Vaststelling subsidieplafond en beleidsvoornemen Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken (Azië-faciliteit voor China)

Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 19 december 2005, nr. DAO-1018/05, tot vaststelling van een subsidieplafond en een beleidsvoornemen voor subsidiëring van activiteiten op het gebied van Human Resources Development ten behoeve van China (Azië-faciliteit voor China)

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op de artikelen 1.1.6, 1.1.7, derde lid, 1.1.10 en 2.4.16 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.4.16 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken voor activiteiten ter bevordering van de betrekkingen met China (Azië-faciliteit voor China) geldt tot en met 31 december 2009 dat uitsluitend activiteiten ter bevordering van de betrekkingen met China voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen, overeenkomstig het in de bijlage opgenomen beleidsvoornemen. Het subsidieplafond voor de periode1 januari 2005 tot en met 31 december 2009 bedraagt € 10,5 miljoen. Voor uitgaven in de jaren 2007 tot en met 2009 zal jaarlijks voor 1 januari het plafond worden bekendgemaakt. Het subsidieplafond voor 2006 bedraagt € 2,1 miljoen.

Artikel 2

Aanvragen voor subsidieverlening op grond van artikel 2.4.16 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken voor activiteiten ter bevordering van de betrekkingen met China (de Azië-faciliteit voor China) dienen jaarlijks uiterlijk op de eerste maandag van maart bij de Economische Voorlichtings Dienst (EVD) te worden ingediend. In 2006 dienen de aanvragen voor 6 maart worden ingediend.

Artikel 3

Het besluit van 18 juli 2005, nr. DAO-0547/05, houdende vaststelling van een subsidieplafond en een beleidsvoornemen voor subsidiëring van activiteiten ter bevordering van de betrekkingen met China (Azië-faciliteit voor China) wordt ingetrokken.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt per 1 januari 2010.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
namens deze:
de plv. Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, R.G. de Vos.

Bijlage De Azië-faciliteit voor China: criteria en aanvraagprocedure

1. Inleiding

De ontwikkeling van Human Resources Development (HRD) vormt een belangrijke factor in de ontwikkeling van (de betrekkingen tussen) landen. Voor de definitie van de term HRD zij verwezen naar paragraaf 3.2. Naast overdracht van kennis en vaardigheden, draagt het bij aan het opbouwen van persoonlijke netwerken en samenwerkingsverbanden op een breed aantal terreinen. Dergelijke contacten leiden op hun beurt tot versteviging van sociale en politieke banden en tot meer economische samenwerking. Door de verschillende vakdepartementen is aangegeven dat zij voor het aangaan en onderhouden van dergelijke internationale bilaterale contacten in China behoefte hebben aan een faciliteit waardoor zulke initiatieven kunnen worden ondersteund. Ditzelfde instrument kan bijdragen aan een goede afstemming tussen betrokken departementen over de vorm en inhoud van de betrekkingen met China. In de begroting van 1998 heeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking besloten tot instelling van de Azië-faciliteit.

Het doel van de Azië-faciliteit voor China is het verdiepen van de betrekkingen met China door middel van HRD-activiteiten zoals wetenschappelijke en technologische samenwerking, kennisoverdracht, trainingen en stages. De Azië-faciliteit voor China richt zich bij voorkeur op activiteiten die niet kunnen worden gefinancierd door andere overheidsprogramma’s voor wetenschappelijke of ontwikkelingssamenwerking, danwel door de financiële pakketten ter bevordering van export, technologische samenwerking en investeringen van het Ministerie van Economische Zaken.

Het budget voor de Azië-faciliteit voor China is opgenomen in de meerjarenplanning en maakt deel uit van de ODA (official development assistance) op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De Azië-faciliteit voor China valt onder de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Voor nadere inlichtingen over de Azië-faciliteit voor China kunt u zich wenden tot:

EVD/Azië-faciliteit voor China

Thierry van Helden

Postbus 20105

2500 EC Den Haag

tel: 070–7788527

fax: 070–3352962

e-mail: helden@evd.nl

website: www.evd.nl/af

2. Aansturing en beheer Azië-faciliteit voor China

De aansturing van de Azië-faciliteit voor China geschiedt door de regiodirectie Azië en Oceanië (DAO) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. DAO wordt ondersteund door de Interdepartementale Werkgroep Azië-faciliteit voor China, waarin betrokken departementen zitting hebben. Taken van deze werkgroep en haar leden zijn onder meer het formuleren van aanbevelingen inzake ontvangen voorstellen voor activiteiten die in het kader van de faciliteit kunnen worden uitgevoerd. De Interdepartementale Werkgroep geeft tevens advies over de goedkeuring van projectaanvragen, de hoogte van projectsubsidies en komt tot een voorlopige ranking van projectvoorstellen (shortlist). Uit de voorgedragen projectvoorstellen maakt het Chinese Ministerie van Handel (MofCOM) een selectie. Op basis van de keuze van MofCOM besluit de Directeur Azië en Oceanië namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking over goedkeuring van projectvoorstellen. Beoordeling en administratieve afhandeling van de binnen het kader van de Azië-faciliteit voor China uit te voeren HRD-projecten liggen bij EVD. Bij de beoordeling van projecten zal de EVD samenwerken met Nuffic. Naast het beheer van projecten, adviseert EVD de Interdepartementale Werkgroep Azië-faciliteit voor China onder andere ten aanzien van uitvoeringszaken, criteria, verdere vormgeving van het instrumentarium, zorgt voor actieve promotie en kwaliteitsbewaking van het programma, voor de voortgangsbewaking van projecten, adviseren m.b.t. het organiseren van externe programma-evaluaties en het opstellen van rapportages aan de leden van de Interdepartementale Werkgroep.

3. Algemene bepalingen

3.1. Doelstelling

De doelstelling van de Azië-faciliteit voor China is het bevorderen van betrekkingen met China door middel van het stimuleren van capaciteitsversterking (HRD-activiteiten) in een aantal sectoren. Deze sectoren betreffen: ontwikkeling van de private sector, landbouw, gezondheidszorg, milieu/energie, waterbeheer en goed bestuur. Er wordt gestreefd naar spreiding van de projecten over de hiervoor genoemde sectoren. Op deze wijze gaan Nederlandse organisaties op velerlei niveaus betrekkingen aan met Chinese partners, die niet alleen een uitstraling hebben naar andere sectoren, maar ook bijdragen aan versterking van sociale en politieke banden, en van economische samenwerking.

3.2. Soort activiteiten

In het kader van de Azië-faciliteit voor China wordt onder Human Resources Development (HRD)/⁠capaciteitsversterking verstaan het geheel van activiteiten gericht op overdracht en uitwisseling van kennis en vaardigheden, inclusief de ontwikkeling van kennisinfrastructuur, teneinde bij te dragen aan een structurele verdieping, verbreding en versterking van de inzetbaarheid van werknemers in uitleenlopende bestuurlijke, productieve of dienstverlenende sectoren. Te denken valt aan trainingen en stages; ook wetenschappelijke en technologische samenwerking met als doel kennisoverdracht en -ontwikkeling, kan deel uitmaken van HRD.

Activiteiten die aansluiten bij het beleid van meerdere Nederlandse vakdepartementen verdienen de voorkeur. Trainingsactiviteiten dienen bij voorkeur in China plaats te vinden. Indien trainingsactiviteiten in Nederland voorzien zijn, dient de noodzaak hiertoe aangetoond te worden. Trainingsactiviteiten kunnen bijvoorbeeld. in Nederland plaatsvinden als benodigde trainingsfaciliteiten alleen hier voorhanden zijn of als kennismaken met Nederlandse opleidingsinstituten, maatschappelijke organisaties en/of bedrijfsleven onderdeel uitmaakt van het trainingsprogramma.

Fundamenteel onderzoek en haalbaarheidsstudies komen onder de Azië-faciliteit voor China niet voor subsidiëring in aanmerking.

3.3. Projectduur en financieel maximum

De minimumduur van een project in het kader van de Azië-faciliteit voor China is 6 maanden; de maximumduur 2 jaar. Op deze wijze wordt het projectmatige karakter van de Azië-faciliteit voor China behouden, waarbij het wel de bedoeling is dat de projecten een substantieel langduriger samenwerking tot gevolg hebben dan de looptijd van het project (institutionele duurzaamheidseis). De maximale subsidie voor een project bedraagt € 454.000.

3.4. Doelgroep

Projectvoorstellen die voor financiering uit de Azië-faciliteit voor China in aanmerking willen komen, dienen door tenminste twee verschillende categorieën Nederlandse partijen te worden uitgevoerd, in samenwerking met tenminste twee typen partijen in China. Zowel aan de Nederlandse als aan de Chinese kant behoort tenminste één van hen een onderwijs-, trainings- of onderzoeksinstelling1 te zijn. De andere partij, in beide landen, dient een onderneming of maatschappelijke instelling te zijn, (semi)overheids-instanties en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) inbegrepen. Bij de uitvoering van dit programma zal de deelname van het bedrijfsleven worden bevorderd. Om mee te tellen als zelfstandige partij, mogen partners onderling niet verbonden zijn door een meerderheidsbelang. Het minimum aantal kernorganisaties in een project is derhalve vier; eventuele overige partners kunnen uiteenlopend van karakter zijn. De Nederlandse onderwijs-, trainings- of onderzoeksinstelling in het consortium, hiertoe door de andere projectpartners gemachtigd, treedt op als indiener en hoofduitvoerder. Deze subsidie-ontvangende partij is verantwoordelijk voor de uitvoering van het project. De hier beschreven samenstelling van projectconsortia, ook al omvat een consortium meer dan vier partners, staat bekend als de ‘2+2 formule’.

4. Projectcyclus

4.1. Informatievoorziening

EVD is het aanspreekpunt voor informatie over deze regeling. Samenwerking met Nuffic beperkt zich tot de beoordeling van projecten.

4.2. Indieningsperioden

De Azië-faciliteit voor China is een subsidieprogramma, waarvoor jaarlijks uiterlijk op de eerste maandag van maart aanvragen dienen te worden ingediend. Na de sluitingsdatum van het tijdvak waarin aanvragen dienen te worden ingediend, zullen de projectvoorstellen beoordeeld en gerangschikt worden.

4.3. Projectselectie

Aanvragen die voldoen aan de gestelde vereisten, worden gerangschikt op basis van onderstaande criteria en worden voor advies voorgelegd aan de Interdepartementale Werkgroep Azië-faciliteit voor China.

In de projectselectie speelt het advies van het betrokken vakdepartement en de Nederlandse ambassade in Peking een belangrijke rol.

De aanvraagprocedure doorloopt de volgende fasen:

1. Aanloopfase, waarin potentiële aanvragers informatie inwinnen over de mogelijkheid hun ideeën als projectvoorstel in te dienen. Hiertoe dient ook het zogeheten ‘intake-formulier’, waarin aanvragers geheel vrijblijvend een beknopt voorstel kunnen indienen.

2. Indieningsfase waarin, vóór de gestelde sluitingsdatum, projectvoorstellen worden ingediend bij de EVD.

3. Beoordelingsfase, bestaande uit vier delen: A)Volledigheidstoets, waarbij EVD bekijkt of de aanvraag volledig en beoordeelbaar is. Indien de aanvraag niet volledig is, krijgt de aanvrager de mogelijkheid om gedurende een beperkte periode (max. 2 weken) de aanvraag te completeren. Indien de aanvrager er niet in slaagt om de aanvraag te completeren voor de uiterste indiendatum, kan de aanvraag niet in behandeling worden genomen. De aanvraag kan dan bij een volgende ronde opnieuw worden ingediend. B) Beoordeling van de volledige projectvoorstellen door de relevante vakdepartementen, die schriftelijk advies uitbrengen aan EVD over de haalbaarheid van de voorstellen op hun vakgebied en tevens beoordelen of de voorstellen passen binnen het nationale beleid. C) Gelijktijdige toetsing van het thema van de projectvoorstellen door de Nederlandse ambassade in Peking, waarbij de ambassade de relevantie van het projectvoorstel voor China en het Nederlandse beleid beoordeelt, en de Chinese projectpartners toetst aan de criteria. D) Beoordeling van de projectvoorstellen door EVD, die aan de hand van onderstaande beoordelingscriteria en met de informatie van de vakdepartementen en de Nederlandse ambassade in Peking een rangorde in de voorstellen aanbrengt.

4. Adviseringsfase, waarin de Interdepartementale Werkgroep Azië-faciliteit voor China, op grond van de rangorde en de dossiers aangeleverd door EVD, advies uitbrengt over goedkeuring of afwijzing van projectvoorstellen.

5. Besluitvormingsfase, waarin de Nederlandse ambassade in Peking het advies van de Interdepartementale Werkgroep Azië-faciliteit voor China ter goedkeuring voorlegt aan de Chinese counterpart, MofCOM, en waarin de Directeur Azië en Oceanië namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een definitief besluit neemt over de goedkeuring van de toekenning van subsidiegelden. De subsidieverlening vindt plaats in volgorde van afnemende waardering voor de voorstellen, totdat het beschikbare kasbudget volgens de planning is uitgeput of zou worden overschreden.

6. Berichtgevingsfase, waarin EVD de aanvragers, de Nederlandse ambassade in Peking en het Chinese Ministerie van Handel (laatstgenoemde via de Nederlandse ambassade in Peking) op de hoogte brengt van de uitslag en voor de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking beschikkingen opstelt voor de hoofduitvoerders.

De kwaliteit van de projectvoorstellen wordt beoordeeld aan de hand van de onderstaande criteria. Hierbij speelt het advies van het betrokken vakdepartement en de Nederlandse ambassade in Peking een belangrijke rol.

Een projectvoorstel voldoet minimaal aan de volgende eisen:

– Voldoende aannemelijkheid van een duidelijke vraag naar de activiteiten vanuit Chinese zijde.

– Helder omschreven beweegredenen voor het project; verklaring voor de noodzaak van het project.

– Helder omschreven projectdoelstelling⁠(en).

– Helder omschreven werkplan, inclusief beschrijving van methodologie en aanpak.

– Helder gedefinieerde resultaten met meetbare indicatoren.

– Concreet uitgewerkte activiteiten waarbij duidelijk is aangegeven in hoeverre deze toereikend zijn voor het bereiken van de beoogde resultaten.

– Uitgewerkte projectorganisatie en een reeds bestaande samenwerkingsovereenkomst tussen deelnemende partners waarin taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd.

– Uitgewerkte projectbegroting en financieringsplan met deelbegrotingen per partner en een onderbouwde inschatting van de haalbaarheidsbijdragen van derden.

– Het project heeft zowel een trainings/technologische component als een economisch/maatschappelijke component.

– De betrokkenheid van tenminste 1 onderwijs/trainings/onderzoeksinstelling en 1 onderneming/maatschappelijke instelling aan beide zijden (de zogenaamde ‘2+2 formule’).

– Het thema betreft één (of meer) van de volgende sectoren: ontwikkeling van de private sector, landbouw, gezondheidszorg, milieu/energie, waterbeheer of goed bestuur.

– De projectduur is niet korter dan 6 maanden en niet langer dan 2 jaar.

– Het projectvoorstel geeft een inschatting van de duur van en de wijze waarop de samenwerking tussen de projectpartners na afloop van de looptijd van het projectvoorstel wordt voortgezet.

– Het projectvoorstel geeft aan hoe de verkregen kennis wordt ‘geïnstitutionaliseerd’ en op welke wijze de projectresultaten worden verspreid.

– Het projectvoorstel geeft aan op welke manier de resultaten blijvend en daarmee institutioneel duurzaam bijdragen aan de ontwikkeling van de desbetreffende sector.

– De gevraagde subsidiebijdrage mag niet groter zijn dan 80% van de declarabele projectkosten tot een maximum van € 454.000,–.

Een projectvoorstel wordt tevens gewaardeerd aan de hand van de volgende factoren:

– De mate van logische en evenwichtige samenstelling van het projectteam.

– De hoeveelheid relevante expertise en ervaring van projectpartners en teamleden.

– De wijze waarop de projectorganisatie is uitgewerkt, inclusief afspraken over taken en verantwoordelijkheden tussen partners.

– De bijdrage aan de structurele ontwikkeling van kennisinfrastructuur en menselijke hulpbronnen.

– De bijdrage aan blijvende ontwikkeling van de betreffende sector.

– De mate van voortzetting van de samenwerking en de voorziene samenwerkingsduur tussen de projectpartners na afloop van de looptijd van het project.

– De financiële positie van de indiener en de inzichtelijkheid van het budget.

– De gunstigheid van de kosten-⁠batenverhouding (of de gevraagde subsidie in evenredige verhouding staat tot aard, omvang en beoogde resultaten van de activiteiten).

In principe komen alle provincies en autonome regio’s van China voor de Azië-faciliteit voor China in aanmerking; projecten in minder ontwikkelde regio’s van China genieten de voorkeur. Het project moet bijdragen aan duurzame armoedebestrijding. Het project moet tevens institutioneel duurzaam zijn; het dient gericht te zijn op voortzetting van de samenwerking na afloop de periode waarvoor subsidie werd aangevraagd. Naast overdracht van kennis en vaardigheden, draagt het project bij aan de opbouw van persoonlijke netwerken en samenwerkingsverbanden tussen China en Nederland.

4.4. Subsidiabele kosten

Subsidie wordt verleend voor de noodzakelijke, werkelijk gemaakte, kosten voor de voorgenomen activiteiten in het licht van de beoogde doelstellingen en resultaten (doelmatigheid).

Zie website: www.evd.nl/af/instructies (voorstelformulier) m.b.t. de vergoedingsnormen en begrotingsinrichting.

Voor de inzet van personen vindt een genormeerde vergoeding plaats op basis van de werkelijke salariskosten (conform de lijst die onderdeel uitmaakt van de inhoudelijke en financiële richtlijnen voor het opstellen van een projectvoorstel) waarbij over het totaal van de begroting kan worden opgenomen:

– Maximaal 7,5% voor ‘overhead’; en

– 7,5% voor voorbereidingskosten: tot een maximum van € 27.227,–.

Eventuele eerder gemaakte tariefafspraken met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking zijn voor dit programma niet van kracht.

Van de toegekende subsidie kan maximaal 20% worden aangewend voor de financiering van voor de training noodzakelijke hardware en direct daaraan gerelateerde diensten. Infrastructuur (gebouwen en dergelijke) valt hier niet onder.

Goederen/diensten: maximaal 20% van de bijdrage uit de Azië-faciliteit kan worden gebruikt voor de aanschaf van hardware noodzakelijk voor kennisuitwisseling en trainingen. Kosten voor nazorg en eigendomsoverdracht dienen hierbij inbegrepen te zijn, evenals transport- en verzekeringskosten. Voor aanschaf van goederen en direct gerelateerde diensten voor een bedrag van meer dan € 25.000 dient vooraf toestemming aan EVD gevraagd te worden. Marktconformiteit voor aanschaf van goederen en direct gerelateerde diensten voor een dergelijk bedrag dient eerst te worden aangetoond en ter goedkeuring aan EVD te worden voorgelegd door het overleggen van een marktconformiteitsverklaring of tenminste drie concurrerende offertes. Indien van toepassing, vindt overdracht van goederen aan de Chinese projectpartners plaats door middel van het ondertekenen van een protocol door de penvoerder en de begunstigde. Onder penvoerder wordt de in paragraaf 3.4 genoemde hoofduitvoerder verstaan. Onder de begunstigde wordt de in het ontvangende land gesitueerde partij verstaan, die in het project optreedt als begunstigde, afnemer is van de diensten in het kader van het project en gebruiker en eigenaar wordt van het onder het project geleverde. Een model overdrachtsprotocol wordt als bijlage bij het beschikkingsbesluit gevoegd.

Onder diverse projectgerelateerde kosten vallen kosten die door derden ten behoeve van het project in rekening kunnen worden gebracht. Dit betreft in ieder geval kosten voor visa en inentingen, bankkosten, tolk- en vertaalkosten, en accountantskosten in verband met de door EVD verlangde accountantsverklaring(en) in het kader van het project.

Onvoorziene kosten kunnen, indien als post opgenomen in de projectbegroting, maximaal 5% van het totaal van de voorgaande kostenposten beslaan.

De Azië-faciliteit voor China vergoedt geen BTW.

Een subsidie wordt niet verleend ter dekking van tekorten na afloop van een project.

4.5. Budgettaire bepalingen

De bijdrage uit de Azië-faciliteit voor China is onafhankelijk van de aard van de partners. Zowel voor kennisinstellingen als voor ondernemingen bedraagt de subsidie maximaal 80% van de declarabele projectkosten. Financiering van de resterende 20% dient gegarandeerd te zijn (bij voorkeur bijdrage van Chinese zijde) en beschreven in het projectvoorstel. De projectindienende instantie is hiervoor verantwoordelijk.

Verder geldt dat te allen tijde EU-regelgeving van toepassing zal zijn. In de beschikkingen voor de goedgekeurde projectvoorstellen zal standaard een passage worden opgenomen, waaruit blijkt dat te allen tijde EU-regelgeving (i.h.b. die inzake staatssteun) van toepassing zal zijn.

In alle gevallen geldt een totaal maximum van € 454.000 per project. Binnen deze restricties adviseert de Werkgroep Azië-faciliteit voor China over de hoogte van de bijdrage aan het project, het eventuele commerciële perspectief van de samenwerking en de mogelijkheden voor financiering uit andere bronnen, privaat dan wel publiek. Financiering van een deel van de projectkosten door de Chinese partner is uiteraard ook mogelijk en kan zelfs tot aanbeveling strekken, echter op voorwaarde dat individuele deelnemers aan projecten (cursisten, trainees, stagiairs) niet zelf bijdragen in de kosten.

Per aanvrager geldt eveneens een maximum subsidiebedrag van € 454.000 per kalenderjaar. Projectvoorstellen komen niet voor steun vanuit de Azië-faciliteit voor China in aanmerking, indien voor (een deel van) de kosten reeds door een ander Nederlands bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt. Aanvragers zijn verplicht te melden of voor het project of delen van het project elders reeds subsidie en/of krediet is aangevraagd of verkregen. Ondernemers zijn verplicht te melden wanneer faillissement of surséance van betaling is aangevraagd.

In alle gevallen geldt dat EVD de subsidie voor alle partners in het project uitkeert aan de hoofduitvoerder die verantwoordelijk is voor doorgeleiding naar de betrokken partners. De hoofduitvoerder is door de andere projectpartners gemachtigd om als aanspreekpunt voor EVD op te treden.

4.6. Behandelingstermijnen

Binnen dertien weken zal de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking beslissen over de subsidieaanvraag. Het is mogelijk deze termijn eenmaal met maximaal dertien weken te verlengen. Indien aanvullende informatie over de aanvragen is vereist alvorens een besluit te kunnen nemen, kan de afwikkeling van een subsidieaanvraag meer tijd vergen.

5. Uitvoeringsaspecten

5.1. Subsidieverlening

In geval van goedkeuring van een projectvoorstel zal de EVD de aanvrager een subsidiebeschikking toesturen, waarin de verplichtingen staan vermeld die aan de subsidieverlening zijn verbonden.

5.2. Betalingen

Betaling van de subsidie geschiedt in termijnen bij wijze van voorschot. Bij subsidieverlening wordt een werkvoorschot verstrekt. Iedere volgende betaling is afhankelijk van de ontvangst en goedkeuring van rapportages en de tot dan toe behaalde resultaten. Gedurende de looptijd van het project wordt maximaal 80% van de subsidie als voorschot verstrekt; de resterende 20% wordt achteraf bij de subsidievaststelling, aan de hand van de eindrapportage(s) en de accountantscontrole, uitgekeerd.

5.3. Voortgangsrapportages

Periodiek (in principe zesmaandelijks) dient de subsidieontvanger inhoudelijk en financieel te rapporteren over de voortgang van de projectuitvoering. Belangrijke financiële en inhoudelijke wijzigingen in de uitvoering van het project dienen niet alleen tussentijds separaat te worden toegelicht en voor akkoord te zijn voorgelegd, maar ook expliciet te worden vermeld bij de aanbiedingsbrief bij de rapportages. Indien de projectuitvoerder in gebreke blijft, ondanks schriftelijk rappelleren van de EVD, kan de EVD namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking overgaan tot eenzijdige beëindiging van het project en de subsidiegelden terugvorderen. Indien de voortgang van een project onvoldoende is (als resultaten niet behaald worden) kan de EVD, namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, overgaan tot tijdelijke opschorting danwel tot eenzijdige beëindiging van het project en subsidievaststelling.

5.4. Eindrapportage/accountantsverklaring

Binnen zes weken na afronding van het project dient de subsidieontvanger een aanvraag in voor subsidievaststelling, vergezeld van een inhoudelijk eindrapport en een financiële eindverantwoording, die voorzien is van een (goedkeurende) accountantsverklaring van een registeraccountant. Deze verklaring dient betrekking te hebben op alle uitgaven ten laste van de Azië-faciliteit voor China. Zo nodig dient voor controle op de lokale uitgaven een ter plaatse gevestigde accountant te worden ingeschakeld. In het inhoudelijk eindrapport dient, indien van toepassing, de overdracht van hardware eveneens te worden verantwoord. Indien de projectuitvoerder in gebreke blijft, kan de EVD, namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, overgaan tot éénzijdige subsidievaststelling.

5.5. Finale subsidievaststelling

Na goedkeuring van de inhoudelijke en financiële eindrapportage zal de EVD namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking binnen dertien weken beslissen over de subsidievaststelling. De eindafrekening geschiedt op basis van werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van de toegekende subsidie.

5.6. Eigendom hardware

Tijdens de looptijd van het project is de Nederlandse hoofduitvoerder eigenaar van de eventueel gesubsidieerde hardware. Na bovengenoemde subsidievasstelling dient schriftelijk eigendomsoverdracht aan de lokale partner plaats te vinden.

5.7. Evaluatie

In het vierde jaar van uitvoering zal een onafhankelijke/externe evaluatie worden uitgevoerd m.b.t. de Azië-faciliteit voor China.

6. Vertrouwelijkheid van gegevens

Zowel de medewerkers van EVD als de leden van de Werkgroep Azië-faciliteit voor China zijn verplicht de verstrekte informatie vertrouwelijk te behandelen. Een lid van de Werkgroep neemt niet deel aan de vaststelling van een advies indien zijn/haar departement direct bij de aanvraag betrokken is. EVD zal zo nodig met andere uitvoeringsorganisaties overleg voeren om de cumulatie met eventueel andere voor het project verkregen subsidies vast te kunnen stellen. Uiteraard zal ook hierbij vertrouwelijkheid worden betracht.

1

Onder onderwijs-, trainings- of onderzoeksinstelling in Nederland wordt in deze regeling verstaan: onderwijsinstellingen als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs; de mede met publieke middelen gefinancierde onderzoeksinstituten (zoals de grote technologische instituten, de instituten van de KNAW, de instituten van de DLO, de instituten van de NWO, TNO); en verder elke door EVD als zodanig aangemerkte instelling, niet zijnde een onderneming.

Naar boven