Regeling vleeskeuring
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3655, houdende regels ter zake van vleeskeuring (Regeling vleeskeuring)
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139), verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139), verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139), verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165) en verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);
Gelet op artikel 19 van de Landbouwwet;
Besluit:
§ 1
Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. verordening (EG) nr. 999/2001: verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);
b. verordening (EG) nr. 852/2004: verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139);
c. verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139);
d. verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139);
e. verordening (EG) nr. 882/2004: verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165);
f. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
g. hygiënecode: een nationale gids voor goede praktijken inzake hygiëne en de toepassing van HACCP-beginselen als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) 852/2004;
h. communautaire uitvoeringsmaatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, vastgesteld krachtens verordening (EG) nr. 852/2004, verordening (EG) nr. 853/2004, verordening (EG) nr. 854/2004, verordening (EG) nr. 999/2001 of verordening (EG) nr. 882/2004.
Artikel 2
Deze regeling is van toepassing op exploitanten van levensmiddelenbedrijven als bedoeld in sectie I tot en met IV van bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004.
§ 2
Uitvoering verordeningen
Artikel 3
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3 en 4, tweede en derde lid, 5, eerste lid, tweede lid, laatste alinea, en vierde lid, 6, tweede lid, laatste alinea, en derde lid, van verordening (EG) nr. 852/2004, en krachtens artikel 4, vierde lid, 5, vijfde lid, 6, derde lid, onderdeel c, dan wel 13, eerste en tweede lid, van die verordening vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.
2. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3 en 4, eerste tot en met vierde lid, 5, en 7, eerste lid, van verordening (EG) nr. 853/2004, en krachtens de artikelen 3, tweede lid, dan wel 10, eerste en tweede lid, van die verordening vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.
3. Het is verboden in strijd te handelen met hoofdstuk A, onderdelen 4 tot en met 7 en 14, van bijlage XI bij verordening (EG) nr. 999/2001.
4. Het is verboden vers vlees dat op grond van artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004 ongeschikt is verklaard voor menselijke consumptie, in de handel te brengen.
Artikel 4
1. De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in:
a. verordening (EG) nr. 852/2004, en krachtens de artikelen 4, vierde lid, 5, vijfde lid, 6, derde lid, onderdeel c, en 13, eerste en tweede lid, van die verordening vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen;
b. verordening (EG) nr. 853/2004, en krachtens de artikelen 3, tweede lid, en 10, eerste en tweede lid, van die verordening vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen;
c. verordening (EG) nr. 854/2004;
d. verordening (EG) nr. 882/2004;
e. hoofdstuk A, onderdelen 7 en 10, van bijlage XI bij verordening (EG) nr. 999/2001.
2. De minister is bevoegd de besluiten te nemen waartoe verordening (EG) nr. 854/2004 de officiële dierenarts opdraagt.
3. In afwijking van het eerste lid is ingeval een taak wordt opgedragen die niet bestaat in het nemen van een besluit, de bevoegde autoriteit de Voedsel en Waren Autoriteit.
4. De officiële dierenarts is een dierenarts, verbonden aan de Voedsel en Waren Autoriteit.
5. Het is toegestaan dat personeel van een slachthuis bijstand verleent bij de officiële controles, bedoeld in artikel 5, zesde lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 854/2004.
Artikel 5
Een communautaire uitvoeringsmaatregel, of een wijziging daarvan, treedt voor de toepassing van deze regeling in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, of bij gebreke daarvan, de dag waarop de maatregel is vastgesteld.
Artikel 6
Een aanvraag tot het verlenen van een erkenning als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) nr. 853/2004 en hoofdstuk A, onderdelen 7 en 10, van bijlage XI bij verordening (EG) nr. 999/2001 wordt ingediend bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
Artikel 7
1. De minister erkent uitsnijderijen als bedoeld in hoofdstuk A, onderdeel 10, van bijlage XI bij verordening (EG) nr. 999/2001.
2. Een aanvraag tot het verlenen van een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
Artikel 8
1. De minister keurt een hygiënecode goed.
2. Een aanvraag om een hygiënecode goed te keuren wordt ingediend bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
3. De minister trekt de goedkeuring van een hygiënecode in indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8 van verordening (EG) nr. 852/2004.
Artikel 9
De in artikel 1, derde lid, onderdelen d en e, van verordening (EG) nr. 853/2004, bedoelde rechtstreekse levering, evenals de productie van het vlees, geschiedt op zindelijke wijze en zodanig dat:
1°. geen verontreiniging plaats kan hebben met zodanige hoeveelheden van stoffen dat zij uit het oogpunt van gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn, of met organismen of virussen die onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden schadelijk kunnen zijn of worden, en
2°. onder 1° bedoelde organismen zich niet zodanig kunnen vermeerderen of zodanige toxinen kunnen vormen dat zij uit het oogpunt van de gezondheid van de mens schadelijk kunnen zijn of worden.
§ 3
Herkeuring
Artikel 10
1. De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan, ingeval hij zich met een beslissing met betrekking tot het vlees, afkomstig van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 854/2004 niet kan verenigen, herkeuring vorderen op kosten van ongelijk.
2. Bij de herkeuring wordt de beslissing met betrekking tot het vlees, afkomstig van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004, heroverwogen.
3. Herkeuring wordt verricht door een andere officiële dierenarts dan diegene die de oorspronkelijke keuring heeft uitgevoerd.
4. De minister neemt de beslissing op de aanvraag tot herkeuring.
Artikel 11
1. Een aanvraag tot herkeuring wordt ingediend bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
2. Herkeuring vindt eerst plaats nadat de daarvoor geldende retributies zijn voldaan.
3. Herkeuring wordt zo spoedig mogelijk aangevraagd en uiterlijk binnen 12 uur na het beëindigen van de dag waarop de beslissing met betrekking tot het vlees, afkomstig van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004, werd genomen. Ingeval op deze dag een zondag, of een of meer erkende feestdagen volgt, dan wordt de aanvraag tot herkeuring binnen 12 uur na het beëindigen daarvan ingediend.
4. In afwijking van het tweede lid wordt herkeuring van organen of delen van organen onmiddellijk na de beslissing met betrekking tot het vlees, afkomstig van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 853/2004, aangevraagd.
§ 4
Slot
Artikel 12
Erkenningen die ter uitvoering van bijlage XI bij verordening (EG) nr. 999/2001 zijn verleend, op grond van artikel 5 van de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985 worden geacht te zijn verleend op grond van deze regeling.
Artikel 13
De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel an komt te luiden:
an. geringe capaciteit:
1°. voor pluimvee: het aantal behandelde stuks per jaar is minder dan 150.000;
2°. voor tamme hazen en konijnen: het aantal behandelde stuks per jaar is minder dan 150.000;
3°. voor varkens, schapen en geiten en gekweekt grof wild: het aantal behandelde grootvee-eenheden bedraagt per week ten hoogste 30 en per jaar ten hoogste 1.500, waarbij het aantal grootvee-eenheden als volgt wordt berekend:
i. varkens en gedomesticeerde wilde soortgenoten:
– een varken van meer dan 100 kg levend gewicht: 0,2;
– een ander varken: 0,15;
ii. andere diersoorten en gedomesticeerde soortgenoten:
– een schaap, een geit of een gedomesticeerd damhert: 0,10;
– een lam, een jonge geit, een big, van minder dan 15 kg levend gewicht: 0,05;.
2. De onderdelen bb tot en met bm van artikel 1, eerste lid, worden geletterd tot bc tot en met bn.
3. Er wordt na onderdeel ba een onderdeel ingevoegd, luidende:
bb. verordening (EG) nr. 178/2002: verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);.
B
Na titel 5 wordt de volgende titel ingevoegd:
Titel 5a
Verordening (EG) nr. 178/2002
Artikel 113a
1. Het is exploitanten van een levensmiddelenbedrijf dat actief is in het stadium van de productie van landbouwhuisdieren verboden in strijd te handelen met artikel 18 van verordening (EG) nr. 178/2002.
2. Het eerste lid is alleen van toepassing ten aanzien van voedselproducerende dieren.
C
De onderdelen I, onder B, onder 2, en II, onder B, onder 1 van bijlage 10 vervallen.
Artikel 14
De Regeling diervoeders wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 10, onderdeel c, onder 1°, komt te luiden:
1°. het is verkregen uit huiden, afkomstig van dieren die in een slachthuis zijn geslacht, waarbij door een officiële dierenarts een antemortemkeuring is verricht overeenkomstig artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139), en die op grond van die keuring geschikt zijn bevonden om overeenkomstig die verordening te worden geslacht;.
Artikel 15
1. De volgende regelingen worden ingetrokken:
a. de Regeling uitvoering verordeningen inzake voedselveiligheid LNV;
b. de Regeling keuring en handelsverkeer vleesproducten 1993;
c. de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985;
d. de Regeling uitvoer vlees uit interventievoorraden;
e. de Regeling keuring en handelsverkeer konijne- en hazevlees 1993;
f. de Regeling gezondheidsverklaring personen werkzaam in de vleessector.
2. Dit artikel berust mede op de artikelen 68, 69, 70 en 71 van de Veewet.
Artikel 16
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vleeskeuring.
Artikel 17
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 15 december 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.
Toelichting
§ 1. Inleiding
Met ingang van 1 januari 2006 worden de zogenoemde hygiëneverordeningen1 van kracht. Onderhavige regeling strekt ertoe uitvoering te geven aan deze verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het keuren van vlees, de hygiënevoorschriften voor slachterijen, uitsnijderijen en wildbewerkingscentra, het vervoer van levende dieren naar het slachthuis, noodslachting buiten het slachthuis, en opslag en vervoer van vers vlees. Zoals in de brief2 aan de Tweede Kamer is uiteengezet, is de Minister van LNV verantwoordelijk voor dit deel van de hygiëneverordeningen. In het verlengde daarvan wordt bij deze regeling tevens voor zover nodig uitvoering gegeven aan verordening (EG) nr. 999/2001 inzake de preventie, bestrijding en uitroeiing van TSE’s3 .
Naast de hygiëneverordeningen wordt per 1 januari 2006 verordening (EG) nr. 882/20044 van kracht. Deze verordening is gericht tot de overheid en stelt algemene voorschriften vast voor de uitvoering van officiële controles op de naleving van de wetgeving.
Laatstgenoemde verordening is tevens van toepassing op de terreinen van diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn.
§ 2. Achtergrond verordeningen
De hygiëneverordeningen zijn het Europese resultaat van het streven de voorschriften in verband met hygiëne bij de productie van levensmiddelen – vanuit het oogpunt van voedselveiligheid – te integreren en op een andere leest te schoeien. Het produceren van levensmiddelen wordt in samenhang benaderd waarbij elke schakel in de keten – van primaire sector tot detailhandel – verantwoordelijkheid draagt. Voorheen was de vleesregelgeving in verscheidene richtlijnen neergelegd en versnipperd in nationale regelgeving omgezet. De oude vleesrichtlijnen worden door richtlijn nr. 2004/41/EG5 ingetrokken.
De materiële normen inzake hygiëne van levensmiddelen zijn neergelegd in verordening (EG) nr. 852/2004 en verordening (EG) nr. 853/2004. Verordening (EG) nr. 852/2004 voorziet in algemene hygiënevoorschriften. Verordening (EG) nr. 853/2004 is een lex specialis ten opzichte van verordening (EG) nr. 852/2004 en bevat specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong. In de secties I tot en met IV van bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004 zijn hygiënevoorschriften vastgelegd voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven die actief zijn in het stadium van het produceren van vlees. Hiernaast gelden de algemene hygiënevoorschriften van verordening (EG) nr. 852/2004 onverminderd. Onderhavige regeling strekt ter uitvoering van de hygiënevoorschriften voor deze exploitanten van levensmiddelenbedrijven.
Verordening (EG) nr. 854/2004 is gericht aan de overheid en stelt voorschriften aan de organisatie van de keuring van vlees.
De in de hygiëneverordeningen vastgelegde normen zijn zoveel mogelijk open geformuleerd. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de norm is aan de verantwoordelijkheid van de sector. Ter ondersteuning bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de verordeningen kunnen op grond van artikel 8 van verordening (EG) nr. 852/2004 door de levensmiddelenbranche nationale gidsen voor goede praktijken worden opgesteld en verspreid. Voor deze gidsen wordt nationaal de term hygiënecode gebruikt. Voorgeschreven is dat bij het opstellen van een hygiënecode vertegenwoordigers van belanghebbende partijen worden geconsulteerd. Hiertoe kan een hygiënecode op initiatief van de opstellers worden voorgelegd aan het Regulier Overleg Warenwet, bedoeld in artikel 4 van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.
Bijlage XI bij verordening (EG) nr. 999/2001 is in dit verband ook van belang voor de slachthuizen en uitsnijderijen. Zij voorziet in aanvullende voorschriften naast de eisen van de hygiëneverordeningen. Aan die voorschriften wordt in de onderhavige regeling uitvoering gegeven. Opgemerkt zij dat in voornoemde bijlage ook enkele voorschriften ten aanzien van slagerijen alsook ten aanzien van de grondstoffen voor separatorvlees zijn opgenomen. Die vallen evenwel buiten de reikwijdte van deze regeling (artikel 2), en horen te worden geregeld via de Warenwet.
§ 3. Uitvoering van verordeningen
Verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Het is niet nodig, en zelfs niet toegestaan, een verordening om te zetten in nationaal recht. Wel is het noodzakelijk dat, om strafrechtelijk te kunnen optreden bij overtredingen van de in de verordeningen neergelegde normen, deze worden aangewezen als strafbare feiten. Daarnaast is voorzien in de aanwijzing van de bevoegde autoriteit, bedoeld in de verordeningen. Daarnaast is voorzien in regels voor de herkeuring van vlees, en zijn ter uitvoering van verordening (EG) nr. 853/2004 regels gesteld voor de levering van kleine hoeveelheden vlees. In paragraaf 5 wordt hier nader op ingegaan.
§ 4. Andere terreinen
Ten aanzien van de vleeskeuring raken de hygiëneverordeningen aan de onderwerpen van dierenwelzijn, veterinairrechtelijke hygiënevoorschriften en volksgezondheidvoorschriften die zijn vastgesteld met het oog op preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, bepalingen inzake de identificatie van dieren, en residuen. Voor deze terreinen gelden specifieke Europese regels die onverminderd gelden.
Het welzijnsaspect wordt geraakt bij het vervoer van levende dieren en bij de slacht. Verordening (EG) nr. 853/2004 regelt bijvoorbeeld dat het slachten niet onnodig mag worden uitgesteld.
Een onderdeel van de postmortemkeuring zijn de laboratoriumtests voor het vaststellen van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE) overeenkomstig verordening (EG) nr. 999/2001. Verder moeten monsters worden genomen in verband met het opsporen van niet toegestane stoffen of producten, en de controle op de gereglementeerde stoffen, in het bijzonder in het kader van de nationale plannen voor residuen als bedoeld in richtlijn nr. 96/23/EG6 . Deze richtlijn is ook van belang bij de antemortemkeuring in verband met het onderzoek van residuen van diergeneesmiddelen of residuen van verboden stoffen. Verder schrijven de hygiëneverordeningen voor dat dieren die op het slachthuis worden aanvaard naar behoren moeten zijn geïdentificeerd. De verplichting tot identificatie is voorgeschreven op grond van specifieke Europese regels inzake identificatie en registratie.
Aan de voorschriften ten aanzien van de aan de vleeskeuring gerelateerde onderwerpen – gehakt vlees, vleesbereidingen en separatorvlees, de import en de export – is uitvoering gegeven op grond van de Warenwet bij het besluit Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.
§ 5. Artikelsgewijs
Artikelen 3 en 4 en 5
Onderhavige regeling voorziet in artikel 3 in de verbodsbepalingen die bij overtredingen hiervan op grond van de Wet op de economische delicten als strafbaar feit zijn aangemerkt en als zodanig kunnen worden bestraft. In het vierde lid is expliciet voorzien in een verbod op het in de handel brengen van niet gekeurd vlees.
Voorts wordt aan de verordeningen uitvoering gegeven door middel van het toebedelen van taken en bevoegdheden daar waar deze in de verordeningen zijn neergelegd. De minister is op grond van artikel 4 van onderhavige regeling de bevoegde autoriteit ter zake van het nemen van besluiten. Voorbeelden hiervan zijn het verlenen van erkenningen en het nemen van bestuurlijke maatregelen op grond van artikel 54 van verordening (EG) nr. 882/2004. Gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid voor de uitvoering en het toezicht op de naleving van de verordeningen is de minister als bevoegde autoriteit aangewezen. Feitelijk zal de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheden liggen bij de Voedsel en Waren Autoriteit. Daartoe zullen de bevoegdheden aan de Voedsel en Waren Autoriteit worden gemandateerd.
Ingeval in een van de bepalingen van de hygiëneverordeningen of verordening (EG) nr. 882/2004 wordt verwezen naar artikel 14, tweede lid, van verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 12, tweede lid, van verordening (EG) nr. 853/2004, artikel 19, tweede lid, van verordening (EG) nr. 854/2004, onderscheidenlijk artikel 62, tweede lid van verordening (EG) nr. 882/2004, wordt de Commissie van de Europese Gemeenschappen de bevoegdheid verleend uitvoeringsmaatregelen te nemen overeenkomstig de in de verordeningen vastgestelde bepalingen. Dit gebeurt volgens de zgn. comitologieprocedure. Via de artikelen 3 en 4 wordt, voor zover van toepassing, direct uitvoering gegeven aan deze communautaire uitvoeringsmaatregelen. Artikel 5 regelt het moment van inwerkingtreding van de maatregelen.
Artikel 7
Hoofdstuk A, onderdeel 10, van bijlage XI bij verordening (EG) nr. 999/2001 voorziet in uitzonderingen op de hoofdregels uit die bijlage, onder de voorwaarde dat de betrokken uitsnijderij speciaal daartoe is erkend. Anders dan bij de andere bepalingen van deze bijlage is hier niet geregeld dat de bevoegde autoriteit deze erkenning verleent, zodat artikel 4 van de onderhavige regeling hierop niet van toepassing is. In artikel 7 is hiervoor een voorziening opgenomen.
Artikel 9
Op enkele punten wordt de lidstaten opgedragen ten aanzien van nationale aangelegenheden zelf normen te stellen ter verwezenlijking van de doelstellingen van de verordeningen. Ten aanzien van de vleesregelgeving is hier de regelgeving over de rechtstreekse levering door de producent van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht(e) pluimvee en lagomorfen, en van kleine hoeveelheden vrij wild of vlees van vrij wild door de jager – al dan niet via de plaatselijke detailhandel – van belang. Deze rechtstreekse levering is van de werkingssfeer van verordening (EG) nr. 853/2004 uitgesloten. Dit betekent evenwel niet dat er geen hygiëneregels gelden voor deze kleine bedrijven. Artikel 9 van onderhavige regeling geeft uitvoering aan de op grond van artikel 1, derde lid, onderdelen d en e, van verordening (EG) nr. 852/2004 aan de lidstaten gegeven opdracht nationale regels te stellen inzake de activiteiten en personen in verband met de rechtstreekse levering. Het gaat dan om de verplichting dat slacht zodanig plaatsvindt dat geen gevaar voor volksgezondheid bestaat. Naast deze nationale regels geldt ten aanzien van deze uitzondering de algemene eis van verordening (EG) nr. 178/20027 dat voedsel veilig moet zijn onverminderd.
Artikelen 10 en 11
De artikelen 10 en 11 van onderhavige regeling stellen regels betreffende herkeuring van vlees, afkomstig van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren. De mogelijkheid op deze wijze in verzet te komen tegen een keuringsbeslissing met betrekking tot vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren was eerst ook geregeld op basis van de Vleeskeuringswet. Van oudsher is in de vleesregelgeving in dit rechtsmiddel voorzien. Afgezet tegen de bezwaarschriftprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht biedt de herkeuring de exploitant een efficiënter niveau van rechtsbescherming. Gelet op de aard van de producten moet herkeuring van het vlees zo spoedig mogelijk plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan zal het vlees moeten worden vernietigd en kan dit bewijsrechtelijk problemen opleveren. De termijn van zes van weken voor het nemen van een beslissing op bezwaar is in dit licht bezien lang. De weg van bezwaar staat evenwel altijd nog open.
Er vindt echter eerst herkeuring plaats indien de op grond van de Regeling Retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden verschuldigde retributies zijn voldaan.
Artikel 12
De erkenningen die zijn voorgeschreven in bijlage XI bij verordening (EG) nr. 999/2001 zijn voor 1 januari 2006 verleend op grond van de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985, op basis van de Veewet. Aangezien er inhoudelijk niets verandert aan de regels, is het zaak dat de destijds verleende erkenningen blijven gelden. Artikel 12 voorziet hierin.
Artikelen 13 en 14
De Regeling uitvoering verordeningen inzake voedselveiligheid LNV, die strekte ter uitvoering van verordening (EG) nr. 178/2002, wordt bij onderhavige regeling ingetrokken. Aan deze verordening is uitvoering gegeven door de Minister van VWS op basis van de Warenwet bij het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. De Warenwet heeft evenwel alleen betrekking op levensmiddelen, terwijl artikel 18 van verordening (EG) nr. 178/2002 mede regels stelt met betrekking tot de traceerbaarheid van voedselproducerende dieren. Om uitvoering te geven aan deze verordening ten aanzien van voedselproducerende dieren wordt de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s gewijzigd. In de regeling wordt een titel ingevoegd met een artikel dat voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven die actief zijn in het stadium van de productie van landbouwhuisdieren het verbod regelt van overtreding van de traceerbaarheidsverplichting van artikel 18 van verordening (EG) nr. 178/2002. Via de Wet op de economische delicten is de overtreding ervan strafbaar gesteld en kan ze worden bestraft.
Hiernaast wordt een wijziging doorgevoerd in de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s die voorziet in het vervallen van specifieke hygiënevoorschriften in de bijlage bij deze regeling. De oude vleesrichtlijnen schreven voor dat bij reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor evenhoevigen op een slachtplaats water van drinkwaterkwaliteit overeenkomstig richtlijn nr. 98/83/EG van de Raad van de Europese Unie van november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (Pb L 330) werd gebruikt. Deze voorschriften zijn neergelegd in bijlage 10 bij de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. De nieuwe hygiëneverordeningen kennen geen specifiek voorschrift voor een dergelijk gebruik van water van drinkwaterkwaliteit. Wel moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven op de HACCP-beginselen gebaseerde voedselveiligheidsprogramma’s en procedures vaststellen en deze toepassen. Het is dus de eigen verantwoordelijkheid van de exploitant om te bepalen welke kwaliteit van het water noodzakelijk is.
Tot slot wordt voorzien in een wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s in verband met de definitie van slachthuis met geringe capaciteit in de regeling. Deze definitie verwijst naar het Besluit produktie en handel vers vlees. Dit besluit vervalt per 1 januari 2006. Met de wijziging van onderdeel an, in het eerste lid, van de regeling, wordt voorzien in een inhoudelijke continuering van de begripsbepaling van geringe capaciteit door de criteria hiervan in de definitie zelf op te nemen.
§ 6. Administratieve lasten
Inhoudelijk verandert er weinig aan de vleeskeuringsregelgeving. De nieuwe Europese hygiëneverordeningen continueren de bepalingen uit de diverse oude vleeskeuringsrichtlijnen, zij het dat de voorschriften bij elkaar zijn gebracht en meer geordend zijn en dat er waar mogelijk gewerkt wordt met open geformuleerde normen in plaats van middelvoorschriften. Dit brengt mee dat de administratieve lasten van deze Europese regels niet anders zullen uitvallen voor slachterijen, uitsnijderijen en wildbewerkingscentra. Ten behoeve van de rechtstreekse levering waarvoor in artikel 8 van onderhavige regeling nationaal voorschriften zijn vastgesteld, was in de oude vleeskeuringregelgeving de verplichting opgenomen registers bij te houden. Deze verplichting is in onderhavige regeling niet gecontinueerd. Dit brengt een marginale administratieve lasten verlichting met zich.
In verband met de inwerkingtreding van de hygiëneverordeningen is de Vleeskeuringswet (VWS) ingetrokken. Deze wet gaf de basis voor de keuring van vee en roodvlees, en de handel in vleesbereidingen, -producten en gehakt daarvan, als dit was bestemd voor de Nederlandse markt. De administratieve lasten van die wet bedragen volgens de nulmeting van VWS € 384.121.925.
De Minister van LNV regelde via de Veewet de keuring van vee en roodvlees en de handel in vers vlees, en vleesbereidingen, -producten, gehakt daarvan, als het bestemd was voor het buitenland. De administratieve lasten zijn bij de nulmeting berekend op € 19.520.000. Het gaat hierbij om de administratieve lasten ingevolge de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbereidingen 1985, de Regeling keuring en handelsverkeer vleesproducten 1993, en de Regeling uitvoer vlees uit interventievoorraden.
De keuring van pluimvee, hazen en konijnen, en de handel in vers vlees en andere producten daarvan was door de Minister van LNV geregeld via de Landbouwwet. Voor pluimvee verliep dit via de Regeling keuring en handel dierlijke producten (hoofdstukken 4, 5, 9 en 10) en voor hazen en konijnen via de Regeling keuring- en handelsverkeer konijne- en hazevlees 1993. Voor de Regeling keuring en handel dierlijke producten is bij de nulmeting een bedrag van € 28.012.000 becijferd, ten aanzien van de keuring van konijnen en hazen zijn geen administratieve lasten bekend.
De Minister van LNV is verantwoordelijk voor de keuring, de Minister van VWS voor de handel in vers vlees en andere producten. Bij de nulmetingen is geen splitsing gemaakt van deze onderwerpen. Verder zij opgemerkt dat bij de nulmeting van de Regeling keuring en handel dierlijke producten geen onderscheid is gemaakt tussen de veterinairrechtelijke voorschriften en de keuringseisen. De veterinairrechtelijke voorschriften zijn neergelegd in de nieuwe Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten. Dat alles maakt dat nu niet duidelijk kan worden aangegeven welke lasten zijn verbonden aan de vleeskeuringsregelgeving. Dit zal de komende tijd nader in kaart worden gebracht, mede ten behoeve van de totstandkoming van het nieuwe voorstel van de Wet dieren en dierlijke producten, die is aangekondigd in paragraaf 5.4 van de toekomstvisie ‘Kiezen voor landbouw’ (bijlage bij Kamerstukken II 2004/05, 30252, nr. 1).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman