Onderdeel: Bureau JBA
Contactpersoon: mw. mr. C.A.M. Boekestein-Klöckner
Doorkiesnummer(s): 070-3706524
Datum: 31 januari 2005
Kenmerk: 5333451/505
Bijzonderheden: aanvulling van de circulaire functielijst buitengewoon
opsporingsambtenaar d.d. 8 december 2004
Aard circulaire: bekendmaking van beleid
Juridische achtergrond: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
Geldig van/tot: 1 januari 2005 tot en met 1 januari 2009
Onderwerp: aanvulling functielijst buitengewoon opsporingsambtenaar
In de Functielijst buitengewoon opsporingsambtenaren van 8
december 2004, kenmerk 5324449/504, gepubliceerd in de Staatscourant van 13
december 2004, nummer 240, is mijn beleid inzake de functies van buitengewoon
opsporingsambtenaren uiteengezet. In deze functielijst komt onder meer aan
de orde, voor zover hier van belang, dat het in het verlengde van het gestelde
in het Veiligheidsprogramma `Naar een veiliger samenleving' (Kamerstukken
II, 2002-2003, 28 684 nr. 1), mogelijk wordt gemaakt dat gemeenten onder voorwaarden
particuliere functionarissen kunnen inzetten voor boa-taken op het terrein
van de `kleine ergernissen'. In dit kader zijn in de derde paragraaf van de
functielijst (`De functielijst'), onder sub b (`Reikwijdte
opsporingsbevoegdheid'), de voorwaarden kenbaar gemaakt wanneer hiermee
door mij en mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
wordt ingestemd, zoals ook aangekondigd in mijn brief, mede namens mijn ambtgenoot
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 7 mei 2004 aan de voorzitter
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kenmerk 5266617/504).
Gebleken is dat één van deze voorwaarden enige verduidelijking
behoeft, te weten de voorwaarde dat `te allen tijde moet worden voorkomen
dat enige (schijn van) belangenverstrengeling zich kan voordoen tussen de
functie van de particuliere functionaris met opsporingsbevoegdheid enerzijds
en de functie van particulier beveiliger als bedoeld in de Wet particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) anderzijds. Aan een particuliere
functionaris met opsporingsbevoegdheid zal in geen geval dan ook een ontheffing
worden verleend als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wpbr'.
Dat geen ontheffing als hierboven bedoeld zal worden verleend, geldt slechts
in die gevallen waarin sprake is van een particuliere functionaris met opsporingsbevoegdheid
die zijn functie gelijktijdig wenst te combineren met die van beveiligingsmedewerker
als bedoeld in de Wpbr. Dit ter voorkoming van een situatie waarin
feitelijk beide functies in elkaar zijn geïncorporeerd en het voor de
burger dus onduidelijk kan zijn met wie hij in een voorkomende situatie te
maken heeft: een particuliere functionaris met opsporingsbevoegheid óf
een beveiligingsmedewerker zonder opsporingsbevoegdheid. Zodanige `twee-petten-problematiek'
dient te allen tijde voorkomen te worden, hetgeen dan ook de reden is dat
mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik hebben
besloten tot het voeren van voornoemd beleid in deze specifieke situatie.
Voor alle overige gevallen, inclusief de situatie waarin een particuliere
functionaris met opsporingsbevoegdheid wenst om náást voornoemde
functie werkzaamheden te verrichten als beveiligingsmedewerker als bedoeld
in de Wpbr - dat wil zeggen dus niet gelijktijdig en op één
lokatie, maar bijvoorbeeld op verschillende momenten en binnen verschillende
politieregio's - geldt onverkort het toetsingskader als uiteengezet in de Beleidsregels aanvraag ontheffing als bedoeld in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties
en recherchebureaus van 7 maart 2000 (Staatscourant van 24 maart 2000,
nummer 60).