Wijziging Regeling visvergunning
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3684, houdende wijziging van de Regeling visvergunning
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
Artikel I
Artikel 3 van de Regeling visvergunning1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De minister kan de visvergunning voor een bepaalde periode schorsen of intrekken indien naar het oordeel van de minister:
a. met het vissersvaartuig de visserij kennelijk is uitgeoefend in strijd met artikel 5 van deze regeling, met de artikelen 2 tot en met 4 en 10 tot met 10b van de Regeling technische maatregelen 2000 of met de artikelen 2 tot en met 4 van de Regeling contingentering zeevis;
b. de ondernemer van een vissersvaartuig ten aanzien van wie een visvergunning is verleend, of diens gemachtigde, niet voldoet aan de voorschriften gesteld in de visvergunning.
2. In het vijfde lid wordt de zinsnede ‘nogmaals hetzelfde artikel genoemd in het derde lid wordt overtreden’ vervangen door: wederom hetzelfde artikel genoemd in onderdeel a van het derde lid wordt overtreden of de ondernemer of diens gemachtigde wederom niet voldoet aan de voorschriften gesteld in de visvergunning.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 12 december 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.
Toelichting
Gelet op de kaders in de EU-wetgeving is het van groot belang dat de kernbepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid goed worden nageleefd. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de regels over het maximaal toegestane motorvermogen en regels over te gebruiken vistuigen, de zogenaamde netvoorzieningen. Met de wijzigingen van de Regeling visvergunning van 29 december 2004, Stcrt. 253, en van 10 juni 2005, Stcrt. 112, is het systeem van bestuurlijke handhaving verder toegespitst op deze bepalingen en versterkt. Bij overtreding van bepalingen over motorvermogen, netvoorzieningen en contingenten bestaat de bevoegdheid de visvergunning te schorsen of in te trekken voor een periode van minimaal 3 tot 8 weken. Bij recidive wordt de periode vastgesteld op 6 tot 16 weken. Gelet op de praktijkervaringen is thans een verdere versterking van de bestuurlijke handhaving doorgevoerd. De onderhavige wijziging van de Regeling maakt het mogelijk om ook bij een kennelijke overtreding van de in artikel 3, derde lid, genoemde artikelen de visvergunning te schorsen of in te trekken. Deze bevoegdheid is opgenomen met het oog op de situaties waar het samenstel van feiten en omstandigheden in redelijkheid niet tot een andere conclusie kunnen leiden dan dat er een overtreding van de desbetreffende kernbepaling heeft plaatsgevonden. Dit zal zich bijvoorbeeld voor kunnen doen bij bepaalde situaties van verboden gebruik van een binnenkuil als netvoorziening. Ook in het rapport van de Stuurgroep Nijpels is geconstateerd dat de naleving van de regels over netvoorzieningen verscherpte aandacht behoeft. Vooruitlopend op private inspanningen van de sector ter verbetering van de naleving, wordt met deze wijziging van de regeling de armslag van de publiekrechtelijke handhaving vergroot.
Voorts is een bepaling opgenomen waarmee zeker wordt gesteld dat moet worden voldaan aan de voorschriften opgenomen in de visvergunning. Bij niet naleving van de voorschriften kan thans eveneens de visvergunning worden ingetrokken of geschorst. Het gaat bijvoorbeeld om het voorschrift dat de ondernemer van een vissersvaartuig ten aanzien van wie een visvergunning is verleend, of diens gemachtigde, zijn medewerking verleent aan controles. Indien een ondernemer de controle onmogelijk maakt, zal deze ernstige situatie reden kunnen zijn om de visvergunning in te trekken. Uit de dwingende Europese kaders volgt immers dat het oogmerk van de visvergunning onder meer is om controle mogelijk te maken van de identificatie, de technische kenmerken en de uitrusting van het vaartuig.
Deze instrumenten zullen worden toegepast met inachtneming van alle zorgvuldigheid en met inachtneming van de overige algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De uitbreiding van de bestuursrechtelijke handhaving laat de mogelijkheden voor strafrechtelijke handhaving onverlet.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman