Regeling vervallen van regels tweede maximeringsbepaling Toeslagenwet

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/2005/102687 houdende regels met betrekking tot het vervallen van de tweede maximeringsbepaling in de Toeslagenwet

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 44 van de Toeslagenwet, artikel 63 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 63 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

Besluit:

Artikel 1

1. Het op grond van artikel 44 van de Toeslagenwet bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip wordt vastgesteld op:

a. 31 december 2008 voor personen die op de dag voorafgaand aan inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht hadden op een uitkering op grond van de Ziektewet of recht op loon, bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

b. 1 januari 2006 voor personen die op de dag voorafgaand aan inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht hadden op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;

c. 29 december 2005 voor personen die op de dag voorafgaand aan inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht hadden op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, wordt het op grond van artikel 44 van de Toeslagenwet bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip vastgesteld op 3 april 2006 voor personen die op de dag voorafgaand aan inwerkingtreding van artikel 1.10. onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen recht hadden op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en voor wie artikel 8, zesde lid, van de Toeslagenwet, zoals dat luidt na inwerkingtreding van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, van toepassing is.

Artikel 2

Het op grond van artikel 63 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip wordt vastgesteld op 1 januari 2006 .

Artikel 3

Het op grond van artikel 63 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip wordt vastgesteld op 1 januari 2006.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 29 december 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2005.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

Met de inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werken en inkomen naar arbeidsvermogen (IWIA) (Stb. 2005, 573) wordt geregeld dat per 29 december 2005 voor nieuwe toeslaggerechtigden één van de maximeringsbepalingen in de Toeslagenwet (TW) wordt geschrapt. Het betreft de maximering die regelt dat de toeslag niet meer bedraagt dan ten hoogste 30% (voor gehuwden), 27% (voor een alleenstaande met kind) en 21% (voor alleenstaanden) van het minimumloon. Als gevolg van het schrappen van deze maximering is in de regel een aanvullend beroep op de IOAW of IOAZ niet meer nodig.

In de IWIA is aangegeven dat het schrappen van deze maximeringsbepaling voor toeslaggerechtigden die reeds op 28 december 2005 een toeslag ontvangen, met een nader te bepalen overgangstermijn zal gebeuren. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en gemeenten krijgen zo voldoende tijd om de uitkeringen van het zittend bestand om te zetten naar de nieuwe bepalingen.

Met de onderhavige regeling wordt vastgesteld op welk tijdstip de maximeringsbepaling wordt geschrapt voor toeslaggerechtigden die reeds op 28 december 2005 een toeslag ontvangen. De TW kent verschillende groepen uitkeringsgerechtigden. Het gaat om personen met een uitkering op grond van de WAO, WAMIL, WAJONG, WAZ, WW, ZW, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de WAZO of recht op loon, bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Met betrekking tot de toeslaggerechtigden met een WW-uitkering en een WAZO-uitkering heeft het UWV aangegeven geen overgangstermijn nodig te hebben. Het schrappen van de maximeringsbepaling voor WW-gerechtigden met een toeslag zal daarom per 29 december 2005 plaatsvinden. Voor WW-gerechtigden op wie artikel 8, zesde lid, van de Toeslagenwet, zoals dat luidt na inwerkingtreding van de IWIA, van toepassing is doordat zij zich beperkt beschikbaar stellen voor de arbeidsmarkt, kan een verlaging van de toeslag aan de orde zijn. Voor hen wordt daarom een overgangstermijn gesteld van drie maanden. Aangezien de WW per week wordt vastgesteld, is de overgangstermijn vastgesteld op maandag 3 april 2006.

Met betrekking tot de toeslaggerechtigden met een WAO-, WAJONG-, WAMIL- of WAZ-uitkering en een IOAW of IOAZ-uitkering, is in overleg tussen gemeenten en het UWV het tijdstip vastgesteld op 1 januari 2006. Aangezien de IOAW- en IOAZ-uitkeringen maandelijks worden uitbetaald, is de overgangstermijn vastgesteld op de eerste van de maand. Per diezelfde datum kan de IOAW- of IOAZ-uitkering voor deze uitkeringsgerechtigden worden beëindigd.

Met betrekking tot de toeslaggerechtigden met een ZW-uitkering of recht op loon, bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is besloten de bestaande uitkeringen niet om te zetten. In het algemeen zal een werknemer met een eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 28 december 2005 na 104 weken geen recht op ZW of recht op loon, bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek meer hebben. Rekening houdend met de nawerking in de ZW en mogelijkheid van samentelling van ziekteperioden, is een ruime overgangstermijn in onderhavige regeling opgenomen. Het schrappen van de maximeringsbepaling voor deze toeslaggerechtigden zal per 31 december 2008 geschieden.

Wellicht ten overvloede: in de IWIA is reeds geregeld dat de bestaande IOAW- of IOAZ-uitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte WAO’ers, WAJONG’ers en WAZ’ers blijft gehandhaafd voor diegenen die door de zogenoemde 1990-maatregel geen recht op TW hebben. Op deze wijze wordt recht gedaan aan eerbiedigende werking voor het zittend bestand IOAW- en IOAZ-gerechtigden. De 1990-maatregel houdt in dat de gehuwde uitkeringsgerechtigde met een partner geboren na 31 december 1971 geen recht op TW heeft, tenzij er een eigen, aangehuwd, of pleegkind tot de huishouding behoort dat jonger is dan 12 jaar.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel wordt het tijdstip bepaald dat wordt bedoeld in artikel 44 van de TW, zoals dat na de inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel I, van de IWIA luidt. De maximeringsbepaling op grond van artikel 8, vierde lid van de TW, zoals die bepaling luidde voor inwerkingtreding van de IWIA, blijft voor de in dit artikel genoemde groepen bestaan tot aan de in dit artikel voor die groep genoemde datum.

Het tweede lid van dit artikel geeft een uitzondering op de in het eerste lid, onderdeel c, bepaalde datum van 29 december 2005. Deze geldt voor WW-gerechtigden op wie artikel 8, zesde lid, van de Toeslagenwet, zoals dat luidt na inwerkingtreding van de IWIA, van toepassing is doordat zij zich beperkt beschikbaar stellen voor de arbeidsmarkt. Feitelijk komt het er op neer dat ook dit nieuwe zesde lid van artikel 8 nog niet wordt toegepast tot 3 april 2006. Immers, dit veronderstelt werking van het nieuwe vierde lid van dat artikel. De mogelijke verlaging van de toeslag, die het gevolg kan zijn van de toepassing van dit zesde lid, zal derhalve pas ingaan met ingang van 3 april 2006.

Artikel 2

In dit artikel wordt het tijdstip bepaald dat wordt bedoeld in artikel 63 van de IOAW, zoals dat artikel na de inwerkingtreding van artikel 1.11, onderdeel D, van de IWIA luidt.

In verband met het vervallen van de hierboven genoemde tweede maximeringsbepaling in artikel 8, vierde lid, van de TW is het voor de personen genoemd in artikel 2, onderdelen c en d, van de IOAW, zoals die luidden voor inwerkingtreding van de IWIA, niet langer noodzakelijk een aanvullend beroep op de IOAW te doen. Tot aan 1 januari 2006 blijft de maximeringsbepaling voor hen op grond van artikel 1 van deze regeling bestaan zodat het voor hen tot aan die datum ook mogelijk blijft een beroep op de IOAW te doen.

Artikel 3

In dit artikel wordt het tijdstip bepaald dat wordt bedoeld in artikel 63 van de IOAZ, zoals dat artikel na de inwerkingtreding van artikel 1.18, onderdeel D, van de IWIA luidt.

In verband met het vervallen van de tweede maximeringsbepaling in artikel 8, vierde lid, van de TW is het voor de personen genoemd in artikel 2, onderdeel b, van de IOAZ, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van de IWIA, niet langer noodzakelijk een aanvullend beroep op de IOAZ te doen. Tot aan 1 januari 2006 blijft de maximeringsbepaling voor hen op grond van artikel 1 van deze regeling bestaan zodat het voor hen tot aan die datum ook mogelijk blijft een beroep op de IOAZ te doen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven