Regeling normen studiefinanciering 2006

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 december 2005, nr. SFB-2005/50516, tot vaststelling van de normbedragen in de Wet studiefinanciering 2000 en wijziging van de Regeling stimulering internationale mobiliteit volledige hoger onderwijsopleidingen 2002 (Regeling normen studiefinanciering 2006)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 6.3, artikel 7.4, zesde lid, en artikel 11.1, van de Wet studiefinanciering 2000, artikel 17 van het Besluit studiefinanciering 2000 en artikel 9, tweede lid, van de Regeling stimulering internationale mobiliteit volledige hoger onderwijsopleidingen 2002;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder de wet: de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 2

Indexcijfers

1. Onder consumentenprijsindex wordt verstaan de reeks ‘consumentenprijsindex alle huishoudens’, zoals die wordt berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

2. Onder indexcijfer van de CAO-lonen wordt verstaan de reeks ‘CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen’, zoals die wordt berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 3

Vrije voet bij berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage

Met ingang van 1 januari 2006 worden de bedragen, genoemd in artikel 3.9, derde lid, van de wet, vastgesteld op € 15.275,67 onderscheidenlijk € 19.546,93.

Artikel 4

Vrije voet eigen inkomsten studerende

Met ingang van 1 januari 2006 wordt het bedrag, genoemd in artikel 3.17, eerste lid, van de wet, vastgesteld op € 10.527,57.

Artikel 5

Overzicht normbedragen

Met ingang van 1 januari 2006 luiden de bedragen, genoemd in artikel 3.18 van de wet, als volgt:

Overzicht 1. Maandbedragen
 

Hoger onderwijs

Beroepsonderwijs

Levensonderhoud

a. thuiswonend

€ 385,45

€ 385,45

b. uitwonend

€ 563,29

€ 563,29

Boeken en leermiddelen

€ 52,42

€ 45,85

Overzicht 2. Financieringsbronnen
 

Hoger onderwijs

Beroepsonderwijs

Basisbeurs (excl. toeslagen)

a. thuiswonend

€ 89,24

€ 70,37

b. uitwonend

€ 248,48

€ 229,60

Maximale aanvullende beurs/lening (of veronderstelde ouderlijke bijdrage)

a. thuiswonend

€ 207,28

€ 292,58

b. uitwonend

€ 225,88

€ 311,19

Basislening

€ 266,02

€ 147,43

Toeslag partner

€ 520,14

€ 520,14

Toeslag éénoudergezin

€ 416,22

€ 416,22

Artikel 6

Hoogte lening

Met ingang van 1 januari 2006 wordt het bedrag, genoemd in de artikelen 4.7, vierde lid, 4.18, tweede lid, 5.2, derde lid, 5.4, tweede lid en 10.3, derde lid, van de wet, vastgesteld op € 796,31.

Artikel 7

Wijziging Regeling studiefinanciering 2000: aanpassing maximale verrekenbedrag

Artikel 6.1, derde lid, tweede volzin, van de Regeling studiefinanciering 2000 komt te luiden: Wanneer die maandbetalingen hoger zijn dan € 138,02 naar de maatstaf van 1 januari 2006, geschiedt de verrekening met dat bedrag.

Artikel 8

Vaststelling rentepercentages voor 2006

1. Het rentepercentage, genoemd in artikel 6.3, eerste lid, van de wet, wordt voor het jaar 2006 vastgesteld op 2,74 procent.

2. Het rentepercentage voor leningen, genoemd in artikel 6.3, tweede lid, van de wet, wordt voor het jaar 2006 vastgesteld op 1,09 procent.

Artikel 9

Wijziging Regeling stimulering internationale mobiliteit volledige hoger onderwijsopleidingen 2002 (VISIE-beursregeling)

Artikel 9, eerste lid, van de Regeling stimulering internationale mobiliteit volledige hoger onderwijsopleidingen 2002 komt te luiden:

1. De financiële ondersteuning bedraagt naar de maatstaf van 1 januari 2006 € 360,45 per kalendermaand.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006 en vervalt met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 11

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling normen studiefinanciering 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte.

Toelichting

Algemeen

In deze ministeriële regeling zijn de bedragen vermeld die, met betrekking tot de Wet studiefinanciering 2000 en de Regeling stimulering internationale mobiliteit volledige hoger onderwijsopleidingen 2002 (VISIE-beursregeling), gelden voor het jaar 2006, voor zover zij bij ministeriële regeling moeten worden vastgesteld.

Reisvoorziening

In artikel 5.3, tweede lid, van de wet is bepaald dat het deel van de prestatiebeurs dat betrekking heeft op het recht op de reisvoorziening, gelijk is aan een twaalfde deel van de waarde die daarvoor per studerende door het vervoerbedrijf aan de minister in rekening wordt gebracht.

Dit deel van de prestatiebeurs bedraagt voor kalenderjaar 2006 € 78,35 en wordt, overeenkomstig artikel 5.3, tweede lid, laatste volzin, niet uitbetaald of verrekend.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Op grond van de artikelen 7.4, zesde lid en 11.1 van de Wet studiefinanciering 2000, artikel 17 van het Besluit studiefinanciering 2000 en artikel 9, tweede lid, van de Regeling stimulering internationale mobiliteit volledige hoger onderwijsopleidingen 2002 (VISIE-beursregeling), worden de normbedragen voor studiefinanciering jaarlijks aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex of het indexcijfer van de CAO-lonen.

Eerste lid

Als consumentenprijsindex wordt gehanteerd de reeks ‘consumentenprijsindex alle huishoudens (2000 = 100)’ zoals die wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en wordt bekendgemaakt in het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentenprijsindexcijfer over het jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar. Bedoeld indexcijfer over 2003 bedraagt 109,9 en over 2004 111,2. De procentuele ontwikkeling is 1,0118%. De prijsgevoelige WSF-normbedragen en de financiële ondersteuning inzake de VISIE-beursregeling voor het jaar 2006 zijn berekend met gebruikmaking van deze laatste procentuele ontwikkeling.

Tweede lid

Als indexcijfer van de CAO-lonen wordt gehanteerd de reeks ‘CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen (2000 = 100)’ zoals die wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en wordt bekendgemaakt in het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de CAO-lonen over het jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar. Bedoeld indexcijfer over 2003 bedraagt 111,9 en over 2004 112,6. De procentuele ontwikkeling is 1,0063%. De loongevoelige WSF-normbedragen voor het jaar 2006 zijn berekend met gebruikmaking van deze laatste procentuele ontwikkeling.

Artikel 3 en 4

Als gevolg van de Aanpassingswet AWIR zijn de bedragen genoemd in de artikelen 3.9, derde lid, en 3.17, eerste lid, van de wet bijgesteld. De indexering heeft daarna plaatsgevonden.

Voor de berekening van de aanvullende beurs voor het kalenderjaar 2006 is de vrije voet uit peiljaar 2004 van belang, zie onderstaande tabel.

Vrije voet bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de wet

Peiljaar

Iedere ouder, m.u.v degene met een alleenstaande-ouderkorting

Ouder met een alleenstaande- ouderkorting

2004

€ 14.827,15

€ 18.973,00

2005

€ 15.180,04

€ 19.424,56

2006

€ 15.275,67

€ 19.546,93

Artikel 5

Met ingang van 2006 is er als gevolg van het nieuwe zorgstelsel geen onderscheid meer tussen particulier- en ziekenfondsverzekerden. Het normbedrag ziektekostenverzekering is daarmee komen te vervallen evenals het daarmee samenhangende onderscheid in de aanvullende beurs. In de studiefinanciering is een aantal maatregelen genomen om studenten te compenseren voor de budgettaire gevolgen van het nieuwe zorgstelsel. (Zie hiertoe ook de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet (Stb. 2005, 525) en de wijziging van de WSF 2000 in het wetsvoorstel afschaffen lesgeld (kamerstukken I, 2005–2006, 30199, nr. A)).

Het maandbedrag levensonderhoud is verhoogd met het voormalige bedrag ziektekostenverzekering. De basisbeurs is met € 150 (€ 12,50 per maand) verhoogd. De Tweede Kamer heeft hiertoe een motie van D66 aangenomen. De aanvullende beurs wordt in 2006 in totaal verhoogd met € 250 per jaar. Daarvan is € 180 een structurele verhoging en € 70 een eenmalige verhoging in 2006. De basislening wordt verhoogd met € 10 per maand structureel. In verband met de eenmalige verhoging van de aanvullende beurs is de basislening in 2006 € 5,84 per maand (€ 70 per jaar) lager.

Na aanpassing met vorengenoemde bedragen (met uitzondering van de eenmalige verhoging van de aanvullende beurs en de eenmalige verlaging van de basislening) heeft de indexering plaatsgevonden.

Artikel 7

Wijziging Regeling studiefinanciering 2000

Op grond van artikel 7.4, zesde lid, van de wet worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen. Dit is gebeurd in de Regeling studiefinanciering 2000 (RSF 2000). In artikel 6.1, derde lid, RSF 2000 is het bedrag bepaald waarmee teveel uitbetaalde bedragen worden verrekend met de maandbetalingen op grond van de wet. Aangezien in artikel 6.2 RSF 2000 is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast op de wijze bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000 (indexering aan de hand van de consumentenprijsindex), is deze wijziging van het RSF 2000 in de onderhavige regeling opgenomen.

Artikel 8

Vaststelling rentepercentages voor 2006

Artikel 6.3, eerste lid, van de wet schrijft voor dat jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage wordt vastgesteld ten behoeve van de over de opgenomen rentedragende leningen te berekenen rente. In dat artikel staat vermeld dat daarbij moet worden uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het over de maand oktober van dat jaar bekend gemaakte gemiddeld effectief rendement van openbare leningen, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaar.

Het gemiddeld effectief rendement bedroeg in oktober 2005 2,74 procent. Dit percentage is voor het kalenderjaar 2006 van toepassing op leningen aangegaan na 31 december 1991.

Het rentepercentage voor het kalenderjaar 2006, als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, van de wet, dat van toepassing is op leningen aangegaan voor 1 januari 1992 wordt vastgesteld op 1,65-procentpunt lager dan het hiervoor bedoelde percentage en bedraagt 1,09 procent.

Artikel 9

Wijziging Regeling stimulering internationale mobiliteit volledige hoger onderwijsopleidingen 2002 (VISIE-beursregeling)

Op grond van artikel 9, tweede lid, van de gewijzigde Regeling stimulering internationale mobiliteit volledige hoger onderwijsopleidingen 2002 (VISIE-beursregeling) van 28 december 2004, nr. SFB/2004/59919, wordt het ondersteuningsbedrag jaarlijks per 1 januari van ieder kalenderjaar aangepast op de wijze bedoeld in artikel 17, tweede en derde lid, van het Besluit studiefinanciering 2000 (indexering aan de hand van de consumentenprijsindex). In de toelichting van die regeling staat bepaald dat geïndexeerde bedragen in het vervolg (per 1 januari 2006) tegelijk met de geïndexeerde normbedragen studiefinanciering bekend worden gemaakt. Dit geschiedt daarmee eveneens met onderhavige regeling.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven