Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 2005, Directie Arbeidsmarkt, nr. AM/SAM/05/102561, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie als bijdrage in de kosten van de begeleiding naar en de deelname aan een leer-/werktraject en een premie voor de verwezenlijking van de uitstroom van een persoon die gesubsidieerd werk verricht (Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten )

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een publiekrechtelijke aanstelling;

b. EVC-methodiek: methodiek door middel waarvan eerder verworven competenties van een persoon in kaart worden gebracht;

c. EVC-traject: traject waarin een EVC-methodiek wordt gehanteerd;

d. gesubsidieerde dienstbetrekking: dienstbetrekking waarvoor een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand is verstrekt;

e. leer-/werktraject: traject waarbij arbeid, verricht in een dienstbetrekking met een overeengekomen arbeidsduur van ten minste 12 uur per week, wordt gecombineerd met scholing, al dan niet tezamen met een EVC-traject, en dat strekt tot het behalen van een certificaat of een diploma behorende bij een in het Centraal Register Beroepsopleidingen opgenomen opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel een certificaat of diploma van een in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs opgenomen opleiding;

f. Minister: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

g. reguliere dienstbetrekking: dienstbetrekking waarvoor geen voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand is verstrekt;

h. uitstroom: in een periode van minimaal 18 maanden en maximaal 30 maanden, te rekenen vanaf de aanvang van het leer-/werktraject, ononderbroken in dienstbetrekking werkzaam zijn geweest, waarvan in ieder geval de laatste zes maanden in een reguliere dienstbetrekking met een overeengekomen arbeidsduur van ten minste 12 uur per week.

Artikel 2

Subsidie leer-/werktrajecten en uitstroom

De Minister verleent op aanvraag:

a. subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan een leer-/werktraject door een persoon die in ieder geval in de periode van 1 januari 2004 tot het tijdstip van aanvang van het leer-/werktraject ononderbroken werkzaam is geweest in een gesubsidieerde dienstbetrekking;

b. uitstroomsubsidie voor de verwezenlijking van uitstroom met betrekking tot de persoon ten aanzien van wie op grond van onderdeel a subsidie is vastgesteld.

Artikel 3

Subsidieplafond

1. Het subsidieplafond bedraagt € 33.000.000,–.

2. Voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond wordt de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, vermeerderd met de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b.

3. Op de aanvragen voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt in volgorde van datum van binnenkomst beslist, waarbij uitsluitend volledige aanvragen in behandeling worden genomen. Van een volledige aanvraag is sprake indien wordt voldaan aan artikel 5.

4. Indien de subsidieaanvrager in de gelegenheid wordt gesteld zijn onvolledige aanvraag aan te vullen, geldt als datum van binnenkomst de datum van ontvangst van de volledige aanvraag.

5. Indien toekenning van aanvragen die op dezelfde datum zijn binnengekomen leidt tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt, in afwijking van het derde lid, met betrekking tot die aanvragen de volgorde door loting vastgesteld.

Artikel 4

Subsidieaanvrager

1. De subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, en de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt aangevraagd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente jegens wie op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wet werk en bijstand recht op bijstand bestaat bij de persoon op wie de subsidie bedoeld in artikel 2, onderdeel a, betrekking heeft.

2. De subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, en de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

Artikel 5

Subsidieaanvraag deelname leer-/werktraject

1. De subsidieaanvrager maakt bij de indiening van de aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, gebruik van het daartoe door de Minister beschikbaar gestelde formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 1 van deze regeling.

2. Bij de aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt overgelegd:

a. een opgave van naam, adres, woonplaats en geboortedatum van de persoon die aan het leer-/werktraject deelneemt, dan wel zal deelnemen;

b. een verklaring van de subsidieaanvrager, inhoudende dat de persoon, bedoeld in onderdeel a, in ieder geval in de periode van 1 januari 2004 tot het tijdstip van aanvang van het leer-/werktraject ononderbroken werkzaam is geweest in een gesubsidieerde dienstbetrekking;

c. bescheiden waaruit blijkt dat ten behoeve van de persoon, bedoeld in onderdeel a, in het kader van het leer-/werktraject scholing, al dan niet tezamen met een EVC-traject, wordt gerealiseerd die strekt tot het behalen van een certificaat of een diploma behorende bij een in het Centraal Register Beroepsopleidingen opgenomen opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel een certificaat of diploma van een in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs opgenomen opleiding, vergezeld van een opgave van de overeengekomen, dan wel overeen te komen scholingsduur;

d. bescheiden waaruit blijkt dat de persoon, bedoeld in onderdeel a, op of na 1 september 2005 start met het leer-/werktraject;

e. bescheiden waaruit blijkt dat de persoon, bedoeld in onderdeel a, tijdens het leer-/werktraject ten minste 12 uur per week werkzaam is in dienstbetrekking met een overeengekomen duur van ten minste 12 maanden;

f. een verklaring van de subsidieaanvrager, inhoudende dat met betrekking tot het begeleiden naar en deelnemen aan een leer-/werktraject door de persoon, bedoeld in onderdeel a, loonkosten volledig uit anderen hoofde worden betaald;

g. een verklaring van een representatieve organisatie van werknemers, inhoudende dat die organisatie instemt met de aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a.

3. De Minister ontvangt de aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, uiterlijk 31 juli 2006.

Artikel 6

Beslissing aanvraag

De Minister beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7

Subsidieaanvraag uitstroomsubsidie

De aanvraag voor de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt onder gebruikmaking van het daartoe door de Minister beschikbaar gestelde formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 2 van deze regeling, ingediend tezamen met de verantwoording, bedoeld in artikel 13, eerste lid.

Artikel 8

Subsidieverlening en omvang subsidie

1. Subsidieverlening vindt plaats op basis van individuele personen die aan een leer-/werktraject deelnemen en van individuele personen die voldoen aan de omschrijving van uitstroom, bedoeld in artikel 1, onderdeel h.

2. In afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies bedraagt de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, € 6000,– per persoon die aan een leer-/werktraject deelneemt en de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, € 3000,– per persoon.

Artikel 9

Aanvullende subsidievoorwaarden

De subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt slechts verleend voor een leer-/werktraject:

a. dat is gericht op uitstroom;

b. dat een minimale duur van tenminste 12 maanden en een maximale duur van 24 maanden heeft;

c. waarmee een aanvang is gemaakt in de periode van 1 september 2005 tot en met 31 december 2006; en

d. met betrekking tot hetwelk de subsidieaanvrager een verklaring als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel f, heeft overgelegd.

Artikel 10

Afwijzing subsidieverlening

Op een aanvraag met betrekking tot de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, of de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt in ieder geval afwijzend beslist indien de aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, de aanvraag voor de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, het leer-/werktraject, of de uitstroom niet voldoet aan de op grond van deze regeling gestelde voorwaarden en voorschriften.

Artikel 11

Voorschot

Indien de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt verleend, zendt de Minister aan de subsidieaanvrager een beschikking tot verlening van die subsidie met een voorschotverlening van 80% van die verleende subsidie.

Artikel 12

Administratieve verplichtingen

Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de administratie voor de uitvoering van deze regeling zodanig is ingericht dat, naast een nauwkeurige en inzichtelijke vastlegging van de inkoop en de deelname aan leer-/werktrajecten en de gerealiseerde uitstroom, alle overige van belang zijnde vastleggingen en bewijsstukken ten behoeve van het besluitvormings-, uitvoerings-, controle- en verantwoordingsproces zichtbaar en controleerbaar zijn vastgelegd. Artikel 12, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing.

Artikel 13

Verantwoording

1. De Minister ontvangt van de subsidieaanvrager uiterlijk 42 maanden, te rekenen vanaf de datum van de beschikking tot verlening van de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, een verantwoording met betrekking tot die subsidie. De verantwoording is voorzien van een declaratie, die is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 3 van deze regeling.

2. Bij de declaratie, bedoeld in het eerste lid, wordt overgelegd:

a. een afschrift van het door de persoon op wie de declaratie met betrekking tot de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, betrekking heeft, behaalde certificaat of diploma, dan wel indien de deelname aan het leer-/werktraject niet heeft geleid tot het behalen van een certificaat of een diploma, bescheiden waaruit blijkt dat die persoon ten minste 80% van de overeengekomen scholingsduur van het leer-/werktraject feitelijk scholing heeft gevolgd; en

b. bescheiden waaruit blijkt dat de persoon op wie de declaratie met betrekking tot de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, betrekking heeft, tijdens het leer-/werktraject ten minste 12 maanden in dienstbetrekking werkzaam is geweest.

3. De verantwoording en, indien het totale bedrag van de door een subsidieaanvrager ingediende declaraties met betrekking tot de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, vermeerderd met het totale bedrag dat de door die subsidieaanvrager aan uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is aangevaagd, € 50.000,– of meer bedraagt, de verklaring van een accountant, bedoeld in artikel 16 van de Algemene regeling SZW-subsidies, met betrekking tot dat totale bedrag, zijn ingericht overeenkomstig de modellen van bijlagen 4 en 5 van deze regeling. De verklaring van een accountant is gebaseerd op een controle die is uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage 6 van deze regeling voorgeschreven controle- en rapportageprotocol.

4. Indien bij de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, een aanvraag voor de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt ingediend, worden bij deze aanvraag bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat de aanvraag betrekking heeft op een persoon die voldoet aan de omschrijving van uitstroom, bedoeld in artikel 1, onderdeel h.

Artikel 14

Subsidievaststelling

De Minister stelt de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, en indien bij de verantwoording, bedoeld in artikel 13, eerste lid, een aanvraag voor de uitstroomsubsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is ingediend, tevens de hoogte van de uitstroomsubsidie, vast uiterlijk zes maanden na ontvangst van de bescheiden, bedoeld in artikel 13, eerste tot en met derde lid, en indien van toepassing, de bescheiden, bedoeld in artikel 13, vierde lid.

Artikel 15

Toezicht

1. Met het toezicht op de naleving van deze regeling zijn belast de daartoe bij besluit van de Minister aangewezen ambtenaren van het Agentschap SZW en de Auditdienst, beide onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. De subsidieaanvrager verleent aan de toezichthouders alle medewerking die dezen redelijkerwijs kunnen vorderen bij de uitoefening van hun bevoegdheden.

Artikel 16

Evaluatie

De subsidieaanvrager verleent op verzoek van de Minister medewerking aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidie een bijdrage heeft geleverd aan het realiseren van leer-/werktrajecten en uitstroom.

Artikel 17

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006 en vervalt met ingang van 1 januari 2011.

2. In afwijking van het eerste lid blijft de regeling, zoals die onmiddellijk voor de datum waarop deze vervalt luidt, van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie van de Minister aan de subsidieaanvrager.

Artikel 18

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlage 1 in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlagen 2 tot en met 6 van deze regeling worden met ingang van 1 januari 2007 ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag.

Den Haag, 16 december 2005.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

Algemeen

De convenantpartijen gesubsidieerde arbeid (het kabinet, VNG en sociale partners) hebben op 13 oktober 2005 afgesproken om het geld van de onderuitputting van de Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 I/D-banen te bestemmen voor leer-/werktrajecten. De onderuitputting bedraagt € 36 miljoen.

Doel

Deze middelen worden ingezet om mensen die nog werkzaam zijn op een gesubsidieerde baan en met werkloosheid bedreigd worden duurzaam uit te laten stromen naar een reguliere baan. Zo wordt een extra impuls gegeven aan lokale/regionale initiatieven, waarbij gemeenten, bedrijven en/of sectoren samenwerken om hun arbeidsmarktpositie te versterken met leer-/werktrajecten. Het doel is om betrokkenen hiervoor voldoende toe te rusten. Het geld gaat daarom naar trajecten waarbij er een combinatie is van leren en werken. Dit gebeurt binnen de kaders van de Wet werk en bijstand (WWB).

Het gewenste resultaat is dat de werknemer een leer-/werktraject volgt waarbij hij/zij een startkwalificatie behaalt en uitstroomt naar een reguliere (niet gesubsidieerde) baan. De doelgroep van de regeling omvat de mensen die voor 1 januari 2004 via gesubsidieerde arbeid aan de slag waren, dus zowel degene die werkzaam waren op grond van de de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW-ers) als degenen die werkzaam waren in het kader van het Besluit in- en doorstroombanen (ID-ers), en dus onmiddellijk met ingang van de inwerkingtreding van de WWB werkzaam waren in een dienstbetrekking waarvoor de werkgever een voorziening ontvangt als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van die wet. Van uitstroom is sprake indien de werknemer gedurende zes maanden na afloop van het gesubsidieerde leer-/werktraject een ongesubsidieerd dienstverband van ten minste 12 uur per week heeft.

Methodiek

De in het RWI-advies ‘Omdat iedereen nodig is’ vervatte methodiek voor leer-/werktrajecten is uitgangspunt voor de onderhavige regeling. Dat wil onder meer zeggen dat:

– er tijdens het leer-/werktraject beroeps- c.q. vakgerichte scholing is;

– het leer-/werktraject een individueel bepaalde duur heeft, waarbij ook gebruik gemaakt kan worden gemaakt van de methodiek van de erkenning van eerder verworven competenties (EVC);

– de scholingscomponent maatwerk vergt en in de eerste plaats is gericht op functievervulling;

– wordt toegewerkt naar een formele startkwalificatie, zo mogelijk binnen twee jaar;

– de gemeente zorg draagt voor een goede begeleiding van de werkgever en de deelnemer;

– het voor alle leer-/werktrajecten moet gaan om trajecten die toe leiden naar vacatures die naar verwachting ook feitelijk beschikbaar zullen zijn en waarbij er dus perspectief is op een duurzame dienstbetrekking;

– een duidelijke en minimale uitstroomdoelstelling (een reguliere dienstbetrekking van ten minste zes maanden gedurende ten minste 12 uur per week) onderdeel van het project is.

De subsidie heeft betrekking op een leer-/werktraject waarvan maximaal twee jaar subsidiabel is. Gedurende dit traject is altijd sprake van een dienstverband. Er zijn verschillende modellen denkbaar voor het dienstverband: een leer-/werktraject vanuit de bestaande (gesubsidieerde) baan met perspectief op een duurzame (reguliere) baan bij dezelfde werkgever, een leer-/werktraject bij een intermediaire werkgever met detachering/werkervaring en perspectief op een duurzame (reguliere) baan bij een nieuwe werkgever of een leer-/werktraject met perspectief op een duurzame (reguliere) baan bij een nieuwe werkgever. Deelname aan het leer-/werktraject geschiedt altijd op vrijwillige basis. Het college van burgemeeter en wethouders van een gemeente is de aanvragende partij; de vakbond geeft daarbij een verklaring van instemming af.

Financiering

De onderuitputting van de Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen bedraagt € 36 miljoen. Voor de uitvoering van de regeling is € 3 miljoen gereserveerd, zodat het subsidieplafond in de regeling is vastgesteld op € 33 miljoen.

Het bedrag van € 6.000,– betreft kosten van scholing, al dan niet in combinatie met een EVC-traject, en begeleiding, waaronder mede begrepen arbeidsbemiddeling en financiële incentives. De hoogte van het bedrag, dat niet bedoeld is kostendekkend te zijn maar een tegemoetkoming in de werkelijke kosten, is gebaseerd op ervaringscijfers van de Projectdirectie Leren en Werken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met vergelijkbare trajecten met eenzelfde duur in het huidige beroepsonderwijs (Beroepsopleidende leerweg/Beroepsbegeleidende leerweg), in combinatie met instrumenten zoals hiervoor genoemd in het kader van de begeleiding. Het bedrag is dus niet uitsluitend bedoeld als dekking voor de kosten van de scholingscomponent. Aangezien het om lumpsum- financiering gaat met zoveel mogelijk maatwerk voor de individuele deelnemers, staat het de gemeente vrij om binnen de voorwaarden van de regeling te bepalen welke instrumenten gecombineerd worden met scholing en welk bedrag aan welk instrument uitgegeven wordt.

Het bedrag van € 3.000,– is bedoeld als uitstroompremie.

De enige beperking is dat het subsidiegeld niet aan loonkosten mag worden uitgegeven. Over de loonkosten kunnen gemeenten en werkgevers met elkaar afspraken maken, zoals zij nu al doen met betrekking tot de doelgroep in de WWB waar deze extra impuls betrekking op heeft. Leer-/werktrajecten zijn, zoals gezegd, binnen deze regeling subsidiabel voor maximaal twee jaar.

De deelnemende partijen kunnen naast deze regeling gebruik maken van financieringsmogelijkheden van de betrokken sectorfondsen en van overige bekostigingsmogelijkheden zoals het Fonds Werk en Inkomen en O&O-fondsen.

Artikelsgewijs

Artikelen 1 en 2

De doelgroep van deze regeling, waarop de Algemene Regeling SZW-subsidies van toepassing is, betreft personen die in ieder geval in de periode van 1 januari 2004 tot het tijdstip van aanvang van het leer-/werktraject ononderbroken werkzaam zijn geweest in een gesubsidieerde dienstbetrekking, waaronder in het kader van deze regeling wordt verstaan een dienstbetrekking waarvoor een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB is verstrekt.

De omstandigheid dat deze voorziening reeds met ingang van 1 januari 2004, zijnde de datum van inwerkingtreding van de WWB, moet zijn verstrekt, brengt met zich mee dat deze regeling feitelijk betrekking heeft op personen op wie op 31 december 2003 de Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- en doorstroombanen van toepassing was, met andere woorden feitelijk betrekking heeft op voormalig WIW-ers en voormalig ID-ers.

Teneinde te bewerkstelligen dat deze personen alsnog een in reguliere dienstbetrekking, te weten: een dienstbetrekking waarvoor géén voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB wordt verstrekt, worden tewerkgesteld, voorziet de regeling in een subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan een leer-/werktraject èn een subsidie voor de verwezenlijking van uitstroom

Onder een leer-/werktraject wordt in deze verstaan: een traject waarbij arbeid, verricht in een dienstbetrekking met een overeengekomen arbeidsduur van ten minste 12 uur per week, gecombineerd wordt met scholing, al dan niet tezamen met een EVC-traject, en strekt tot het behalen van een certificaat of een diploma, zoals nader aangeduid in artikel 1, onderdeel e.

Hoewel iedere deelnemer aan een leer-/werktraject onmiddellijk voorafgaande aan dat traject in een gesubsidieerde dienstbetrekking werkzaam is, is het niet noodzakelijk dat die persoon in het kader van het leer-/werktraject (nog steeds) in een gesubsidieerde dienstbetrekking werkzaam is. De regeling laat de mogelijkheid open dat het leer-/werktraject (van meet af aan) plaatsvindt in het kader van een reguliere dienstbetrekking.

Indien de persoon met betrekking tot wie de kosten van begeleiding naar en deelname aan het leer-/werktraject op grond van deze regeling voor subsidie in aanmerking is gebracht, in een periode van minimaal 18 maanden en maximaal 30 maanden, te rekenen vanaf de aanvang van het leer-/werktraject, ononderbroken in dienstbetrekking werkzaam is geweest, waarvan in ieder geval de laatste zes maanden in een reguliere dienstbetrekking met een overeengekomen arbeidsduur van ten minste 12 uur per week, is er sprake van uitstroom waarvoor uitstroomsubsidie kan worden aangevraagd. De periode van 18 maanden is gekoppeld aan de minimale duur van een leer-/werktraject (12 maanden leer-/werktraject + 6 maanden reguliere dienstbetrekking); de periode van 30 maanden is gekoppeld aan de maximale duur van een leer-/werktraject (24 maanden leer-/werktraject + 6 maanden reguliere dienstbetrekking).

Artikelen 3 tot en met 7

Het subsidieplafond in deze regeling is, zoals in het algemeen deel van de toelichting reeds is aangegeven, vastgesteld op € 33 mln. Gelet op het feit dat voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond de subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en de deelname aan een leer-/werktraject (€ 6000, –) wordt vermeerderd met de uitstroomsubsidie (€ 3000, –) betekent dit dat ruim 3600 leer-/werktrajecten op basis van deze regeling voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

De subsidie op grond van deze regeling wordt, zoals uit artikel 4, eerste lid, blijkt, aangevraagd door en verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de deelnemer aan het voor subsidie in aanmerking gebrachte leer-/werktraject, ingevolge de WWB zijn woonplaats heeft.

Aanvragen worden op basis van datum van binnenkomst behandeld volgens het beginsel ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Indien toekenning van aanvragen die op dezelfde datum zijn binnengekomen leidt tot overschrijding van het subsidieplafond op die datum, wordt de volgorde van die op dezelfde datum binnengekomen aanvragen door loting vastgesteld.

De aanvraag voor de subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en de deelname aan een leer-/werktraject vindt gescheiden plaats van de aanvraag voor de uitstroomsubsidie. De subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en de deelname aan een leer-/werktraject wordt aangevraagd onder gebruikmaking van het formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 1 van deze regeling, waarbij de in artikel 5, tweede lid, vereiste opgaven, verklaringen en bescheiden worden overgelegd. In dit artikellid wordt in enkele onderdelen in algemene zin melding gemaakt van bescheiden en wordt het aan de subsidieaanvrager overgelaten om die documenten over te leggen op grond waarvan de uitvoerder van de regeling kan beoordelen dat daadwerkelijk aan het desbetreffende artikelonderdeel wordt voldaan. Zo zal bijvoorbeeld om aan te tonen dat scholing zal worden gerealiseerd dat strekt tot het behalen van een bepaald diploma of een certificaat een overeenkomst met een scholinginstelling die opleidt tot dat diploma of certificaat kunnen worden overgelegd, waaruit blijkt dat ten aanzien van de persoon, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, een bepaald type scholing met een bepaalde overeengekomen scholingsduur is ingekocht. Ten bewijze dat het leer-/werktraject op of na 1 september 2005 is aangevangen kan een document worden overgelegd waaruit blijkt dat vanaf een bepaalde datum gelegen op of na 1 september 2005, werken gecombineerd wordt met scholing, al dan niet tezamen met een EVC-traject. Het aantonen dat betrokkene tijdens het leer-/werktraject ten minste 12 uur per week werkzaam is in dienstbetrekking met een overeengekomen duur van ten minste 12 maanden, zal doorgaans eenvoudig kunnen plaatsvinden door het overleggen van een afschrift van de desbetreffende arbeidsovereenkomst, dan wel van de publiekrechtelijke aanstelling.

De aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, dient uiterlijk 31 juli 2006 door de Minister ontvangen te zijn; de Minister beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

De aanvraag voor de uitstroomsubsidie vindt, onder gebruikmaking van het formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 2 van deze regeling, eerst plaats bij de verantwoording, omdat immers pas aan het ‘eind van de rit’ kan worden vastgesteld dat de persoon op wie de subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan een leer-/werktraject betrekking heeft, daadwerkelijk tijdens een periode van minimaal 18 maanden en maximaal 30 maanden, te rekenen vanaf de aanvang van zijn leer-/werktraject, ononderbroken in dienstbetrekking werkzaam is geweest, waarvan in ieder geval de laatste zes maanden in een reguliere dienstbetrekking met een overeengekomen arbeidsduur van ten minste 12 uur per week.

Artikelen 8 tot en met 11

De subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en de deelname aan een leer-/werktraject bedraagt € 6000,– per persoon en de uitstroomsubsidie € 3000,– per persoon. Zoals hieruit al blijkt vindt de subsidieverlening plaats op basis van individuele personen die aan een leer-/werktraject deelnemen en van individuele personen die voldoen aan de omschrijving van uitstroom, bedoeld in artikel 1, onderdeel h. Dit laat echter onverlet dat een subsidieaanvrager gelijktijdig voor een veelvoud van leer-/werktrajecten subsidie kan aanvragen of voor een veelvoud van uitstroomsubsidies kan aanvragen. Bij het ontwerpen van het formulieren, die zijn ingericht overeenkomstig de modellen van bijlagen 1 en 2 van deze regeling, zal hiermee ook rekening worden gehouden. Doet een subsidieaanvrager voor een veelvoud van bijvoorbeeld leer-/werktrajecten gelijktijdig een aanvraag, dan brengt de individuele afdoening met zich mee dat binnen die aanvraag telkens afzonderlijk (op basis van individuele personen) wordt beschikt. Vraagt een subsidieaanvrager voor bijvoorbeeld 100 leer-/werktrajecten subsidie aan en blijkt dat daarvan 90 kunnen worden toegewezen, 5 moeten worden afgewezen, en dat op 5 (nog) niet kan worden beschikt omdat de aanvraag onvolledig is, dan kan in het kader van de uitvoering van deze regeling vanwege de individuele afdoening in 90 gevallen subsidie worden verleend, in 5 gevallen de subsidieverlening worden afgewezen en in 5 gevallen de subsidieaanvrager in de gelegenheid worden gesteld zijn onvolledige aanvraag aan te vullen.

Met betrekking tot de subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan leer-/werktrajecten zijn in de regeling aanvullende voorwaarden opgenomen. Deze subsidie wordt uitsluitend verleend voor begeleiding naar en deelname aan leer-/werktrajecten die gericht zijn op het behalen van een startkwalificatie en uitstroom naar een reguliere baan, een minimale duur van tenminste 12 maanden en een maximale duur van 24 maanden hebben, waarbij loonkosten volledig uit andere hoofde worden betaald en waarmee een aanvang is gemaakt in de periode van 1 september 2005 tot en met 31 december 2006. Dit laatste, met name de omstandigheid dat ook leer-/werktrajecten waarmee een start is gemaakt op of na 1 september 2005 is een direct gevolg van hetgeen terzake door de convenantpartijen is overeengekomen.

Deze aanvullende voorwaarden zijn – mede – van belang in het licht van artikel 10, waaruit voortvloeit dat op een aanvraag met betrekking tot de subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan leer-/werktrajecten of de uitstroomsubsidie in ieder geval afwijzend wordt beslist indien de desbetreffende aanvraag, het leer-/werktraject, of de uitstroom niet voldoet aan de op grond van deze regeling gestelde voorwaarden en voorschriften.

Indien de subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan leer-/werktrajecten wordt verleend dan vindt tevens een voorschotverlening van 80% van de verleende subsidie plaats.

Artikelen 12 tot en met 14

De administratieve verplichtingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies, kunnen niet zondermeer van toepassing zijn in het kader van de onderhavige regeling. Artikel 12 van deze stimuleringsregeling voorziet terzake dan ook in zelfstandige verplichtingen. In het kader van deze regeling dient het college van burgemeester en wethouders er zorg voor te dragen dat de administratie voor de uitvoering van deze regeling zodanig is ingericht dat, naast een nauwkeurige en inzichtelijke vastlegging van de inkoop en de deelname aan leer-/werktrajecten en de gerealiseerde uitstroom, alle overige van belang zijnde vastleggingen en bewijsstukken ten behoeve van het besluitvormings-, uitvoerings-, controle- en verantwoordingsproces zichtbaar en controleerbaar zijn vastgelegd.

Uiterlijk 42 maanden, te rekenen vanaf de datum van de beschikking tot verlening van de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, ontvangt de Minister van de subsidieaanvrager een verantwoording met betrekking tot die subsidie. In de verantwoording wordt onder meer verslag gedaan van het verloop van de leer-/werktrajecten. De verantwoording is voorzien van een declaratie, waarbij wordt overgelegd een afschrift van het door de deelnemer aan het leer-/werktraject behaalde certificaat of diploma, dan wel indien het leer-/werktraject niet heeft geresulteerd in het behalen van een certificaat of diploma, bescheiden waaruit blijkt dat de deelnemer aan het leer-/werktraject ten minste 80% van de overeengekomen scholingsduur van het leer-/werktraject feitelijk scholing heeft gevolgd. In het laatste geval dienen deze bescheiden gebaseerd te zijn op een aanwezigheidsregistratie van de betreffende opleider. Tegen de achtergrond dat een leer-/werktraject bestaat uit een combinatie van leren en werken, dienen uiteraard ook bescheiden met betrekking tot de werkcomponent worden overgelegd, te weten bescheiden waaruit blijkt dat de deelnemer aan het leer-/werktraject tijdens dat traject ten minste 12 maanden in dienstbetrekking werkzaam is geweest.

Zoals hiervoor is aangeven wordt de aanvraag voor de uitstroomsubsidie bij de verantwoording ingediend. Bij deze aanvraag worden bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat de aanvraag betrekking heeft op een persoon die voldoet aan de omschrijving van uitstroom, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, en een leer-/werktraject.

Indien het totale bedrag van de door een subsidieaanvrager ingediende declaraties met betrekking tot de subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan leer-/werktrajecten, vermeerderd met het totale bedrag dat de door die subsidieaanvrager aan uitstroomsubsidie is aangevaagd, € 50.000,– of meer bedraagt, wordt bij de verantwoording die is voorzien van een declaratie, de verklaring van een accountant, bedoeld in artikel 16 van de Algemene Regeling SZW-subsidies gevoegd met betrekking tot het gedeclareerde totale bedrag.

De subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan leer-/werktrajecten en (indien uitstroomsubsidie is aangevraagd) de uitstroomsubsidie, worden uiterlijk zes maanden na ontvangst van de krachtens artikel 13 daartoe benodigde documenten vastgesteld.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

Bijlagen

stcrt-2005-251-p37-SC72959-1.gifstcrt-2005-251-p37-SC72959-2.gifstcrt-2005-251-p37-SC72959-3.gif
Naar boven