Delegatiebesluit subsidie bodemsanering bedrijfsterreinen
Besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 16 december 2005, nr. LMV 2005217168, tot het overdragen van de bevoegdheid tot het verstrekken van subsidie ten behoeve van de sanering van bedrijfsterreinen zoals geregeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 76j, vierde lid, van de Wet bodembescherming;
Besluit:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet bodembescherming;
b. het Besluit: Besluit financiële bepalingen bodemsanering;
c. bevoegd gezag bodemsanering: de colleges van gedeputeerde staten, dan wel de daarmee gelijkgestelde bestuursorganen op grond van artikel 88 van de wet.
Artikel 2
Aan het bevoegd gezag bodemsanering worden de taken en bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid tot het nemen van besluiten, overgedragen die de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft op grond van hoofdstuk 3 en artikel 40 van het Besluit, met dien verstande dat deze bevoegdheid niet geldt voor het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling.
Artikel 3
Bij de uitvoering van de taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 2 is hoofdstuk 3 en artikel 40 van het Besluit van toepassing.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit in werking treedt.
Artikel 5
Dit besluit wordt aangehaald als: Delegatiebesluit subsidie bodemsanering bedrijfsterreinen.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 16 december 2005.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.
Toelichting
Het Besluit financiële bepalingen bodemsanering bevat een subsidieregeling voor bedrijven. Deze subsidieregeling is gebaseerd op artikel 76j van de Wet bodembescherming. In het vierde lid van dat artikel is geregeld dat de Minister de uitvoering van het nemen van besluiten met betrekking tot het verstrekken van subsidie kan delegeren aan andere bestuursorganen. Met het oog daarop worden bij dit besluit de taken en bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid tot het nemen van besluiten, overgedragen die de Minister heeft op grond van hoofdstuk 3 en artikel 40 van het Besluit.
In de toelichting bij het Besluit financiële bepalingen bodemsanering is aangegeven dat beoogd wordt de uitvoering van de subsidieregeling voor bedrijven, zoals geregeld is in hoofdstuk 3 van het Besluit, op te dragen aan het bevoegd gezag Wet bodembescherming. Voor de toepassing van de saneringsregeling in deze wet zijn aangewezen Gedeputeerde Staten en de bestuursorganen die op grond van artikel 88 daarmee gelijk zijn gesteld. Deze bestuurorganen zijn bevoegd gezag bij saneringen door derden, en krijgen tevens budget van het Rijk om zelf bodemsaneringen uit te voeren. Ze beschikken dus over kennis en ervaring op het gebied van bodemsanering en bepalen door middel van instemming met het saneringsplan welke saneringsdoelstelling nodig is en daarmee de hoogte van de kosten. Het bevoegd gezag heeft inmiddels al enige jaren ervaring opgedaan met het verlenen van subsidies aan bedrijven, omdat vanaf 2003 als voorlopige maatregel al verordeningen gelden waar subsidieverlening op wordt gebaseerd.
Met het overdragen van de uitvoering van artikel 40 is geregeld dat de bevoegde overheden de uitvoering van de sanering overnemen als de levensvatbaarheid van een bedrijf in gevaar kan komen ten gevolge van een sanering. De eigenaar of erfpachter vergoedt dan aan het bevoegde gezag een naar draagkracht te bepalen bedrag.
Voor het bepalen van de draagkracht wordt het draagkrachtinstrument gehanteerd. De procedure voor de vaststelling hiervan wordt beschreven in de bijlage bij het Besluit financiële bepalingen bodemsanering.
De wijze waarop omgegaan zal worden met bedrijven die draagkrachtproblemen hebben, is ontworpen binnen de ruimte die het Milieusteunkader van de Europese Unie biedt. Het draagkrachtinstrument is aangemeld bij de Europese Commissie. Op het moment dat de Europese Commissie aangeeft geen bezwaar te hebben met het toepassen van het draagkrachtinstrument kan artikel 40 in werkingtreden. De taken en bevoegdheden als bedoeld in dat artikel worden door het bevoegd gezag bodemsanering uitgeoefend nadat dit artikel in werking is getreden.