Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2005, 246 pagina 24 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2005, 246 pagina 24 | Overig |
Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3455, houdende vrijstellingen gewasbeschermingsmiddelen 2006
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
In overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen de aanvragen van de Nederlandse Fruittelers Organisatie, LTO-Nederland, Plantum NL, Hoofdproductschap Akkerbouw en de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur;
Gezien de adviezen van TNO en NOTOX;
Gezien de beoordeling van de aanvragen door de Plantenziektenkundige Dienst van 10 november 2005;
Gelet op artikel 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder ‘wet’: Bestrijdingsmiddelenwet 1962.
Van het verbod van artikel 2, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor zover de in deel I van de bijlage gestelde gebruiksvoorschriften en gebruiksaanwijzing worden nageleefd bij het afleveren, voor handen of in voorraad hebben, binnen Nederland brengen of gebruiken van de in deel I van de bijlage genoemde gewasbeschermingsmiddelen aan degenen die:
a. beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam zijn in de teelt waarvoor het betrokken middel ingevolge dit besluit is vrijgesteld, of
b. ten behoeve van een onder a bedoeld persoon die ter uitoefening van een beroep of bedrijf werkzaamheden met het betrokken gewasbeschermingsmiddel verrichten.
Van het verbod van artikel 10, eerste lid, van de wet om te handelen in strijd met de krachtens de artikelen 5, tweede, derde, vierde, zesde, zevende en achtste lid, 5a, eerste en tweede lid, en 9, tweede en derde lid, vastgestelde voorschriften wordt vrijstelling verleend voor zover de in deel II van de bijlage gestelde gebruiksvoorschriften en gebruiksaanwijzing worden nageleefd bij het afleveren, voorhanden of in voorraad hebben, binnen Nederland brengen of gebruiken van de in deel II van de bijlage genoemde gewasbeschermingsmiddelen aan degenen die:
a. beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam zijn in de teelt waarvoor het betrokken middel ingevolge dit besluit is vrijgesteld, of
b. ten behoeve van een onder a bedoeld persoon ter uitoefening van een beroep of bedrijf werkzaamheden met het betrokken gewasbeschermingsmiddel verrichten.
De in artikel 2, onderscheidenlijk 3, bedoelde vrijstelling is slechts van toepassing voorzover het afleveren, voorhanden of in voorraad hebben, binnen Nederland brengen of gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen plaats vindt ten behoeve van de bestrijding van de ziekte of plaag in de teelt waarvoor het betrokken middel ingevolge dit besluit is vrijgesteld.
1. De in artikel 2 bedoelde vrijstelling is voorts slechts van toepassing, voorzover het gehalte aan werkzame stof en de verdere samenstelling, kleur, vorm, afwerking, verpakking, aanduiding en overige vermeldingen op, aan of bij de verpakking van het gewasbeschermingsmiddel zijn aangebracht in overeenstemming met hetgeen daaromtrent is bepaald in:
1°. de regeling Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten dan wel de Regeling samenstelling bestrijdingsmiddelen, zoals die voor het betrokken middel op het tijdstip waarop dat middel laatstelijk was toegelaten van kracht waren;
2°. de paragrafen II (samenstelling, vorm en afwerking) en IV (verpakking en etikettering) van het toelatingsbesluit van het college, zoals dat laatstelijk voor het betrokken middel gold, met uitzondering van het wettelijk gebruiksvoorschrift, de gebruiksaanwijzing, de gevaarsaanduiding en de veiligheidsaanbevelingen, en
3°. de gebruiksvoorschriften en de gebruiksaanwijzing, zoals die voor de betrokken werkzame stof zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
2. De in artikel 2, onderscheidenlijk 3, bedoelde vrijstelling is voorts slechts van toepassing, voor zover de administratieve voorschriften in deel III van de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.
1. Wanneer het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen besluit tot toelating van een in de bijlagen genoemd gewasbeschermingsmiddel voor een in de bijlagen genoemde toepassing op grond van artikel 5, zesde of zevende lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 vervalt de vrijstelling.
2. Wanneer het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen besluit tot afwijzing van een aanvraag tot toelating als bedoeld in artikel 5, zesde of zevende lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 voor een in de bijlagen genoemd gewasbeschermingsmiddel voor een in de bijlagen genoemde toepassing blijft de vrijstelling gelden tot de in de bijlagen genoemde datum.
Een vrijstelling vervalt in ieder geval op de uiterste datum van de implementatietermijn van een communautaire maatregel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie tot het opnemen of niet opnemen van een werkzame stof in bijlage I bij richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L230).
1. Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstellingen gewasbeschermingsmiddelen 2006.
2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2007.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Deel I. De gewasbeschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 2
Deel II. De gewasbeschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 3
Deel III. Administratieve voorschriften, bedoeld in artikel 5, tweede lid
Deel I. Voorschriften voor de gewasbeschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 2
Deel II. Voorschriften voor de gewasbeschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 3
II.A. Knelpunt Biologische appel–appelbloesemkever
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Spruzit vloeibaar
Gehalte werkzame stof: 160 g/l piperonylbutoxide, 40 g/l pyrethrinen
Toelatingsnummer: 7229 N
Toelatingshouder: W. Neudorff GmbH KG
Knelpunt: Biologische appel–appelbloesemkever
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel met maximaal 2 toepassingen per teelt of teeltseizoen in de biologische teelt van appels vanaf 1 april tot en met 30 april 2006.
Veiligheidstermijn:
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan 2 dagen.
In verband met het risico voor waterorganismen is de toepassing op percelen die grenzen aan watergangen uitsluitend toegestaan bij éénzijdig spuiten van de laatste bomenrij in de richting van het perceel en/of bij toepassing dient tussen de watergang en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm aanwezig te zijn.
Het middel is ontvlambaar. Het middel is zeer vergiftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Draag geschikte beschermende kleding en handschoenen.
– Buiten bereik van kinderen bewaren.
– Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder.
– Afval niet in de gootsteen werpen.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Biologische teelt van appels, ter bestrijding van de appelbloesemkever (Anthonomus pomorum).
Het gewas dient aan alle kanten goed bespoten te worden met uitzondering van de laatste bomenrij langs een watergang. Bespuiting zonodig na een week herhalen. Bij voorkeur overdag, op een zonnige dag spuiten aangezien dan de kevers het meest actief zijn. Niet meer aanmaken dan in een paar uur te verwerken is. Aangemaakte oplossing niet langdurig blootstellen aan zonlicht en hoge temperaturen.
Dosering: 0,1% (100 ml op 100 liter water).
II.B. Knelpunt Biologische pruim–bladluis
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Spruzit vloeibaar
Gehalte werkzame stof: 160 g/l piperonylbutoxide, 40 g/l pyrethrinen
Toelatingsnummer: 7229 N
Toelatingshouder: W. Neudorff GmbH KG
Knelpunt: Biologische pruim–bladluis
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel met maximaal 2 toepassingen per teelt of teeltseizoen in de biologische teelt van pruimen vanaf 1 mei tot en met 1 juli 2006.
Veiligheidstermijn:
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan 2 dagen.
In verband met het risico voor waterorganismen is de toepassing op percelen die grenzen aan watergangen uitsluitend toegestaan bij éénzijdig spuiten van de laatste bomenrij in de richting van het perceel en/of bij toepassing dient tussen de watergang en de buitenste bomenrij een aaneengesloten windscherm aanwezig te zijn.
Het middel is ontvlambaar. Het middel is zeer vergiftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Draag geschikte beschermende kleding en handschoenen.
– Buiten bereik van kinderen bewaren.
– Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoeder.
– Afval niet in de gootsteen werpen.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Biologische teelt van pruimen, ter bestrijding van de melige pruimenluis (Hyalopterus pruni).
Het gewas dient aan alle kanten goed bespoten te worden met uitzondering van de laatste bomenrij langs een watergang; in het bijzonder de onderkant van het blad. Bespuiting zonodig na een week herhalen. Bij voorkeur ’s avonds toepassen voor extra lange werking. Niet meer aanmaken dan in een paar uur te verwerken is. Aangemaakte oplossing niet langdurig blootstellen aan zonlicht en hoge temperaturen.
Dosering: 0,1% (100 ml op 100 liter water).
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Vertimec
Gehalte werkzame stof: 18 g/l abamectine
Toelatingsnummer: 10020 N
Toelatingshouder: Syngenta Crop Protection
Knelpunt: Aardbei ter bestrijding van trips
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel met maximaal 3 toepassingen per teelt of teeltseizoen in de bedekte productieteelt van aardbei van 1 februari tot en met 1 juli 2006.
In de bedekte teelt mag het middel uitsluitend worden toegepast door middel van:
– een gewasgerichte behandeling met hydraulische spuitapparatuur (hogedrukspuit) mits per hectare minimaal 250 liter spuitvloeistof wordt toegepast met een druk bij de pomp die niet hoger is dan 25 bar (d.d. 2500 kPa of 25 kgf/cm3 of 25 atm),
– een ruimtebehandeling met een Laag Volume vernevelaar (Low Volume Misters).
Het middel mag uitsluitend worden toegepast onder strikte in achtneming van het gestelde onder veiligheidsaanbevelingen.
Het middel mag uitsluitend worden toegepast indien er geen andere personen in de desbetreffende ruimte aanwezig zijn, tenzij deze personen het gestelde onder veiligheidsaanbevelingen strikt in acht nemen.
Dit middel is gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet toegestaan is toepassing in bloeiende gewassen of wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. Niet toegestaan is toepassing in niet-bloeiende gewassen die actief bezocht worden door bijen of hommels (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van luizen die honingdauw afscheiden).
Het middel is schadelijk bij inademing en opname door de mond, irriterend voor de ogen en kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. Het is zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken. Het kan de vruchtbaarheid en het ongeboren kind schaden.
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Spuitnevel niet inademen.
– Draag geschikte beschermende kleding, handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen.
– Bij een ongeval of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk dit etiket tonen).
– Blootstelling vermijden – vóór gebruik speciale aanwijzingen raadplegen.
– Deze stof en de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Veiligheidstermijn:
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan 3 dagen voor aardbei.
Verspuit het middel onder hoge druk met voldoende water om optimale verdeling over zowel boven- als onderzijde van het blad bereiken. Gebruik minimaal 0,5 liter middel per ha. Het is niet nodig om een uitvloeier toe te voegen.
In de bedekte productieteelt van aardbei, ter bestrijding van larven van trips (Frankliniella occidentalis).
Toepassen zodra larven worden waargenomen. De behandeling indien nodig herhalen. Het middel maximaal 3 maal per teelt toepassen met een interval van minimaal 7 dagen.
Dosering: 0,05% (50 ml per 100 liter water) in maximaal 1500 liter water per ha.
Gezien de inherente risico’s van de ontwikkeling van resistentie tegen enigerlei product wordt sterk aanbevolen Vertimec toe te passen in een goed programma om resistentie tegen te gaan.
II.D. Knelpunt Andijvie en Raddicchio Rosso–bladluizen
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Gaucho Tuinbouw
Gehalte werkzame stof: 70% imidacloprid
Toelatingsnummer: 12341 N
Toelatingshouder: Bayer Cropscience B.V.
Knelpunt: Andijvie en Radicchio rosso–bladluizen
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als middel voor de behandeling van zaden ten behoeve van de onbedekte teelt van andijvie en Radicchio rosso ter voorkoming van aantasting door insecten vanaf 1 januari tot en met 1 juli 2006.
Dit middel is schadelijk bij opname door de mond en kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid.
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Behandelde zaden niet voor menselijke of dierlijke consumptie bestemmen.
– Niet roken tijdens gebruik.
– Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
– Tijdens het mengen/laden en afzakken en de ontsmetting een geschikte adembescherming dragen. Voor voldoende reductie van de inhalatoire blootstelling dient optimale adembescherming met verse luchttoevoer effectief te worden gebruikt.
– In geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket tonen.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Na de teelt van andijvie en Radicchio rosso, die direct gezaaid worden op het zaaibed, zijn alleen de volgende volggewassen mogelijk: sla (m.u.v. veldsla), sluitkool, spruitkool, boerenkool, broccoli, chinese kool, andijvie, Radicchio rosso of een niet-consumptiegewas.
Als andijvie en Radicchio rosso eerst in perspot of tray wordt gezaaid en later op het veld wordt uitgeplant geldt deze restrictie niet als er een kerende grondbewerking van het productieveld heeft plaatsgevonden.
Gaucho is een systemisch insecticide, het middel wordt via de wortels opgenomen en door de hele plant verspreid.
Onbedekte teelt van andijvie en Radicchio rosso, ter voorkoming van bladluizen (Aphidiae).
Het middel heeft een werkingsduur van minimaal één maand.
In de laatste weken voor de oogst dient mogelijk nog 1–2 keer tegen luizen te worden gespoten met een daarvoor toegelaten middel.
Dosering: 1150 gram middel per kg zaden.
Waarschuwing: het middel uitsluitend toepassen bij het pilleren van zaden. Bij combinatie met andere insecticiden dient de gewasverdraagzaamheid per gewas en ras opnieuw te worden gecontroleerd. Er kan enige opkomstvertraging en vertraging in de groei van kiemplanten optreden in de opkweekfase, deze is echter op het moment van uitplanten op het productieveld niet meer zichtbaar.
II.E. knelpunt Boerenkool, broccoli, chinese kool, sluitkool, spruitkool–bladluis
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Gaucho Tuinbouw
Gehalte werkzame stof: 70% imidacloprid
Toelatingsnummer: 12341 N
Toelatingshouder: Bayer CropScience B.V.
Knelpunt: Boerenkool, broccoli, chinese kool, sluitkool, spruitkool–bladluis
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel door middel van behandeling van zaden met maximaal 1 toepassing per teelt of teeltseizoen in de teelt van boerenkool, broccoli, chinese kool, sluitkool en spruitkool vanaf publicatie in de Staatscourant van dit besluit tot en met 1 juli 2006.
Dit middel is schadelijk bij opname door de mond en kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid.
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Behandelde zaden niet voor menselijke of dierlijke consumptie bestemmen.
– Niet roken tijdens gebruik.
– Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
– Tijdens het mengen/laden en afzakken en de ontsmetting een geschikte adembescherming dragen. Voor voldoende reductie van de inhalatoire blootstelling dient optimale adembescherming met verse luchttoevoer effectief te worden gebruikt.
– In geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket tonen.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Na de teelt van boerenkool, broccoli, chinese kool, sluitkool en spruitkool die direct gezaaid worden op het zaaibed, zijn alleen de volgende volggewassen mogelijk: sla (m.u.v. veldsla), sluitkool, spruitkool, boerenkool, broccoli, chinese kool, andijvie, Radicchio rosso of een niet-consumptiegewas.
Als boerenkool, broccoli, chinese kool, sluitkool en spruitkool eerst in perspot of tray wordt gezaaid en later op het veld wordt uitgeplant geldt deze restrictie niet als er een kerende grondbewerking van het productieveld heeft plaatsgevonden.
Gaucho Tuinbouw is een systemisch insecticide. Het middel wordt via de wortels opgenomen en door de gehele plant verspreid.
In de teelt van boerenkool, broccoli, chinese kool, sluitkool en spruitkool, ter voorkoming van aantasting door melige koolluis (Brevicoryne brassicae) en perzikluis (Myzus percsicae).
Dosering: 215 gram middel per eenheid zaden (100.000 zaden).
Het middel uitsluitend toepassen bij het pilleren van zaden, echter niet in combinatie met andere insecticiden (bv. tegen koolvlieg). Er kan enige opkomstvertraging en vertraging in de groei van kiemplanten optreden in de opkweekfase. Deze is echter op het moment van uitplanten op het productieveld niet meer zichtbaar.
II.F. Knelpunt Bloemkool, broccoli en spitskool–koolgalmug
Gewasbeschermingmiddel:
Merknaam: Gaucho Tuinbouw
Gehalte werkzame stof: 70% imidacloprid
Toelatingsnummer: 12341 N
Toelatingshouder: Bayer CropScience B.V.
Knelpunt: Bloemkool, broccoli en spitskool–koolgalmug
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel door middel van behandeling van zaden met maximaal 1 toepassing per teelt of teeltseizoen in de teelt van bloemkool, broccoli en spitskool vanaf publicatie in de Staatscourant van dit besluit tot en met 1 juli 2006.
Dit middel is schadelijk bij opname door de mond en kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid.
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Behandelde zaden niet voor menselijke of dierlijke consumptie bestemmen.
– Niet roken tijdens gebruik.
– Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
– Tijdens het mengen/laden en afzakken en de ontsmetting een geschikte adembescherming dragen. Voor voldoende reductie van de inhalatoire blootstelling dient optimale adembescherming met verse luchttoevoer effectief te worden gebruikt.
– In geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket tonen.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Na de teelt van bloemkool, broccoli en spitskool die direct gezaaid worden op het zaaibed, zijn alleen de volgende volggewassen mogelijk: sla (m.u.v. veldsla), sluitkool, spruitkool, bloemkool, boerenkool, broccoli, chinese kool, andijvie, Radicchio rosso of een niet-consumptiegewas.
Als bloemkool, broccoli en spitskool eerst in perspot of tray wordt gezaaid en later op het veld wordt uitgeplant geldt deze restrictie niet als er een kerende grondbewerking van het productieveld heeft plaatsgevonden.
Gaucho Tuinbouw is een systemisch insecticide. Het middel wordt via de wortels opgenomen en door de gehele plant verspreid.
In de teelt van bloemkool, broccoli en spitskool, ter bestrijding van koolgalmug (Contarinia nasturtii).
Dosering: 215 gram middel per eenheid zaden (100.000 zaden).
Het middel uitsluitend toepassen bij het pilleren van zaden, echter niet in combinatie met andere insecticiden (bv. tegen koolvlieg). Er kan enige opkomstvertraging en vertraging in de groei van kiemplanten optreden in de opkweekfase. Deze is echter op het moment van uitplanten op het productieveld niet meer zichtbaar.
II.G. Knelpunt Ginseng–Phytophthora cactorum
Gewasbeschermingmiddel:
Merknaam: Shirlan
Gehalte werkzame stof: 500 g/l fluazinam
Toelatingsnummer: 12205 N
Toelatingshouder: Syngenta Crop Protection B.V.
Knelpunt: Ginseng–Phytophthora cactorum
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel met maximaal 5 toepassingen per teelt of teeltseizoen in de teelt van ginseng vanaf 1 mei tot en met 1 juli 2006.
Dit middel kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid. Dit middel is zeer vergiftig voor in het water levende organismen en kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Niet roken tijdens gebruik.
– Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding, ook bij werkzaamheden aan behandeld gewas.
– Indien huidreacties optreden ten gevolge van overgevoeligheid voor Shirlan, niet meer werken met dit product of met dit product behandelde planten.
– Deze stof en de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidgegevenskaart.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Ginseng, ter voorkoming van aantasting door Phytophthora cactorum.
Het tijdstip van de eerste behandeling hangt af van de ontwikkeling van het gewas en het weer. Meestal wordt na opkomst van het gewas met de bespuiting begonnen. Afhankelijk van de weersomstandigheden dienen de behandelingen om de 7–10 dagen te worden herhaald.
Dosering: 0,4 liter per hectare
Gewasbeschermingmiddel:
Merknaam: Nissorun Vloeibaar
Gehalte werkzame stof: 250 g/l hexythiazox
Toelatingsnummer: 10379 N
Toelatingshouder: Certis Europe B.V.
Knelpunt: Dahlia–Spint
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als mijtenbestrijdingsmiddel, met dien verstande dat het niet handmatig toegepast mag worden en dat er neerwaarts gespoten dient te worden in de bolbloementeelt van Dahlia, met maximaal 2 toepassingen per teelt of teeltseizoen vanaf 1 juni tot en met 1 juli 2006.
Het volgende moet in acht worden genomen:
– Niet roken tijdens gebruik.
– Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Het middel is werkzaam tegen eieren en alle larvenstadia van spintmijten. De werking tegen volwassen spintmijten is beperkt. Het middel heeft een trage aanvangswerking.
Om de kans op ontwikkeling van resistentie te verkleinen heeft het de voorkeur dat het middel wordt afgewisseld met andere daarvoor toegelaten middelen met een ander werkingsmechanisme of gecombineerd met deze middelen wordt toegepast.
Het middel toepassen met voldoende water om optimale bevochtiging te bereiken van zowel de bovenkant als de onderkant van de bladeren.
In de bolbloementeelt van Dahlia, ter bestrijding van spint (Tetranchidae).
Een bespuiting uitvoeren zodra een beginnende aantasting wordt waargenomen. Indien nodig de behandeling na 7–10 dagen herhalen.
Dosering: 0,02% (20 ml per 100 liter water).
Om zichtbaar residu te voorkomen desgewenst een uitvloeier toevoegen.
Het verdient aanbeveling middels een proefbespuiting vast te stellen of het gewas de behandeling verdraagt.
II.I. Knelpunt Groene potplanten – wol- dop- en schildluizen
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Actellic 50
Gehalte werkzame stof: 500 g/l pirimifos-methyl
Toelatingsnummer: 6469 N
Toelatingshouder: Syngenta Crop Protection B.V.
Knelpunt: Groene potplanten tegen wol-, dop- en schildluizen
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel zonder dat er bij de toepassing mensen in de kas aanwezig zijn vanaf 1 januari tot en met 31 december 2006 als gewasbehandeling in de bedekte teelt van groene potplanten, met maximaal 2 toepassing(en) per teelt of teeltseizoen, met dien verstande dat het middel niet toegepast mag worden in kassen waarvan het condenswater in het oppervlaktewater terecht kan komen.
Na afloop van de behandeling dienen de luchtramen minimaal 4 uur gesloten te blijven, vervolgens minimaal 12 uur afluchten voordat de betreffende ruimte betreden mag worden.
Het middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling.
Dit middel is ontvlambaar, schadelijk bij inademing en opname door de mond, irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen en kan na verslikken longschade veroorzaken. Het middel is zeer vergiftig voor in het water levende organismen (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken).
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
– Spuitnevel niet inademen.
– Bij ontoereikende ventilatie een geschikte adembescherming dragen.
– Deze stof en de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart.
– Bij inslikken niet het braken opwekken, direct een arts raadplegen en de verpakking of het etiket tonen.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Het middel kenmerkt zich door een goede contactwerking en dampwerking. Het middel dringt diep in het plantenweefsel door. De nawerking van het middel is kort. Het middel kan zowel worden verspoten als verneveld door middel van Puls- en Swingfog. Het effect van het middel wordt sterk beïnvloed door de temperatuur. Bij voorkeur niet beneden 20°C behandelen.
In de bedekte teelt van groene potplanten, ter bestrijding van wolluis (Pseudococcidae), schildluis (o.a. Aspidiotus nerii) en dopluis (o.a. Coccus hesperidum en Saissetia coffeae). Zodra aantasting wordt waargenomen een gewasbehandeling uitvoeren. Zonodig de behandeling maximaal 1 maal herhalen met een interval van 10–14 dagen.
Dosering: 0,2% (200 ml middel per 100 liter water).
N.B. Veiligheid voor het gewas: op een groot aantal soorten en variëteiten is het middel toegepast zonder dat beschadiging van het gewas optrad, met uitzondering van een aantal gevallen in de teelt van rozen, Euphorbia (syn. Poinsettia, kerstster) en Adiantum (venushaar). Bij twijfel over fytotoxiciteit wordt aangeraden een proefbespuiting uit te voeren.
II.J. Knelpunt Plantgoedbehandeling lelie–bollenmijt
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Actellic 50
Gehalte werkzame stof: 500 g/l pirimifos-methyl
Toelatingsnummer: 6469 N
Toelatingshouder: Syngenta Crop Protection B.V.
Knelpunt: plantgoedbehandeling lelie tegen bollenmijt
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als mijtenbestrijdingsmiddel in januari 2006 en vanaf oktober tot en met 31 december 2006 als plantgoedbehandeling ten behoeve van de teelt van lelie.
Dit middel is ontvlambaar, schadelijk bij inademing en opname door de mond, irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen en kan na verslikken longschade veroorzaken. Het middel is zeer vergiftig voor in het water levende organismen (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken).
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.
– Spuitnevel niet inademen.
– Bij ontoereikende ventilatie een geschikte adembescherming dragen.
– Deze stof en de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart.
– Bij inslikken niet het braken opwekken, direct een arts raadplegen en de verpakking of het etiket tonen.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Het middel kenmerkt zich door een goede contactwerking en dampwerking. Het middel dringt diep in het plantenweefsel door. De nawerking van het middel is kort. Het effect van het middel wordt sterk beïnvloed door de temperatuur. Bij voorkeur niet beneden 20ºC behandelen. Het middel is ook geschikt voor de bestrijding van mijten, bijvoorbeeld bij plantgoed. De kiemkracht van het plantgoed wordt niet beïnvloed door het middel.
Als plantgoedbehandeling (schubben) ten behoeve van de teelt van lelie, ter bestrijding van bollenmijt (Rhizoglyphus robini).
De schubben, kort na de oogst en vóór het in bewaring brengen, dompelen in een oplossing van het middel. Na het dompelen de schubben opslaan bij een temperatuur van 10 tot 23 graden (of hoger) en gedurende 48 uur geen lucht verversen ter bevordering van de dampwerking. Zorg er voor dat de cel steeds goed volgestapeld is. Is dit niet mogelijk, dan de behandelde schubben afdekken met plastic.
Dosering: 0,5% (0,5 liter middel per 100 liter water).
In de gebruiksaanwijzing is voor de toepassingen voor bloembollen- en knollenplantgoed steeds uitgegaan van een standaardontsmettingswijze, waarbij gestreefd dient te worden naar minimale restanten door opgebruik. Voor de toegestane wijze van verwerken van restanten ontsmettingsvloeistof wordt verwezen naar de ‘Beschikking verwijdering dompelvloeistof bloembollen en -knollen’.
II.K. Knelpunt Bloeiende potplanten en orchideeën – wol- en schildluizen
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Actellic 50
Gehalte werkzame stof: 500 g/l pirimifos-methyl
Toelatingsnummer: 6469 N
Toelatingshouder: Syngenta Crop Protection B.V.
Knelpunt: Bloeiende potplanten en orchideeën tegen wol- en schildluizen
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als insectenbestrijdingsmiddel zonder dat er bij de toepassing mensen in de kas aanwezig zijn vanaf 1 januari tot en met 31 december 2006 als gewasbehandeling in de bedekte teelten van orchideeën en bloeiende potplanten, met maximaal 2 toepassingen per teelt of teeltseizoen én alléén in de vegetatieve fase van de planten, met dien verstande dat het middel niet toegepast mag worden in kassen waarvan het condenswater in het oppervlaktewater terecht kan komen.
Na afloop van de behandeling dienen de luchtramen minimaal 4 uur gesloten te blijven, vervolgens minimaal 12 uur afluchten voordat de betreffende ruimte betreden mag worden.
Het middel is gevaarlijk voor bijen. Om de bijen te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen. Gebruik dit product niet op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid.
Hetzelfde geldt voor hommels.
Het middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling.
Dit middel is ontvlambaar, schadelijk bij inademing en opname door de mond en irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen en kan na verslikken longschade veroorzaken. Het middel is zeer vergiftig voor in het water levende organismen (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken).
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Draag geschikte beschermende kleding en handschoenen.
– Spuitnevel niet inademen.
– Bij ontoereikende ventilatie een geschikte adembescherming dragen.
– Deze stof en de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart.
– Bij inslikken niet het braken opwekken, direct een arts raadplegen en de verpakking of het etiket tonen.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Het middel kenmerkt zich door een goede contactwerking en dampwerking. Het middel dringt diep in het plantenweefsel door. De nawerking van het middel is kort. Het middel kan zowel worden verspoten als verneveld door middel van Puls- en Swingfog. Het effect van het middel wordt sterk beïnvloed door de temperatuur. Bij voorkeur niet beneden 20ºC behandelen.
In de bedekte teelt van orchideeën en bloeiende potplanten, ter bestrijding van wolluis (Pseudococcidae) en schildluis (o.a. Aspidiotus nerii). Alléén toepassen in de vegetatieve fase van de planten.
Zodra aantasting wordt waargenomen een gewasbehandeling uitvoeren. Zonodig de behandeling maximaal 1 maal herhalen met een interval van 10–14 dagen.
Dosering: 0,2% (200 ml middel per 100 liter water).
N.B. Veiligheid voor het gewas: op een groot aantal soorten en variëteiten (ook potplanten) is het middel toegepast zonder dat beschadiging van het gewas optrad, met uitzondering van een aantal gevallen in de teelt van rozen, Gerbera, Euphorbia (syn. Poinsettia, kerstster) en Adiantum (venushaar). Bij twijfel over fytotoxiciteit wordt aangeraden een proefbespuiting uit te voeren.
Gewasbeschermingsmiddel:
Merknaam: Boxer
Gehalte werkzame stof: 800 g/l prosulfocarb
Toelatingsnummer: 10701 N
Toelatingshouder: Syngenta Crop Protection BV
Knelpunt: karwij–onkruid
Toegestaan is uitsluitend het gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel met maximaal 1 toepassing per teelt of teeltseizoen in de teelt van karwij vanaf publicatie in de Staatscourant tot en met april 2006.
Dit middel is irriterend voor de huid en kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid.
Het volgende moet daarom in acht worden genomen:
– Draag geschikte beschermende kleding en handschoenen.
– Tijdens de bespuiting een geschikte ademhalingsbescherming dragen.
– Deze stof en de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren.
– Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidsgegevenskaart
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen.
Veiligheidstermijn:
De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan 90 dagen voor karwij.
Boxer is een bodemherbicide met een breed werkingsspectrum. Onder ideale omstandigheden worden de volgende onkruiden goed bestreden: éénjarige grassen zoals duist, windhalm en straatgras en tweezaadlobbige onkruiden zoals kleefkruid, muur, ereprijssoorten, paarse dovenetel, hoenderbeet, muur, zwarte nachtschade (ook triazine-resistente), knopkruid, klein kruiskruid, herderstasje, vergeetmijniet, echte kamille en hennepnetel.
Melganzevoet, stippelganzevoet, uitstaande melde, éénjarige melkdistel en veelknopigen zoals perzikkruid, varkensgras, zwaluwtong, knopige en viltige duizendknoop zijn minder gevoelig hetgeen vooral onder droge omstandigheden tot tegenvallende resultaten leidt. Akkerviool, bingelkruid en hanepoot zijn ongevoelig. Voor bestrijding van deze onkruiden wordt een tankmengsel aanbevolen.
Door de beperkte werkingsduur van het middel moet rekening worden gehouden met nakieming van bijvoorbeeld duist en kamille na de toepassing.
Vochtige, bezakte grond tijdens de toepassing is ideaal voor een goede werking. Onkruiden zijn het gevoeligste in het stadium kort voor opkomst. Neerslag in de periode kort na de toepassing bevordert de bodemwerking van het middel.
Waterhoeveelheid: 200–400 liter per hectare.
In de teelt van karwij, ter bestrijding van breedbladige onkruiden
Boxer na opkomst of na het uitlopen van het gewas toepassen.
Dosering: 4 liter Boxer per hectare
Deel III. Administratieve voorschriften, bedoeld In Artikel 5, tweede lid
1. Fabrikanten, importeurs en handelaren houden in een daartoe bestemd register met betrekking tot de door hen in voorraad gehouden, ontvangen of afgeleverde hoeveelheden van de in deel I van deze bijlage vermelde gewasbeschermingsmiddelen op overzichtelijke wijze en naar waarheid de volgende gegevens bij:
a. de naam, zoals die op de verpakking is vermeld, en het nummer van het middel, zoals voor dat middel aangegeven in deel I van deze bijlage;
b. de voorraad op de datum waarop dit besluit in werking treedt;
c. de geleverde hoeveelheid per levering, met vermelding van de datum van de levering;
d. de afgenomen hoeveelheid voorraad, niet zijnde de geleverde hoeveelheid, met vermelding van de datum waarop die afname heeft plaatsgevonden;
e. de van leveranciers ontvangen hoeveelheid per aflevering, met vermelding van de datum waarop de aflevering heeft plaatsgevonden;
f. de toegenomen hoeveelheid voorraad, met vermelding van de datum waarop de toename heeft plaatsgevonden;
g. de naam, het adres en de woonplaats van de leverancier, onderscheidenlijk afnemer, van het gewasbeschermingsmiddel;
h. de voorraad op de datum met ingang waarvan dit besluit vervalt.
2. De in punt 1 bedoelde gegevens, met uitzondering van de in punt 1, onder b, bedoelde gegevens, worden in het register opgenomen binnen 3 dagen nadat de voorraadmutatie heeft plaatsgevonden of het gewasbeschermingsmiddel is ontvangen of geleverd. Het in punt 1, onder b, bedoelde gegeven wordt binnen één maand na de aldaar aangegeven datum in het register opgenomen.
3. De betrokken fabrikanten, importeurs en handelaren bewaren alle desbetreffende aantekeningen en bescheiden, waaronder mede begrepen nota’s, brieven en andere bewijsstukken, boeken, registers of andere hulpmiddelen waarin die gegevens zijn vastgelegd, op overzichtelijke wijze gedurende zeven kalenderjaren gerekend vanaf het tijdstip van hun opstelling of verkrijging.
4. De betrokken fabrikanten, importeurs en handelaren die tevens toelatinghouders zijn, verstrekken aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit binnen drie maanden na afloop van de periode van vrijstelling van een gewasbeschermingsmiddel door middel van het formulier dat is vastgesteld in de bijlage bij de Regeling administratievoorschriften gewasbeschermingsmiddelen 2001:
a. per geleverd gewasbeschermingsmiddel dat voor gebruik in Nederland bestemd is, de naam, het toelatingsnummer en de geleverde hoeveelheid in kilogrammen of liters;
b. per hoeveelheid geleverd gewasbeschermingsmiddel, de hoeveelheid werkzame stof, gespecificeerd naar werkzame stof in kilogrammen.
5. Het in punt 4 bepaalde is niet van toepassing op fabrikanten, importeurs en handelaren indien binnen de gestelde termijn de gegevens over de door hen afgeleverde hoeveelheid werkzame stoffen, gespecificeerd naar werkzame stof, door de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie, Nefyto, onderscheidenlijk de vereniging Agrodis aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden verstrekt.
Artikel 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (hierna: de wet) is een uitwerking van artikel 8, tweede lid, van de Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van de Europese Unie van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230) (hierna: de richtlijn). Op grond van artikel 16aa van de wet kan vrijstelling worden verkregen voor de toepassing van een gewasbeschermingsmiddel dat niet is toegelaten.
Aanleiding voor het onderhavige besluit
Plantum NL, LTO-Nederland en de Nederlandse Fruittelers Organisatie hebben 12 aanvragen ingediend tot vrijstelling op grond van artikel 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (hierna: de wet) voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen voor andere teelten dan waarvoor deze zijn toegelaten. Op grond van artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gehouden binnen een redelijke termijn op voornoemde aanvragen te beslissen.
Algemene werkwijze voor vrijstellingen op grond van artikel 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962
LTO-Nederland heeft in 2004 gesignaleerd dat naar haar opvatting in een 200-tal mogelijke combinaties van plagen of ziektes in een teelt geen bestrijdingsmiddel voor handen is (potentiële knelpunten). Vervolgens is ten behoeve van besluitvorming over deze knelpunten aan de Plantenziektenkundige Dienst advies gevraagd. Zij heeft in haar advies van 22 november 2004 geconcludeerd dat slechts 113 knelpunten voor een eventuele vrijstelling in aanmerking komen. Bij dit advies zijn de beginselen van geïntegreerde teelt uitgangspunt geweest.
Het advies van de Plantenziektenkundige Dienst van 22 november 2004 is de basis voor adviezen van TNO en NOTOX, onder coördinatie van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (hierna: het College). Zij adviseren bij iedere aanvraag over de vraag of de voor het knelpunt beoogde gewasbeschermingsmiddelen voldoen aan eisen inzake arbeidsbescherming, volksgezondheid en milieu. Voor de vrijstellingen gewasbeschermingsmiddelen 2006 zijn deze adviezen door het College nader bezien. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een vrijstelling in de weg staan.
Vervolgens heeft de Plantenziektenkundige Dienst op basis van de concrete aanvraag beoordeeld of het beoogde gewasbeschermingsmiddel, gelet op de voorliggende adviezen en de aanvraag, het gestelde probleem op een aanvaardbare manier ondervangt. Indien het beoogde gewasbeschermingsmiddel niet, slechts marginaal of op een onaanvaardbare wijze het gestelde probleem ondervangt, kan geen vrijstelling worden verleend.
Opbouw van het onderhavige besluit
Dit besluit bestaat uit een aantal artikelen en drie bijlagen. In artikelen een tot en met vijf is vrijstelling van verboden van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 geregeld.
In artikel 6 is voorzien in een afstemmingsbepaling tussen besluiten van het College inzake de toelating van een gewasbeschermingsmiddel en de onderhavige vrijstellingen. Deze bepaling is met name van belang wanneer voornoemd college de toelating uitbreid op verzoek van organisaties die op het gebied van de landbouw actief zijn, de zogenoemde derdenuitbreiding (artikel 5, zesde lid, van de wet).
Met het bepaalde in artikel 7 is geregeld dat de vrijstelling is afgestemd op besluiten inzake werkzame stoffen op communautair niveau.
In de bijlagen I en II staat vermeld welke gewasbeschermingsmiddelen voor welk knelpunt zijn vrijgesteld.
Bijlage I betreft gewasbeschermingsmiddelen, gebaseerd op een werkzame stof die reeds vóór 26 juli 1993 in een lidstaat van de Europese Unie werd afgeleverd maar in Nederland thans geen toelating heeft.
Bijlage II betreft gewasbeschermingsmiddelen, gebaseerd op een werkzame stof die reeds vóór 26 juli 1993 in een lidstaat van de Europese Unie werd afgeleverd en thans een toelating in Nederland heeft, maar niet voor de toepassing zoals deze in de vrijstelling is opgenomen. Bijlage III betreft voorschriften voor de industrie en handel om te kunnen monitoren en handhaven dat slechts een beperkte hoeveelheid van een toelating vrijgestelde gewasbeschermingsmiddelen aan gebruikers worden geleverd voor die bij de vrijstelling bedoelde knelpunten.
De bijlagen I en II worden in de loop van 2006 aangevuld met nieuwe vrijstellingen waarvoor een aanvraag is of zal worden ingediend. Deze werkwijze bevordert de inzichtelijkheid van de beschikbare vrijstellingen via elektronische databanken zoals www.overheid.nl en www.wetten.nl.
Toetsing van de 12 ingediende aanvragen aan artikel 16aa van de wet
Ten aanzien van de onderliggende aanvragen geldt dat de werkzame stof van de betrokken gewasbeschermingsmiddelen vóór 26 juli 1993 op de Europese markt is gekomen en is opgenomen in een werkprogramma van de Commissie der Europese Gemeenschappen voor onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de richtlijn. Over de betrokken werkzame stoffen is nog geen communautair besluit genomen. Hiermee wordt derhalve voldaan aan het bepaalde in artikel 16aa, eerste lid, onderdelen a, b, en c van de wet.
Uit het advies van de Plantenziektenkundige Dienst van 22 november 2004 blijkt dat er sprake is van knelpunten in de bestrijding van een ziekte of plaag die niet volgens de methodiek van geïntegreerde teelt bestreden kunnen worden. Daarmee is aangetoond dat het belang van de landbouw de inzet van een gewasbeschermingsmiddel dringend vereist als bedoeld in het eerste lid, aanhef, van artikel 16aa van de wet. Bovendien blijkt uit de adviezen van TNO en NOTOX, gecoördineerd door het College, dat toepassing van de betrokken gewasbeschermingsmiddelen onder te stellen voorschriften geen onaanvaardbare gevolgen voor arbeidsveiligheid, volksgezondheid of milieu hebben.
Er zijn gelet op het bepaalde in artikel 16aa van de wet dan ook geen beletselen voor de betrokken gewasbeschermingsmiddelen vrijstelling te verlenen van de verboden genoemd in de artikelen 2 en 10 van de wet ten behoeve van de bestrijding van een in de aanvraag genoemde ziekte of plaag in de daarbij genoemde teelt voor een in de vrijstelling genoemde periode. De bij de vrijstellingen gestelde voorschriften zijn in vergelijking met de vrijstellingen in het jaar 2005 aangepast aan de thans geldende eisen op grond van Bijlage V van de richtlijn nr. 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
Het onderhavige besluit is vanwege de voorbereidingen op het nieuwe teeltseizoen op grond van het bepaalde in artikel 4:11, onderdelen a, van de Algemene wet bestuursrecht niet voorgelegd aan belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen hebben tegen het onderhavige besluit, te weten de Stichting Zuid-Hollandse Milieufederatie en de Stichting Natuur en Milieu.
In verband met het bepaalde in artikel 4:11, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht is van belang dat de Stichting Zuid-Hollandse Milieufederatie herhaaldelijk heeft aangegeven dat het geven van vrijstelling tot onaanvaardbare schade leidt en in strijd is met artikel 8, tweede lid en derde lid, van richtlijn nr. 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
Het College van beroep voor het bedrijfsleven heeft in haar uitspraak 22 maart 2005, onder nummer AWB 04876, 32010, uitgesproken dat de inzake de bij die uitspraak betrokken vrijstellingen ‘niet staande kan worden gehouden dat de verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat deze risico’s tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht, omdat de betreffende gewasbeschermingsmiddelen slechts gedurende korte tijd en op kleine schaal (in een kleine teelt en in een bepaalde dosering) mogen worden toegepast. Bovendien zijn, waar mogelijk, risicoreducerende maatregelen voorgeschreven’. Inzake de door de Stichting Zuid-Hollandse Milieufederatie naar voren gebrachte vermeende strijd tussen artikel 16aa van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel 8, tweede en derde lid, van richtlijn nr. 91/414/EEG heeft het College van beroep voor het bedrijfsleven in vernoemde uitspraak vervolgens prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van de Europese Gemeenschappen. Op grond van recente jurisprudentie van voornoemd Hof (Zaak C-316/04, uitspraak van 10 november 2005) is de verwachting dat het Hof tot een uitspraak zal komen waaruit blijkt dat de vrijstellingen niet in strijd zijn met artikel 8, tweede en derde lid van voornoemde richtlijn. Voorts blijkt uit de advisering van TNO en NOTOX voor de bij de in dit besluit betrokken vrijstellingen dat er geen sprake is van onaanvaardbare schade voor volksgezondheid, arbeidsbescherming of het milieu. Er hebben zich dan ook in overeenstemming met artikel 4:11, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht sinds het besluit tot verlenen van vrijstellingen voor het jaar 2005 geen nieuwe feiten of omstandigheden voorgedaan die aanleiding zijn tot het in de gelegenheid stellen om een zienswijze naar voren te brengen.
Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de in artikel 7 bedoelde datum, tegen dit besluit of een onderdeel daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.
De stukken, die ten grondslag liggen aan dit besluit, liggen ter inzage bij de Centrale Bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Bezuidenhoutseweg 73, 2594 AC, Den Haag en de Plantenziektenkundige Dienst, Geertjesweg 15, 6706 EA Wageningen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
voor deze:
de Directeur-Generaal,
R.M. Bergkamp
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-246-p24-SC72840.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.