordt op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 8. Het bestuur stelt, in overleg met en na goedkeuring van de in artikel 4 genoemde organisaties, tweemaal per kalenderjaar de bijdrage vast welke de werkgevers en/of de werknemers verschuldigd zijn en wel zo, dat het totaal aan bijdragen en andere inkomsten de uitgaven, zijnde het totaal aan uitkeringen, vermeerderd met de administratiekosten, zoveel mogelijk precies dekt.

  • In geval het totaal van de geheven bijdragen hoger dan wel lager blijkt te zijn dan het voor de uitvoering van de regeling benodigde bedrag, wordt het verschil ten gunste respectievelijk ten laste van het volgende boekjaar gebracht. De Stichting is gerechtigd voorschotten ter zake te doen invorderen.

Artikel 13 Reglement

  • 1. Het bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn voorzien.

  • 2. Het reglement casu quo de reglementen mag/mogen niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.

  • 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement casu quo de reglementen te wijzigen of op te heffen.

  • 4. Op vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement casu quo de reglementen is het bepaalde in artikel 14, leden 1, 5 en 6 van toepassing.

Artikel 14 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen. Het besluit daartoe zal slechts kunnen worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig zijn. Zijn in de hiervoor bedoelde bestuursvergadering niet alle bestuursleden aanwezig, dan zal tot hetzelfde doel een tweede vergadering worden bijeen geroepen, te houden binnen een maand na de eerste vergadering, in welke vergadering, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden een besluit tot statutenwijziging met een gewone meerderheid van stemmen kan worden genomen. In deze tweede vergadering geldt het bepaalde in artikel 11 lid 3 juncto artikel 11 lid 5.

  • 2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de akte van wijziging alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen bij het handelsregister.

  • 3. Het bestuur is bevoegd het Fonds te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen hiervoor in lid 1 van dit artikel is bepaald aangaande een besluit tot wijziging van de statuten.

  • 4. Het Fonds wordt bovendien ontbonden:

    • door insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • door rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

  • 5. Besluiten tot statutenwijziging of ontbinding van het Fonds zijn pas van kracht, nadat de besturen van alle deelnemende organisaties daaraan hun goedkeuring hebben gehecht.

  • 6. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van het kantongerecht te Den Haag.

Artikel 15 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. Het Fonds blijft na haar ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.

  • 4. Tenzij de deelnemende organisaties gemeenschappelijk een ander besluit nemen, bepaalt het bestuur in overleg met en na goedkeuring van de deelnemende organisaties welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van het Fonds zal worden gegeven, met dien verstande, dat het batig saldo moet worden bestemd voor een doel, hetwelk het doel van het Fonds zoveel mogelijk nabij komt.

Artikel 16 Slotbepaling

In alle gevallen waarin door de wet en de statuten van het Fonds niet is voorzien, beslist het bestuur.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 28 februari 2006 en voorzover het betreft:

• De artikelen 20A, 32A, 33A, 35A, 39A, 69A, 69B, 69C, 69D, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77 en 78 alsmede de bijbehorende statuten en reglementen tot en met 31 december 2005;

• De artikelen 1 en 63 alsmede de bijbehorende statuten en reglementen tot en met 31 december 2008

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Het besluit van 1 april 2004 (Stcrt. 2004, nr. 66) tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, afwerkingsen glaszetbedrijf, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 juni 2004 (Stcrt. 2004, nr. 105), wordt ingetrokken.

Dictum V

Op grond van een daartoe strekkend verzoek van CAO-partijen is dit besluit niet van toepassing op de leden van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU).

Dictum VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2009 en heeft geen terugwerkende kracht.

Dictum VII

Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 28 december 2005

Mr. M. H. M. van der Goes.

Naar boven