Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 december 2005, nr. 2005/60, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A4/3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.1 Gevallen waarin geen uitzetting mag plaatsvinden terwijl er wel een rechtsplicht op de vreemdeling rust om Nederland te verlaten

In de volgende gevallen vindt geen uitzetting plaats:

1. indien uit een signalering of anderszins blijkt dat door een buitenlandse autoriteit de opsporing (en aanhouding ter fine van uitlevering) van een vreemdeling is of wordt gevraagd (zie A4/8).

2. Indien het betreft een vreemdeling die als verdachte van een strafbaar feit is aangehouden, of tegen wie een strafvervolging wegens een misdrijf is ingesteld, of die tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld, of ten aanzien van wie een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. Een en ander zolang het onderzoek nog niet is beëindigd, of omtrent de strafvervolging nog niet onherroepelijk is beslist, of de opgelegde straf of maatregel nog niet is ondergaan. In zodanige gevallen mag niet tot uitzetting worden overgegaan tenzij het openbaar ministerie daartegen geen bezwaar heeft.

B

Paragraaf A4/7.1. Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1 Algemeen

Artikel 64 Vreemdelingenwet bepaalt dat de uitzetting achterwege dient te blijven zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van een van zijn gezinsleden, niet verantwoord is om te reizen.

Als gezinsleden worden in dit verband aangemerkt:

a) echtgenoten en (geregistreerde) partners en hun respectieve minderjarige (voor-)kinderen;

b) de meerderjarige kinderen die feitelijk behoren en reeds in het land van herkomst behoorden tot het gezin.

In de situatie dat ten aanzien van een minderjarig kind sprake is van het achterwege laten van de uitzetting, worden als gezinsleden aangemerkt:

a) de (stief/pleeg)ouders van het kind;

b) de minderjarige (stief)broers en zussen van het kind;

c) de meerderjarige broers en zussen die feitelijk behoren en reeds in het land van herkomst behoorden tot het gezin van bedoelde ouders.

Voor de wijze waarop de familierechtelijke relatie en het feitelijke behoren tot het gezin wordt aangetoond, wordt verwezen naar C1/4.6 en C5/23. In het kader van deze regeling behoeven officiële documenten, waarmee de familierechtelijke relatie wordt aangetoond, niet gelegaliseerd en/of geverifieerd te zijn door de Minister van Buitenlandse Zaken.

Hoewel een geldig document voor grensoverschrijding geen voorwaarde is voor een geslaagd beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet, dient bij voorkeur wel een paspoort overgelegd te worden.

De bescherming tegen uitzetting in deze gevallen moet uitdrukkelijk worden onderscheiden van de situatie waarin de vreemdeling medische behandeling in Nederland stelt te behoeven en om die reden in aanmerking wenst te komen voor een verblijfsvergunning (zie B8).

Bij een beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet is de vraag aan de orde of betrokkene medisch gezien in staat is om te reizen. Het betreft dus een tijdelijke maatregel, gericht enkel op de opschorting van de uitzetting en/of de rechtsplicht om Nederland te verlaten. In voorkomende gevallen kan er tevens sprake zijn van het achterwege laten van de uitzetting ingevolge artikel 64 Vreemdelingenwet indien de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan. Ten aanzien hiervan wordt verwezen naar B8/3.6.

De vraag of op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet uitzetting achterwege moet blijven, kan zich niet eerder voordoen dan vanaf het moment waarop de rechtsplicht ontstaat Nederland te verlaten. Derhalve kan de bescherming van artikel 64 Vreemdelingenwet niet intreden indien en zolang de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft ingevolge artikel 8 Vreemdelingenwet.

Een beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet is mogelijk indien de vreemdeling zich in de situatie bevindt waarin de werking van een besluit tot afwijzing van de aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning niet (langer) is opgeschort dan wel indien de vreemdeling nimmer een aanvraag om een verblijfsvergunning heeft ingediend en geen rechtmatig verblijf heeft. Hierbij is niet van belang of de uitzetting op korte termijn is gepland.

C

Paragraaf A4/7.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

7.2 Procedure

Beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet

Een beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet is, gelet op artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht, een aanvraag in de zin van deze wet. De aanvraag wordt schriftelijk gedaan bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en dient steeds onderbouwd te zijn met alle gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beoordeling van de vraag of de uitzetting gelet op de gezondheid van betrokkene kan worden geëffectueerd. Het zal daarbij kunnen gaan om recente medische stukken van één of meer behandelend arts(en) die in een gesloten envelop, voorzien van een stempel of aantekening “medisch geheim”, aangeleverd moeten worden. Ook dient een ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring (model 39-A) te worden bijgevoegd. Op deze toestemmingsverklaring dienen alleen de meest recente behandelaars te worden vermeld. De aanvraag dient te worden verzonden naar één van de verantwoordelijke locaties van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), te weten: Hoofddorp, Den Bosch, Zwolle of Rijswijk, ter attentie van de Unit Terugkeer.

Voor de adressen wordt verwezen naar de internetpagina van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND): www.ind.nl.

Met uitsluitend mededelingen van de vreemdeling zelf wordt in beginsel geen genoegen genomen. Dit is slechts anders indien bij de ambtenaar belast met de uitzetting, dan wel ontruiming, reeds aanstonds en wegens concrete aanwijzingen het vermoeden rijst dat de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen. In dat geval zal de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ook zonder nadere onderbouwing van het beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet zich moeten vergewissen of de uitzetting achterwege moet blijven en hiertoe een onderzoek instellen. In de meeste gevallen zal de medisch adviseur van het Bureau Medische Advisering om een advies worden gevraagd.

Indien er geen medische stukken ter onderbouwing van de aanvraag worden ingediend of indien een ingevulde toestemmingsverklaring (M39-A) ontbreekt, wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld binnen een redelijke termijn de aanvraag aan te vullen en dit verzuim te herstellen. Indien de vreemdeling hier niet aan voldoet, kan de aanvraag worden afgewezen.

De redelijke termijn voor het indienen van relevante medische stukken bedraagt in beginsel een week, maar kan in het belang van de vreemdeling of in het geval de uitzetting op (zeer) korte termijn gepland is, korter zijn.

Indien de vreemdeling zich wendt tot de korpschef of het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), wordt de aanvraag om toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet doorgezonden aan de verantwoordelijke Unit Terugkeer van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Procedure in geval van vreemdelingenbewaring

In geval de aanvraag vanuit vreemdelingenbewaring wordt gedaan, dient de korpschef de noodzakelijke voortvarendheid te betrachten en bij het doorzenden melding te maken van het feit dat aan de vreemdeling de vrijheid is ontnomen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) behandelt deze aanvragen met voorrang.

Indien de aanvraag om artikel 64 Vreemdelingenwet toe te passen wordt ingewilligd, wordt de vreemdelingenbewaring ex artikel 59 Vreemdelingenwet opgeheven aangezien er (wederom) sprake is van rechtmatig verblijf.

Het raadplegen van het Bureau Medische Advisering

Bij de beoordeling van een aanvraag om artikel 64 Vreemdelingenwet toe te passen wordt indien nodig door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de medisch adviseur van het Bureau Medische Advisering geraadpleegd. Ook een andere onafhankelijk medisch deskundige kan worden benaderd om een advies uit te brengen.

Naast de medische stukken dient tevens een door de vreemdeling ondertekende toestemmingsverklaring te worden meegezonden (model M39-A). De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zendt deze stukken naar het Bureau Medische Advisering met het verzoek om een advies uit te brengen. Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door de medisch adviseur van het Bureau Medische Advisering dan wel een andere arts die door de medisch adviseur hiertoe wordt ingeschakeld.

Gevolgen indiening aanvraag

Het indienen van een aanvraag om artikel 64 Vreemdelingenwet toe te passen schort de vertrekplicht niet op. De vreemdeling heeft gedurende het onderzoek en behandeling van de aanvraag geen rechtmatig verblijf ex artikel 8 Vreemdelingenwet. In beginsel zal echter geen gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot uitzetting, zolang op de aanvraag niet is beslist.

Het indienen van een aanvraag om artikel 64 Vreemdelingenwet toe te passen schort evenmin de door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) te volgen procedures tot beëindiging van verstrekkingen ingevolge de Rva 2005 op. Dit betekent dat de verstrekkingen kunnen worden beëindigd ondanks het feit dat door de vreemdeling een dergelijke aanvraag is gedaan.

D

Paragraaf A4/7.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

7.2.1. Inwilliging

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) doet, onder verwijzing naar het medisch advies, schriftelijk mededeling aan de vreemdeling dat de uitzetting achterwege zal blijven. Ook de duur van de opschorting van het vertrek, de periode waarin verwacht wordt dat de medische beletselen aanwezig zijn, wordt vermeld.

Deze periode is in beginsel gelijk aan de periode die in het medisch advies is genoemd, met een maximum van een half jaar.

De vreemdeling en zijn gezinsleden krijgen krachtens artikel 8, aanhef en onder j, Vreemdelingenwet (wederom) rechtmatig verblijf. De vertrekplicht en de bevoegdheid tot uitzetting worden ingevolge de wet opgeschort.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) informeert de korpschef dat de uitzetting tijdelijk achterwege wordt gelaten en in geval de vreemdeling aanspraak wenst te maken op de Rva-verstrekkingen, informeert de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ook het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).

In het geval dat onomstotelijk vaststaat dat de vreemdeling om medische redenen niet in staat is om te reizen, bijvoorbeeld bij een acute opname in een ziekenhuis, kan het achterwege laten van de uitzetting ingevolge artikel 64 Vreemdelingenwet door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zonder onderliggende aanvraag worden vastgesteld en verleend. In dat geval kan ook het beroep van de vreemdeling op artikel 64 Vreemdelingenwet ingewilligd worden zonder dat daarvoor eerst een advies wordt ingewonnen van het Bureau Medische Advisering. In een dergelijk geval volstaat een bewijs van ziekenhuisopname of een ander medisch bewijs.

Een forensisch geneeskundige van de GGD dient altijd te worden ingeschakeld wanneer sprake is van een acuut besmettingsgevaar.

Indien de vreemdeling beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, wordt daarin door de korpschef een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen (model M 77-A) geplaatst, onder vermelding van de duur van de opschorting van vertrek. De periode van deze opschorting mag de geldigheidsduur van het document niet overschrijden.

Indien de vreemdeling niet beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, dan geldt het volgende. In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van minder dan zes weken wordt toegepast, wordt de vreemdeling enkel in het bezit gesteld van een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waarin staat dat de uitzetting achterwege blijft op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet. In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van meer dan zes weken wordt toegepast, wordt door de korpschef aan de vreemdeling een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen, uitgereikt (model M 77-A). Het document W2 wordt door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) besteld en toegezonden aan de korpschef.

De geldigheidsduur van het W2 document is altijd gelijk aan de periode dat de uitzetting achterwege wordt gelaten.

Na afloop van deze periode ontstaat van rechtswege (wederom) de rechtsplicht voor de vreemdeling om Nederland binnen vier weken te verlaten alsmede de bevoegdheid tot uitzetting. Er is derhalve geen nieuw besluit nodig. Dit is slechts anders indien de uitzetting achterwege blijft zonder dat daarbij een eindtermijn werd gesteld. In dat geval dient per separaat besluit te worden vastgesteld dat de uitzetting niet langer achterwege wordt gelaten, dan wel dat de uitzetting voor een bepaalde periode wederom achterwege zal blijven.

Artikel 64 en aanspraak op de Rva 2005

Indien de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in verband met zijn gezondheidstoestand aanspraak wenst te maken op (de voortzetting van) de voorzieningen ingevolge de Rva 2005, dan dient hij zich eerst te wenden tot de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met het verzoek om vast te stellen of er in zijn geval sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet. Hiertoe kan door de vreemdeling gebruik worden gemaakt van het aanvraagformulier voor de Rva-verstrekkingen, model M54.

Ook zonder dit formulier zal de aanvraag in behandeling worden genomen.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) stelt, na advies te hebben ingewonnen van de medisch adviseur, vast of de vreemdeling medisch gezien kan reizen.

Indien het verzoek van de vreemdeling is gehonoreerd, vult een medewerker van de Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) ten behoeve van de aanmelding van de betreffende vreemdeling bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), het IND-gedeelte van het aanvraagformulier voor Rva-verstrekkingen (model M54) in. Ook de duur van de periode waarin verwacht wordt dat de medische beletselen aanwezig zijn, dient te worden vermeld.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zendt het volledig ingevulde aanvraagformulier naar het Centraal Bureau van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) te Rijswijk, t.a.v. de Afdeling Plaatsing/Instroom, directie Huisvesting, Postbus 3002, 2280 ME Rijswijk. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zorgt voor de inschrijving en de plaatsing van de vreemdeling en of zijn gezinsleden in een opvangvoorziening, alsmede voor de inschrijving in de WA-verzekering en ziektekostenregeling. De inschrijvingsbewijzen voor de ziektekostenregeling en de beslissing tot toekenning Rva-verstrekkingen worden door of namens het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) naar de aanvrager of diens gemachtigde gezonden.

De aanspraak op verstrekkingen ontstaat niet door de vaststelling van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet, maar pas nadat het COA de aanvraag van betrokkene heeft getoetst aan de bepalingen van de Rva 2005.

E

Paragraaf A4/7.2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

7.2.2. Afwijzing

Indien naar het oordeel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geen reisbeletselen bestaan, wordt de vreemdeling hiervan onder verwijzing naar het medisch advies schriftelijk op de hoogte gebracht.

In het geval de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van het aanvraagformulier voor de Rva-verstrekkingen wordt dit formulier bij afwijzing door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet verder ingevuld en niet doorgezonden aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).

Uitzetting onder voorwaarden

Het komt voor dat de medisch adviseur in zijn advies aangeeft dat de vreemdeling in staat is om te reizen, doch dat dit onder bepaalde voorwaarden dient te geschieden. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een voorraad aan medicijnen van de vreemdeling tijdens en na de reis of het meenemen van medische gegevens.

De korpschef ziet erop toe dat aan deze voorwaarden is voldaan voordat de vreemdeling wordt uitgezet. Het opvragen en meenemen van het medisch dossier betreft een verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf. De vreemdeling of zijn raadsman wordt hierop gewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Indien de korpschef constateert dat niet is voldaan aan de medische voorwaarden die aan de uitzetting worden gesteld, treedt hij in alle gevallen in overleg met de verantwoordelijke Unit Terugkeer van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

F

Paragraaf A4/7.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

7.2.3. Rechtsmiddelen

Tegen de vaststelling dat de uitzetting niet achterwege blijft staan op grond van artikel 72 Vreemdelingenwet rechtsmiddelen open, in dit geval, het indienen van een bezwaarschrift bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het indienen van een bezwaarschrift schort de vertrekplicht, uitzetting of eventuele beëindiging van de voorzieningen niet op.

De behandeling van een eerste tijdig ingediend verzoek om een voorlopige voorziening mag in beginsel in Nederland worden afgewacht. Een verzoek om een voorlopige voorziening dient binnen 24 uur te zijn ingediend.

Het indienen van dit verzoek levert geen rechtmatig verblijf op ingevolge artikel 8 Vreemdelingenwet en betekent evenmin dat de vreemdeling aanspraak maakt op de verstrekkingen ingevolge de Rva 2005.

De behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening mag niet hier te lande worden afgewacht indien redenen van openbare orde of nationale veiligheid zich daartegen verzetten of het gevaar bestaat dat de mogelijkheid van terugkeer naar het land van herkomst verloren zou gaan.

De behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening mag evenmin worden afgewacht indien er duidelijk sprake is van een poging van de vreemdeling om de uitzetting te frustreren. Hieronder wordt verstaan het aanspannen van (vervolg)procedures ten tijde van de op handen zijnde uitzetting, terwijl er geen medische indicaties bestaan waaruit zou moeten blijken dat de vreemdeling niet in staat zou zijn om te reizen. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om een verzoek om een voorlopige voorziening dat is ingediend naar aanleiding van een afgewezen aanvraag ingevolge artikel 64 Vreemdelingenwet die redelijkerwijs veel eerder had kunnen en moeten worden ingediend. Het gaat hier om zaken waarbij de vreemdeling zich eerst op het moment dat de daadwerkelijke uitzetting dreigt, beroept op een bij hem lang bestaand medisch feit waarvan niet is vastgesteld dat het een beletsel is voor de uitzetting.

De vraag op welk moment het beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet is gedaan, is uiteraard niet van belang indien dat beroep is ingewilligd.

De vaststelling of er sprake is van het frustreren van de uitzetting dient plaats te vinden aan de hand van alle individuele omstandigheden van de zaak. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zal derhalve steeds per geval moeten beoordelen of het de vreemdeling te doen is de geplande uitzetting te frustreren of dat de behandeling van het verzoek in Nederland mag worden afgewacht.

In geval dat wordt geoordeeld dat de behandeling van het eerste, tijdig ingediende verzoek om een voorlopige voorziening niet in Nederland mag worden afgewacht, wordt de vreemdeling of zijn raadsman hiervan aanstonds in beginsel schriftelijk op de hoogte gebracht. Uiteraard is het aan de rechtbank om te beoordelen of de uitzetting doorgang vindt, dan wel dat er middels een spoedprocedure op het verzoek van de vreemdeling zal worden beslist.

G

Paragraaf A4/7.2.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

7.2.4. Achterwege laten van uitzetting bij ongewenstverklaring en na toegangsweigering

Ingeval de vreemdeling ongewenst is verklaard ex artikel 67 Vreemdelingenwet of indien de toegang is geweigerd ingevolge artikel 3 Vreemdelingenwet, kan er geen sprake zijn van rechtmatig verblijf ex artikel 8 Vreemdelingenwet en kan er evenmin een geslaagd beroep worden gedaan op artikel 64 Vreemdelingenwet.

Een aanvraag om artikel 64 Vreemdelingenwet toe te passen en het rechtmatig verblijf ex artikel 8 onder j Vreemdelingenwet toe te kennen, zal dan ook moeten worden afgewezen omdat betrokkene, vanwege de ongewenstverklaring, dan wel vanwege de toegangsweigering, daarop geen aanspraak kan maken.

De gezondheidstoestand van de vreemdeling kan desalniettemin, gelet op de strekking van artikel 64 Vreemdelingenwet, aanleiding zijn om tijdelijk geen gevolg te geven aan de bevoegdheid om de vreemdeling uit te zetten.

In dat geval blijft de uitzetting achterwege zonder dat sprake is van rechtmatig verblijf en zonder dat de ongewenstverklaring of toegangsweigering wordt opgeheven. In dit geval gebeurt dit naar de ratio van (en niet ingevolge) artikel 64 Vreemdelingenwet. Het stellen van een aantekening in het grensoverschrijdingsdocument blijft in deze gevallen achterwege.

H

Paragraaf A4/7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

7.3 Procedure bij zwangerschap/bevalling

In geval van zwangerschap of bevalling dient een medische verklaring van een arts te worden overgelegd, waaruit blijkt in welk stadium de zwangerschap verkeert.

Bij zwangerschap blijft de uitzetting per vliegtuig achterwege gedurende de periode van zes weken voor tot zes weken na de bevalling.

Dit is de periode van zes weken vanaf de eerste dag dat de bevalling blijkens een verklaring van een arts of verloskundige, aangevend de vermoedelijke datum van bevalling, binnen zes weken is te verwachten tot zes weken na de bevalling.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) doet schriftelijk de mededeling aan de vreemdelinge dat de uitzetting achterwege zal blijven. Ook de duur van de opschorting van het vertrek dient te worden vermeld.

Indien de vreemdelinge niet beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, dan geldt het volgende. In alle gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet wordt toegepast, wordt de vreemdelinge in het bezit gesteld van een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waarin staat dat de uitzetting achterwege blijft op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet.

In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van meer dan zes weken wordt toegepast, wordt door de korpschef aan de vreemdelinge een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen, uitgereikt. De geldigheidsduur van het rechtmatig verblijf is gelijk aan de duur van het verleende uitstel van vertrek.

Ten aanzien van andere procedurele bepalingen en het eventueel verkrijgen van de Rva-verstrekkingen zij hierbij verder verwezen naar A4/7.2.1.

I

Paragraaf A4/7.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:

7.4 Procedure bij vreemdelingen met tuberculose

De uitzetting van de vreemdeling en van zijn gezinsleden wordt opgeschort indien bij de vreemdeling of een van zijn gezinsleden TBC is geconstateerd.

TBC wordt vastgesteld door overlegging aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van een gedagtekende verklaring van een GGD-arts (tuberculosebestrijding). Deze verklaring dient te vermelden dat de betrokkene TBC heeft en wat de te verwachten behandeltermijn is. De verklaring mag niet ouder zijn dan twee weken.

De behandeling van TBC duurt in het algemeen 9 tot 12 maanden. Na het verstrijken van de behandeltermijn dient de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen tot uitzetting over te gaan.

Indien de vreemdeling niet in het bezit is van een grensoverschrijdingsdocument wordt hij in het bezit gesteld van een document W2, met een inlegvel, voorzien van een Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen. In geval er wel een grensoverschrijdingsdocument aanwezig is wordt door de korpschef een Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen aangebracht met vermelding van de duur van de opschorting van vertrek. De periode van deze opschorting mag de geldigheidsduur van het document niet overschrijden.

Indien de vreemdeling bij wie TBC is geconstateerd zich onttrekt aan de medische behandeling en er is geen besmettingsgevaar aanwezig dan is het niet langer een reisbeletsel naar analogie van artikel 64 Vreemdelingenwet.

Onttrekt de vreemdeling zich aan de medische behandeling en er is een besmettingsgevaar aanwezig, dan is zijn uitzetting uit Nederland met het oog op zijn gezondheidstoestand niet verantwoord te achten in de zin van artikel 64 Vreemdelingenwet. Vanwege het zich onttrekken aan de medische behandeling kan de vreemdeling niet uit Nederland worden verwijderd, maar hij vormt daarentegen wel een gevaar voor de algemene volksgezondheid. De Wet op de bestrijding infectieziekten kan in deze situatie uitkomst bieden. Deze wet regelt onder andere gedwongen opname (isolatie) bij gevaar voor de algemene volksgezondheid en gedwongen behandeling.

Ten aanzien van andere procedurele bepalingen en het eventueel verkrijgen van de Rva-verstrekkingen zij hierbij verder verwezen naar A4/7.2.1 en B1/2.2.5.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

’s-Gravenhage, 12 december 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
namens de Minister:
de Directeur-Generaal voor Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

TOELICHTING BIJ WIJZIGING 2005/60

Algemeen

Na de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 zijn vragen gerezen over de wijze waarop in de praktijk omgegaan moet worden met artikel 64 Vreemdelingenwet.

Voorts is de beoordeling, of de uitzetting achterwege moet blijven, overgedragen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Door middel van deze wijziging wordt de wet- en regelgeving toegelicht en wordt het geldende beleid verduidelijkt.

Ook de relatie tussen artikel 64 Vreemdelingenwet en de aanspraak op voorzieningen ingevolge de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) wordt met deze wijziging nader toegelicht. De relatie tussen artikel 64 en artikel 8 Vreemdelingenwet enerzijds en artikel 3 en artikel 67 anderzijds, is eveneens verduidelijkt.

Het komt voor dat een aanvraag om artikel 64 Vreemdelingenwet toe te passen alsmede de rechtsmiddelen tegen de afwijzing van dat beroep kort voor de geplande uitzetting worden ingediend om de op handen zijnde uitzetting op te schorten, zonder dat er sprake is van medische beletselen die de uitzetting zouden moeten opschorten. Met deze wijziging wordt voor het beleid inzake de toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet een uitzondering vastgelegd op het algemene beleid dat een eerste, tijdig ingediend verzoek om een voorlopige voorziening in beginsel hier te lande mag worden afgewacht.

Artikelsgewijs

A

A4/3.1.1 Gevallen waarin geen uitzetting mag plaatsvinden terwijl er wel een rechtsplicht op de vreemdeling rust om Nederland te verlaten

A4/3.1 onder 1 komt te vervallen aangezien bij een gehonoreerd beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet niet enkel de uitzetting achterwege blijft, maar tevens de rechtsplicht van de vreemdeling om Nederland te verlaten eveneens tijdelijk wordt opgeschort. Immers, het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet betekent tevens dat de vreemdeling rechtmatig verblijf (her)krijgt ingevolge artikel 8 aanhef en onder j, Vreemdelingenwet en er gedurende die periode geen rechtsplicht tot vertrek (meer) bestaat.

B

A4/7.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt nader uitgewerkt ten aanzien van welke gezinsleden de uitzetting achterwege wordt gelaten in geval er sprake is van medische beletselen bij één van hen. Tevens is verduidelijkt dat een beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet niet afhankelijk is van de vraag of er sprake is van een dreigende uitzetting maar voldoende is dat de vreemdeling de rechtsplicht heeft Nederland te verlaten.

C

A4/7.2 Procedure

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens nader uitgewerkt: de procedure, de procedure in geval van vreemdelingenbewaring, het raadplegen van het BMA en de opschortende werking.

D

A4/7.2.1 Inwilliging

In deze paragraaf wordt de handelwijze beschreven in geval het verzoek wordt ingewilligd.

A4/7.2.2 Afwijzing

In deze paragraaf wordt de procedure beschreven in geval het verzoek wordt afgewezen.

F

A4/7.2.3 Rechtsmiddelen

In deze paragraaf wordt de handelwijze beschreven ingeval de rechtsmiddelen worden ingediend.

Toegevoegd is het beleid ten aanzien van het duidelijk frustreren van de uitzetting. Hiervan zal met name sprake zijn indien het beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet door de vreemdeling onredelijk laat wordt ingediend en/of indien het beroep op artikel 64 Vreemdelingenwet objectief gezien enkel is gedaan om de uitzetting te frustreren zonder dat er sprake is van medische gronden die aan dat beroep ten grondslag hebben gelegen. Dit laatste doet zich bijvoorbeeld voor indien na medisch onderzoek door een arts gebleken is dat de vreemdeling een beroep doet op artikel 64 Vreemdelingenwet terwijl er geen enkele medische indicatie bestaat dat de vreemdeling niet in staat is om te reizen.

G

A4/7.2.4 Opschorting van vertrek bij ongewenstverklaring en na toegangsweigering

In deze paragraaf is beschreven de relatie tussen ongewenstverklaring en de toegangsweigering enerzijds en de opschorting van vertrek ex artikel 64 Vreemdelingenwet anderzijds.

H

A4 7.3 Procedure bij zwangerschap/bevalling

I

A4 7.4 procedure bij vreemdelingen met tuberculose

Er zijn enkele tekstuele wijzigingen aangebracht in de paragrafen die het beleid ten aanzien van zwangere vrouwen en de vreemdelingen die besmet zijn met tuberculose apart regelen.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens de Minister:

de Directeur-Generaal voor Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven