Wijziging Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 27 januari 2005, nr. WJZ 5003926, houdende wijziging van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005 in verband met het vaststellen van de subsidiebedragen voor warmtekrachtkoppeling

De Minister van Economische Zaken,

Handelend na overleg met de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 72p, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel I

Na artikel 9 van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 20051 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

1. Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor elektriciteit, opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling, bedraagt voorzover de installatie voor warmtekrachtkoppeling is aangesloten op het net in 2005 € 0,022 per kWh.

2. Indien een producent in 2005 elektriciteit op een installatie invoedt, wordt het totaalbedrag van de voor deze periode verkregen subsidie verminderd met het voordeel dat de producent in 2005 heeft genoten van het niet belastbaar zijn van op de installatie ingevoede elektriciteit afkomstig van een installatie voor warmtekrachtkoppeling op grond van artikel 36c, vijfde lid, onder d, van de Wet belastingen op milieugrondslag.

3. Het voordeel, bedoeld in het tweede lid, bedraagt:

a. voor zover elektriciteit, zowel afkomstig van de installatie voor warmtekrachtkoppeling als van andere bronnen, die op een installatie wordt ingevoed:

1°. in 2005 niet meer bedraagt dan 10.000 kWh, per ingevoede kWh € 0,0699;

2°. in 2005 meer dan 10.000 kWh, maar niet meer dan 50.000 kWh bedraagt, per ingevoede kWh € 0,0375;

3°. in 2005 meer dan 50.000 kWh, maar niet meer dan 10 miljoen kWh bedraagt, per ingevoede kWh € 0,0086;

4°. in 2005 meer bedraagt dan 10 miljoen kWh, per ingevoede kWh € 0,001 voor niet-zakelijk verbruik en per ingevoede kWh € 0,0005 voor zakelijk verbruik;

b. verminderd met het bedrag dat de leverancier over 2005 inzake de levering van elektriciteit aan de producent aan belasting verschuldigd is op grond van hoofdstuk VA van de Wet belastingen op milieugrondslag.

4. Het bedrag bedoeld in het derde lid, onderdeel a, onder 4°, wordt niet berekend indien aan de producent op grond van artikel 36q van de Wet belastingen op milieugrondslag voor 2005 een vrijstelling is verleend voor de belasting over elektriciteit boven een gebruik van 10 miljoen kWh per verbruiksperiode van twaalf maanden.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 januari 2005.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Algemeen

1. Doel en aanleiding

In de toelichting bij de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 27 juni 2004, nr. WJZ 4042151, houdende wijziging van drie regelingen inzake de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie in verband met de invoering van de kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling (Stcrt. 2004, 126) is onder punt 2 uiteengezet op welke wijze het subsidiebedrag aan producenten die door middel van warmtekrachtkoppeling (WKK) elektriciteit opwekken jaarlijks zal worden vastgesteld. Kort samengevat betekent dit dat de milieuprestatie de maat is voor de hoeveelheid te subsidiëren elektriciteit. De subsidie die een producent ontvangt is de som van de afgegeven certificaten vermenigvuldigd met het vaste bedrag per kWh. Alleen over het gedeelte van de opgewekte elektriciteit dat als kooldioxideneutraal mag worden beschouwd, wordt subsidie verstrekt. Deze berekeningswijze is voor het jaar 2005 uitgebreid met de voordelen die een producent geniet door de invoering van de emissiehandel in kooldioxide. Ook hiervoor wordt gebruik gemaakt van de beschikbare marktinformatie in de vorm van forward-noteringen van een emissierecht. Het effect hiervan op de rentabiliteit van een WKK-installatie in 2005 is gering: in de orde van 0,05 cent per kWh.

2. Berekening van het subsidiebedrag per 1 januari 2005

Het Energie Centrum Nederland heeft de onrendabele top voor WKK-installaties berekend. Gelet op de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001, C 37) mag het subsidiebedrag ten hoogste 50% van de onrendabele top bedragen. Uit de berekeningen die het Energie Centrum Nederland heeft uitgevoerd, blijkt dat de marktomstandigheden voor WKK duidelijk zijn verbeterd. De elektriciteitsprijs is gestegen en dit voordeel wordt slechts ten dele gecompenseerd door een stijging van de gasprijzen. De verbeterde marktomstandigheden hebben tot gevolg dat de onrendabele top voor WKK-installaties in 2005 lager is dan in 2004. Dit leidt tot een subsidiebedrag van 2,2 cent per CO2-neutrale kWh, hetgeen ten opzichte van 2004 een verlaging van 0,4 cent per CO2-neutrale kWh is.

Bij dit subsidiebedrag is wel verzekerd dat de producenten van warmtekrachtkoppeling elektriciteit op variabele kosten geen verlies zullen laten; het in bedrijf houden van bestaande installaties is daarmee in belangrijke mate verzekerd.

In deze regeling wordt het subsidiebedrag dat geldt vanaf 1 januari 2005 vastgesteld. De regeling ziet verder op een verrekening van de voordelen die een WKK-producent geniet door de vrijstelling van energiebelasting over het eigen gebruik van met warmtekrachtkoppeling opgewekte elektriciteit. Deze bepalingen zijn aangepast aan de nieuwe tarieven in de Wet belasting op milieugrondslag, vastgesteld in het Belastingplan 2005.

3. Administratieve lasten

Deze regeling betreft het vaststellen van het subsidiebedrag van een bestaande subsidieregeling. Aan deze regeling zijn daarom geen administratieve lasten verbonden. De administratieve lasten die verbonden zijn met het aanvragen van de subsidie vloeien voort uit de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie en bestaan voor een deel uit de plicht zich jaarlijks door middel van het invullen van een aanvraagformulier aan te melden voor de subsidieregeling. Naar aanleiding van de tussenevaluatie MEP (Kamerstukken II 2003/04, 28 665, nr. 49) heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de aanvraagprocedure vereenvoudigd. De producent krijgt voortaan een aanvraagformulier toegezonden dat is ingevuld met de reeds bekende gegevens en hij hoeft alleen de mutaties ten opzichte van de vorige aanvraag aan te brengen. Naar schatting zal een producent hier minder dan 15 minuten mee bezig zijn. Dit is een aanzienlijke besparing ten opzichte van het jaarlijks volledig invullen van het aanvraagformulier en het verzamelen van de noodzakelijke bijlagen. Dit levert een bijdrage aan het verlagen van de administratieve lasten.

4. Terugwerkende kracht

Op grond van artikel 72p, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 dient een regeling waarin subsidietarieven voor het stimuleren van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie zijn opgenomen, vier weken voor de vaststelling daarvan aan de Tweede Kamer te worden toegezonden. Tijdens de voorhangprocedure is een wijziging van het subsidietarief in de ontwerpregeling doorgevoerd. Hierover heb ik de Tweede Kamer bij brief van 14 januari 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 28 665, nr. 54) geïnformeerd. Op 20 januari 2005 is de ontwerpregeling in een Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie voor Economische Zaken aan de orde geweest. Het was derhalve niet mogelijk de regeling voor 1 januari 2005 te publiceren.

Omdat het subsidietarief voor alle in 2005 CO2-neutrale geproduceerde kWh’s moet gelden, werkt onderhavige regeling terug tot 1 januari 2005. Hierdoor wordt voorkomen dat de subsidieontvanger nadeel ondervindt van het na 1 januari 2005 publiceren van deze regeling.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2003, 249.

Naar boven