Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2005/61)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 14 december 2005, nummer 2005/61, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A4/6.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.1 Uitzetting algemeen

Uitzetting is een bevoegdheid en geen verplichting van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De titel tot uitzetting is van rechtswege het gevolg van het niet verlenen, niet verlengen of intrekken van de vergunning, het eindigen van het rechtmatig verblijf, of het niet rechtmatige verblijf. In artikel 27 en artikel 45 van de Vreemdelingenwet is opgenomen dat de vreemdeling kan worden uitgezet indien hij Nederland niet uit eigen beweging verlaat. De rechter kan op het moment van het doen van zijn uitspraak beoordelen of er beletselen bestaan tegen uitzetting. Als de rechter de beschikking in stand laat, is met die uitspraak bevestigd dat de vreemdeling Nederland dient te verlaten.

Uitzettingen vinden plaats in opdracht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) via de bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee, die ook de feitelijke uitzetting effectueert.

Uitzetting vindt plaats:

• door overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten (zie A4/11); of

• door plaatsing aan boord van een vliegtuig of schip van de onderneming die de vreemdeling heeft aangevoerd (zie A4/9);

• indien geen van de bovenstaande opties mogelijk is: rechtstreeks, dan wel indirect middels een tussenstop, naar een land waarvan op basis van het geheel van feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat de vreemdeling aldaar de toegang wordt verleend.

In alle gevallen betreft het in de regel een verwijdering per vliegtuig of schip (veerdienst) met tussenkomst van de desbetreffende brigadecommandant van de Koninklijke Marechaussee.

Van belang is dat in het kader van de uitzetting nimmer aan de autoriteiten van het land van herkomst van de vreemdeling, noch aan autoriteiten van het land van doorreis of bestemming, mag worden medegedeeld dat de vreemdeling eerder een asielaanvraag heeft ingediend. Om te voorkomen dat deze informatie de genoemde autoriteiten bereikt, mag ook nimmer aan het personeel van de vervoersmaatschappij waarmee de vreemdeling wordt uitgezet, worden medegedeeld dat hij een asielaanvraag heeft ingediend. Er kan slechts worden aangegeven dat de persoon in kwestie geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en om die reden Nederland dient te verlaten.

B

Paragraaf A4/6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.2 Aanvragen reisdocumenten

Uitgangspunt in de Vreemdelingenwet is dat de vreemdeling aan wie geen (verder) verblijf in Nederland is toegestaan, een eigen verantwoordelijkheid heeft om Nederland binnen de daarvoor gestelde termijn te verlaten. Wanneer een vreemdeling niet beschikt over geldige reisdocumenten, dient hij hiervoor tijdig zelf te zorgen. Hiertoe kan de vreemdeling zich wenden tot zijn eigen diplomatieke vertegenwoordiging of tot familieleden/bekenden in het land van herkomst.

Wanneer een vreemdeling niet zelfstandig Nederland verlaat, kan uitzetting aan de orde komen (artikel 63 Vreemdelingenwet).

In een aantal gevallen is uitzetting van een vreemdeling aan wie geen (verder) verblijf in Nederland is toegestaan, niet onmiddellijk uitvoerbaar, omdat deze niet over een reisdocument beschikt op grond waarvan zijn toegang tot een ander land is gewaarborgd. Om na te gaan of de vreemdeling bij een andere ketenpartner bekend is, dient in die gevallen zonodig het Vreemdelingen Administratie Systeem (VAS) of het Basis Voorziening Vreemdelingen (BVV) te worden geraadpleegd. Ter vaststelling van de nationaliteit en identiteit kan hier o.a. worden gedacht aan het vergelijken van foto’s en vingerafdrukken.

Indien de uit te zetten vreemdeling niet in het bezit is van een reisdocument op grond waarvan de toegang tot het land van bestemming en zijn eventuele doorreis door een derde land is gewaarborgd, kan de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen zo spoedig mogelijk een reisdocument (paspoort, laissez-passer, emergency travel document) en de eventueel benodigde (transit)visa aanvragen bij de dichtstbijzijnde betreffende buitenlandse vertegenwoordiging.

Een uitzondering hierop vormen de gevallen, waarin onmiddellijke uitzetting door middel van overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten of door plaatsing aan boord van een schip of een vliegtuig mogelijk is (zie A4/9). Indien de uitzetting van een vreemdeling als hier bedoeld niet op de voorgeschreven wijze kan worden geëffectueerd, dient contact te worden opgenomen met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Voor een beperkt aantal nationaliteiten geldt dat de aanvragen van vervangende reisdocumenten centraal door tussenkomst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) worden verzorgd. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelt periodiek een overzicht ter beschikking aan de korpschef en de Commandant van de Koninklijke Marechaussee waarin de aanvraagprocedures van verwijderingen per land van bestemming zijn opgenomen. Hierin is ook per land opgenomen of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen zich zelfstandig kan wenden tot de betreffende vertegenwoordiging of dat dit door tussenkomst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dient te gebeuren.

Het verdient aanbeveling dit overzicht te raadplegen, alvorens de aanvraag voor een vervangend reisdocument te starten.

In beginsel dient het aanvragen van een reisdocument, re-entry permit of identiteitsonderzoek, indien het om een asielzoeker gaat, pas te geschieden na een uitspraak van de rechter. Indien de rechter nog niet heeft beslist op een door een asielzoeker ingediend verzoek om een voorlopige voorziening en/of ingesteld beroep, kan de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen zich voor het aanvragen van een reisdocument, re-entry permit of identiteitsonderzoek wenden tot een diplomatieke vertegenwoordiging in geval er sprake is van een vrijheidsontnemende maatregel, en het verkrijgen van een vervangend reisdocument veel tijd in beslag neemt.

Eventueel kan ook in andere (bijzondere) gevallen worden overgegaan tot vroegtijdige presentatie. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om afgewezen asielzoekers afkomstig uit een land waarvan bekend is dat het verkrijgen van reisdocumenten lange tijd in beslag neemt en er sprake is van openbare-orde-aspecten (bijvoorbeeld iemand die op grond van het strafrecht van zijn vrijheid is beroofd).

Een vroegtijdige presentatie zoals hierboven omschreven dient achterwege te blijven indien de verwijdering snel kan worden geëffectueerd. In deze gevallen neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen altijd vooraf contact op met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

De diplomatieke vertegenwoordiging wordt nimmer op de hoogte gesteld van het feit dat de vreemdeling eerder een asielaanvraag heeft ingediend. Er kan slechts worden aangegeven dat de persoon in kwestie geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en om die reden Nederland dient te verlaten.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen ziet erop toe, dat geen aantekeningen in het document van de asielzoeker worden geplaatst.

Is de vreemdeling in een huis van bewaring, een gevangenis, een TBS-⁠inrichting of een soortgelijke inrichting opgenomen, dan dient het reisdocument zo mogelijk reeds tijdens zijn verblijf in die inrichting te worden aangevraagd, opdat de uitzetting zo spoedig mogelijk, bij voorkeur onverwijld, na het ontslag kan plaatsvinden (zie ook A4/6.11).

Ter vaststelling van de nationaliteit van een vreemdeling kan in bijzondere gevallen gebruik worden gemaakt van de bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aanwezige expertise op het gebied van taalanalyse.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 december 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

TOELICHTING BIJ WIJZIGING 2005/61

ARTIKELSGEWIJS

A

A4/6.1 Uitzetting algemeen

In het rapport van de Commissie Feitenonderzoek uitzettingen naar de Democratische Republiek Congo (commissie Havermans) van december 2005 is onder meer een aanbeveling gedaan ten aanzien van het verbod op het verstrekken van asielgegevens zoals verwoord in A4/6.2. De commissie acht het gewenst dat een meer algemene bepaling wordt opgenomen waaruit blijkt dat het verbod op het verstrekken van asielgegevens niet alleen geldt voor ambtenaren van de Vreemdelingenpolitie en van de Koninklijke Marechaussee, maar ook van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Een dergelijke aanpassing is in A4/6.2 opgenomen.

Vanwege het grote belang van het verbod is ook in A4/6.1 een verwijzing opgenomen naar dit verbod. Daarbij is er ook op gewezen dat in het kader van dit verbod ook personeel van de vervoersmaatschappij niet op de hoogte mag worden gesteld van het feit dat de vreemdeling een asielaanvraag heeft ingediend.

B

A4/6.2 Aanvragen reisdocumenten

In het rapport van de Commissie Feitenonderzoek uitzettingen naar de Democratische Republiek Congo (commissie Havermans) van december 2005 is onder meer een aanbeveling gedaan ten aanzien van het verbod op het verstrekken van asielgegevens zoals verwoord in A4/6.2. De commissie acht het gewenst dat een meer algemene bepaling wordt opgenomen waaruit blijkt dat het verbod op het verstrekken van asielgegevens niet alleen geldt voor ambtenaren van de Vreemdelingenpolitie en van de Koninklijke Marechaussee, maar ook van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Een dergelijke aanpassing is in A4/6.2 opgenomen.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze,

de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven