Instellingsbesluit Nationale conventie

22 december 2005

Nr. 2005-0000332511

CZW

De Minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluit:

Artikel 1

Er is een Nationale conventie.

Artikel 2

De Nationale conventie heeft tot taak voorstellen te doen voor de inrichting van het nationaal politieke bestel die kunnen bijdragen aan herstel van vertrouwen tussen burger en politiek en mede ten grondslag kunnen liggen aan de constitutie voor de eenentwintigste eeuw. Zij besteedt daarbij in ieder geval aandacht aan:

a. het stelsel van het evenwicht van machten op nationaal niveau en betrekken daarin de positie van de Eerste Kamer en Raad van State in samenhang met het vraagstuk van toetsing van wetten aan de Grondwet;

b. de vraag of inrichting en bevoegdheden van de Nederlandse staatsinstellingen voldoende zijn toegesneden op de internationale omgeving waarin Nederland functioneert, in het bijzonder de Europese;

c. de positie en toekomst van de representatieve democratie;

d. de positie van de Grondwet in de samenleving en de wijze waarop de Grondwet kan worden veranderd.

Artikel 3

1. Voorzitter, tevens lid, van de Nationale conventie is:

mr. R.J. Hoekstra, lid Raad van State.

2. De overige leden van de Nationale conventie zijn:

– prof. dr. F.R. Ankersmit, hoogleraar geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen;

– mw. dr. C.M. van Baalen, bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis, Radboud Universiteit Nijmegen;

– dr. L.E.M. Klinkers, directeur Klinkers Public Policy Consultants;

– prof. dr. R. Kuiper, bijzonder hoogleraar Reformatorische Wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam, lector Samenlevingsvraagstukken, Gereformeerde Hogeschool Zwolle en Christelijke Hogeschool Ede;

– mw. dr. A.M.B. Michels, universitair docent, Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap, Universiteit Utrecht;

– mw. J.E. Molier, algemeen directeur Koorenhuis centrum voor kunst en cultuur, Den Haag;

– mw. dr. K. Peters, onderzoeker en publicist;

– dr. A.E. Pijpers, senior onderzoeker, Instituut Clingendael;

– drs. O.M.A.A. Ramadan, senior adviseur, Radar adviesbureau sociale vraagstukken;

– dr. J.W. Sap, universitair hoofddocent Europees recht, Vrije Universiteit Amsterdam;

– J. Schinkelshoek, directeur communicatie, Rabobank Groep;

– prof. dr. J. de Vries, hoogleraar bestuurskunde en directeur van de Campus Den Haag, Universiteit Leiden;

– mw. dr. C.M. Zoethout, universitair hoofddocent Constitutioneel recht, Universiteit van Amsterdam.

Artikel 4

1. De Nationale conventie laat zich bijstaan door tenminste dertig adviseurs.

2. De leden stellen de groep adviseurs samen. Zij slaan er daarbij acht op dat deze groep evenwichtig is samengesteld.

Artikel 5

1. De Nationale conventie doet haar voorstellen voor 30 september 2006 aan de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.

2. Na het uitbrengen van haar voorstellen is de Nationale conventie opgeheven.

Artikel 6

De archiefbescheiden van de Nationale conventie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 7

De leden van de Nationale conventie ontvangen een vaste vergoeding. De salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De deeltijdfactor wordt vastgesteld op 0,1.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006 en vervalt met ingang van 1 november 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, A. Pechtold.

Toelichting

Bij brief van 8 juli 2005 presenteerde het kabinet zijn agenda voor democratische vernieuwing (Kamerstukken II 2004/2005, 30 184, nr. 1). Tot die agenda behoort het voornemen om een conventie bijeen te roepen die in meer algemene zin beziet of het constitutioneel bestel voldoet in het licht van herstel van vertrouwen tussen overheid en burgers. Een aantal onderwerpen waarover de conventie zich zou kunnen buigen is met name genoemd in de brief. Artikel 2 van dit besluit bevat de taak van de conventie. Deze taak laat de conventie ruimte om de eigen agenda nader te bepalen.

De vraagstelling van de conventie heeft een fundamenteel karakter. De Nationale conventie is daarom breed samengesteld, zowel wat betreft daarin vertegenwoordigde disciplines, als de verscheidenheid aan politieke stromingen. Het is de bedoeling dat de Nationale conventie concrete voorstellen doen waarover het kabinet zijn standpunt bepaalt. De conventie bestaat in de kern uit 14 leden. Gelet op de termijn waarop de conventie haar voorstellen moet uitbrengen is een besluitvormend college van maximaal die omvang ook aangewezen. De leden zullen zich echter laten bijstaan door een bredere, evenwichtig samengestelde, groep van ten minste dertig adviseurs. Dit kunnen onder meer vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld zijn, deskundigen, politici – waaronder parlementariërs – en opinieleiders.

Daarnaast zal de conventie zich open en actief richting andere burgers opstellen. De leden van de Nationale conventie zullen hun voorstellen dus doen in nauwe samenspraak met en geïnspireerd door een brede kring van betrokkenen en belangstellenden.

De Nationale conventie zal voor 30 september 2006 haar voorstellen doen. Deze termijn geeft het kabinet de mogelijkheid te reageren op de voorstellen en als dat mogelijk en wenselijk is de eerste stappen te doen voor implementatie van die voorstellen.

Artikel 7 van deze regeling voorziet in de vaststelling van de vergoeding voor leden en adviseurs van de conventie. De leden van de conventie hebben de opdracht binnen korte tijd met gedegen voorstellen te komen. De werkzaamheden van de leden zullen een aanzienlijk tijdsbeslag vergen gezien het fundamentele karakter van de vraagstelling en de korte tijd waarin de voorstellen tot stand moeten worden gebracht. Daarom ontvangen zij een vaste vergoeding gekoppeld aan een deeltijdfactor. Deze is vastgesteld op 0,1 welk overeenkomt met een tijdsbeslag van een halve dag per week. Bij de vaststelling van de toepasselijke salarisschaal voor de vaste vergoeding is uitgegaan van de maxima van het Vergoedingenbesluit adviescolleges. Dit is gerechtvaardigd in verband met de zwaarte van de adviestaak en de bijzondere inzet en deskundigheid die van de leden wordt gevraagd. De voorzitter heeft aangegeven geen aanspraak te zullen maken op de vaste vergoeding.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold

Naar boven