Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 8 december 2005, nummer 2005/59, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/6.13.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt gewijzigd en komt te luiden:

6.13.6 Ondersteuning van doorgeleiding bij verwijdering door de lucht

Onderdanen van derde landen die niet of niet langer rechtmatig op het grondgebied van de Europese Unie verblijven en op wie een verwijderingsmaatregel van toepassing is, worden veelal verwijderd per luchtvaartuig. Rechtstreekse vluchten zijn niet altijd mogelijk en soms moet gebruik worden gemaakt van vluchten via transitluchthavens van andere lidstaten. Richtlijn 2003/110/EG van de Raad van de Europese Unie voorziet in wederzijdse ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van verwijdering door de lucht en geeft regels voor eenvormige procedures. De richtlijn is niet van toepassing op Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Wel is de richtlijn van toepassing op IJsland en Noorwegen.

Indien de lidstaat die een persoon wenst terug te zenden om redelijke en praktische motieven geen gebruik kan maken van een rechtstreekse vlucht naar het land van bestemming, kan hij verzoeken om doorgeleiding door de lucht via Nederland. Een schriftelijk verzoek om doorgeleiding van een andere lidstaat moet worden ingediend bij de Koninklijke Marechaussee te Schiphol. Het verzoek dient zo vroeg mogelijk te worden ingediend, en ten minste twee dagen vóór de doorgeleiding bij de Koninklijke Marechaussee aan te komen. In bijzonder dringende en naar behoren gemotiveerde gevallen mag deze termijn korter zijn. Het verzoek moet worden ingediend door middel van het daartoe in de richtlijn vastgelegde formulier.

Een verzoek om doorgeleiding door de lucht kan worden geweigerd wanneer:

a. de onderdaan van een derde land in Nederland op grond van de nationale wetgeving vervolgd zal worden wegens strafbare feiten of gezocht wordt ter uitvoering van een vonnis;

b. de doorgeleiding door andere staten dan wel de overname door het land van bestemming niet uitvoerbaar is;

c. de verwijderingsmaatregel vereist dat op Nederlands grondgebied van de ene op de andere luchthaven wordt overgestapt;

d. de gewenste ondersteuning door de Koninklijke Marechaussee om praktische redenen niet mogelijk is op een bepaald tijdstip;

e. de onderdaan van een derde land gevaar oplevert voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van Nederland.

Wanneer na het verlenen van toestemming tot doorgeleiding omstandigheden als hierboven genoemd bekend worden, kan de reeds verleende toestemming worden ingetrokken. Bij weigering of intrekking van toestemming dient de Koninklijke Marechaussee de verzoekende lidstaat onverwijld en met opgave van redenen hiervan op de hoogte te brengen.

De Koninklijke Marechaussee stelt de verzoekende lidstaat onmiddellijk, in ieder geval binnen twee dagen, in kennis van de beslissing op het verzoek om doorgeleiding. Deze termijn kan, in naar behoren gemotiveerde gevallen, met ten hoogste 48 uur worden verlengd. Zonder instemming van Nederland mag de verzoekende lidstaat niet met de doorgeleiding beginnen. Als echter niet binnen de gestelde termijn wordt geantwoord, kan de verzoekende lidstaat beginnen met de doorgeleiding door middel van een kennisgeving aan de Koninklijke Marechaussee.

De doorgeleiding dient binnen de kortst mogelijke tijdspanne plaats te vinden, en maximaal binnen 24 uur. Dit betekent dat de vreemdeling de luchthaven binnen 24 uur weer moet hebben verlaten. Deze termijn kan, op verzoek van en in overleg met de verzoekende lidstaat, worden verlengd tot maximaal 48 uur in gevallen waarin de voltooiing van de doorgeleiding niet kan worden gewaarborgd. Tijdens de gehele doorgeleiding dient de Koninklijke Marechausse bereikbaar te zijn voor de betrokken autoriteiten van de verzoekende lidstaat.

De Koninklijke Marechaussee begeleidt de doorgeleiding in het kader van haar grensbewakingstaak ex artikel 46 van de Vreemdelingenwet 2000. Bij de begeleiding van de doorgeleiding beschikt de Koninklijke Marechaussee over bevoegdheden in het belang van de grensbewaking. In overleg met de autoriteiten van de verzoekende lidstaat neemt de Koninklijke Marechaussee in dit kader alle mogelijke en nodige ondersteunende maatregelen. Dit betreft met name de volgende maatregelen:

a. de vreemdeling wordt, op grond van artikel 4.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000, van het vliegtuig afgehaald en begeleid op het terrein van de transitluchthaven, met name naar de aansluitende vlucht. De Koninklijke Marechaussee ziet er op toe dat de doorgeleiding plaatsvindt, ofwel dat de vreemdeling Nederland ook daadwerkelijk weer verlaat;

b. in noodgevallen wordt aan de vreemdeling en eventueel aan zijn begeleiders van de verzoekende lidstaat medische hulp verstrekt op grond van artikel 6, eerste lid, onder c, juncto artikel 2 van de Politiewet 1993;

c. aan de vreemdeling en eventueel aan zijn begeleiders van de verzoekende lidstaat wordt voeding verstrekt op grond van artikel 6, eerste lid, onder c, juncto artikel 2 van de Politiewet 1993;

d. met name bij verwijdering zonder begeleiding door de autoriteiten van de verzoekende lidstaat worden, op grond van artikel 52 van de Vreemdelingenwet 2000 en van artikel 4.23 van het Vreemdelingenbesluit 2000, reisdocumenten in ontvangst genomen, in bewaring gehouden en doorgegeven;

e. in geval van doorreis zonder begeleiding door de autoriteiten van de verzoekende lidstaat, wordt aan die autoriteiten medegedeeld de plaats en het tijdstip van vertrek van de vreemdeling van het Nederlands grondgebied;

f. aan de verzoekende lidstaat wordt medegedeeld of er tijdens de doorgeleiding van de vreemdeling ernstige incidenten hebben plaatsgevonden.

Op grond van artikel 4.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is de vreemdeling verplicht zich te houden aan de door de ambtenaar belast met de grensbewaking in het kader van de uitoefening van zijn taak gegeven aanwijzingen. Hieronder vallen tevens de aanwijzingen van deze ambtenaar aan de vreemdeling met betrekking tot de plaats waar de laatste zich dient op te houden. Overtreding van deze aanwijzingen is strafbaar gesteld in artikel 108 van de Vreemdelingenwet 2000.

De ambtenaren van de Koninklijke Marechausse, die (tevens) zijn aangewezen als ambtenaren belast met het vreemdelingentoezicht, beschikken in het kader van ondersteuning van doorgeleiding bij verwijdering door de lucht, indien noodzakelijk, over de bevoegdheden tot vrijheidsbeperking en vrijheidsontneming op grond van artikel 50 en artikel 59, van de Vreemdelingenwet 2000. Voor zover de betrokken vreemdeling de toegang is geweigerd door de verzoekende lidstaat, kan artikel 6, van de Vreemdelingenwet 2000 worden toegepast. Voor toepassing van maatregelen van vrijheidsbeperking en vrijheidsontneming wordt verwezen naar A5. Bevoegdheden kunnen ook zijn gerelateerd aan de algemene politietaak van de Koninklijke Marechaussee op Schiphol op grond van artikel 2 van de Politiewet 1993.

Ten aanzien van het gebruik van hulpmiddelen om de vreemdeling in zijn bewegingsvrijheid te beperken, wordt verwezen naar paragraaf A4/6.14. De bepalingen van deze paragraaf zijn hier onverkort van toepassing.

Begeleiders van de autoriteiten van de verzoekende lidstaat moeten in alle omstandigheden de Nederlandse regelgeving naleven. Zij hebben derhalve geen verdergaande bevoegdheden dan de Nederlandse regelgeving toelaat. De begeleiders dragen tijdens de doorgeleiding door de lucht geen wapens en zijn gekleed in burgerkleding. Op verzoek dienen zij passende identificatiemiddelen te overleggen, waar onder de toestemming voor doorgeleiding die door Nederland is afgegeven, of, in geval niet tijdig een toestemming is afgegeven, een kennisgeving van doorgeleiding.

In de volgende gevallen kan de vreemdeling onmiddellijk voor terugname worden overgedragen aan de verzoekende lidstaat:

a. indien de toestemming tot doorgeleiding door de lucht is geweigerd of ingetrokken;

b. indien de vreemdeling tijdens de doorgeleiding Nederland is binnengekomen, zonder dat toestemming voor de doorgeleiding is verleend;

c. indien de doorgeleiding van de vreemdeling naar een ander land van doorreis of naar het land van bestemming is mislukt, of de inscheping voor de aansluitende vlucht is mislukt;

d. indien de doorgeleiding door de lucht om een andere reden niet mogelijk is. Van deze omstandigheid kan bijvoorbeeld sprake zijn in verband met capacitaire beperkingen bij de Koninklijke Marechaussee.

B

Paragraaf A4/6.15 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt gewijzigd en komt te luiden:

6.15 Uitzetting via transitluchthaven in een EU-lidstaat

Richtlijn 2003/110/EG van de Raad van de Europese Unie voorziet in wederzijdse ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van verwijdering door de lucht en geeft regels voor eenvormige procedures. Indien bij uitzetting via de lucht geen gebruik kan worden gemaakt van een rechtstreekse vlucht naar het land van bestemming, kan worden verzocht om doorgeleiding door de lucht via een andere lidstaat van de Europese Unie. Er wordt in beginsel niet om doorgeleiding door de lucht verzocht wanneer de verwijderingsmaatregel gepaard dient te gaan met de overbrenging van de betrokken vreemdeling naar een andere luchthaven op het grondgebied van de aangezochte lidstaat.

Het verzoek om al dan niet begeleide doorgeleiding door de lucht en de daarmee verbonden ondersteuningsmaatregelen moet door de Koninklijke Marechaussee schriftelijk worden ingediend bij de aangezochte lidstaat. Hiertoe dient gebruik te worden gemaakt van het formulier model M102. Het verzoek moet zo vroeg mogelijk, doch ten minste twee dagen vóór de doorgeleiding, in de aangezochte lidstaat aankomen. In bijzonder dringende en naar behoren gemotiveerde gevallen mag deze termijn korter zijn. De aangezochte lidstaat dient onmiddellijk, in ieder geval binnen twee dagen, een beslissing op het verzoek bekend te maken. Deze termijn kan, in gemotiveerde gevallen, met ten hoogste 48 uur worden verlengd. Zonder instemming van de aangezochte staat wordt niet met de doorgeleiding door de lucht begonnen. Indien de aangezochte lidstaat niet binnen de gestelde termijn antwoordt, kan met de doorreis worden begonnen door middel van een kennisgeving.

Ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee begeleiden de doorgeleiding. Zij moeten daarbij in alle omstandigheden de regelgeving van de aangezochte lidstaat naleven. Zij hebben derhalve geen verdergaande bevoegdheden dan de betreffende regelgeving toelaat. De begeleiders dragen tijdens de doorgeleiding door de lucht geen wapens en zijn gekleed in burgerkleding. Op verzoek dienen zij passende identificatiemiddelen te overleggen, waaronder de toestemming voor doorgeleiding die door de aangezochte lidstaat is afgegeven, of, in voorkomende gevallen, een kennisgeving van doorgeleiding.

Vreemdelingen worden onmiddellijk teruggenomen van de aangezochte lidstaat wanneer:

a. de toestemming tot doorgeleiding door de lucht door de aangezochte lidstaat is geweigerd of ingetrokken;

b. de vreemdeling tijdens de doorgeleiding zonder toestemming de aangezochte lidstaat is binnengekomen;

c. de doorgeleiding van de vreemdeling naar een ander land van doorreis of naar het land van bestemming is mislukt, of de inscheping voor de aansluitende vlucht is mislukt;

d. de doorgeleiding door de lucht om een andere reden niet mogelijk is.

C

Paragraaf A4/6.16 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt gewijzigd en komt te luiden:

6.16 Documentatie

In de administratie van de korpschef van de politie of van de Commandant der Koninklijke Marechaussee dient een afschrift te worden bewaard van alle correspondentie welke omtrent het vertrek of de uitzetting van de vreemdeling is gevoerd alsmede van de ter zake ingezonden formulieren en opgemaakte rapporten en processen-verbaal. Voorts moet uit de administratie blijken of en zo ja op welke datum en op welke wijze de vreemdeling uit Nederland is vertrokken.

D

Paragraaf A4/6.17 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt gewijzigd en komt te luiden:

6.17 Signalering in het opsporingsregister

Op verzoek van het ministerie van Justitie kunnen ten aanzien van vreemdelingen signaleringen worden opgenomen (zie A3/4).

E

Paragraaf A4/6.18 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt gewijzigd en komt te luiden:

6.18 Bericht van vertrek

De korpschef of de Commandant der Koninklijke Marechaussee dient het vertrek of de uitzetting van een vreemdeling uit Nederland door toezending van een bericht (model M100) aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), en indien van toepassing aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, te melden. Indien de vreemdeling met gebruikmaking van de Terugkeerregeling van de Internationale Organisatie voor Migratie is vertrokken, blijft toezending van dit bericht achterwege (zie 5). De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verstrekt dan wel voorafgaand aan het vertrek informatie aan de Internationale Organisatie voor Migratie over eventuele ketenpartners die door de Internationale Organisatie voor Migratie van het uiteindelijke vertrek op de hoogte moeten worden gesteld. In alle gevallen kan advies worden uitgebracht om de vreemdeling in het opsporingsregister te signaleren (zie A3/4).

Bij toezending van het bericht van vertrek dient te worden aangegeven op welke wijze de vreemdeling is vertrokken. Daartoe kan een keuze worden gemaakt uit de volgende vertrekcategorieën:

Uitzetting

Verwijdering met de sterke arm uit Nederland van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling (inclusief Dublinclaimanten en personen vallende onder andere overdrachtsovereenkomsten). Naast de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ontvangt, indien van toepassing, ook de opvangverlenende instantie deze informatie.

Vertrek onder toezicht van zelfmelder

Het onder begeleiding uit Nederland doen vertrekken van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, die zich zelfstandig heeft gemeld bij de Koninklijke Marechaussee op een luchthaven of zeehaven voor het verkrijgen van reisdocumenten.

Vertrek onder toezicht MTV

Het met de sterke arm aan de landgrenzen doen vertrekken van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling die tijdens een MTV-controle is aangetroffen. De vreemdeling wordt hierbij niet in persoon overgedragen aan de autoriteiten van België of Duitsland.

Overgave na controle MTV aan landgrenzen

Het met de sterke arm in persoon overdragen aan de autoriteiten van het aangrenzende Schengenland (Duitsland of België) van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling die bij een MTV-controle is aangetroffen.

Opheffing IBS met aanzegging Nederland te verlaten

Het doen van de aanzegging Nederland te verlaten bij het opheffen van de vreemdelingenbewaring van een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling.

Aanzegging Nederland te verlaten

Het doen van een aanzegging Nederland te verlaten bij adrescontrole, MTV-controle of na staandehouding (die mogelijk heeft geleid tot ophouding) aan een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft, maar waarvan na een identiteits- en nationaliteitsonderzoek is gebleken dat deze niet daadwerkelijk uit Nederland verwijderd kan worden. Naast de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ontvangt, indien van toepassing, ook de opvangverlenende instantie deze informatie.

Zelfstandig de woonruimte verlaten tijdens de procedure vóór het ingaan van de vertrektermijn

Tijdens de asielprocedure of reguliere procedure bij adrescontrole constateren dat de woonruimte van de vreemdeling definitief verlaten is. Naast de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ontvangt, indien van toepassing, ook de opvangverlenende instantie deze informatie.

Zelfstandig de woonruimte verlaten in of na de vertrektermijn van de procedure

In of na de vertrektermijn van de asielprocedure of reguliere procedure bij adrescontrole constateren dat de woonruimte van de vreemdeling definitief verlaten is. Naast de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ontvangt, indien van toepassing, ook de opvangverlenende instantie deze informatie.

F

Paragraaf A4/6.19 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt gewijzigd en komt te luiden:

6.19 Bericht van ontruiming

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers dient de ontruiming van een vreemdeling uit de opvangvoorzieningen door toezending van een bericht (model M100a) aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te melden.

G

Model M102 wordt toegevoegd.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Den Haag, 8 december 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaalInternationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Bijlage

stcrt-2005-247-p35-SC72795-1.gifstcrt-2005-247-p35-SC72795-2.gifstcrt-2005-247-p35-SC72795-3.gifstcrt-2005-247-p35-SC72795-4.gif

Toelichting bij wijziging 2005/59

A

A2/6.13.6 Ondersteuning van doorgeleiding bij verwijdering door de lucht

Door middel van deze toevoeging wordt gevolg gegeven aan de verplichting de richtlijn 2003/110/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 in nationale regelgeving om te zetten. Het betreft de richtlijn inzake de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht. De richtlijn regelt de begeleiding van vreemdelingen bij de uitzetting via een transitluchthaven op het grondgebied van een andere lidstaat. In deze paragraaf is beschreven hoe de Koninklijke Marechaussee dient om te gaan met verzoeken om doorgeleiding via een Nederlandse luchthaven.

B

A4/6.15 Uitzetting via transitluchthaven in een EU-lidstaat

Door middel van deze toevoeging wordt gevolg gegeven aan de verplichting de richtlijn 2003/110/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 in nationale regelgeving om te zetten. Het betreft de richtlijn inzake de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht. De richtlijn regelt de begeleiding van vreemdelingen bij de uitzetting via een transitluchthaven op het grondgebied van een andere lidstaat. In deze paragraaf is beschreven hoe de Koninklijke Marechaussee een verzoek indient om een vreemdeling uit te zetten via een luchthaven van een andere lidstaat.

C

A4/6.16

Deze paragraaf is vernummerd vanwege de invoeging van een nieuwe paragraaf A4/6.15.

D

A4/6.17

Deze paragraaf is vernummerd vanwege de invoeging van een nieuwe paragraaf A4/6.15.

E

A4/6.18

Deze paragraaf is vernummerd vanwege de invoeging van een nieuwe paragraaf A4/6.15.

F

A4/6.19

Deze paragraaf is vernummerd vanwege de invoeging van een nieuwe paragraaf A4/6.15.

G

Model M102

Als bijlage bij de richtlijn 2003/110/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 is een formulier vastgesteld dat moet worden gebruikt bij het aanvragen van ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht. Dit formulier is als model M102 opgenomen. Van dit formulier is ook een Engelse versie (M102-A) opgenomen.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze,

de directeur-generaalInternationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven