Wijziging Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 i.v.m. vrijstelling aansluitplicht retailbedrijven

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3509, houdende wijziging van de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 in verband met een vrijstelling van de aansluitplicht voor retailbedrijven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 8, eerste lid, van Verordening (EEG) 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen (PbEG 1991, L 198) en op artikel 10, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode;

Besluit:

Artikel I

Na artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 19961 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 3a

Artikel 4, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode is niet van toepassing ten aanzien van marktdeelnemers die producten waarop aanduidingen voorkomen die verwijzen naar de biologische productiemethode, direct aan de eindconsument of eindgebruiker verkopen mits zij deze producten niet produceren, bereiden of opslaan op een andere plaats dan het verkooppunt en mits zij deze producten niet invoeren.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 december 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Inleiding

In het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode in samenhang met de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 wordt uitvoering gegeven aan Verordening (EEG) 2092/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1991 (PbEG 1991, L 198) inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen (hierna: Verordening). Deze Verordening biedt een kader waarin wordt omschreven wat de biologische landbouwmethode inhoudt en waarin wordt aangeven onder welke voorwaarde producten mogen worden aangeboden als ‘biologisch’. Op grond van deze Verordening zijn producenten, bereiders en importeurs van biologische producten verplicht zich te onderwerpen aan een controlesysteem om te garanderen dat producten die worden aangeduid als biologisch ook daadwerkelijk zijn geproduceerd met inachtneming van de voorschriften uit de Verordening.

Recentelijk is de Verordening gewijzigd door Verordening 392/2004/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PbEG 2004, L 65).

Met deze wijziging is onder andere het controlesysteem verbeterd en is de groep marktdeelnemers die zich moeten onderwerpen aan het controlesysteem uitgebreid. Als gevolg van deze wijziging moeten nu ook marktdeelnemers die biologische producten verhandelen of opslaan zich aan het controlesysteem zoals beschreven in de Verordening onderwerpen. De Raad zag aanleiding tot wijziging van de Verordening omdat het de afgelopen jaren is voorgekomen dat producten in de handel zijn gebracht als ‘biologisch’ terwijl deze niet in overeenstemming waren met de voorschriften van de verordening. Zo zijn bijvoorbeeld recentelijk biologisch geproduceerde producten tijdens de opslag verontreinigd geraakt met onkruidverdelgers.

Bij besluit van 8 december 2005 (Stb. 652) is in het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode de verplichting opgenomen voor marktdeelnemers die biologische producten in de handel brengen en voor marktdeelnemers die biologische producten opslaan, om zich te onderwerpen aan het controlesysteem door aansluiting bij de controle-instelling Stichting Skal.

Vrijstelling van aansluitplicht voor detailhandel

In de Verordening is voor de Lidstaten de mogelijkheid opgenomen om marktdeelnemers die biologische producten direct aan de consument of aan de eindgebruiker leveren onder voorwaarden vrij te stellen van de verplichting zich te onderwerpen aan het controlesysteem. Gebruikmaking van de mogelijkheid om de zogenoemde detailhandel vrij te stellen van de aansluitplicht ligt in de rede omdat vanwege de wijze van verkoop in de detailhandel een zeer intensief controlesysteem zou moeten worden ingericht. Bovendien is het onzeker in hoeverre een dergelijk systeem ook daadwerkelijk effect zou sorteren met betrekking tot een bijdrage aan de betrouwbaarheid van het biologisch product. Daarnaast werkt een intensief controlesysteem kostenverhogend hetgeen voor de detailhandel een reden zou kunnen zijn af te zien van de verkoop van biologische producten, terwijl het streven van de overheid juist gericht is op de verhoging van de verkoop van biologische producten.

Deze vrijstelling laat echter onverlet dat zal worden aangestuurd op de ontplooiing van eigen initiatieven van de detailhandel waarmee bijzondere maatregelen worden getroffen om de consument te kunnen garanderen dat het als ‘biologisch’ aangeboden product ook daadwerkelijk biologisch is. Wanneer deze initiatieven uitblijven en er onvoldoende waarborgen lijken te zijn die moeten garanderen dat een aan de consument aangeboden ‘biologisch’ product, ook daadwerkelijk biologisch is, zal worden bezien of het gewenst is deze vrijstellingsregeling te herzien.

Reikwijdte van de vrijstelling

Met Artikel I van onderhavige regeling wordt de vrijstelling voor de detailhandel in de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 opgenomen. De vrijstelling van de aansluitplicht bij de Stichting Skal van de detailhandel is uitsluitend van toepassing ingeval deze bedrijven de biologische producten niet produceren, bereiden of opslaan op een andere plaats dan het verkooppunt, en zij deze producten niet uit een derde land invoeren. Immers, ingeval dergelijke activiteiten plaatsvinden bestaat ook voor detailhandelaren de verplichting om zich respectievelijk als producent, bereider, opslagbedrijf of importeur bij de Stichting Skal aan te sluiten. Zoals ook in de nota van toelichting bij het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode (Stb. 1992, 661) staat, wordt een bedrijf dat direct aan de consument levert maar in een aparte ruimte de biologische producten bewerkt of laat bewerken beschouwd als bereider en zal zich dus bij de Stichting Skal moeten aansluiten. Onderhavige vrijstellingsregeling laat deze verplichting onverlet.

Administratieve lasten

Aansluiting bij de Stichting Skal brengt jaarlijks terugkomende administratieve lasten met zich. Een aansluitplicht voor de detailhandel bij de Stichting Skal zou betekenen dat naast de 500 gespecialiseerde detailhandelaren die biologische producten leveren aan de consument ook alle grootwinkelbedrijven1 waar biologische producten worden aangeboden zich moeten onderwerpen aan het controlesysteem. De eenmalige aansluiting kost per bedrijf ongeveer 7,5 uur tegen een tarief van € 30,36 hetgeen een eenmalige administratieve last van ongeveer € 230 betekent. Daarnaast kosten de controles en het bijhouden van de administratie per bedrijf ongeveer 16 uren per jaar tegen een tarief van € 30,36 die administratieve lasten zouden per bedrijf derhalve ongeveer € 486 per jaar bedragen. Daarnaast zal ook jaarlijks aan Stichting Skal een bijdrage moeten worden betaald in verband met de aansluiting.

Als gevolg van deze vrijstellingsregeling wordt een toename van de bovengenoemde administratieve lasten voorkomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 1996, 137; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 15 december 2004, Stcrt. 248.

Naar boven