Regeling huurtoeslaggrenzen 2006

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 december 2005, nr. DJZ 2005216138, houdende aanpassing voor het tijdvak dat loopt van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 van de bedragen, genoemd in de artikelen 14, eerste lid, en 18, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, van de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van die wet en van de inkomensklassen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van die wet, en wijziging van enige andere regelingen (Regeling huurtoeslaggrenzen 2006)

Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 16, tweede en vijfde lid, en 27, eerste lid, onderdeel b, derde en vijfde lid, van de Wet op de huurtoeslag, artikel I, vijfde lid, van hoofdstuk 2 van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de artikelen 10, tweede lid, 27, tweede lid, en 47, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en artikel 41, derde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit;

Besluit:

§ 1

Wijziging van de Wet op de huurtoeslag voor het tijdvak dat loopt van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006

Artikel 1

In artikel 14, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt:

a. in onderdeel a ‘€ 18 925’ vervangen door ‘€ 20 000’;

b. in onderdeel b ‘€ 25 375’ vervangen door ‘€ 27 175’;

c. in onderdeel c ‘€ 16 825’ vervangen door ‘€ 17 834’ en

d. in onderdeel d ‘€ 21 925’ vervangen door ‘€ 23 593’.

Artikel 2

De inkomensklassen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, zijn:

a. voor eenpersoonshuishoudens:

 

Ondergrens

Bovengrens

1

€ 14.125

2

€ 14.126

€ 14.225

3

€ 14.226

€ 14.450

4

€ 14.451

€ 14.675

5

€ 14.676

€ 14.900

6

€ 14.901

€ 15.125

7

€ 15.126

€ 15.350

8

€ 15.351

€ 15.575

9

€ 15.576

€ 15.800

10

€ 15.801

€ 16.025

11

€ 16.026

€ 16.250

12

€ 16.251

€ 16.475

13

€ 16.476

€ 16.700

14

€ 16.701

€ 16.925

15

€ 16.926

€ 17.150

16

€ 17.151

€ 17.600

17

€ 17.601

€ 18.050

18

€ 18.051

€ 18.500

19

€ 18.501

€ 18.950

20

€ 18.951

€ 19.400

21

€ 19.401

€ 19.850

22

€ 19.851

€ 20.000

b. voor meerpersoonshuishoudens:

 

Ondergrens

Bovengrens

1

€ 18.075

2

€ 18.076

€ 18.225

3

€ 18.226

€ 18.450

4

€ 18.451

€ 18.675

5

€ 18.676

€ 18.900

6

€ 18.901

€ 19.125

7

€ 19.126

€ 19.350

8

€ 19.351

€ 19.575

9

€ 19.576

€ 19.800

10

€ 19.801

€ 20.025

11

€ 20.026

€ 20.250

12

€ 20.251

€ 20.475

13

€ 20.476

€ 20.700

14

€ 20.701

€ 20.925

15

€ 20.926

€ 21.150

16

€ 21.151

€ 21.600

17

€ 21.601

€ 22.050

18

€ 22.051

€ 22.500

19

€ 22.501

€ 22.950

20

€ 22.951

€ 23.400

21

€ 23.401

€ 23.850

22

€ 23.851

€ 24.300

23

€ 24.301

€ 24.750

24

€ 24.751

€ 25.200

25

€ 25.201

€ 25.650

26

€ 25.651

€ 26.100

27

€ 26.101

€ 26.550

28

€ 26.551

€ 27.000

29

€ 27.001

€ 27.175

c. voor eenpersoonsouderenhuishoudens:

 

Ondergrens

Bovengrens

1

€ 13.850

2

€ 13.851

€ 13.900

3

€ 13.901

€ 14.125

4

€ 14.126

€ 14.350

5

€ 14.351

€ 14.575

6

€ 14.576

€ 14.800

7

€ 14.801

€ 15.025

8

€ 15.026

€ 15.250

9

€ 15.251

€ 15.475

10

€ 15.476

€ 15.700

11

€ 15.701

€ 15.925

12

€ 15.926

€ 16.150

13

€ 16.151

€ 16.375

14

€ 16.376

€ 16.600

15

€ 16.601

€ 16.825

16

€ 16.826

€ 17.275

17

€ 17.276

€ 17.725

18

€ 17.726

€ 17.950

, en

d. voor meerpersoonsouderenhuishoudens:

 

Ondergrens

Bovengrens

1

€ 17.825

2

€ 17.826

€ 17.900

3

€ 17.901

€ 18.125

4

€ 18.126

€ 18.350

5

€ 18.351

€ 18.575

6

€ 18.576

€ 18.800

7

€ 18.801

€ 19.025

8

€ 19.026

€ 19.250

9

€ 19.251

€ 19.475

10

€ 19.476

€ 19.700

11

€ 19.701

€ 19.925

12

€ 19.926

€ 20.150

13

€ 20.151

€ 20.375

14

€ 20.376

€ 20.600

15

€ 20.601

€ 20.825

16

€ 20.826

€ 21.275

17

€ 21.276

€ 21.725

18

€ 21.726

€ 22.175

19

€ 22.176

€ 22.625

20

€ 22.626

€ 23.075

21

€ 23.076

€ 23.525

22

€ 23.526

€ 23.825

Artikel 3

Het minimum-inkomensijkpunt, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, is:

a. voor een eenpersoonshuishouden: € 13 925;

b. voor een meerpersoonshuishouden: € 17 775;

c. voor een eenpersoonsouderenhuishouden: € 13 650 en

d. voor een meerpersoonsouderenhuishouden: € 17 525.

Artikel 4

In artikel 18, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt:

a. in onderdeel a ‘€ 17 300’ vervangen door ‘€ 20 025’;

b. in onderdeel b ‘€ 23 300’ vervangen door ‘€ 25 725’;

c. in onderdeel c ‘€ 17 125’ vervangen door ‘€ 18 200’ en

d. in onderdeel d ‘€ 21 775’ vervangen door: € 23 575.

§ 2

Wijziging van de Wet op de huurtoeslag voor het tijdvak dat loopt van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006

Artikel 5

De basishuren, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, zijn:

a. voor eenpersoonshuishoudens:

 

Basishuur

1

€ 192,82

2

€ 199,07

3

€ 203,18

4

€ 208,95

5

€ 214,80

6

€ 220,74

7

€ 226,77

8

€ 232,88

9

€ 239,08

10

€ 245,36

11

€ 251,73

12

€ 258,19

13

€ 264,74

14

€ 271,37

15

€ 278,09

16

€ 288,33

17

€ 302,28

18

€ 316,58

19

€ 331,23

20

€ 346,23

21

€ 361,57

22

€ 371,99

b. voor meerpersoonshuishoudens:

 

Basishuur

1

€ 192,82

2

€ 199,96

3

€ 203,58

4

€ 207,96

5

€ 212,40

6

€ 216,88

7

€ 221,42

8

€ 226,00

9

€ 230,64

10

€ 235,32

11

€ 240,06

12

€ 244,84

13

€ 249,68

14

€ 254,56

15

€ 259,50

16

€ 266,99

17

€ 277,16

18

€ 287,53

19

€ 298,10

20

€ 308,87

21

€ 319,84

22

€ 331,01

23

€ 342,38

24

€ 353,95

25

€ 365,72

26

€ 377,69

27

€ 389,86

28

€ 402,23

29

€ 410,94

c. voor eenpersoonsouderenhuishoudens:

 

Basishuur

1

€ 191,00

2

€ 198,65

3

€ 203,39

4

€ 211,27

5

€ 219,30

6

€ 227,48

7

€ 235,81

8

€ 244,30

9

€ 252,94

10

€ 261,74

11

€ 270,68

12

€ 279,78

13

€ 289,04

14

€ 298,44

15

€ 308,00

16

€ 322,63

17

€ 342,67

18

€ 358,09

, en

d. voor meerpersoonsouderenhuishoudens:

 

Basishuur

1

€ 189,19

2

€ 197,78

3

€ 201,66

4

€ 207,54

5

€ 213,51

6

€ 219,57

7

€ 225,72

8

€ 231,95

9

€ 238,27

10

€ 244,68

11

€ 251,18

12

€ 257,76

13

€ 264,44

14

€ 271,19

15

€ 278,04

16

€ 288,47

17

€ 302,69

18

€ 317,26

19

€ 332,17

20

€ 347,44

21

€ 363,06

22

€ 376,34

§ 3

Wijziging van regelingen

Artikel 6

Paragraaf 7 van de Regeling bevordering eigenwoningbezit vervalt.

Artikel 7

De Regeling huur- en koopsubsidiegrenzen 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 2 komt te luiden:

§ 2. Wijziging van de Wet op de huurtoeslag wat betreft de bedragen, genoemd in de artikelen 13, eerste lid, en 20 van die wet, voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 en wat betreft de basishuren, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Huursubsidiewet, voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005.

B

In de artikelen 6 en 8 wordt ‘Huursubsidiewet’ telkens vervangen door: Wet op de huurtoeslag.

C

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling huurtoeslag- en koopsubsidiegrenzen 2005.

Artikel 8

De Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt onder lettering van de onderdelen b tot en met g als de onderdelen a tot en met f.

2. In onderdeel b (nieuw) wordt ‘Huursubsidiewet’ vervangen door: Wet op de huurtoeslag.

3. Onderdeel e (nieuw) komt te luiden:

e. toetsingsinkomen: toetsingsinkomen als bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, waarvan bij het geven van de beschikking is uitgegaan;.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 90,76’ vervangen door: € 150.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 113,45’ vervangen door: € 200.

C

Artikel 11, tweede lid, komt te luiden:

2. Een verzoek om vrijstelling gaat vergezeld van:

a. de ten gunste van de verzoeker krachtens artikel 11, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen laatstelijk doch niet eerder dan achttien maanden voor de indiening van het verzoek om vrijstelling gegeven beschikking waaruit blijkt dat het toetsingsinkomen niet hoger is dan het bedrag dat voor de verzoeker ten tijde van het geven van die beschikking als het minimum-inkomensijkpunt gold, of

b. een ten gunste van de verzoeker niet eerder dan zes maanden voor de indiening van het verzoek om vrijstelling krachtens de Wet werk en bijstand gegeven beschikking tot vaststelling van algemene bijstand.

D

In bijlage VI wordt ‘Huursubsidiewet’ telkens vervangen door: Wet op de huurtoeslag.

§ 4

Regeling vangnetregeling huursubsidie

Artikel 9

De regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1998 (Stcrt. 150) wordt ingetrokken.

§ 5

Overgangsrecht vangnetregeling

Artikel 10

1. Indien de huurder uiterlijk op 28 februari 2006 een aanvraag om toekenning van een bijzondere bijdrage in de huurlasten als bedoeld in artikel 26b, eerste lid, van de Huursubsidiewet, of een verzoek als bedoeld in artikel 26g, eerste lid, van die wet, zoals die bepalingen laatstelijk luidden vóór de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, heeft ingediend en die aanvraag respectievelijk dat verzoek betrekking heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 of een daaraan voorafgaand bijdragetijdvak wordt die aanvraag respectievelijk dat verzoek afgedaan overeenkomstig de regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1998 (Stcrt. 150), zoals die laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van deze regeling.

2. Een verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 7, achtste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte gaat vergezeld van een beschikking als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van deze regeling of van een beschikking als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van deze regeling.

§ 6

Slotbepalingen

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling huurtoeslaggrenzen 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2005.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Toelichting

Algemeen

Per 1 september 2005 zijn de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Stb. 2005, 344), de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Stb. 2005, 343) en de Wet van 23 juni 2005 tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten (Stb. 2005, 345) in werking getreden. Per 1 januari 2006 zal de wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enige andere wetten (Kamerstukken I 2005/06, 30 337, nr. A) in werking treden. Dientengevolge is ook de Wet op de huurtoeslag (thans: de Huursubsidiewet) gewijzigd. Naast een groot aantal procedurewijzigingen en terminologische wijzigingen worden voorts alle inkomensgerelateerde parameters uit de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) tegelijkertijd aangepast aan het alsdan te hanteren actuele inkomen(sbegrip). Dientengevolge zullen de maximale inkomensgrenzen, genoemd in artikel 14, eerste lid, de verscheidene inkomensklassen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en de referentie-inkomensijkpunten, genoemd in artikel 18, eerste lid, van de Wht, per 1 januari 2006 worden gewijzigd en vervolgens per de 1-januari-datum van elk jaar. De maximale vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen a, c en d, van de Wht, komen dan niet meer voor.

De overige parameters uit de Wht, te weten de maximale huurgrenzen huurtoeslag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdelen a en b, de kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, en de aftoppingsgrenzen, genoemd in artikel 20, tweede lid, van de Wht, worden onveranderd per 1 juli van elk jaar aangepast.

Deze regeling strekt er dus toe om de inkomensgerelateerde parameters uit de Wht per 1 januari 2006 vast te stellen en voorts verscheidene (terminologische) wijzigingen door te voeren die rechtstreeks het gevolg zijn van de introductie van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de dientengevolge gewijzigde Wht.

Voorts zal – nu hoofdstuk 4A. Bijzondere bijdrage in de huurlasten van de voorheen geldende Huursubsidiewet per 1 januari 2006 komt te vervallen – de regeling van 15 juli 1998 van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Stcrt. 150) worden ingetrokken. Per die datum wordt voor de berekening van de tegemoetkoming op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Wht uitgegaan van het actuele inkomen gedurende het berekeningsjaar. Een daling van het actuele inkomen ten opzichte van het rekeninkomen is dan niet meer aan de orde.

Tot slot wordt nog een wetstechnische wijziging doorgevoerd in de Regeling bevordering eigenwoningbezit en worden de vacatiegelden, bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte verhoogd. Voor een nadere toelichting hierop kan worden verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte van deze toelichting.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Met deze artikelen zijn de maximale inkomensgrenzen, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wht, gewijzigd. Geen huurtoeslag wordt verstrekt indien het rekeninkomen bij de 65min-huishoudens meer dan de desbetreffende grens bedraagt. Bij de ouderenhuishoudens worden de maximale inkomensgrenzen nog vermeerderd met de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet (per 1 januari 2006: € 116 bij eenpersoonsouderenhuishoudens; € 232 bij meerpersoonsouderenhuishoudens). De (afgeronde) som van deze bedragen vormt het rekeninkomen voor de ouderenhuishoudens waarboven geen huurtoeslag wordt verstrekt.

Ingevolge artikel I, vijfde lid, van hoofdstuk 2 van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt bij regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in afwijking van artikel 27, vierde lid, van de Wht, de hoogte van de maximum-inkomensgrenzen vastgesteld. Bij de bepaling van de maximum-inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wht, moet per 1 januari 2006 eenmalig worden uitgegaan van een nieuwe beginsituatie, waarbij rekening moet worden gehouden met zowel de overgang van het inkomen uit het voorafgaande (peil)jaar naar actueel inkomen als het afschaffen van de correctie op het verzamelinkomen.

Artikelen 2, 5 en 7, onderdeel A

Ingevolge artikel 16, vijfde lid, van de Wht moet jaarlijks de indeling in inkomensklassen (tabellen) worden herzien. De bovengrens van de eerste – laagste – inkomensklasse is voor elk van de betrokken categorie huishoudens gelijk aan het minimum-inkomensijkpunt voor die categorie huishoudens. Voor de aanpassing daarvan wordt verwezen naar artikel 3 van deze regeling. Ten behoeve van het opstellen van de tabellen worden voor het bepalen van de laagste inkomensklassen de minimum-inkomensijkpunten opgehoogd met € 200 voor eenpersoons(ouderen)huishoudens en € 300 voor meerpersoons(ouderen)huishoudens. Dit gebeurt om een zekere marge in te bouwen vanwege de omstandigheid dat bij het bepalen van deze ijkpunten wordt uitgegaan van de verwachte inkomensontwikkeling op minimumniveau, in plaats van de gerealiseerde inkomensontwikkeling.

De bovengrens van de laatste – hoogste – inkomensklasse is voor elk van de betrokken categorieën huishoudens gelijk aan het betrokken rekeninkomen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wht. Voor de aanpassing van de maximale inkomensgrenzen wordt verwezen naar artikel 1 van deze regeling.

Bij elk van de inkomensklassen hoort een normhuur, waarvan de hoogte wordt bepaald overeenkomstig artikel 19 van de Wht. Per 1 januari 2006 blijft de normhuur, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wht, en dus de basishuur hetzelfde. De met de verscheidene inkomensklassen in lineair verband meelopende bedragen van de normhuur en dus de basishuur wijzigen wel (artikel 5). Deze bedragen gelden dan ook voor het tijdvak dat loopt van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006. Per 1 juli 2006 wordt de normhuur en dus de basishuur op de wettelijk voorgeschreven wijze wederom aangepast. Om te voorkomen dat er per 1 januari 2006 wat betreft de basishuren twee verschillende tabellen zijn, is in de Regeling huur- en koopsubsidiegrenzen 2005 het opschrift van paragraaf 2 aangepast (artikel 7, onderdeel A).

Artikel 3

Ingevolge artikel 27, vijfde lid, van de Wht dienen jaarlijks per 1 januari de minimum-inkomensijkpunten te worden vastgesteld. De basis voor deze bedragen wordt blijkens artikel 17, eerste lid, van de Wht gevormd door bedragen die in de Wet werk en bijstand en de Algemene Ouderdomswet zijn opgenomen.

De onafgeronde minimum-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

Voor ouderen is daarenboven de ongewijzigde franchise van € 1675 voor alleenstaanden en € 1050 voor gehuwden bijgeteld.

Artikel 4

Ingevolge artikel I, vijfde lid, van hoofdstuk 2 van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt bij regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in afwijking van artikel 27, zesde lid, van de Wht, de hoogte van de referentie-inkomensijkpunten vastgesteld. Dit betreft een éénmalige exercitie, nu normaliter (en dus voor het eerst op 1 januari 2007) deze referentie-inkomensijkpunten worden aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de minimum-inkomensijkpunten worden aangepast. Bij de bepaling van de referentie-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wht, moet per 1 januari 2006 namelijk eenmalig worden uitgegaan van een nieuwe beginsituatie, waarbij rekening moet worden gehouden met zowel de overgang van het inkomen uit het voorafgaande (peil)jaar naar actueel inkomen als met het afschaffen van de correctie op het verzamelinkomen.

Artikel 6

Het vervallen van paragraaf 7 (artikel 12) van de Regeling bevordering eigenwoningbezit heeft te maken met het gelijktijdig in artikel 27, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit opnemen van de materie van het zogenoemde fiscale effect. Voor een toelichting hierop zij verwezen naar het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting bij het voorstel van wet, houdende wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (Kamerstukken II 2004/05, 30 134, nr. 3, p. 5). Artikel 12 is daarmee overbodig geworden.

Artikelen 7, onderdelen B en C, en 8, onderdelen A, C en D

De artikelen 7, onderdelen B en C, en 8, onderdelen A, C en D, bevatten wijzigingen van wetstechnische en terminologische aard. Voor een toelichting hierop kan worden verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 8, onderdeel B

Met de wijziging van artikel 7, eerste en tweede lid, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte worden de zogenoemde vacatiegelden voor huurcommissieleden verhoogd. In artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte wordt het bedrag van € 90,76 verhoogd naar € 150 voor huurcommissieleden; in het tweede lid van dat artikel wordt het bedrag van € 113,45 verhoogd naar € 200 voor huurcommissieleden die als waarnemend voorzitter van de huurcommissie optreden.

De achterliggende gedachte voor deze verhogingen is gelegen in het navolgende. Het Ministerie van Financiën stelt het maximumbedrag van de vacatiegelden vast. Nu deze bedragen laatstelijk bij de Regeling maximumbedragen vacatiegeld 2004 (wederom) zijn verhoogd en de vacatiegelden voor de huurcommissieleden in het verlengde hiervan liggen en sinds 30 november 1999 niet meer zijn verhoogd, is het aangewezen ook deze nu te verhogen.

Artikelen 9 en 10

Zoals reeds in het algemeen deel van deze toelichting is opgemerkt, komt de zogenoemde vangnetregeling per 1 januari 2006 te vervallen. Zodoende kan ook de regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1998 (Stcrt. 150) worden ingetrokken (artikel 9).

In artikel 10 is ten aanzien van deze vangnetregeling overgangsrecht opgenomen. Hiermee kunnen de oude aanvragen en verzoeken in het kader van deze vangnetregeling ‘oud’ worden afgedaan (artikel 10, eerste lid).

Voorts is in artikel 10, tweede lid, bepaald dat een verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 7, achtste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte vergezeld gaat van een beschikking als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van deze regeling of van een beschikking als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van deze regeling. Zodoende kan de huurder ook na de inwerkingtreding van deze regeling een verzoek in het kader van de vrijstelling van leges – met inachtneming van de in die artikelen genoemde termijnen – staven aan de hand van een beschikking krachtens de artikelen 7, eerste lid, en 26b, eerste lid, van de Huursubsidiewet, zoals die laatstelijk luidden voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

Naar boven