Wijziging Uitvoeringsregeling accijns, Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag en Douaneregeling

13 december 2005

Nr. DV 2005-233 M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Douane en Verbruiksbelastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 63, eerste lid, 69a en 72a van de Wet op de accijns en artikel 36l, twaalfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling accijns wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 35i wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de hoeveelheden minerale oliën, onderscheiden naar de soort, waarop het verzoek betrekking heeft;.

2. In het tweede lid wordt ‘met een vermogen van minimaal 20 MW’ vervangen door: met een vermogen van minimaal 1 MW.

B

Na Hoofdstuk IV wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk IVA

Bijzondere regeling voor biobrandstoffen

Artikel 35j

1. Indien ongelode lichte olie of gasolie als bedoeld in artikel 26, tweede, respectievelijk vierde lid, van de wet, waaraan biobrandstoffen als bedoeld in artikel 72a, vierde lid, van de wet, zijn toegevoegd, wordt overgebracht vanuit een accijnsgoederenplaats naar een andere accijnsgoederenplaats, kan, in afwijking van het gestelde in artikel 3, eerste lid, op het daar bedoelde geleidedocument aantekening worden gesteld van de hoeveelheid biobrandstoffen die aan de ongelode lichte olie of gasolie is toegevoegd.

2. De in het eerste lid bedoelde aantekening wordt gesteld in vak 18 van het geleidedocument.

3. De vermelding van de hoeveelheid biobrandstoffen die aan de ongelode lichte olie of gasolie is toegevoegd geschiedt in liters bij een temperatuur van 150 °C.

Artikel II

Hoofdstuk IVA van de Uitvoeringsregeling accijns vervalt met ingang van 1 januari 2007.

Artikel III

In artikel 153 van de Douaneregeling worden ‘€ 6,75’ en ‘45,2%’ vervangen door onderscheidenlijk: € 5,72 en 43,9%.

Artikel IV

De Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8ja wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. De teruggaafregeling, bedoeld in artikel 36l, twaalfde lid, van de wet, is van toepassing, mits:

a. de instelling, bedoeld in artikel 36l, twaalfde lid, onderdeel b, van de wet, het verzoek om teruggaaf doet;

b. de instelling die het verzoek om teruggaaf doet, alsmede de instellingen, bedoeld in artikel 36l, twaalfde lid, onderdeel a, van de wet, beschikken over notarieel verleden statuten waaruit hun doelstelling blijkt en deze desgevraagd worden overgelegd;

c. de feitelijke werkzaamheden van de instellingen, bedoeld in onderdeel b, overeenkomen met de doelstelling en de instelling die het verzoek om teruggaaf doet zulks ook verklaart;

d. de over te leggen eindfactuur op naam staat van de instelling die het verzoek om teruggaaf doet;

e. de instelling die het verzoek om teruggaaf doet verklaart dat zowel zij als de instellingen als bedoeld in artikel 36l, twaalfde lid, onderdeel a, van de wet, niet of slechts in beperkte mate werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs;

f. de instelling die het verzoek om teruggaaf doet verklaart dat zowel zij als de instellingen als bedoeld in artikel 36l, twaalfde lid, onderdeel a, van de wet, niet aan vennootschapsbelasting zijn onderworpen dan wel daarvan zijn vrijgesteld;

g. de instelling die het verzoek om teruggaaf doet een bezettingsoverzicht overlegt waaruit de bezettingsgraad in tijd en oppervlakte van de onroerende zaak blijkt.

B

In artikel 8jb, eerste en tweede lid, wordt ‘artikel 36l, twaalfde, dertiende of veertiende lid’ vervangen door: artikel 36l, dertiende, veertiende of vijftiende lid.

Artikel V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.G. Wijn.

Toelichting

Algemeen

Bij het Belastingplan 2006 zijn enige wijzigingen aangebracht in de Wet op de accijns en de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Deze wijzigingen hebben (onder meer) betrekking op:

– een verlaging van de accijns op overige alcoholhoudende dranken (gedistilleerd),

– een vrijstelling van accijns voor minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit,

– een vermindering van de accijns voor brandstoffen waaraan biobrandstoffen zijn toegevoegd, en

– een teruggaafregeling energiebelasting voor multifunctionele centra.

Door middel van onderhavige regeling worden enige bepalingen ter uitvoering van deze maatregelen in de Douaneregeling, de Uitvoeringsregeling accijns en de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag opgenomen. De gevolgen voor de administratieve lasten die samenhangen met de onderhavige wijzigingen zijn verantwoord in de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2006.

Uitvoeringsregeling accijns

In artikel 35i van de Uitvoeringsregeling accijns zijn de nadere bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de teruggaaf van accijns voor minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit. Met ingang van 1 januari 2006 wordt de huidige teruggaaf, zoals opgenomen in artikel 69a van de Wet op de accijns, verruimd. Zo zal de teruggaaf van toepassing zijn op alle soorten minerale oliën en tevens op installaties met een vermogen van minimaal 1 MW. Artikel 35i van de Uitvoeringsregeling accijns wordt dienovereenkomstig aangepast. Voor het overige zijn in artikel 35i van de Uitvoeringsregeling accijns geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht.

In artikel 72a van de Wet op de accijns is voorzien in een vermindering van de accijns voor ongelode lichte olie (benzine) en gasolie (diesel) indien aan deze minerale oliën biobrandstoffen zijn toegevoegd. Bij ministeriële regeling kunnen ingevolge voornoemd artikel 72a nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dat artikel. De onderhavige regeling strekt mede tot de vaststelling van die bepalingen. Hiertoe wordt in de Uitvoeringsregeling accijns een nieuw hoofdstuk IVA, met daarin een nieuw artikel 35j, ingevoegd. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat op het administratief geleidedocument dat wordt gebruikt voor het vervoer van ongelode lichte olie of gasolie vanuit een accijnsgoederenplaats (in Nederland) naar een andere accijnsgoederenplaats (in Nederland), aantekening wordt gesteld van de hoeveelheid biobrandstof die aan die lichte olie of gasolie is toegevoegd. Op basis van die aantekening kan de voorraadadministratie die in de accijnsgoederenplaats wordt gehouden ten aanzien van de voorraden biobrandstoffen (zie artikel 72a, zesde lid, van de Wet op de accijns) worden gemuteerd. Deze aantekening dient op grond van artikel 35i, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling accijns, te worden gesteld in vak 18a van het geleidedocument. De hoeveelheden biobrandstoffen (ethylalcohol of biodiesel als bedoeld in artikel 72a, derde lid, van de Wet op de accijns) dienen te worden vermeld in liters ethylalcohol of biodiesel bij een temperatuur van 15 °⁠C (zie artikel 35i, derde lid). Indien aan de ongelode lichte olie ethylalcohol is toegevoegd in de vorm van ‘Ethyl Tertiair Butyl Ether’ (ETBE) wordt op het geleidedocument de hoeveelheid in de ETBE vervatte ethylalcohol genoemd.

Artikel 35j van de Uitvoeringsregeling accijns geeft nadere uitwerking aan artikel 72a van de Wet op de accijns, opgenomen in hoofdstuk VA van die wet. Dit hoofdstuk, met inbegrip van voornoemd artikel 72a, vervalt met ingang van 1 januari 2007 (artikel XI van het Belastingplan 2006). Artikel II van de onderhavige regeling strekt ertoe om met ingang van die datum eveneens hoofdstuk IVA van de Uitvoeringsregeling, met inbegrip van het daarin opgenomen artikel 35j, te doen vervallen.

Douaneregeling

In artikel 153 van de Douaneregeling zijn (onder meer) forfaitaire accijnstarieven opgenomen die van toepassing zijn voor reizigersbagage en kleine zendingen die in Nederland worden ingevoerd en waarvoor geen vrijstelling van accijns kan worden verleend.

Met ingang van 1 januari 2006 wordt het in artikel 13 van de Wet op de accijns opgenomen accijnstarief voor overige alcoholhoudende dranken verlaagd van € 17,75 per hectoliter per volumepercent alcohol naar € 15,04 per hectoliter per volumepercent alcohol. Voor de overige alcoholhoudende dranken is het huidige in artikel 153 van de Douaneregeling opgenomen forfaitaire accijnstarief (€ 6,75 per liter gedistilleerd) gebaseerd op het huidige accijnstarief van € 17,75. De verlaging van het accijnstarief in de Wet op de accijns brengt met zich mee dat ook het forfaitaire tarief in de Douaneregeling moet worden aangepast. Voor de vaststelling van het forfaitaire tarief is uitgegaan van het wettelijke tarief zoals dat van toepassing zou zijn op een liter gedistilleerde drank met een alcoholgehalte van 38%. Hiervan uitgaande leidt het nieuwe verlaagde accijnstarief tot een forfaitair accijnstarief van € 5,72 per liter gedistilleerde drank.

Met ingang van 1 mei 2005 is de accijns op rooktabak (shag en pijptabak) aangepast aan een prijswijziging van de zogenoemde meest gevraagde prijsklasse. Bij de onderhavige regeling wordt het forfaitaire accijnstarief voor rooktabak dienovereenkomstig aangepast. Dit forfaitaire accijnstarief is uitgedrukt als een percentage van de kleinhandelsprijs en dat percentage zal per 1 januari 2006 43,9% bedragen.

Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag

Het nieuwe tweede lid van artikel 8ja van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag geeft uitvoering aan het nieuwe twaalfde lid van artikel 36l van de Wbm. In dat artikellid is een teruggaafregeling opgenomen voor betaalde energiebelasting met betrekking tot aardgas en elektriciteit, gebruikt in onroerende zaken die hoofdzakelijk (meer dan 70%) in gebruik zijn bij meer dan één instelling die charitatief, cultureel, wetenschappelijk of het algemeen nut beogend is dan wel een sociaal belang behartigt. Aan de toepassing van deze regeling zijn voorwaarden verbonden.

In het nieuwe tweede lid van artikel 8ja wordt een aantal eisen gesteld. Zo moeten de notarieel verleden statuten van de instelling die de onroerende zaak exploiteert (en het verzoek om teruggaaf doet) alsmede van de instellingen die gebruik maken van de onroerende zaak desgevraagd worden overgelegd. De daadwerkelijke werkzaamheden van de betrokken instellingen moeten overeenkomen met de statutair geformuleerde doelstelling. Van de instelling die het verzoek om teruggaaf doet wordt gevraagd een verklaring af te leggen dat dit ook het geval is. De eindfactuur, die op grond van het tiende lid van artikel 8c van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag moet worden overgelegd, moet op naam staan van de instelling die het verzoek om teruggaaf doet.

Voorts worden van de aanvragende instelling twee andere verklaringen gevraagd. Het betreft in de eerste plaats een verklaring dat zowel de aanvragende instelling als de instellingen die hoofdzakelijk van de desbetreffende onroerende zaak gebruik maken niet dan wel slechts in geringe mate, dat wil zeggen voor minder dan 30% van het tijdsbeslag van het totaal van de activiteiten van de instelling, werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs. Daarnaast betreft het een verklaring dat zowel de aanvragende instelling als de instellingen die hoofdzakelijk van de desbetreffende onroerende zaak gebruik maken niet aan vennootschapsbelasting zijn onderworpen dan wel daarvan zijn vrijgesteld.

De eisen die in de onderdelen a tot en met f van het nieuwe tweede lid van artikel 8ja worden gesteld hebben dezelfde achtergrond als de eisen die zijn opgenomen in de onderdelen a tot en met e van het eerste lid van artikel 8ja. Ten behoeve van het toezicht op de voorwaarde dat de desbetreffende onroerende zaak voor meer dan 70% in gebruik is bij instellingen die charitatief, cultureel, wetenschappelijk of het algemeen nut beogend zijn, dan wel een sociaal belang behartigen, wordt een aanvullende eis gesteld. Dit betreft de eis dat de instelling die het verzoek om teruggaaf doet een bezettingsoverzicht overlegt waaruit onder meer blijkt welke ruimtes door wie en voor hoelang zijn gebruikt in het jaar waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft. De wijziging in artikel 8jb betreft een technische aanpassing.

Inwerkingtreding

De in deze regeling opgenomen wijzigingen houden verband met de inwerkingtreding van het Belastingplan 2006. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is dan ook hetzelfde als dat van de desbetreffende onderdelen uit genoemde wetsvoorstellen, namelijk 1 januari 2006.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.G. Wijn

Naar boven