Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel

13 december 2005

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

de Minister van Defensie,

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (mede namens de sectorwerkgevers Academische Ziekenhuizen, Wetenschappelijk Onderwijs, Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, Hoger Beroepsonderwijs en Onderzoekinstellingen)

de Minister van Justitie,

de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,

het Interprovinciaal Overleg,

de Unie van Waterschappen,

zijnde de gezamenlijke sectorwerkgevers en in die hoedanigheid,

en

de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP),

de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP),

het Ambtenarencentrum (AC),

de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF),

hierna aangeduid als partijen;

overwegende,

Dat partijen op grond van artikel 2, lid 1 Wet kaderregeling vut overheidspersoneel een vut-overeenkomst kunnen aangaan;

Dat partijen destijds overeenstemming hebben bereikt om de vut voor overheidspersoneel per 1 april 1997 te vervangen door een systeem van flexibel pensioen en uittreden (FPU);

Dat de fiscale wetgeving na aanpassing bij de VPL-wetgeving (Stb 2005, 115) de FPU vanaf 1 januari 2006 in beginsel uitsluitend nog voor deelnemers geboren voor 1 januari 1950 faciliteert c.q. voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 ontmoedigt;

Dat sociale partners vertegenwoordigd in de ROP/Pensioenkamer op 5 juli 2005 een hoofdlijnenakkoord inzake aanpassing van onder meer de fpu-regeling aan deze gewijzigde wetgeving zijn overeengekomen, welk akkoord bij addendum van 12 oktober 2005 is aangevuld;

Dat die wijziging onder meer inhoudt dat de fpu voor deelnemers geboren na 1949 met ingang van 2006 wordt beëindigd en de fpu voor de overige deelnemers met aangepaste rechten wordt voortgezet;

Dat daarbij tevens is overeengekomen de premie voor de kosten van de lopende en de nog toe te kennen fpu-uitkeringen te egaliseren in de tijd en deze in samenhang te beschouwen met de premie die ABP zal heffen voor de inkoop van tot 2006 resterende fiscale ruimte voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen;

Dat partijen de bestaande centrale vut-overeenkomst met het oog hierop met ingang van 1 januari 2006 wensen te wijzigen ten einde aldus te verzekeren dat de Vut-fonds bijdragen in totaliteit juridisch afdwingbaar en fiscaal gefaciliteerd blijven;

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsbepaling

Partijen verstaan in deze overeenkomst onder:

a. sectorwerkgever:

1° van het personeel, werkzaam in de sector Rijk:

de Minister van Binnenlandse Zaken,

2° van het burgerpersoneel, werkzaam in de sector Defensie:

de Minister van Defensie,

3° van het personeel, werkzaam in de sector Onderwijs:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (mede namens de sectorwerkgevers Academische Ziekenhuizen, Wetenschappelijk Onderwijs, Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, Hoger Beroepsonderwijs en Onderzoekinstellingen),

4° van het personeel, werkzaam in de sector Politie:

de Minister van Binnenlandse Zaken,

5° van het personeel, werkzaam in de sector Rechterlijke Macht:

de Minister van Justitie,

6° van het personeel, werkzaam in de sector Gemeenten:

de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,

7° van het personeel, werkzaam in de sector Provincies:

het Interprovinciaal Overleg,

8° van het personeel, werkzaam in de sector Waterschappen:

de Unie van Waterschappen;

b. centrale:

de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP), het Ambtenarencentrum (AC), de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF);

c. werkgever:

een overheids- of onderwijsinstelling die behoort tot een van de sectoren genoemd in het eerste lid, onderdeel a, alsmede de instelling op welke de werking van de centrale vut-overeenkomst op grond van artikel 4 van de kaderregeling vut overheidspersoneel zich mede uitstrekt;

d. werknemer:

degene die behoort tot het personeel werkzaam bij een werkgever, bedoeld in onderdeel c;

e. Vut-fonds:

de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel, gevestigd te Heerlen;

f. FPU-reglement:

Het FPU-reglement basisuitkering en aanvullende uitkering;

g. FPU-regeling:

De regeling van flexibel pensioen en uittreden.

Artikel 2. FPU-regeling

1. De fpu-regeling zoals vastgelegd in het fpu-reglement wordt met ingang van 1 januari 2006 aangepast overeenkomstig de afspraken gemaakt in het hoofdlijnenakkoord van 5 juli 2005 en het daarbij behorende addendum van 12 oktober 2005.

2. Ten aanzien van de ziektekosten geldt daarbij dat de op basis van de Zorgverzekeringswet door het individu verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage over het ten laste van het Vut-fonds komende deel van de fpu-uitkering door het Vut-fonds wordt vergoed.

3. De op basis van de Zorgverzekeringswet door het individu verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage over een uitkering op grond van artikel 18 van het fpu-reglement wordt door het Vut-fonds in rekening gebracht bij de desbetreffende werkgever. Bij de bepaling van het maximaal verschuldigde bedrag aan premie wordt eerst het ten laste van het Vut-fonds komende deel van de fpu-uitkering in aanmerking genomen.

Artikel 3. Financiering van de FPU-regeling

1. De lasten die voor het Vut-fonds ontstaan uit de toepassing van het Vutreglement (Stcrt. 249 van 24 december 1996) en van het fpu-reglement worden gedekt door bijdragen (‘Vut-fonds bijdragen’) van de werkgevers.

2. De Vut-fonds bijdragen worden door het bestuur van het Vut-fonds op zodanige wijze vastgesteld, dat per kalenderjaar de lasten bedoeld in het eerste lid zijn gedekt. Het bestuur kan de Vut-fonds bijdragen op een lager bedrag vaststellen, gelet op de wenselijkheid de hoogte van deze bijdragen gedurende de resterende looptijd van de FPU te egaliseren. Ter dekking van een uit een dergelijk besluit voortvloeiend financieringstekort kan het bestuur een lening aangaan, welke maximaal € 2,044 miljard (exclusief rente) kan bedragen. De Vut-fonds bijdragen dienen mede ter voorziening in de rente, aflossing en kosten van de in de vorige volzin bedoelde lening, een en ander aldus dat aflossing van deze lening zo spoedig mogelijk na 31 december 2014 doch uiterlijk per 31 december 2022 zal zijn voltooid.

3. Indien het bestuur van het Vut-fonds dit met het oog op het gestelde in het tweede lid noodzakelijk acht kan het bestuur de premie na overleg met de ROP/Pensioenkamer per 1 juli van een jaar nader vaststellen.

4. De werkgever verhaalt 50 procent van de som van de verschuldigde vut-fondsbijdrage en de verschuldigde pensioenpremie ter zake van de inkoop bedoeld in overgangsbepaling C bij artikel 7.5 van het pensioenreglement van de Stichting pensioenfonds ABP nadat eerst een deel ter grootte van 0,8% van de genoemde som volledig op de werknemer is verhaald. Partijen zullen deze formule van verhaal bij toekomstige ontwikkelingen nader bezien.

5. Het bestuur van het Vut-fonds stelt regels met betrekking tot de verschuldigdheid en de wijze van betaling van de vut-fondsbijdrage, het verhaal van de bijdrage en met betrekking tot de aanlevering van gegevens ter zake.

Artikel 4. Financiering van de sectorale (pre) FPU-uitkeringen

De lasten onderscheidenlijk de hogere lasten, die in geval van toekenning van een sectorale fpu-uitkering of pre-fpu-uitkering voor het Vut-fonds ontstaan worden aan het Vut-fonds vergoed door de werkgever uit wiens dienst de betreffende werknemer vervroegd is uitgetreden.

Artikel 5. Vrijwillige aansluiting

1. Indien een instelling met toepassing van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, onder b, van de Statuten van de Stichting Pensioenfonds ABP voor 1 april 1997 door het bestuur van dat fonds als lichaam tot het pensioenfonds is toegelaten, kan het bestuur van het Vut-fonds op verzoek van die instelling verklaren, dat de instelling wordt aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel.

2. De werking van deze vut-overeenkomst strekt zich mitsdien uit tot deze instelling alsmede tot het personeel van die instelling; de artikelen 3 en 5 van genoemde wet, zoals die artikelen tot 1 april 1997 luidden, zijn van overeenkomstige toepassing op die instelling en op het personeel van die instelling.

3. Het bestuur van het Vut-fonds stelt voorwaarden en regels met betrekking tot de afgifte van de verklaring bedoeld in het eerste lid.

4. Indien een instelling ophoudt aangesloten lichaam te zijn als bedoeld in artikel 4 van de Statuten van de Stichting pensioenfonds ABP, is deze vut-overeenkomst niet langer van toepassing op die instelling.

5. De uittredende instelling is een vergoeding aan het Vut-fonds verschuldigd, voor de dekking van de extra financiële lasten die daaruit ontstaan. Het bedrag van de vergoeding als bedoeld in de vorige volzin wordt door het bestuur van het Vut-fonds vastgesteld op het verschil tussen enerzijds de contante waarde van de door die uittreding gemiste bijdrage-inkomsten en anderzijds de contante waarde van de daardoor bespaarde uitkeringslasten”.

6. Het bestuur van het Vut-fonds stelt regels met betrekking tot de wijze van vergoeding bedoeld in het vorige lid.

Artikel 6. Uitvoering

1. In de uitvoering van deze overeenkomst wordt voorzien door het Vut-fonds.

2. Rechten en verplichtingen van werknemers en werkgevers op grond van deze overeenkomst, welke als gevolg van het eerste lid bestaan jegens het Vut-fonds worden door het bestuur van dat fonds vastgelegd in een reglement.

3. Zodra partijen goedkeuring hebben verleend aan de tekst van het in het tweede lid bedoelde reglement en het, alsdan deel uitmakende van deze overeenkomst is gepubliceerd in de Staatscourant, dient het bij de uitvoering van deze overeenkomst ter vaststelling van rechten en verplichtingen als bedoeld in het tweede lid.

4. De gezamenlijke leden van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid zijn gemachtigd namens partijen goedkeuring te verlenen aan de tekst van het in het tweede lid bedoelde reglement. Deze leden kunnen de hun verleende machtiging laten uitoefenen door een aantal uit hun midden gekozen leden.

5. Het vierde lid geldt mede voor een wijziging van de goedgekeurde tekst van het reglement, tenzij naar het oordeel van een of meer partijen de (fundamentele) aard van die wijziging het bestek van deze overeenkomst te buiten gaat.

6. Het bestuur van het Vut-fonds zendt gelijktijdig met de toezending aan de leden van de in het vierde lid bedoelde raad de tekst van het in het vierde lid bedoelde reglement toe aan partijen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een wijziging, ten opzichte van de goedgekeurde tekst, van de tekst van het reglement.

Artikel 7. Wijziging overeenkomst

Het bepaalde in artikel 3 van deze overeenkomst kan slechts worden gewijzigd met voorafgaande instemming van het bestuur van het Vut-fonds. Daarnaast zal een wijziging van de vut-overeenkomst die vermoedelijk zal leiden tot hogere lasten evenmin overeengekomen kunnen worden zonder voorafgaande toestemming van het bestuur.

Artikel 8. Vervallen bestaande overeenkomst

De bestaande centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel zoals vastgesteld op 30 oktober 1995 komt met ingang van 1 januari 2006 te vervallen

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

’s-Gravenhage, 13 december 2005.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,De Minister van Defensie,De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (mede namens de sectorwerkgevers Academische Ziekenhuizen, Wetenschappelijk Onderwijs, Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, Hoger Beroepsonderwijs en Onderzoekinstellingen),De Minister van Justitie,De Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
Het Interprovinciaal Overleg,
De Unie van Waterschappen,
De Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP),
De Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP),
Het Ambtenarencentrum (AC),
De Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF).

Naar boven